1880. njzeres N°. 251. 123* Jaargang^ Zaterdag 23 October. Hot Atolier du Lys, [SSE. tfiddelbarg- nt Ivertentiën 1HELDE. \sr 1880. Middelburg 22 October. Straf, geen kwaad. Xlgi •burg, het schip met eeue lading ming van J. DE •oeller, erkstraat naar T, 166. IIJLPOM- artvedde /6aO. IEBWIJ- van nuttige dde 550. >1 te GROËDË. it tot 3 H'oTem- G-roede, bij wien n. 9 benoodigd, liefst •eau dezer courant. sneden de 15 jaren, wstraat* ORTDUREND ilaudsclio :len. en spoedige ver gedragen. volgens de prijs- lagbladenzonder ekening gebracht. lienat IK ROTTERDAM: it. en Nov. N BOTTERDAM: ,g 22 morg. 10,u. 10,-, 23 25 ag26 sd.27 ,g.29 30 1 ag 2 rd.4 10,-, 10,-, 10,-, 10,-, 8,-, 10,-, 10,-, U. M. 3.45. 4.15. RIJDAG. ■mid. 12. nm. 12.30 ZATER DAG. voorm. 7.30 8.— 10.30 11.— 10.20 10.80 6.5 4 45 *5.59 6.48 7.43 8.34 8.56 10.2 10.25 10.35 10.45 10.55 7.30 10.40 7.20 11.50 8.30 12 40 9.20 1.3 9.40 1.20 9.55 IHIODELBURGSCHE COURANT. Dit blad versohjjnt dagelijks; met nitzondering van Zon- en Feeetdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommere zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentlen: 20 Oent per regel! Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich enz. Dezen titel van de redevoering, met welke de tegenwoordige minister van justitie in 1864 het professoraat in de rechtsgeleerdheid aan vaardde, zon men als motto kunnen plaatsen boven ieder opstel, dat ten doel heeft' het stelsel te doen kennen, waarnaar de stralen ontworpen zijn in het wetboek, tot welksjsa- menstelling, met de heeren mrs. Francjois,,^^ Wal, De Pinto, Pols en Loke, de heer Modi derman heeft medegewerkt en tot welks Vestf dediging hij weldra geroepen zal worden, ahla Hierin, in het strafstelsel, ligt de mdék# afdoende reden om Napoleon's Code door efcif Nederlandsch wetboek te vervangen. Meif moge van dien Code, als van een overblijj^lf der vreemde overheersching, een afkeer liebjj^j hij had toch, vergeleken met vroegere wetgsj, vingen, groote verdiensten en niet daarin, dat hij van nitheemschen oorsprong is, zou. voldoende reden gevonden worden om, wanneet» hij overigens goed was, het veelomvattende weti zijner vervanging ter hand te nemen. Mêü 1 moge hem, in zijne barbaarsche, soms onver staanbare, Nederlandsche vertolking belachelijk kunnen vinden, het feit alleen dat hij dan focfi gednrende 70 jaren door Nederlandsche rech'iers toegepast geworden en in Nederland wetj^gp weest is, bewijst dat ook deze reden op ziflbr zelve geen aanleiding zou kunnen geven, flfflt in plaats van het vertaalde, een oorspronkéjijk Nederlandsch werk te scheppen. Maar tussohïo de eerste jaren onzer eeuw, waarin de Co de ontworpen werd en de laatste,welke wij nadéifeif; ligt een tijdvak van onvermoeide en naaïïB^I beoefening der wetenschappelijke en wijsgeefige leer van het strafrecht en van groote onfwflr- keling der hulpwetenschappen, welke den wetgever tot voorlichting strekken. Ip-, tijdsverloop zijn verschillende gevangenipsjeh^j/j ontstaan en is men tot zekere slotsommongige- komen ten aanzien hunner uitvoerbaareiiaU doelmatigheidheeft de gerechtelijke statistiek haar licht doen schijnenheeft de Sthdife der zielsziekten en der afwijkingen in hét hersenleven tot eene geheel gewijzigde beschou wing geleid ten aanzien der toerekenbaarheid FEUrL.LJBTOiN-. 