Het Atelier du Lys, BIJVOEGSEL MIDDELBURGSCHE COURANT Middelburg, 30 October. Gemeenteraad van Middelburg. Gemeenteraad van Zierikzee. X VAN DE VAN Maandag 1 November 1880. N° 258. Men schrijft ons uit Den Haag: Een welkome afleiding te midden van de moord- bespiegelingen, welke ons in de jongste weken bezig hielden, boden de voortdurende opera-standjes. Duis tere dingen neemt men op dat tooneel waar. Reserve- korpsen van onbekende abonné's verschijnen op stemmingsdagen en verdwijnen daarna weer in het niet. Zangeressen debuteeren, vallen, en als ze weg zijn, begint men zich af te vragen of ze wel zoo slecht waren. Hopen we dat le mieux est Vennemi du Hen bier niet van toepassing zal zijn. Zooveel is zeker, dat ons operagezelschap zelfs nu nog niet kom pleet is. Toch zouden de voorstellingen reeds genotvol zijn, ware het niet dat de droevige ventilatie van het gebouw een zwarte schaduw op bet kunstge not werpt. Reeds na de le acte drukt de lucht als lood en hoe de toeschouwers het in de boven- loges uithouden, is een physiologisch raadsel. Nu heeft men te 's Hage eigenaardige begrippen over versche lucht. Dat uit sommige, neen, uit alle grachten, bouffées opstijgen, die den wandelaar zijn tred doen ver haasten, vindt men zoo erg niet. Ja, aan die grachten wonen bij voorkeur ingezetenen, die bij Rimmel een half uur besluiteloos staan voor de keuze van een pomade, of het bouquet eener odeur Professor Nageli beweert dat kwalijk riekende miasmen niet schadelijk schijnen te zijn; bier heb ik echter hooren betuigen dat „zoo'n beetje stank wel gezond is!" Eenige tijd geleden bezocht ik op de Ammunitie- havea alhier een honden-asyl, en ik verklaar dat de lucht ia de stallen veel zuiverder en aangena mer was dan in do meeste publieke lokalen, waar onze fine fleur geregeld eenige uren van den avond zoek brengt. Een honden-asyl! Wel zijn de tijden veranderd. Hooren wij eens hoe de heer Picardt, in leven predikant te Koevorden, in het midden der 17fi eeuw, over zijn medemenschen dacht „dese menschen (negers) sijn alzoo genaturali- seert, soo wanneer sij in vrij heit gestelt of lief tallig gekoestert worden, soo en willen sij niet deugen en weten haer selfs niet te gou- verneeren: maar bijaldien men gedurig met rottingen in hare lenden woont, en dat men deselvige 't elckers sonder genade bas- tonneert, soo heeft men goede diensten van deselve te verwachten." Nu worden de honden lieftallig gekoesterd! En dat terwijl de heer Heydenrijck, in zijne straf rechts-rede, beweerde dat wezens zonder ziel, geen rechten hebben. De heer Heydenrijck heeft vermoedelijk wel een ziel en dus rechten, b. v. b. op de peer van zijnen disch, die hij zich door noeste vlijt verworven heeft. Neem ik haar, dan heeft hij het recht mij in de gevangenis te doen werpen of in hechtenis Feenstra, De negerslaven in de kolonie Suriname hl. 379. FEUILLETON «1 DOOK de selirijfster van M»e More. TWEEDE DEEL. HOOFDSTUK V. „ZOU IK U NIET KENNEN?" Mr. De Lys was altijd zeer moeielijk te bewe gen om zijn atelier te verlatenbij maakte zicb zelfs diets dat bij een menschenhater en een wijs geer was en zon steeds op middelen om het vele goede, dat hij aeed, te verbergen voor de nieuws gierige blikken zijner vrienden. Het bezoek van Edmée bad herinneringen bij hem opgewekt, die jaren gesluimerd hadden en terwijl hij zijne pri mula's schilderde dwaalden zijne gedachten naar het kasteel De St Aignan, waarvan de gastheer met zooveel kennis van zaken over Hollandsche en ItaliaanEche kunst wist te spreken en hem gaarne als kenner en begunstiger nitnoodigde om af en toe een week op zijne goederen door te brengen en de zeldzame bloemen in zijne plantenkassen te schilderen. Dit alles kwam hem te doen nemen. Hij snijdt baar echter open, en bemerkt dat een worm hem vóór geweest is, en de peer opgepeuzeld heeft. „Die ziellooze worm had geen recht op die peer," zegt de heer Hey denrijck en hij werpt haar in den haard. Eenmaal zullen