Laatste berichten. t Weerkundige waarnemingen. Gemeenteraad van Goes, ingang verleend iegen W. M. de Jongh, op grond dat er genoegzame gronden van bezwaar aanwezig zijn als zoude beklaagde zich hebben sehnldig ge maakt aan de ontvoering van den 13jarigen F. M. Bogaardt en den daarop onder Loosduinen geplaag den moord, althans zich daaraan medepliehtig te hebben gemaakt. De moord in Den Haag. De uitvoerigste en belangrijkste mededeelingen omtrent den aangehouden misdadiger en zijn aan brenger, vindt men in 't Vaderland van heden. Uit dat blad laten wij ze in hoofdzaak hier volgen, vermeerderd met enkele bijzonderheden uit andere bronnen. De voornaamste getuigen tegenover De Jongh zijn de sergeant Musquetier van 't regiment gre nadiers en jagers en de bedienden uit het Café Si. Hubert in de Hoogstraat. „Zaterdag avond zoo deelde de heer Mus quetier ons mede kwam ik van verlof uit Utrecht hier terng. Zondag morgen vertoonde mij een onderofficier op de kamer den bekenden af druk van den brief aan den heer Bogaardt en terstond herkende ik de hand, die het adres had geschreven. Dat moest de hand zijn van De Jongh. Ik vroeg den brief te mogen houden en ging dien onmiddellijk vergelijken met vier brieven van De Jongh, die hjj mij uit Indië had geschrevenwant we waren steeds vrienden geweest, sedert we samen den cursus hadden bijgewoond en we hadden na zijn vertrek naar Indië gecorrespon deerd. Hoe smartte 't mij dan ook dat ik ver plicht was tot zijn ontdekking mee te werken. Het heeft mij een zwaren strijd gekost, maar in het algemeen belang moest ik spreken. „De band waarmee de brief is geschreven, was wel verdraaid, doch zelfs dat verdraaide, schuine schrift was mij niet onbekend; op den cursus hadden we er ons bij het schrijven in het net op moeten toeleggen. Bij vergelijking van de brieven zag ik dadelijk verschillende punten van overeen komst. Onder 's Gravenhage en den naam „Bo gaardt" stonden dezelfde dikke strepen, die ik op al zijn brieven aan mij terugvond; tusschen de 's en de G van 's-Gravenhage trof mij het ver bindingsstreepje, dat De Jongh nooit weglietde lange halen aan de g's waren een der gewone eigenaardigheden en vooral het stelselmatig ge bruik van „'t" in plaats van het lidwoord „het" evenzoo. Bij mij stond het daarom vast, dat De J. de schrijver moest zijn. „Zorgvuldig noteerde ik al die punten en toen ging ik met mij zelf raadplegen wat te doen. Onwillekeurig kwam ik ertoe De J. te gaan opzoeken in zijn woning. Ik vond hem, met zijn moeder in de N. Schoolstraat. We spraken over mijn verlof; ik vertelde wat ik had gedaan en de moord kwam niet ter sprake. Maar ik wilde die toch ter sprake brengen. Ik zei dus tot mevrouw De J.„Wat 'n vreeslijke ontsteltenis heeft die moord in de stad teweeggebracht!' „Och," antwoordde de moeder, „laat ons daarover maar in 't geheel niet sprekendat is een te treurige zaak." Ik zag De J. echter vrij scherp aan en merkte op dat hij eerst verbleekte en daarna het bloed hem naar het hoofd steeg. „Toen ik heenging, vroeg ik De J. omdat we gewoon waren 's middags te gaan wandelen of hij meegingmaar ondanks al mijn aandrang bedankte hij. Aan de voordeur echter zei hij, dat »k maar naar het koffiehuis Het Gouden Hoofd moest gaan e» dat hij daar tegen half vier bij mij zou komen. „Zóo gezegd, zóo gedaan. Te vergeefs wachtte 'k hem toen van 3 tot 6 nren. Dit wekte mijn argwaan nog meer op en toen ging ik, met de overtuigiDgsstukken, naar het bureau van politie en deed aangifte van mijn vermoedens." Hebt gij De Jongh later nog gezien vroegen we. „Neen, ik zal heden voor 't eerst tegenover hem worden gebracht. Wat mij intusschen zeer heeft verwonderd is dat hij, die vóór mijn ver trek een kneveltje droeg en daarop niet weinig trotsch was 't bij mijn terugkomst had afge schoren." Onze laatste