67 DOOR de schrijfeter van Mlk More, TWEEDE DEEL. HOOFDSTUK III. BABBA. Er waren vreemde geruchten in omloop van een ge heim genootschap les compagnons de Jéhu, dat zich ten doel stelde om eiken Jacobijn te dooden, dien het in handen kreeg, en aanhoudend werden er diligences aangehouden en geplunderd, door menschen wier ui terlijk een hoogen rang verried. Edmée begreep niet in hoever dit De Pelven kon betreffen, maar zij wist wel dat zij slechts in nieuwe moeielijkheden zon geraken, wanneer zij weer met hem in aanraking kwam. Zij waohtte in de grootste spanning tot dat zij eindelijk den stap van Mile De St Aignan hoorde, die daarop binnentrad in gezelschap van ïsnard. Deze maakte een buiging voor Edmóe en zei: aWij hebben elkaar nog niet gezien, sedert en der middelen om misdaden te voorkomen en den misdadiger te verbeterenheeft het staatkundige leven door de hervorming der staatsrechtelijke instellingen, het maatschappe lijke leven door de ontwikkeling der middelen van verkeer, door den vooruitgang der weten schappen en harer toepasingeene geheel andere gedaante aangenomen. Door al deze invloeden is ook de leer van het strafrecht in hare grondbeginselen en toepassing grondig gewijzigd. In deze verandering, het woord omwenteling ware juister, indien daarbij nietaan $gne plotselinge en geweldige, maar aan eene geleidelijke omkeering gedacht werd, in die verandering ligt de ware oorzaak, waarom bo't op de strafrechtsleer van 1810 gebouwde wetboek niet meer aan de behoeften van 1880 beantwoordt. ''''Zonder te beproeven hier ook slechts in een ^fiichtig overzicht aan te duiden tot welke slotsommen deze verandering in de leer van hgt strafrecht hare beoefenaren gevoerd heeft, ggjooven wij de bedoeling van de samenstellers y&p het Nederlandsche ontwerp-strafwetboek getrouw weder te geven, wanneer wij beweren dat zij een veelzijdig doel voor oogen gehad hebben, waarin niet aan éen stelsel alles op geofferd, maar zooveel mogelijk uit verschil lende stelsels het goede en bereikbare opge nomen is. Gebroken hebben zij met de leer van afschrikking, die dood- en lijfstraffen en j^rkerholen, in welke de misdadiger slechts jgt vertwijfeling en verharding kon gevoerd worden, in haar dienst had. Maar toch is diet do bedoeling der ontwerpers geweest, de straffen streng genoeg te maken om eene heilzame vrees voor overtreding der wet in te boezemen. Niet gehuldigd is de leer, welke in den boosdoener een zielskranke, nauwelijks ^aansprakelijk voor zijne boosheid ziet, die in ^tede van strafte verdienen, op verpleging in ^en zedelijk ziekenhuis en op verhelping der maatschappelijke onvolmaaktheden, welke hem, $00 het heet, tot het schenden der wet aanleiding igegeven hebben, aanspraak zou hebben. Maar toch heeft de leer dat de maatschappij verplich tingen heeft te vervullen ook tegenover den inisdadiger, dat, zij, hem straffende, gehouden is ook aan zijne zedelijke verbetering te arbei den, bij het v aststellen der straffen haar aandeel gehad. De noodzakelijkheid om het door de misdaad geschonden reeht te herstellen en daar door den eerbied voor dat recht staande te den val van het monster. Ik heb een grafschrift op hem gemaakt: Vrienden, uw droefheid zij niet groot. Want als hij leefde, waart gij dood Wat zegt gij daarvan?" „Ach, mijnheer, ik ben zoo dankbaar dat gij mijn tante veilig thuis gebracht hebt!" riep Ed mée, die veel te blij daarover was om naar zijn gedicht te luisteren. „Waar zijt gij toch ge weest ,Ik had iets voor mijzelven te doen, ma charmantezei Mile De St Aignan, met een glimlach over de gekrenkte ij delheid van ïsnard, nu er geen acht op hem geslagen werd. Hij stond te prnilen, evenals een bind dat beknord is. „Nadat gij uitgegaan waart, had ik niets bijzon ders te doen en bedacht mij dat ik mijn neet wel eens kon gaan opzoeken." „TanteliefI Hoo kondt gij dat doen? En hebt gg hem gezien?" „Neen, hij heeit Parijs verlaten." „Parijs verlaten Weet gij dat zeker „Zijn huisbaas zegt het. Zijn woning staat te hunr; hij is naar Poiton, waar zijn familie woont, of gewoond heett." „De Kobespierristen ondervinden nu wat zij anderen zoo lang hebben doen ondergaan," zei ïsnard, eensklaps opstuivende. „Cker Monsieur t gij vergist u zeer, als gij