Laatste berichten.
Onderwijs*
Kerknieuws.
Marine en leger.
Koloniën.
Verkoopingen en aanbestedingen.
Bekentenis W, M. de Jongh.
ning moge schenken van nog bij zijn leven zijn
grooter werk voor de tweede maal de wereld in
te zenden.
Van dienzelfden uitgever ontvangen wij, behalve
eene rede van prof. Cannegieter, over Bet uitgangs
punt en de leidende gedachte der dogmatische
wetenschap, eene reeke herdrukken, op het onder
wijs betrekking hebbende, waarvan het voldoende
is de titels hier te laten volgen, N ederlandsghe
Spraakkunst door T. Terwey, 2e druk; Beknopt
leerboek der aardrijkskunde, door P. R. Bos, 4e
drukLeesboek voor de volksschool, door L. Leo
pold, 12e druk; La Langue Frangaise, door
G. F. van Dnijl; Stijloefeningen en zinsontleding,
door J. E. K. van WijnenDe eerste schooljaren,
eermethode door H. Bonman.
Tot deze rubriek behooren ook een paar aar
dige kinderboeken, te Deventer bij W. Hul-
scher GJzn. uitgegeven, getiteld Verhalen van
korporaal Trim en Jan de Ganzenhoeder. Reeds
de platen en de flinke druk lokken tot lezen nit.
De inhoud is zoodanig dat onze jongelui er hun
leeslust gernst en met vrucht in bevredigen kunnen.
De heer A. M. Chumaceiro, ingezeten van
Curasao doch tijdelijk in Nederland, gaf in Den
Haag bij Belinfante eene „kritiek en antikritiek"
uit, getiteld De natuurlijke hulpbronnen van de
kolonie Curagao, een vervolg op zijne vroegere
brochures. Tijd om het vlugschrift te lezen,
hadden wij nog niet. Zoodra er niets anders is
dat onze aandacht nog dringender vraagt, beloven
wij echter aan het „verwaarioozen van Curasao,',
waarover dikwijls geklaagd wordt, van onzen
kant althans niet langer meê te zullen doen.
Akte-examens in Zeeland.
Akte als hulponderwijzer. Geëxamineerd 17
candidaten, toegelaten 5, te weten de heeren A
Avé te Tholen, J. Hage te St. Maartensdijk, T'.
J. Bruggeman te Ter Neuzen, A. R. Vermeulen
te Middelburg en F. E. Meijvaert te Westdorpe
Onder de geslaagde candidaten bij het
examen voor de akten van lager onderwijs te
Arnhem, voor nuttige en fraaie handwerken be
vindt zich o. a. mej. D. van Roden, vroeger te
Middelburg, thans te Zutfen woonachig.
De heer J. Kiem ens, predikant bij de Ned. Herv.
gemeente te Driebergen, heeft het beroep naar
Middelburg aangenomen.
Do luit. t/z 1ste kl. H. A. Schippers, gedeta
cheerd bij 's rijks werf te Amsterdam en toege
voegd aan het hoofd van het vak van nitrusting,
wordt gedetacheerd te Willemsoord en vervangen
door den luit. t/z 1ste kl. P. M. W. T. Kraijen-
hofif van de Leur.
Ter vervanging van laatstgenoemden officier
wordt de luit. t. z. lste kl. J. H. Meijer gedeta
cheerd bij 's Rijks werf te Amsterdam en belast
met het toezicht op de vervaardiging en keuring
van artillerie-matorieel der marine.
Blijkens een bij het departement van mari
ne ontvangen telegram is Zr. Ms. schroefstoom-
schip Atjeh, onder bevel van den kapitein ter
zee J. A. Greve, te Melbourne aangekomen.
Aan boord van dien bodem was alles wei.
Men leest in het overzicht van den Java-Bode:
De ex-regent van Siam is door den gouv.-
generaal in audiëntie ontvangen.
Volgens het Alg. Dagblad zou zijn komst in
dat punt; gij hebt hem miskend. Hoe zou hij
anders mijn invrijheidstelling bewerkt hebben?
Dat was waarlijk zoo gemakkelijk niet en hij zei
lachend dat hij, als het bekend werd, geen gerust
oogenblik meer zou hebben, want dan zou zijn
deur bestormd worden door vrouwen die hem
kwamen smeeken om hare bloedverwanten te be
vrijden. Wat zal hij nu van mijn verdwijnen
denken! hij moet terstond daaromtrent gerust
gesteld worden ik zal hem onmiddellijk schrijven!"