vraag: Acht gij De J., dien gij van nabij en goed kent, in staat tot het plegen van den moord? „Neen. In mijn oog was De J. veeleer een „sul" dan een moordenaar." De bediende, die De J. het langst in het Café St. Hubert heeft gezien, beschrijft hem ook als een man van een „sukkelachtig" uiterlijk. „De J. zeide hij ons behoorde tot de dagelijksche bezoekers van ons café. „Op den 23en dezer heeft De J. hier werkelijk een brief geschreven en hij heeft dit bekend maar of dat nu de bedreiging was aan den heer B,, weet niemand. Wel komt het merk „Bath" op 't papier, het formaat daarvan en van de enveloppen overeen met dat, hetwelk steeds in ons koffiehuis voorhanden is. De bediende verklaarde overigens De J. niet anders dan zonder baard of knevel te hebben gekend; wat in strijd is met de opgaaf van Musquetier. De Jongh moet met den weg in den duin goed bekend zijn. In zijn schooljaren was hij met zijn makkers bij voorkeur op Dekkersduin, wanneer zij met de jongens van een andere schooi krijg voer den. Als onderofficier op den cursus is hij ook dikwijls in het duin geweest tot het doen van verkenningen. Een hayannakleurige overjas en een bruin pak droeg De J. zoowel vóór als na den moord. Den degenstok heeft hij volgens zijn getuigenis gegeven aan iemand met een geel uiterlijk, wiens naam hjj echter zegt niet te kennen. De J. wordt in de gevangenis voortdurend be waakt, om hem elke gelegenheid te ontnemen van de hand aan zichzelf te slaan. Wij onthouden ons van mededeelingen, die de familiebetrekkingen en het familieleven van den aangehoudene betreffen. Wij eerbiedigen da bit tere smart der naaste betrekkingen, die zwaar lijden onder den slag, welken een lid hunner familie hun toebracht. Hnn toestand is verschrik kelijk. Een geachten naam, (het is o. a. bekend, dat de wapenborden van De J.'s familie van moederszijde thans op de heraldieke tentoonstelling in de Gothische zaal hangen) te zien genoemd in verband met de zwaarste misdaden, is zóo verschrikkelijk, dat zij, die nooit dergelijk ver driet ondervonden hebben, zich daarvan geen denkbeeld kunnen maken. Wat wij kunnen doen om die smart niet zwaarder te maken, zullen wij doen, zoodat wij zooveel mogelijk ons tot den persoon van den aangehoudene zullen bepalen. Mevrouw v. d. B. v. H., die mede aan de school van den onderwijzer Bouseholte was, toen het zoontje van den heer Bogaardt werd afge haald, moet voor den rechter van instructie ver klaard hebben, dat zij meent den persoon, die het kind kwam halen, in De Jongh te herkennen. Volgens het Hat/blad zon ook do koetsier van mevr. V. d. B. De Jongh als dien persoon her kend hebben. Wat het getuigenis betreft van den koetsier, die den vermoedelijken moordenaar gereden heeft, en van de dienstbode van den heer Bouseholte, zegt het Dagblad dat zij ver klaard hebben niet pertinent te kunnen verklaren, dat De Jongh de bewuste persoon was. Volgens het Weekblad v. A, Eegl heeft De Jongh bij de eerste verhooren niet anders beleden dan den brief aan den heer Bogaardt geschreven te hebben ten behoeve van een onbekende, door wien hij daartoe was aangezocht, en dezen ook een degenstok te hebben versehaft. Het DagUad meldt nog, dat De Jongh in zijn gevangenis rustig en oogenschijnlijk kalm is. Hij wisselt met zijn bewakers bijna geen woord. De vroegere aanhouding van De J. vond zijn oor sprong in de omstandigheid, dat De J. op den dag, dat volgens den brandbrief het geld op de Hoef kade moest bezorgd worden, gezien is op den Moerweg een verbindingsweg tusschen de Hoetkade en het duin door den hoofdcommis saris van politie en den inspecteur Dubbel. Men heeft De J. toen evenwel weder moeten vrijlaten. Na den moord moeten verschillende personen, die De Jongh in koffiehuizen ontmoetten, hebben opgemerkt, dat hij zijne gewone bedaardheid miste, o. a. bij