denkt dat De Pelven een aanhanger van Kobes- houdende eisch om den boosdoener tijdelijk onschadelijk te makende wil om hem te doen voelen dat het eene harde hand is, de wet tegen welke hij in opstand kwam; dat niet z ij n wil voor hem wet mag zijn, maar de hoogere macht der wet in staat is hem tot onderwerping te dwingen, al deze over wegingen hebben zich bij de ontwerpers doen gelden en van deze allen zou men, hun arbeid in bijzonderheden volgende, de sporen kunnen aanwijzen. Het ontwerp mist de, nog in den Code Final voorkomende, doch sinds lang niet meer uitge voerde straf van ballingschap. De regel der internationale betrekkingen van onzen tijd is, en hierin blijkt weder hoezeer, ook op dit gebied, alles veranderd is, dat de ver schillende landen elkander hun misdadigers niet op den hals schuiven, maar zooveel eenigs- zins mogelyb is ze aan elkander uitleveren. Ook de „wegvoering naar een oord van bal lingschap" (deportatie) is vervallen, dewijl bij een vóór 30 jaren ingesteld onderzoek reeds gebleken is dat het inrichten, onderhouden en bewaken van een deportatie-oord in onze over- zeesche bezittingen, niet raadzaam en met ont zaglijke kosten gepaard zou zijn. Nevens de geldboete en de hechtenis, voor lichtere over tredingen, de ontzetting van zekere rechten gednrende een bepaalden tijd, de plaatsing in eene rijks-werkinrichting (bedelaarsgesticht), de verbeurdverklaring van sommige voorwerpen en de openbaarmaking van sommige vonnissen, als bp komende straffen, neemt het ontwerp, als éenige straf, de gevangenis aan. In de boven aangehaalde rede van prof. Modderman vinden wij zijne stelling„straf, geen kwaad", op de keuze der straffen aldus toegepast -De straf moet zijn een schijnbaar kwaad, en te gelijker tijd een wezenlijk goed. .De cellulaire opsluiting is een schijnbaar kwaad; zij moet dengenen, die tot misdrijf geneigd zijn en niets meer vreezen dan afzondering van hun geestverwanten, een kwaad toeschijnen. Doch zij is te gelijker tijd voor den misdadiger een waarachtig goed; want hare toepassing beneemt hem tijdelijk de mogelijkheid om zich, door misdrijf, nog verder van den waren levensweg te verwij deren en kan daarenboven het middel zijn, waardoor hij op den goeden weg wordt teruggevoerd." In diezelfde rede haalde de heer Modderman nog deze woorden van Emile de Girardin, over de gemeenschappelijke opsluiting van gevange nen, aan pierre was, daarvoor ken ik hem veel te goed. Robespierre is nooit zoo populair geweest als Mirabean bij voorbeeld, maar zijn aanhangers waren alle dweepers en dat gaf hnn zooveel kracht. De Pelven is geen dweeper, dat ligt niet in zgn aard. Ot hg goed of kwaad doet, hy doet het al in koelen bloede." Hoe het zfi, wij hebben een lange rekening samen te vereffenen, het zal hem nog berouwen dat hij ooit myn naam gehoord heeft," zei ïsnard op een somberen toon, waarover Mile De St Aignan de schouders ophaalde. „Maar wat hebt gij gedaan, tante? Waar zgt gij heen gegaan?" „Ik liep eerst een eindje, ja waarlijk dat deed ik en toen ik een fiacre zag, stapte ik daar inmaar ik had nog geen halve mijl gereden of ik wenschte dat ik weer thuis was; want daar stoven wel veertig ot vijftig furies erop af het scheen dat de koetsier het ongeluk had met een van die tooverheksen gehuwd te zijn en gelastten hem op te honden en zoovelen van haar als erin konden naar de Conventie te brengen. Ik kan u verzekeren dat het geen genoegen was om door die gillende en tierende feeksen omringd te zijn. Ik verwachtte stellig onze Lafarge erbij te zien en de Hemel weet wat er dan geschied zou zgn. Het eenige wat ik doen kon was nit te stappen en gelukkig letten zij niet op mij. Ik was niet ver van de oude woning van De Pelven en daar vond ik Monsieur in gesprek met den