we merken, op deze of derge lijke manier, dat we niet eens recht hebben op de kiezen en tanden in onzen eigen, welbespraak- ten mond. Hoe eeuwig jammer dat in den gansehen bijbel nauwelijks ésn zinsnede voorkomt, waarin het lot der dieren den geloovigen wordt aanbevolen (.Spreuken 12 v. 10 kan als zoodanig niet gelden). Zoo'n paar teksten, as this world now goes, waren meer waard dan tien maatschappijen van dieren bescherming. Niet geheel zonder aandoening hoorde ik onlangs van een bejaarde dame hier ter stede, die haar eenige jaren geleden gestorven en in haar tuin begraven hondje, ieder jaar opgraaft, het kistje opent en na de beenderen gezuiverd en gewasschen te hebben, de overblijfselen der lie veling weder aan de aarde toevertrouwt en het graf met frissche bloemen siert. Een geestige schrijver uit de hoofdstad moge vrij spotten met die andere dame, die op de Botermarkt na eenig loven en bieden een kool met vinken koopt, om ze daarna de vrijheid te hergeven. De straatjongens noemden haar „niet recht snik," maar ik vind haar zeer beminnelijk. De Hindoe's, als hun iets heugelijks is bejegend, gaan desgelijks naar de vogelmarkt en doen het zelfde. Maar dat zijn heidenen Intnsseben zijn onze wintervermakelijkheden begonnen en die er wat hoofdpijn of Katzenjammer voor over heeft, kan iederen avond hooren ziDgen, komediespelen, oi goochelen. Dr. Ten Brink heeft waardig de veelbelovende reeks lezingen in Oefe ning kweekt Kennis geopend, met eene voordracht over een niet juist nieuw, maar toch nog belang wekkend onderwerp, den dichter Byron. De IJsclub gaf al teekenen van leven en men kijft reeds hoe de nog niet gevallen sneenw op te mimen. Ook de permanente commissie van werkverschaffing kan zich vaardig maken. De arbeiders hebben dezen zomer duchtig Maandag gehouden I De tolquaestie was aan de orde, zoowel in den gemeenteraad, als bij de lieve jeugd. De f 20,000 van den Scheveniogschen tol blijven behouden en lustig gaat men aan 't restaureeren van 't stad huis, waarop Den Haag een onbetwistbaar recht heeit, maar dat ongelukkig om gaat vallen. Intusschen is Seheveningen veriaten. De noor denwind kleurt het „bosch" geel en rood en hnilt door de takken. De bladeren vallen buitelend neder of worden ritselend voortgezweept over de verlaten paden. Soms is 't doodstil en de natnur als ingedom meld. Maar als loopt een konde rilling haar door de leden, zien we eenige kruinen, ja, éen tak, heftig door een windvlaag bewogen, 't Zijn de lonely blasts van Ossian's wouden. „Niets is bestendig als de onbestendigheid." Lente, zomer, herfst en winter volgen elkaar als de morgen, middag, avond en naeht; als de jengd, de volwassen leeftij d, deonderdom en de dood In de lente ontwaakten we met de natnnr. We wilden beminnen als de vogels, dwepen en droo- men als de bloemen in het mos, maar vonden we de Elvire, de Galathée? We wilden nitloopen in het groene veld, ver van de stad. Zie, de zon schijnt lustig en het jonge groen verbreekt de willige kluisters 1 Maar 't is heden werkdag. De plicht bindt ons aan 't kantoor, binnen de vier wanden. De chef oi patroon dekt het spaarzaam gehaarde hoofd met zijn calotje en trekt voor het hermetisch gesloten venster tevreden aan zijn sigaar. Maar de verloftijd breekt aan. Nn gaan we nn weer voor den geest. „Welk oen veran dering 1" dacht hij, „het is gelukkig dat zij ge storven is, ofschoon ik het mij niet kan voor stellen, zij zag er zoo bevallig uit, in haar caehemiren shawl en zjj had altijd iets aange naams te zeggen Ik zie haar nog op den arm van haar zoon geleund of met haar petekind aan de hand, die kleine Edmée, ongetwijfeld had ik om harentwil dien naam voor mijn dochter gekozen, ofschoon ik wel wist dat ik nooit een kind zou bezitten Een dochter Vreemd, dat die Edmée mij hier heeit weten te vinden. Ik herinner mij nn heel goed dat de gravin mij zei dat zij zooveel aanieg had. Wat waren er mooie bloemen in die serresdie zijn nu zeker allemaal