Edmée zag vol wanhoop naar Balmat. Het was
geen nieuw punt van besprekingwant sedert
Mile De St Aignan iu het hnis van Madeion Crocq
was, kwam zij er dagelijks op terng. Zij kon
maar niet gelooven aan het verraad van De Pelven
en miste zijne bezoeken en onderhoudende gesprek
ken zeer, daar zij het gezelschap van den braven
Balmat en de goede Madeion lang niet zoo aan
genaam vond.
„Ik zou denken dat Mme Alain beter dan
iemand anders kan weten wat die Pelven tegen
haar gezegd heeft, te meer daar er uiemand an
ders bij geweest is," zei Balmat die op het punt
stond van uit te gaan, doch nu nog even wachtte
om Edmée te hulp to komen.
„Mijn goede Balmat, dit is een zaak waar
mede gij niets te maken hebt, vreemden moeten
zich nooit met familie-aangelegenheden bemoeien.
Ga maar liever aan uw schilderwerk," sprak Mile
De St Aignan met welwillende voornaamheid.
.Wanneer iemand zijn leven voor iets op
het spel gezet heeft, kan men toch moeieiijk zeg-
verband staan met een door Siam gewensehte
beperking van de rechtsmacht der daar aanwezige
vreemde consuls.
De beide regeerings-commissarissen, generaal
Van der Heyden en de heer Pruijs van der Hoe
ven, zijn den 30en Augustus, per mail via Singa
pore, uit Atjeh te Batavia aangekomen.
De Soerab. Cour. rekent uit, dat in 1879 en
1880 bij niet minder dan 10 kleinere postkantoren
tekorten in de kas zijn gevonden, tot een bedrag
gezamenlijk van 73,700.
In de kas van den postcommies te Ternate is
een tekort ontdekt van f 5000.
Het blad dringt aan op beter bezoldiging, die
niet duurder kan zijn dan de 50,000 per jaar,
die na verlies geleden wordt; voorts op beter
inspectie. Op de Molukken, die nb. ressorteeren
onder Batavia, is in geen zes jaar een inspecteur
geweest.
De zeeofficieren Nijgh en Dijkstra, in com
missie gesteld tot onderzoek van straat Madura,
hebben aan de regecring geadviseerd, zoo spoedig
mogelijk de monding der Solo-rivier te doen ver
leggen, hetgeen geraamd wordt op 2 millioen.
Aan een rapport van den gouverneur van
Atjeh en onderhoorigheden, dd. 16 dezer, worden
de volgende mededeelingen omtrent den staat van
zaken aldaar ontleend.
De toestand in Groot-Atjeh geeft geen stof tot
bijzondere opmerkingen. Aanhoudende militaire
patrouilles in verschillende richtingen houden het
door ons bezette gebied veilig. Men hoort dan ook
slechts van veediefstallen en kleine maraudeurs-
benden, die het uitsluitend om roof te doen is.
De XXVI Moekim zijn geheel rustighier en
daar houdt de nog steeds vrij schaarsche bevol
king zieh met den veldarbeid onledig.
De toestand in de IV en VI lloekims en in de
zuidelijke nederzettingen laat voor het oogenblik
niets te wenschon over.
Den lOen dezer kwam het laatste gedeelte der
kolonne, welke in Samalangan geageerd heeft, te
Kotta Radja terug. De van Samalangan ontvangen
rapporten behelsden niets bijzonders.
Naar het A. D. verneemt, heelt de factory
der Bed. Handelmaatschappij haar tabaks-onder
neming in Edi ingetrokken. De gebouwen en
ontginning der maatschappij znllen waarschijnlijk
door den radja nog voor de pepercultuur benut
tigd worden.
Uit Ternate vernemen wij, dat door den
sultan en de rljksgrooten van Batjan onder nadere
goedkeuring der Indische regeering concessie is
verleend aan jhr. M. Elout van Soeterwonde,
thans te Batjan, de bankiers-firma P. J. Landry
en den heer Hope Loudon, beide laatstgenoemden
te 's Hage, tot het ontginnen van alle delfstoffen
en woeste gronden in gezegd rijk.
De moord in Den Haag.
Tegenover de bekentenis, door De Jongh gis
teren in zijn tweede verhoor, des namiddags half
vijf, afgelegd, verliezen alle overigens medegedeelde
bijzonderheden baar belang. Wij bepalen ons
daarom tot een kort overzicht daarvan.
In liet verhoor van Dinsdag, dat gehouden werd
in een vertrek waar ook de bebloede kleederen
en de schooltaseh van den vermoorden knaap
nedergelegd waren, is door getuigen bewezen dat
De Jongh ook de schrijver is geweest van den
tweeden brief aan den heer Bogaardt. Hij schreef
dien in 't os.ib-MirO.nde, Korte Houtstraat No. 3,
gekleed in den bekenden bruinen overjas met
laag hoedje.