het biljartspelen. Een gerucht loopt, dat De Jongh in zekere verstandhouding stond tot een meisje, wier naam men zelfs noemt, en waarmede men in verband brengt het feit, dat het meiBje, dat de boodschap deed bij den onderwijzer Ubbens, nog niet te voorschijn is gekomen. Aan het Handelsblad wordt nog gemeld, dat De Jongh volhoudt alleen de schrijver van den brandbrief te zijn; hij tracht zijn alibi te bewij zen, waarbij evenwel versohillende tegenstrijdig heden voorkomen. De J. kwam meermalen aan huis bij een familie, waar zijn zuster gouvernante is en waar ook Marins Bogaardt als speelmakker der kinderen veel aan huis verkeerde. Vandaar vermoedelijk zijne bekendheid met Marius. Naar de Amst. Ct. verneemt is door de directie van de Stoomvaartmaatschappij Nederland aan de justitie te 's Gravenhage de lijst opgezonden van de passagiers, welke op de Madura met den ge pensioneerden sergeant De Jongh de terugreis van Java naar Nederland hebben gedaan. Met het oog op het feit, dat De Jongh zeer vertrou welijke betrekkingen heeft aangeknoopt met een dier passagiers, zou dit aanleiding kunnen geven tot nader onderzoek. Volgens de Arnh. Ct. zou De Jongh verloden Woensdag te Arnhem zijn geweest, en herkend zijn door een brievenbesteller, die met hem ge diend heeft. De heer A. J. De Bergh bericht het volgende: De Jongh is vreeselijk aigevallen. Zijn oogen zijn nat door tranen. Hij wi. nog niet spreken. Maandag avond is nog een dagvaarding uitge geven over eene mededeeling, die a.) stationschef te Utrecht zou kunnen doen. Zijn gesprek met een achtenswaardig Hagenaar heeft hti vinden van een degenstok met de ietter A bevestigd. De baanwachter van het Rijnspoor te Utrecht heeft ook, naar men zegt, zekeren A. zien komen van den trein uit Den Haag en gezien, dat hij afgehaald werd door een ander op den avond van den moord. Wellicht kan eene vronw bij de zaak betrokken zijn. Door een gezelschap acrobaten, behoorende tot de Japansche school en verklarende afkomstig te zijn nit Yeddo, worden morgen en overmorgen (Donderdag en Vrijdag) avond twee voorstellingen in het Schuttershof alhier gegeven. Bij hen bevindt zich de „snelteekenaar" Gervasius uit Kopenhagen. Deze samenwerking der Deensche met de Japan sche nationaliteit klinkt weinig minder buitenge woon dan die van de teeken- met de koorddan serskunst. Al ware het alleen daarom, zouden wij het bezoeken der beide uitvoeringen durven aan raden. In de plaats van mej. M. E. Beets, die om gezondheidsredenen afgetreden is,is tot direetrice der Amaliastichting te Utreoht benoemd, mej. D. van Geuns te 's Gravenhage. Breskens, 5 October. In den afgeloopen nacht is op de hofstede bij den landbouwer J. E. nabij het gehucht Kruisdijk, diefstal met inbraak gepleegd. In een raam van de bakkeet vond men eenige ruiten stuk geslagen en verscheidene stukken linnen ontvreemd uit de wasch, die zich in genoemde keet onder het raam bevond. In een raam van den kelder waren insgelijks de ruiten stuk gesla gen en uit den kelder een potje boter en een flesch azijn ontvreemd. Door de ijzeren staven in beide raampjes zijn de inbrekers echter verhinderd verder binnen te dringen. Eenige passen van de woning werden eenige stukken linnen teruggevonden en heeft men in drukken van breede zolen met groote spijkerkoppen waargenomen. Men heeft vermoeden op twee vreemdelingen die den vorigen dag bij den landbouwer om drin ken kwamen vragen en voorgaven Limburgers te zijn. De oud-zeekapitein Paulus Meints, te Sap- pemeer, vierde gisteren zijn honderdsten ver jaardag. Dit zeldzame feest wekte algemeene belangstelling. Ook de commissaris des konings in de provincie Groningen heelt hem een geluk- wenschiDg gezonden. Gisteren middag te 3 uren is van de werf der hecren C. J. von Lindern te Amsterdam het vierde of laatste dok van