dood. Die verwensehte revolutie Eensklaps hield hij op, daar hij merkte dat hij overluid gedacht hadmaar gelukkig hadden alleen de naakte wanden hem gehoord. Hij werkte nog langen tijd ijverig voort, zonder zelfs tegen Balmat te spreken, die een paar maal naar de kachel kwam zien en die brandde van verlangen om te weten hoe Edmée daar gekomen was. Eerst toen hij niet meer zien kon legde hij penseel en palet neder en zei bij zichzelf„Ach 't is waar, dat arme kind Ik moet haar toch gaan op zoeken. Die witte lelie, zij ziet er nit, alsof zij in de schaduw is opgegroeid. Maar wat ben ik toch een oude stoffelik heb niet eens een bewijs gevraagd dat zij schilderen kan en reeds half be loofd haar tot leerling te nemen. Wie weet of zij eenig begrip van kunst heeft Ik heb ook niet reizen, te voet, per boot, per trein 1 Hoe peper duur zijn de logementen en spoorwegbiljeten 1 hoe hol klinkt spoedig de beurs. We zien de vogels paren, nesten bouwen, jongen kweeken; de boomen en planten ontluiken, zich tooien met bloemen in 't volle genot van hnn beseheiden bestaan, de vruchten in omvang toe nemen, rijpen. Alles in de natuur dringt, streeft, verlangt naar een bereikbaar ideaal, om, het be reikt hebbende, rustig en gelaten in te slapen of testerven. Wij, menschen, streven en wenschen, en blij ven streven en wenscheDsterven ook zeer gewis; maar bereiken ons ideaal niet, dat dan ook gewoonlijk niet zoo eenvoudig is als dat van dier en plant. In dat alles leert men langzamerhand, het erkennende, berusten. Zitting van Vrijdag 24 October. Voorzitter mr. Pické. Afwezig mr. Van Eekelen, uitstedig. Na de mededeeling dat van ged. staten bericht ontvangen is van de goedkeuring van verschil lende raadsbesluiten, geeft de voorzitter kennis dat door hetzelfde college bezwaar is gemaakt tegen de goedkeuring van de verordeningen in zake het lager onderwijs De bezwaren ziju in hoofdzaak, dat tusschen de verordeningen de noodige overeenstemming ont breekt en voornamelijk ook de opheffing van de meisjesschool van mej. Achilles, welke school als nog bestaande moet beschouwd worden, aaugezien naar de meening van gedeputeerde staten eerst later een besluit tot opheffing kan gsnomen en goedgekeurd worden. Te dezer zake zullen burg.-en weth. nadere voorstellen aan den raad doen, terwijl zij, hoewel de quaestie omtrent de opheffing der school van mej. Achilles nog hangende is, geen bezwaar maken straks over te gaan tot de behandeling der begrooting, vermits het cijfer der traktemen ten niet zal veranderen. Nog deelt de voorzitter mede dat burg. en weth. hem hebben aangewezen als lid en voorzitter der gascom missie. Al deze mededeelingen worden voor kennisge ving aangenomen. Een adres van P. de Pagter, daarbij verzoe kende een stuk gemeentegrond buiten de voor malige Dampoort in eigendom te bekomen, ten einde daarop twee woningen te bouwen, wordt gesteld in kaüden van burg. en weth. om advies. Van W. van de Putte is ingekomen een ver zoek om eenige nabij zijne kweekerij staande boomen te doen rooien en eenige kastanjeboomen. te doen snoeien, omdat die hem in zijnen handel bemoeilijken en benadeelen. Op voorstel van burg. en weth. wordt besloten dit adres naar hun college te renvooieeren om daarop te letten bij eventueelen verkoop van boomen. Alsnu geschiedt voorlezing van een adres van J. J. Brandt en andere bewoners van de fleeren- gracht, waarbij zij dringend verzoeken maatrege len te nemen tegen den daaruit voortkomenden stank. De voorzitter stelt voor het verzoek te stellen in handen van burg. en weth. en de commissie van fabricage, 0111 daarover advies uit te brengen. De heer Van Berlekom acht, vooral met het oog op de te sluiten geldleening, thans het oogenblik gekomen omde zaak van de Heerengraoht ter hand te nemen. De gracht stinkt en blijft stinken, niettegenstaande al hetgeen daartegen reeds is gedaan. Hoofdzakelijk moet dit, volgens spreker, toegeschreven worden aan het zich ontwikkelende