concierge. «Wanneer men met aandacht de maatschappij, of de wet, welke hare uitdrukking is, heschonwt, dan moet men er kennen dat de maatschappij te werk gaat even als een waanzinnige doen zou, door het schuim van de soep af te scheppen, het in de asch te gooien, om vervolgens het schuim met de asch weder op to rapen en ze gezamenlijk in den soepketel te werpen. Handelt onze strafwet niet evenzoo, wanneer zij het schuim der maatschappij te mid den van het slijk der gevangenissen werpt, om vervolgens dat schuim, met slijk vermengd, in de maatschappij terug te doen keeren Met deze woorden vóór ons, kan het geen verwondering baren wanneer wij in het ontwerp- strafwetboek de cellulaire gevangenis als alge- meene straf aangenomen zien. De langste tijd, gedurende welken thans celstraf kaD worden opgelegd, is tweejarénen de oplegging daarvan hangt nog van de in zichten des rechters af, waarbij hij echter veeltijds door het gebrek aan ruimte in de gevangenissen belemmerd wordt. Het ontwerp maakt de cellulaire opsluiting algemeen en breidt haar uit tot vijf jaren. Algemeen, met uitzondering van veroordeelden beneden de 16 jaren of boven de 60 jaren en van hen die geneeskundig voor celstraf ongeschikt worden geoordeeld maar overigens algemeen, ook voor hen wier straftijd langer is, docli die in dat geval beginnen met gedurende vijf jaren cellulair opgesloten te worden. Na verloop van die eerste vijf jaren zullen de veroordeelden, volgens het ontwerp, het recht hebben ook voor hun verderen straftijd eenzame opsluiting te verlangen. Of de staten- generaal geen bezwaar zullen maken om aan misdadigers zulk een recht ten aanzien hun ner straf, waarvan overigens waarschijnlijk niet dikwijls gebruik gemaakt zou worden, toe te kennen, schijnt aan twijfel onderhevig. Men heeft berekend dat, tengevolge der uit breiding van het maximum der celstraf van 2 tot 5 jaren, ruim 90 pet. van hen, die thans met ge vangenis gestraft worden, hun straf geheel in de cel zullen moeten doorbrengen. Daarbij komen dan nog de tot langer opsluiting veroordeelden gedurende de eerste vijf jaren hunner straf. Dat dus het aantal cellulaire gevangenissen zeer be langrijk vermeerderd zal moeten worden en deze vermeerdering nog gedurende geruimeii tijd een hinderpaal voor de invoering van het nieuwe wetboek dreigt te zijn, is bij eenig na denken duidelijk. Omtrent de gevangenisstraf merken wij nog op dat zy, volgens het ontwerp, gepaard zal Het schijnt dat hij iets met De Pelven uitstaande had." Dit zeggende keek zij ïsnard nieuwsgierig aan maar hij gaf geen nadere verklaring dan de herhaling van zijn vroeger gezegde: „Ja, ik zei n immers dat wij een rekening te vereffenen hadden." „En hebt gij toen mijn tante thnis gebracht Ach 1 ik heb mij zoo ongerust over n gemaakt, tante lief 1" „Ziet gij, ma bonne," zei Hlle De St Aignan half verontschuldigend. „Ik wilde De Pelven eens vragen of ik eenige kans heb om mijn bezitting te Mortemart terng te krijgendeze mijnheer zegt tot mijn spijt van neen; er moet beslag op ge legd zgn, als bien d'émigré en dat is hard, dat moet ik zeggen en daarenboven kan ik alleen door De Pelven iets aangaande mgn neef te weten komen. Hij zou den naam van den chevalier knnnon laten roieeren, zoodat hg kan terngkeeren. Als gij hoort dat mijnheer De Pelven te Parijs is, laat gij het mij toch stellig weten, niet waar, mijnheer „Zonder mankeeren," antwoordde ïsnard met een schellen lach, die Mile De St Aignan blgk- baar onaangenaam aandeed. „En gij, mijnheer, verkeert gij niet meer in gevaar? Wg hebben vaak tot elkaar gezegd, wat er toch van u geworden zou zijn zei Ed mée en zij voegde er op zachten toon bij„En Laura ik heb zoo dikwijls aan haar ge dacht

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 1