1880. m 2 Vrijdag 22 October. Het Atelier du Lys, 183* Jaargang Person eele-belasting. FETJILLETOISr. Schouwing der Schoorsteenen. Middelburg 21 October. Het ontwerp-wetboek van strafrecht. MIDDELBIIRGSC Dit blad verschijnt dageljjksj. met uitzondering van Zon- en Feestdagen! Pr^js per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiens 20 Cent per regel! Geboorte-, Trönw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor liet Buitenland: de Compagnie générale de Puhlicité G. L. Daubb Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich enz. De burgemeester en wethouders van Middelburg, herinneren de ingezetenen aan de bepalingen der wet voor de belasting op het personeel van den 29en Maart 1833 Staatsblad no 4) en 9 April 1869 (Staatsblad no 59), betrekkelijk de belasting naar tydsgelang en de suppletoire aangifte en brengen ter hunner kennis, dat bij artt. 27 en 42 der opgenoemde wet, het volgende is bepaald: Art. 27. 1. „Die na 15 Mei een perceel in gebruik neemt, is voor dit perceel de belasting naar de vier eerste grondslagen voor den tijd des dienst- jaars, die dan nog over is, verschuldigd." 2. „Aan den belastingplichtige die in den loop des dienstjaars een perceel verlaat, zonder daarin eenige roerende goederen of iemand in zijn dienst achter te laten, wordt ontheffing verleend van zijn aanslag naar de vier eerste gronuslagen voor den tijd des dienstjaars die dan nog over is, indien daarvan door hem, binnen den tgd van eene maand, volgende op die waarin bij het perceel verliet, tegen bewijs, schriftelijke aangifte is gedaan ten kantore des ontvangers, op een aldaar kosteloos verkrijgbaar biljet. „De ontheffing wordt ook verleend over het driemaandelijksch tijdvak waarin het perceel werd verlaten, indien de belastingplichtige daarna, doch in den loop van datzelfde tijdvak, een ander perceel, waarvoor hij belastingplichtige is, in gebruik neemt. „Bij overlijden van den belastingplichtige treden zijne erfgenamen in dezelfde rechten en verplich tingen. „De aangiften, volgens het le en 3e lid ingediend, worden als gewone bezwaarschriften aangemerkt en behandeld." 3. „De uitbreiding, vermeerdering, verwisse ling en afschaffing van belasting voor werpen der vier eerste grondslagen na 15 Mei, zal, behalve in de gevallen bij 1 hierboven vermeld, geen grond geven tot eenen nieuwen of verhoogden aanslag in den loop des dienstjaars". 4. „Ter zake van zoodanige voorwerpen der öe en 6e grondslagen, als na 15 Mei in dienst of gebruik geuomen of aangeschaft worden, zal de belasting naar gelang van den nog overigen tijd des dienstjaars zijn verschuldigd, met dien ver stande, dat geen verwisseling van dienstboden of paarden met andere, waarvoor geene hoogere rechten verschuldigd zijD, op zich zelve, tot het nogmaals aanslaan van denzelfden belastingschul dige zal kuunen aanleiding geven." 5. „Het aanwenden tot belastbaar gebruik van zoodanige voorwerpen van de 5e en 6e gren slagen, als aanvankelijk tot onbelastbare einden aangelegd of gebezigd waren, zal met aanschaffing worden gelijkgesteld, zoomede, wat aangaat de paarden, derzei ver geheel verlies van het tweede viertal hunner melktanden, in den loop des jaars. 6. „Naar gelang de omstandigheden eens belastingschuldigen, in den loop des dienstjaars, met betrekking tot deszelfs voorwerpen v«n de 5e en 6® grondslagen veranderen, zulks, dat, vol gens de tarieven van artt. 17 en 21, de opklim ming der belasting te zijnen aanzien toepasselijk zoude worden, zal, ook wegens de dienstboden en paarden, aanvankelijk gehouden, die verhooging voor den nog overigen tijd des dienstjaars zijn verschuldigd. „Deze bepaling is mede van toepassing in be trekking tot de paarden, bij het opkomen van de sï DOOR de schrijfster van M"« More, tweede deel. HOOFDSTUK IL DE NEÜENDE THERM3D0R. „Daar is Balmat!" riep Edmée opgetogen, alsof hij redding aanbracht, maar bij het flikke rende kaarslicht zag zijn gelaat er zoo bleek en