zwavel waterstofgas, dat in verdunden toestand hoogst onaangenaam riekt en metaal en verf aan tast, doch geen ziekte veroorzaakt. Dit is echter wel het geval met andere zich in de gracht ver zamelende faecaiien, waardoor somtijds cholera en typhus hun oorsprong en verbreiding vinden. Nu kan de smetstof post vatten en eerst over jaren zich openbaren; doch wat over honderd jaren het geval zijn kan, is ook dit jaar mogelijk. En geldt dit voor de Heerengracht, nog veel sterker is dit het geval met het slootje achter bet Ziekenhuis, waar de faecalien somtijds biootliggen en zeker bronnen van besmetting zijn. Spreker acht daarom, met het oog op de open bare gezondheid, verbetering van den afvoer van vuil in deze gemeente dringend noodzakelijk en wenscht op breeden grondslag verwijdering van alle faecalien, zoodanig dat zij geen gevaar voor de gevraagd wat haar man is, in alle geval een dwaas als hij zich heelt laten doodschieten, terwijl hij haar tot vrouw hadmaar men kan er tegen woordig niet veel aan doen. Laat ik die straat die zij mij opgegeven heeft, maar eens gaan op zoeken." Zooira Edmée thuis was gekomen, was zij met haar verhaal begonnen „O tantelief, hebt gij u niet ongerust gemaakt Ik wist niet dat het al zoo laat wasik heb hem zien werken en al kwam ik er nooit meer terug, toch is die les reeds onbetaalbaar, maar ik heb alle hoop dat hij mij als leerling aanneemt! Als gij eens wist tot welk een volmaaktheid hij het ge bracht heeit: de bloemen leven op zijn doek!" „Heeft hij gezegd dat hij u aannam?" „Ik weet het niet, hij, wat zegt gij daaryan hij drong erop aan om eerst hier te komen en met u te spreken." „O, dat hadden wij kunnen voorzien, dat is heel natuurlijk, maar het doet er eigenlijk niet veel toe; wij kunnen dien ouden man zeker wel vertrouwen, hij heeft veel teaangename herinnerin gen aan mijne familie om ons te verraden. En bui tendien is er thans zoo veel minder gevaar." „Ja, het is waar, men komt niet alle dagen karren met veroordeelden tegen, Robespierre is sedert zeven maanden dood, maar wreedheid en gevaar is er nog overal. Onze arme kleine ko ning!" zei Edmée met tranen in de oogen. MUe De St Aignan schudde meewarig het hoofd en Edmée vervolgde gezondheid opleveren) en invoering van het ton nenstelsel waar het spoelstelsel niet kan- worden toegepast. Spreker erkent dat dit veel geld zal kosten, doch die uitgaaf komt hem even noodzakelijk voor als het maken eener beschoeiing en de aankoop van straatklinkers. In deze gemeente worden groote sommen gevoteerd ter bevordering van handel en verbetering van het onderwijs, doch ook de openbare gezondheid is geen min dere factor voor het algemeen welzijn. De heer Van Berlekom wenscht echter heden geen besluit uit te lokken omtrent hetgeen gedaan worden moet, maar als amendement aan het voor stel van den voorzitter toe te voegen dat de ver gadering, erkennende dat de afvoer van vuil verbetering behoeft, burg. en weth. uitnoodigt daaromtrent zoo spoedig doenlijk de noodige voorstellen aan den raad te doen. De voorzitter zegt met genoegen gezien te hebben dat adressanten met betrekking tot deze zaak zich tot den raad hebben gewend. Tot dusver richtte men zich meestal tot burg. en weth. en dat college was het niet mogelijk de zaak in 't reine te brengen. Aan den anderen kant doet het hem leed dat nu eerst het voorstel gedaan wordt, ware dat vroeger geschied of was het aan burg. en weth. bekend gemaakt, dan zouden zij misschien in staat zijn geweest een voorstel te doen. Wat het amendement betreft niemand zal daartegen bezwaar hebbeD, het geeft alleen eenigen last aan burg. en weth., terwijl waarschijn lijk het einde zal zijn dat hun voorstel, met het oog op de groote kosten, niet wordt aangenomen. Bij burg. eu weth. bestaan evenwel geene beden kingen tegen het amendement. De voorzitter geeft echter zijne verwondering te kennen dat, niettegenstaande in 1876 op voorstel van den heer Van Berlekom eene commissie