de Ned. Droogdok- Maatschappij te water gelaten. Hiermede is het geheele dok voltooid op een lengte van 122 meter of 400 Engelsche voeten. Het dok is gebouwd inwendig van ijzer, en de buitenhuid, althans grootendeels, van pitch-pine hout. De maatschappij hoopt nu binnen eenige dagen in staat te zijn de grootste mailstoombooten van de maatschappij Nederland te dokken ter lengte van 117 meter. Bij al de onaangenaamheden die een sultan van Turkije al te verduren heeft, komt ook nu en dan nog een valsch alarm van eene samen zwering. Men herinnert zich nog hoe verleden jaar Konstantinopel in rep en roer was omdat zekere Aristarchi de politie had bekend gemaakt met eene samenzwering tegen den sultan, die alleen in het brein van den aanbrenger bestond. Iets dergelijks is weer gebeurd. De beeldschoone vrouw van een ambtenaar van het Kussische consulaat te Jasay kwam eenigen tijd geleden te Konstantinopel en nam haren intrek in het hotel van madame Bouin, dat zij echter na eenige weken verblijf moest verlaten wijl haar levens wandel niet onberispelijk was en zij daarenboven hare kamerhuur niet betaalde. Zij wist geen beter wraak te vinden dan aan het hoofd der politie te Fera te schrijven dat in het hotel Bouin samenkomsten werden gehouden van hoofdofficie ren en ambtenaren, waar een aanslag op het leven van den sultan werd beraamd. Vooral als er hooggeplaatste Turken in het spel zijn, heeft zulk een bericht niets onwaarschijnlijks, zoodat de politie een ernstig onderzoek instelde. Het bleek dat zij bedot was, maar zij wist de schrijfster uit te vinden en kon zich wreken. De rechtbank sprak een vonnis van verbanning uit Turkije uit, wat op zich zelf geene zware straf schijnt. Men herinnert zich het proces van graaf Arnim die veroordeeld is wegens verduistering van staatsstukken in zijne betrekking van Duitsch gezant te Parijs. Hij is nog steeds een gevangene, doch er is wellicht verandering in zijn lot te voorzien, daar professor Leman als zijn oordeel heeft te kennen gegeven dat verdere gevangenschap Arnim's leven in gevaar zon brengen. De graaf zelf eiseht nog een nieuwe behandeling van zijne zaak. De verdwijning der stukken was juist zoo verdacht, wijl zij de kerkelijke politiek van Duitschland betroffen en wijl Arnim op dat gebied oen verklaard tegenstander was van den Bismarck van 1372. De heer St. John, secretaris van het Engel sche gezantschap te Konstantinopel, bericht dat hij naar Ismid, aan den overkant van den Bos porus, geweest is en daar gevenden heelt 2100 emigranten uit Batoem, die de reis hadden onder nomen, vertrouwende op de toezegging der Porte dat zij land in pacht zonden bekomen. Deze lieden lijden thans groote ellende, bezitten geene tenten en zullen omkomen als zij niet geholpen worden. De heer St. John heeft hun wat rijst en medicijnen gegeven. Te Eostock in Mecklenburg, waar vroeger dikwerf 20 a 25 houten schepen tegelijk opstapel stonden, heeft het bouwen van deze schepen bijna geheel opgehouden. Eene werf voor ijzeren stoombooten bloeit er echter welig. De Russische regeering doet daar groote bestellingen. Verleden week vertrokken er weer twee groote ijzeren booten, voor den dienst op de Kaspische zee bestemd, naar Petersburg. Vandaar nemen zij hun weg over de Newa, verschillende kanalen en de Wolga naar Astrakan, eene reis die 8 a 10 weken duurt. Wegens do ondiepte der kanalen worden aan deze stoomschepen aan beide zijden toestellen aangebracht die ze eenige voeten lichten. De stoombooteD, voor den goederenhandel op de Kaspische zee bestemd, zijn zoo sterk gebouwd dat zij kanonnen kunnen dragen om in oorlogs tijd als kruisers dienst te kunnen doen. 