ontdaan uit, dat zij allen ontstelden en Madeion alleen bi) machte was te vragen: Wat gebeurt er? Is er gevaar?" „God weet wat er geschieden zal," antwoordde bij met een bevende stem, „hebt gij dan niets vernomen Weet gij dan niet dat Robespierre vandaag in de Conventie aangeklaagd is? Het was een vreeselijk tooneel zegt menhij trachtte gehoor te krijgen maar men wilde niet luisteren 5 de president schelde en gebood telkens stilte als bij begon te spreken, zij raasden en tierden als Waanzinnigen tegen hem; Henriot, die van het omstandigheden, aan het einde van 7 van art. 20 vermeld." 7. „Paarden, bij verschillende personen of gezinnen in gebruik, zullen, ingeval die gelijktijdig voor een zelfde rijtuig worden gespannen, hem die zulks doet, of wel den eigenaar of gebruiker des rijtuigs, ter zake van het grooter aantal paarden, hetwelk door hem alzoo mocht zijn gebezigd, dan waren aangegeven, mede aan de op klimming der belasting naar 6 doen onderwerpen." 8. „Hooger belastbaar gebruik van dienst en werkboden of paarden, aanvankelijk minder belastbaar, zal de verplichting tot eene evenredige verhooging der belasting voor den nog overigen tijd des dienstjaars tengevolge hebben." 9. „De tijd, waarover de belasting loopt, zal in betrekking tot al de grondslagen, worden berekend bij vierendeelen jaars, op het dienstjaar overschietende, zonder dat een vierendeel jaars zal kunnen worden gesplitst, en zullen als vieren- deels jaars worden beschouwd de tijdvakken aanvangende met 1 °Mei, 1» Augustus, 1° November en 1° Februari." Art. 42. „De zoodanigen, welke, door eenige der om standigheden, voorzien bij art. 27, in den loop des jaars, komen te vallen onder toepassing van het aldaar bepaalde, zullen alvorens en naar gelang van het ontstaan dier omstandigheden, en op de boete, bij art. 35 en 39 vastgesteld, ver plicht zijn tot het indienen van behoorlijke aangiften deswege, in voege als bij art. 30 voor geschreven zullende zij daarvoor een biljet ter invulling bij den ontvanger kunnen bekomen. „De aangiften kunnen, in gemeenten waar geen ontvanger gevestigd is, ook gedaan worden bij het gemeentebestuur, ter plaatse alwaar de belas ting verschuldigd is, op biljetten, aldaar tot dat doel verkrijgbaar gesteld. Middelburg, den 18 October 1880. De burg. en weth. van Middelburg, P I O K De secretaris G. N. DE STOPPELAAR. De burgemeester en wethouders van Middelburg maken bekend dat de schouwing der schoorsteenen, voorge schreven bij art. 97 der verordening van algemeene plaatselijke politie, door het bestuur van de brandweer zal gehouden worden Dinsdag den 2 November en volgende dagen. En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort. Middelburg, den 15 October 1880. De burgemeester en wethouders voornoemd, P I C K De secretaris, G. N. DE STOPPELAAR. „Algemeene en diepgevoelde teleurstelling", om een bekende uitdrukking uit een vroeger gevaar hoorde, snelde hem met de gendarmerie te hulp; maar zij werden aan de Tuilleriën door de wacht met gevelde bajonetten ontvangen daarop stond de commune op voor Robespierre, nam de boden der Conventie gevangen en liet zes en twintig kanonnen naar La Place de Gréve sleepen Robespierre bevond zich in het Hotel de Ville met zijn broeder en een paar ande ren, al zijn aanhangers waren op het plein ver gaderd, over de tweeduizend hij hield op om adem té scheppen. Daar hoorde men beneden op straat afwisselende kreten: Vive la Conven tion! A bas la ConventionVive la commune I maar alles liep voorbij, niemand hield zich op om te twistenhet gevecht zou elders geleverd worden; alles stormde naar La Place de Gréve. „Hoe is het mogelijk 1" zei Mile De St Aignan, bleek van schrik. „Is dit alles sedert van morgen gebeurd? En misschien is het monster vóór morgen reeds gevallen." „O, daar is Amat!" riep zijn vrouw, hem tegemoet snellende; een oogenblik later keerde zij even terug om te vertellen dat Henriot een toespraak tot de Oarde Nationale