Dinsdag avond had De Jongh een onderhoud
met zijne moeder in tegenwoordigheid van den
predikant De Ridder, die de ongelukkige vrouw
gen dat hij er niets mede te makeu heeft,'hernam
Balmat in het minst niet uit het veld geslagen
en dit was zoo waar, dat zij er voor het oogen
blik door tot zwijgen gebracht werd; ofschooon
zij later tot Edmée zei dat men terstond den rota-
rier herkende aan die onkiesehe toespeling op de
verplichting welke zij aan hem had. Balmat, die
niets vermoedde van die misdaad, maakte van
de stilte gebruik om erbjj te voegen.
„Ik hoor zoo nu en dan wel eens wat van
dien man
„Indien gij mijn neef, M. De Pelven bedoelt,
zou ik hem liever bij dien naam hooreu noemen."
„Dat geheel overeenkomt met hetgeen Mile
Edmée zegt," vervolgde Balmat, die dien morgen
steeds onbewust scheen te moeten zondigen. „Wij
zijn voorloopig buiten zijn bereik, maar zijn reuk
is nog fijner dau die van een bloedhond; het zal
een wonder zijn als hij ons niet vindt. Daarom
zeg ik, houd u zoolang stil cn wees dankbaar.
Wie een wassen hoofd heeft, moet niet in de zon
gaan loopen 1"
Daarop vertrok hij, met zijn portefeuille onder
den arm.
„Gaat gij naar hot atelier Van David vroeg
Edmée eer hij de deur dicht trók.
.„Neen, zij schilderen van daag biet naar het
model. Ais gij mij noodig hebt kunt gij mij in
de Augustins vinden."
„Waar zegt hij vroeg Mile De St Aignan
en liet een onderwerp varen waarbij zij toch geen
gelijk kreeg. (Wordt vervolgd).
moed trachtte in te spreken. Ofschoon diep ge
schokt en hevig weonende, hield de misdadiger
toen nog vol alleen de vergiffenis zijner moeder
te moeten vragen voor het schrgven van den
brandbrief.
De gisteren middag afgelegde bekentenis vinden
onze lezers in hoofdzaak onder onze rubriek
Laatste Berichten van heden.
De indruk der voetstappen op de plaats van
den moord in de duinen gevonden, komt met die
van De Jongh overeen.
Omtrent zijn gemoedstoestand vóór de beken
tenis, meldde het Vaderland
De J. is bij dag kalm, spreekt bijna niet en
ziet stil voor zich heen. In zijn verhooren slaat
hij tegenover iedereen de oogen neer. Hij ziet er
zoo vervallen nit, dat hij voor hen, die hem
dagelijks ontmoetten, schier onherkenbaar is ge
worden. 's Nachts is hij onrustig, slaapt weinig
en droomt hardop; als hij waakt, wringt hij zich
de handen en weent onophoudelijk.
't Is bekend, dat De Jongh, op den dag der
begraienis van Marius Bogaardt, als bladschrijver
bij de expeditie van het ministerie van koloniën
in dieust trad. Hij was toen in het oogloopend
stil en ook de volgende dagen hoorde men zijn
stem niet, hij werkte kalm en vlijtig voort. Dit
werd natuurlijk alleen aan de bescheidenheid van
den nieuweling toegeschreven, want gewoonlijk
zijn novices de werkzaamste onder de ambtenaren
der departementen. Wie kou denken, dat die
kalmte de bestudeerde bedaardheid eens misda
digers was? Die kalmte heeft hem nog geen
oogenblik verlaten.
In de Arnh. Ct. leest men het volgende
„De treurige zaak, waarbij De Jongh betrokken
is, bracht in herinnering den naam van een ande
ren De Jongh, die veertig jaren geleden ambte
naar bij bet departement van koloniën was. Een
jeugdig man, die destijds nasr Indië zou vertrek
ken kreeg door tusschenkomst van dien ambte
naar do papieren, welke toeu vereischt werden.
Die bemiddeling werd op kiesche wijze erkend.
Toen de inmiddels rijk geworden handelaar naar
Nederland teruggekeerd was, kreeg hij al zeer
spoedig bezoek van deu gedienstigen ambtenaar,
die hem geld te leen vroeg. Een paar malen
werd zijn verzoek ingewilligd, maar eindelijk
stelde hij zijne eieoben zoo hoog, dat hij, tot wien
ze gericht werden, weigerde eraan te voldoen.