's Gravenhage. De beschuldigde W. M. de Jongh heeft gisteren avond een zeer langdurig ver hoor ondergaan, gedeeltelijk in tegenwoordigheid zijner moeder, welke zeer zenuwachtig was en van den predikant, ds. De Ridder. De Jongh was vrij kalm. Voor zoo ver bekend, is echter niets nieuws aan 't licht gekomen. Er Ioopen verschillende geruchten, betreffende het toezicht der politie op een der met de Madura aangekomen passagiers, een zelfmoord van zekeren A. en de arrestatie van zekeren B. Deze geruchten zijn echter grootendeels onjuist. Tweede dépêche. 's Gravenhage. 5 u. 33 m. W. M. do Jongh heeft heden aan de justitie bekend de dader van den moord te zijn. Londen. De limes en de Daily News noe men de nota der Porte eene beleediging voor Europa. Daily News zegt dat Engeland zich niet van zijn weg mag laten afbrengen. Pakijs 5 October. Jacques Offenbach, de com ponist van Orphée aux enfersLa grande-ducheese de Gérolstein, La belle Hélène, La vie Parisienne, Barbe-bleue en andere beroemd geworden operet tes, is alhier overleden. Hij werd nit Israëlietische ouders in 1822 (of in 1819) te Keulen geboren, werd door zijn vader voor de muziek opgeleid, bezocht later het conser vatoire te Parijs en kwam daarna als violoncellist aan het orkest der Opéra Comique aldaar. In 1855 richtte hij te Parijs het theater der Hou/fes- Parisiem op. Hier bracht hij eene menigte wer- uen ten gehoore, welke over de geheele oude en nieuwe wereld een, ofschoon niet duurzamen, toch voor 't oogenblik grooten opgang maakten. In meer ernstige genres heeft hij nooit iets van be- teekenis voortgebracht, doch als schepper der Fransche burleske muziek bezit hij eenige blij vende verdienste. 6 October des morgens te 8 uren. kamen dek plaatsen. Ba- rom. afwijk, Delfzijl. Groningen Helder Vlissingen. Maastricht. 8ylt Shields. Valentia Hamburg Swinemunde. Leipzig. Carlsruhe Grisnez Parijs St Mathieu Biarritz Perpignan Ghristiaansund Stockholm. Portsmouth Yarmouth. -12.7 -12.6 -13.0 -13.0 -11.1 -14.0 - 7.6 - 1.2 -12.1 -11.2 -11.0 - 6.1 -13.! -13.2 -18.! -15.4 - 3.1 - 4.3 -12.9 Wind richt, kracht ZW WZW ZZW Z ZZW ZW NNO NO ZW ZZW ZZW ZW ZZW z NNO ZZW ZO NO ZW Toe stand lucht. z. bew, z. bew. betr. betr. z. bew. z. bew. z. bew. regen betr. z. bew. betr. z. bew. z. bew. bew. betr. z. bew. bew. bew. mist. Tem pera tuur. 15 15 15 16 17 14 10 9 15 -- 13 -- 14 -- 14 -- 16 -- 17 -- 12 -4- 13 17 10 14 Grootste verschil in Nederland 'sochtends 8 uren: M. 1.9 H. V. des namiddags: Barometer tc Middelburg, Graanbeurs: (Corr Thermometer, 5 Oct. 'say. 11 u.62gr. 6 Oct. 's morg. 8 u. 63 gr. 's midd. 1 u. 68 gr. 's av. 5 n. 63 gr. Zitting van Maandag 4 October. Voorzitter mr. De Witt Hamer. Tegenwoordig 12 leden. Afwezig dr. Callenfels. De voorzitter doet de volgende mededeelingen, die allo voor kennisgeving worden aangenomen; dat burg. én weth. aan Z. M. den koning bij de geboorte van eene prinses, een adres van ge- lukwensehing namens de gemeente hebben gezonden en daarvoor eene schriftelijke dankbetuiging ont vingen dat op verzoek van het bestuur der spaarbank aan dat bestuur is toegestaan het lokaal boven de korenbeurs des Maandags avonds te gebruiken dat de onderwijzers bij het lager onderwijs alhier, aan den raad verzocht hebben om verhoo ging van jaarwedde, welk verzoek gesteld is in banden der financieele commissie om dat bij de gemeentebegrooting voor 1881 te behandelen dat de leeraar dr. Diehl en de leerares mej. Van der Meij zijn aangewezen om gedurende den cursus 1880/81 de hoofden der scholen voor M. O. bij ontstentenis te vervangen; dat aan twee leerlingen, die een buitengewonen aanleg toonen, is toegestaan kosteloos het M. O. te volgen dat L. A. Hallungins is benoemd als surnume rair ter secretarie en 5 October in functie zal treden dat aan mej- H. J. Visser, op verzoek, een eer vol ontslag is verleend als 2e helpster aan de bewaarschool, en dientengevolge zijn bevorderd.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 2