hield op de Place du Carousel„als zij naar hem luisteren is alles verloren, dan moet de Conventie ster ven," met die woorden liep zij weer weg, ten einde haar man te overreden om niet meer nit te gaan. „Laat ons op het dak klimmen; daar kun- tijdstip onzer parlementaire geschiedenis te gebruiken, mag men zeggen dat het besluit der tweede kamer heeft gewekt om in den korten tijd, die haar nog van de ïehaudéliiJg der staatsbegrooting scheidt, in 't voorbijgaan eenige zittingen aan het wetboek van straf recht te besteden. Zelfs wie het meest, in beginsel, tegen de financieele voorstellen der regeering gekant zijn, zien ongaarne de plaats van deze aldus ingenomen. Zelfs wie het vurigst het tot stand komen van een nationaal strafwetboek wenschenzien met vrees en ongenoegen een zoo gewichtig onderwerp van wetgevingdat zoozeer een aaneensluitend geheel vormt, aan de nadeelige kansen eener stuksgewijze behandeling blootgesteld. Pochquand on n'a pas ce qu'on aime, il faut aimer ce qu'on a, en nu in onze wetten fabriek eenmaal, op een oogenblik dat er voor alles geld noodig is, het vervaardigen van een strafstelsel onder handen genomen wordt, dienen wij onze aandacht daartoe te bepalen en de belangstelling onzer lezers te wekken, voor het bij uitnemendheid gewichtige werk, dat in de volgende week aan de orde gesteld zal worden. Wat de nadeelen van de thans aangenomen stuksgewijze behandeling betreft, ze zullen, naar het ons voorkomt, gedeeltelijk voorkomen kunnen worden, indien de kamer, getrouw aan haar besluit van 15 October 1879, vasthoudt aan het beginsel dat het zwaartepunt der be raadslaging gelegen heeft in het afdeelings- onderzoek, in het daarvan opgemaakt verslag, in het antwoord der regeering, en dus thans reeds achter den rug is. Er ware dan toch geen breedvoerige gedaohtenwisseling meer te wachten over de onderdeelen van het ontwerp, welke, bij de menigte verschillende gezichts punten, tot welke een strafwetboek aanleiding geeft, inderdaad eene discussie zonder einde ten gevolge zouden kunnen hebben. Onthoudt de kamer zich daarvan, dan blijft alleen over de beraadslaging over de hoofdbe ginselen. Ten deele is dit een noodzakelijke discussie over bepaalde punten, welke grondig en volledig behoort gevoerd te worden, omdat het nieuwe wetboek ook voor de toekomstige inrichting van ons rechtswezen van overwe genden invloed zal zijn en de wetgever dus, aan zichzelf en tegenover de natie, duidelijk rekenschap behoort te geven van zijne bedoelin gen. Ten deele staat echter ook eene discussie te wachten over algemeenheden, over de meer nen wij op de Place de Gréve zien," zei Madeion, en zij volgden haar door een luik naar een plat op het dak, waar zij tegen elkaar aangedrongen stonden te kijken naar de stad, waarvan de torens donker tegen de lncht afstaken, terwijl de huizen alle verlicht waren en er aanhoudend fakkels door de straten gedragen werden, die een geel achtig licht verspreidden over de rivier, over de menschenmassa 's die zich langs de kaden bewo gen, en over de dichte drommen voor het Hotel de Ville, waar de kanonuiers met de brandende lont in de hand bij de kanonnen stonden, en overal zag men de pieken en bajonetten flikkeren van het janhagel, dat zijn opperhoofd wilde verdedi gen, terwijl men allerwege tallooze voetstappen hoorde naderen. Henriot deed te vergeefs een beroep op de Oarde Nationale en begreep uit de doo delijke stilte, die op zijn woorden volgde, dat het vonnis van Robespierre, evenals dat zijner vrien den, geveld was. Uit allerlei verborgen schuil hoeken doken Royalisten op, die tot nogtoe voor hnn leven gesidderd hadden en hitsten het granw op om het Hotel de Ville te bestormen, gesteund door de vaders, moeders, echtgenooten en vroawen der 10.000 gevangenen, die den dood in den ker ker wachtten. Door een van die onverklaarbare omwentelingen die Parijs kenmerken, was Robes pierre met ai wat hem aanhing eensklaps een voorwerp van