Op een morgen kwam hij weder en zeide, dat,
zoo hij nu niet geholpen werd, hij niet levend
diens woning zou verlaten: hij zou zich dood
schieten.
Dit staat u volkomen vrij, was het ant
woord, maar doe mij het genoegen, die daad niet
in mijne woning te piegen; dit geeft zooveel
soesa.
„De ambtenaar ging heen en schoot zieh
niet dood.
„Deze gebeurtenis behoort tot het verleden,
maar onwillekeurig herinnerde meo zich die, nu
een andere De Jongh zulk eene afschuwelijke
rol gespeeld heeft, en vraagt men of tusschen die
heide De Jongbs ook eeue nauwere verwantschap
bestaat, dau die der gelijkheid van namen".
Bij het overnemen van dit verhaal uit de
Arnh. Ct., is 'tniet overbodig op to merken dat
de heer Bogaardt den 4en October 1835 geboren
en dus pas 45 jaren oud is. Hij kan dus de
vóór 40 jaren naar Indië en daar rijk geworden
persoon niet zijn, van wien hier sprake is.
De sergeant Mnsqnetier ontvangt van alle zij
den o. a. ook uit Amsterdam „namens dui-
zende ingezetenen" dankbetuigingen voor zijn
aanwijzing van den schuldige.
De sergeant E. A. Musqetier heeft in het Va
derland de volgende advertentie geplaatst
„De ondergeteekende heeft heden vernomen, dat
door enkelen hot plaD is gemaakt om zijn portret
in don handel te brengen. Hij verklaart bij deze
nitdrukkelijk, dat dit zon geschieden tegen zijn
wil en dat hg gebruik zal maken van zijn recht
om den verkoop van zijn portret te beletten.
Reeds meermalen is gewezen op het gevaar
waaraan men zich blootstelt om als men zich te
bed begeeftde kachel te laten branden.
Ook het branden van briquettes kan verstikking
ten gevolge hebben. In den afgeloopen naeht
hadden in een klein logement op deVarkensmarkt
alhier twee personen zich ter ruste begeven, ter
wijl in een theestoof een briqnet glom. 's Morgens
lagen zij bewusteloos en zouden, wanneer niet
tjjdig hulp was verleend, waarschijnlijk gestikt
zijn.
Een aantal ingezetenen van Utrecht hebben
bij deurwaarders exploit de stedelyke gasfabriek
gesommeerd om volgens overeenkomst behoor
lijken aanvoer van gas te leveren.
Door den heer J. A. Verkerk te Schiedam
werd eenigen tjjd geleden aan zijn broeder in
Indië een kistje met goudgeld, verzegeld, gezonden,
welk kistje is ODtvangên, dooh in plaats van het
geld een stuk yzer bevattende. Het touw was
van onderen losgesneden om de zegels bovenop
niet te beschadigen, terwijl de dief na het plegen
van den diefstal de einden van het touw, waar
het losgesneden was, met lak tegen den bodem
heeft bevestigd, waarna men een zegel van boven
het kistje heeft verwijderd, omdat het adres
vermeldde het getal zegels waarmede het verzegeld
was. De dader is niet ontdekt.
Het is Maandag en Dinsdag bar weêr gowecst
in Engeland. Er is veel regen gevallen, zoodat
een aantal rivieren buiten hnnnne oevers zijn
getreden en steden en dorpen onder water staan
Hen aantal schepen strandden op de kast.
Gisteren avond is te Edinburg hot congres
voor sociale wetenschappen geopend, onder voor
zitting van lord Reay(mr. D. J. baron Mackay).
Iedere stad van eenig belang heeft tegen
woordig een of meer panorama's. Zoo ook Frank
fort, waar de slag van Sedan is voorgesteld. Een
echte Frankforter ziet nog niet gaarne de Pruisi
sche uniform en de schilder heeft daarop gerekend,
want bij laat op zijn doek van Dnitsche zijde
enkel Beieren en Saksen vechten. Daar zijn de
Pruisen boos om.
Op het kerkhof te Milaan wordt een cinerarium
gebouwd, waar in nissen de urnen zullen kannen
geplaatst worden met de asch der in den lij koven
verbrande lijken.
Een vreemd avontuur overkwam onlangs den
schilder Munkaosy te Karlsbad. Achter het venster
van een kunsthandelaar zag hij eene afschnwelijke
croute, met zijn naam geteekend. Hij ging den
winkel in en vroeg of dat wel een eehte Munkao
sy was. De winkelier keek hem eenigszins min
achtend aan en zeide: „Ik zie wel dat mijnheer
geen kenner is
„Maar wat drommel, ik ben Munkacsy zelf!"