tot onderzoek van het tonnenstelsel is benoemd en dat bij eene vorige begrooting door den voorzitter gezegd werd dat die commissie eerstdaags zou bijeenkomen, door geen der leden eenige pressie is uitgeoefend om de zaak te behandelen. Die commissie bestaat nog en burg. en weth. zullen waarschijnlijk hare voorlichting inroepen. Eindelijk merkt de voorzitter nog op dat door verschillende personen, die zich over den toestand der Heerengracht beklagen, steeds verschillende oorzaken worden genoemd en dat de redenen door den een aangevoerd door den ander worden bestreden. Op dit oogenblik berusten bij burg. en weth. drie brieven, waarbij de redenen van den een steeds door de twee anderen worden tegenge sproken. Dc heer Van Berlekom wenscht naar aanleiding van de door den voorzitter geuite beschuldiging dat hij de koe niet vroeger bij de horens heeft gevat, op te merken dat de bedoelde commissie slechts eenmaal is bijeen geweest en toen slechts eenige voorloopige bepalingen zijn gemaakt. Er werd besloten den volgenden dag een onderzoek iu te stellen, doch dit is toen wegens regen door den voorzitter uitgesteld en steeds uitgesteld gebleven. Herhaaldelijk heelt spreker er met den toenmaligen voorzitter over gesproken maar zonder gevolg, omdat tusschen hen een principieel verschil bestond. In het vorige jaar nog heeft hij bij de behandeling van de begrooting op den toestand der Heerengracht gewezen eu voorgesteld het advies van den inspecteur van het geneeskundig staats toezicht in te winnen dewijl de denkbeelden van den voorzitter echter geheel in strijd waren met de zijne heeft dit nooit gevolg gehad. Nu een ander als voorzitter is opgetreden wenscht hij de zaak op nieuw ter tafel te brengen. 4 (Zie vervolg in de courdnt.) Vergadering van 27 October. Vervolg Behandeling der begrooting. De commissie van financien brengt haar rapport uit. Bij hare alge- meene beschouwingen wijst zij op den niet on- gunstigen toestand der gemeente-financien. Zij acht het een gelukkig verschijnsel, dat er geen prelevement op een batig saldo van rekening op de begrooting voorkomt, doch meent dat tevens moet gelet worden op de oorzaak waaraan dit te danken ia, de nitkeeriag door bet rijk van 30 pet. der kosten van het onderwijs, waardoor weder vermeerdering van uitgaven zal ontstaan. De opmerkingen, waartoe sommige artikelen aanleiding geven, zal de commissie bij de behan deling dier artikelen mededeelen. Komen alsnu in behandeling de uitgaven, welke artikelsgewijze worden vastgesteld. „En madame Royalemen moet er niet aan denken wat die arme vrouw geleden heeft, nu heeft zij alles verloren." „Laat ons niet over die diügen spreken, petitemaar liever aan onzen schilder denken. Gij moet den oogenbederver, zooals Made- Ion die lamp noemt, opsteken, en als ik dan in dien hoek ga zitten, met mijn rug naar het licht, zal hij mij niet herkennen. Ik mocht hem altijd gaarne lijden en heb er wel wat voor over; ik ben zeker dat we hem kunnen vertrouwen." „Ik schaam mij, tante, dat ik zooveel ach terdochtiger ben dan gij." „Ja, kind, gij zijt al te achterdochtig, en dat is heel verkeerd. Ik verzeker u dat het al tijd beter is de menschen te vertrouwen dan hen te wantrouwen." Edmée slaakte een zucht. Zij kon zich niet bevrijden van den invloed uit haar eerste jeugd, die zij onder voortdurende angst en vrees had doorgebracht en al die maanden, waarin zij steeds had gebeefd voor haar eigen leven en dat van Mile De St Aignan, waren niet geschikt geweest om haar kalmer te maken, evenmin als haar teleurstelling toen zij De Pel ven zoo in haar schatting had zien dalen. Zij begon stilzwijgend de kamer op te ruimen en zette koffie met eieren en een versch broodje, een groote weelde in die dagen, voor Mile De St Aignan gereed. „Maar kind, kom nu ook eten," zei Mile De St Aignan, zeer opgewekt haar stoel aanschui vende, „ik hoop dat gij even veel trek hebt als

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 5