afschuw geworden; en de leus van de geheele bevolking was hem te vatten, te doodea of minder philanthropische strekking van het ontwerp, over de doodstraf, over de verschil lende theorieën van het strafrecht enz. Aan al déze onderwerpen valt heel wat welsprekend heid te besteden, welke, dewijl zij vermoedelijk reeds sinds geruimen tijd is voorbereid, zich niet binnen de palen der door den voorzitter der kamer zoo herhaaldelijk aanbevolen zelf beperking zal laten terugdringen. Hoe weinig vruchtbaar nu dit debat ook moge zijn, het kan niet ontgaan worden. Het is eene mor h boire, welke men, bij iedere behandeling van het strafwetboek, zal hebben door te zwelgen. Voor dit onvermijdelijke deel der beraadsla ging nu, komen de zittingen, welke de kamer heter en doelmatiger besteed zou hebben aan de rente-belasting, ons bij uitnemendheid ge schikt voor. De kamer zou dan, na in de hoogste sferen der reehtsphilosophie eenige dagen doorgebracht te hebben, in de behan deling der staatsbegrooting het besef der wer kelijkheid terugkrijgen en vervolgens, na aldus aan de materieele belangen des lands eenige weken besteed te hebben, na het reces, friseh en zonder verdere voorbereiding, tot de meer practische gedachtenwisseling over het straf wetboek overgaan. Onnoodig te zeggen, dat indien de kamer erin slagen mocht, in de weinige zittingen welke nog in dit jaar tot hare beschikking zijn, het geheele ontwerp te behandelen en vast te stellen, zulks, met het oog op de voorafgegane grondige voorbereiding, door ons als een ge lukkige uitkomst begroet zou worden. Over twee hoofdbeginselen is echter eene vol ledige en grondige discussie onvermijdelijk en tevens nuttig. In de eerste plaats de afschaffing der drieledige onderscheiding van den Code Pénal van misdaden, wanbedrijven en overtredingen, waarvoor de tweeledige onderscheiding van misdrijven en overtredingen in de plaats komt. Deze verandering van stelsel moet ingrijpende wijzigingen tengevolge hebben in de rechter lijke inrichting en in de procesorde, op welke men niet na korten tijd terug zal kunnen komen. In de tweede plaats het straffenstelsel van het ontwerp, dat alle misdadigers, met dit enkele onderscheid dat het voor sommige categorieën niet voor den geheelen duur der straf zal zijn, aan cellulaire opsluiting onder werpt. De aanneming van dit beginsel zal tot eene belangrijke en kostbare reorganisatie van het gevangeniswezen moeten leiden. Dewijl de bedoeling van dit opstel is, onze te vernietigen. Het eerste schot, neen een bagatel, het openen van een venster, het ontsteken van een toorts, zon voldoende zijn om het gevecht te openen en Parijs in een bloedbad te herscheppen, wellicht te doen uitplunderen en in brand steken Op elk dak waar gelegenheid tot staan was waren toeschouwers verzameld, die in gespannen verwachting stonden te kijken. Men zag de hoof den der colonnes het plein bereiken; daar maakten zij haltgeen van beide partijen durfde het eerste schot doen vallen en er volgde een diepe, akelige stilte, die eensklaps verbroken werd door den kreetVive la Convention l die midden in de rijen der opstandelingen geuit werd, zonder dat iemand wist door wien; maar de uitwerking was beslissend; een luid handgeklap van de gonver- nementstroepen overstemde elk blijk van afkeuring der Robespierre-gezinden. Er volgde opnieuw eene stilte, ditmaal verbroken door éen enkele stem, die de opstandelingen toesprak en duidelijk over het heele plein verstaanbaar was. Op de daken kon men echter niets verstaanmen zag alleen dat er een golvende, weifelende bewegiDg naar het Hotel de Ville plaats had, alsof vrienden en vijanden zich vereenigden, maar niemand wist of dit in der minne geschiedde ol niethet was éen dichte, zwarte maBSa. „Er is niet geschoten," zei Edmée. Ja, dat was het eenige wat zij met zekerheid wisten; de kreten, die zij heordeu, koade» eveg goed uitingea

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 1