De winkelier kon niet veel hiertegen zeggen en
was wat driftig van natuur. Hij pakte Munkacsy
aan eu wilde hem zijn winkel uitzetten. De
schilder was ook hoos geworden en het werd een
geregeld gevecht, waarbij de politie te pas kwam.
Men leest weer allerlei jachtverhalen. Op
een jachtveld van den prins Von Séhwarzenberg
in Bohemen hebben zes jagers in zeven uren 1200
patrijzen gesohoten, zoo zeggen de Oostenrijk-
sche bladen. Dat is voor iederen jager 28 patrijzen
in het uur. Rekent men nu den onvermijdelijken
tijd voor het laden der geweren en voor eene
korte rast bij dit afmattende werk, dan zou men
tot de slotsom komen dat er niet veel „gejaagd",
dat wil zeggen opgespoord kan zijn.
Koningin Isabella van Spanje, thans vorstin in
mate te Parijs, beweert van den Spaanschen staat
32 mihoen franken te vorderen te hebben. De
Epoca, het officieuse blad, welks vroegere hoofd
redacteur Cos-Cayon thans minister van financiën
is, beweert dat de vordering moet betaald worden.
Het is een dure tijd voor Spanje. Verleden week
liepen twee ontvangers met hunne kas weg en nog
niet lang geleden kostte eene vervalsehing van
couponbladen den staat vier millioen.
De Engelsche en Russische schepen zijn
Maandag in de golf van Cattaro aangekomen en
liggen daar veilig, geheel door de kust ingesloten.
Aan de noordzijde vanwaar de gevaarlijke win
den in dit seizoen te wachten zijn, zijn de eskaders
door hoogtea beschermd. De geheele vloot zal
in éene lange linie ankeren, de Engelsche schepon
het dichtst bij den ingang der golf, ongeveer zes
mijlen van de zee, de Russische aan het andere
eind der kolonne, tien mijlen van Cattaro. De
linie der vloot zal twee mijlen lang zijn en dicht
langs de kust liggen. De telegrammen van de
vloot komen nu over Castel Nnovo, een zeeplaatsje
op korten afstand van de ankerplaats. Ook kun
nen de berichten gedateerd zijn uit Teodo, waar
ze aan wal gebracht worden. Men denkt eiovor
om van Castel Nnovo naar Teodo een telegraaf
lijn aan te leggen, want het is wei mogelijk dat
de vloot in de baai van Cattaro zal overwinteren.
Deze boehtigo golf bestaat nit vier bassins, het
buiten-, west-, midden- en oostbassin. De San
Teodo-baai, waar thans de vloot ligt, is het
zuid-oostelijk deel van het midden-bassin, eene
haven die uitnemend beschermd is tegen de bora,
de noordoostelijke winden die in dit jaargetijde
zoo gevaarlijk zijn in de Adriatische zee, wijl ze
zich zoo plotseling vertoonen cu dadelijk zoo
hevig zijn. Deze bora maakt de Adriatische zee
des winters zoo onveilig voor zeilschepen. Zij
waait dwars over de Smalle zee heen en dryft de
schepen op de Italiaansche kust waar haast geen
enkele veilige reedo is voor groote schepen.
Voor groote stoomschepen is dit bezwaar
natuurlijk niet groot, maar deze dreigt in den
wintertijd een ander gevaar, het mistige weer dat
den zuidoosten wind, den sirocco, vergezelt. Deze
weersgesteldheid maakt het zelfs dikwijls onm o-
gelijk om in de golf van Cattaro te komen.
Zierikzce, 6 Oct. Door burg. en weth. is
in het openbaar, by enkele inschrijving, aanbe
steed: de levering van 410 hectoliter ruhrkolen;
daarvan is aannemer geworden de heer J. P.
Kooman alhier, voor 62cent de hectoliter»
De verklaring van den beschuldigde komt
hoofdzakelijk op het volgende neer
Reeds vöor eenigen tijd had bij het plan op.
gevat om den toestand zijner moeder, die van eeü
goring pensioen leeft, te verbeteren, toen hij bij
eene familie, waar hij meermalen aan hnis kwam,
over het groote fortuin van den heer Bogaardt
hoorde spreken. Hij ontmoette daar bijwijlen
Marius. Bij een dier gelegenheden vatte hij het
voornemen op, zich van den knaap meester to
maken en daardoor den vader te dwingen tot het
betalen van een belangrijken losprijs. Nadat hij
den bewusten brief geschreven had zonder den