N«; 234.
123* lasigangi
Maandag
4 October.
1880.
Oprichting Slachtplaats.
Middelburg 2 October.
Een Debat in bet Luchtledige.
Benoemingen en besluiten.
Onderwijs.
HMHJUKC&B8 COIRAVT.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prjjs per 3/m. franco 8,50.
Afzonderlpe nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentieni 20 Oent per regel.
Geboorte-, Trouw-; Doodberichten enz,: van 17 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daubb Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. M., Berlijn Weenen, Zurich enz.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
gezien de artikelen 6 en 7 der wet van den .2
Juni 1875 (Stbl. no. 95) tot regeling van het toe
zicht bil het oprichten van inrichtingen welke
gevaar, schade ot hinder, kunnen \eroorzaken;
maken bekend:
dat ter gemeente-secretarie ter visie is gelegd
een verzoek met bijlagen van I. Meijer, alhier,
om vergunning tot het inrichten vau perceel S
no. 81 aan den Veerschen rijweg, tot slachtplaats;
dat op Maandag, den 18 October a., ten raad-
huize dezer gemeente, des namiddags te halt
twee uur, gelegenheid zal worden gegeven, om
tegen het maken dier inrichting bezwaren in te
brengen en deze mondeling of schriftelijk toe te
lichten.
Middelburg, den 1 October 1880.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
N. C. LAMBRECHTSEN VAN R1TTHEM, L. B.
De secretaris,
J. W. DE RAAD, L. S.
In de tweede kamer zijn, bij de behandeling
van liet adres van antwoord op de troonrede,
grondwetsherziening en hervorming van het
kiesstelsel weder aan de orde geweest. De
uitslag der gedachtenwisseling is echter niet
meer bevredigend geweest dan bij vorige
gelegenheden en wanneer de heer Van Houten
zich inderdaad heeft voorgesteld ten aanzien
der grondwetsherziening, of ook maar van het
kiesrecht, „eene bepaalde stelling te doen
innemen, zoowel door de regeering als door de
verschillende elementen der kamer", dan is dit
doel zoo min door de gevoerde discussie als
door de gevallen beslissing bereikt.
De regeering bepaalde zich, bij monde van
liaar woordvoerder over onderwerpen van
algemeene politiek, den minister Van Lijnden,
tot eene herhaling barer vroegere, weinig
zeggende verklaringen.
De „verschillende elementen" der kamer
spraken zich zoo weinig „bepaald" uit, dat
men even wijs is gebleven als te voren. De
liberalen bedienden zich van redenen van
opportuniteit om alle amendementen af te wij
zen de eenmaal aangenomen algemeene strek
king van het antwoord-adres liet niet toe dat
inen zelfstandige stellingen daarin opnamóf
wel er was te veel wetgevende arbeid op
'toogenblik onderhanden om zulke ingrijpende
hervormingen aan de orde te stellenóf wel
de aanneming der amendementen zou eene
ministerieele crisis tengevolge hebben, welke
men wilde vermijden. Van de katholieken stem
den 11 leden voor enkele herziening der kies
wet (amend.-Heydenryck); stemden allen tegen
grondwets-herziening (amend.-Van Houten);
stemden slechts vijf voor de meer uitgebreide
hervorming van het kiesrecht, welke in het anti
revolutionair amendement (Keuchenius-Van der
Hoop lag opgesloten, terwijl de heer Beekers zich
van alle stemmingen onthield. Bij deze groep
is dus nog niets te vinden dat op eene „be
paalde stelling" lijkt. Van de 10 aanwezige
antirevolutionairen onthield de heer A. van
Dedem zich van de stemmingende overige 9
ste mden eenparig tegen het amend.-Heijdenrijck
en vdor grondwets- en uitgebreide kiesrechts
hervorming. De „stelling" dezer partij ten
aanzien der beide vraagstukken was echter
bekend. Het kleine groepje conservatieven
toonde zich bij elke stemming verdeeld. Van
de liberalen steunden de heeren Lenting en
Van Kerkwijk het voorstel-Van Houten, en de
heer Gratama alleen de beide voorstellen tot
herziening der kieswet, aan welke de heer Van
Houten zijn stem onthield.
tVau de aan liberale zijde aangevoerde argumen
ten moeten wij bekennen er niet éen te kunnen
beamen. Dat er belangrijke wetsontwerpen
aan de orde of in 't verschiet zijn, is waar;
doch dit zal wel altijd het geval zijn. Wil
men de hervorming van 't kiesstelsel laten
wachten totdat de financieele wetten, d. z. de
rentebelasting en de zegel- en registratiewet,
aangenomen en ingevoerd zijn en haaruitr
werking op de kiezerslijsten hebben doen ken
nen, dan heeft men een geruimen tijd vóór
zich en in dien tusschentijd kan de minister
van oorlog met zijn militie- en schutterijwet
gereed gekomen zijn, kan de herziening der
gemeentewet of die der wet op het middelbaar
onderwijs voorgesteld worden, of de hervorming
der militaire strafwetgeving, de herziening van
het burgerlijk wetboek die van het inmiddels
aangenomen strafwetboek op den voet volgen.
Zoo blijft men aan den gang. Ook voor eene
ministerieele crisis behoeft zooveel vrees niet
te bestaan. Het kabinet-Modderman-Vissering
heeft zich met het ontwerp-wetboek van strafrecht
en met de belastingwetten als 't ware vereenzel
vigd. Brengt het die twee tot een goed einde,
dan zal het wel 't grootste gedeelte van zijn
taak en van zijn ministerieel leven afgesponnen
hebben. Maar in het afdoen dier twee, zou
een wenseh naar kieswets- of zelfs naar grond
wetsherziening, eenvoudig in het antwoord
adres uitgesproken, vermoedelijk geen vertra
ging gebracht hebben.
Het weinig beteekenende der voorstellen,
het geringe effect dat ze, bij aanneming, ge
had zouden hebben, is dan ook voor ons eene
reden om aan hun verwerping weinig gewicht
te hechten. Het debat had, naar onze mee-
ning, best achterwege kunnen blijven. De
heer Van Houten mocht vrij de verschillende
„elementen" oproepen om „stelling" te nemen
ten aanzien der hervorming die hij wenschte,
er werd geen stem, in de kamer noch in het
land gehoord, die op de zijne antwoordde.
Grondwetsherziening of hervorming van het
kiesstelsel, laat ons ervoor uitkomen,
worden in het land noch algemeen verlangd noch
zelfs besproken. Couranten leveren er artikelen
overbeoefenaars van ons staatsrecht geven er
studiën over in 't licht; lange lijsten van kies-
bevoegden, die van het kiesrecht verstoken
zijn, worden den volke voorgehoudenmaar
dat dit gemis hun eenig hartzeer zou veroor
zaken, daarvan blijkt niets. Te vergeefs be
proefden de voorstellers der amendementen
iets te voorschijn te brengen, dat op eene
„volksovertuiging" geleek, om hun voorstellen
gewicht bij te zetten. De heer Van Houten
haalde eene zinsnede aan uit het onlangs door ons
medegedeelde adres van het Werklieden-Verbond,
in zake den kinder-arbeid, als een bewjjs van
de minachting, waarmede in den kring der
ambachtslieden geoordeeld wordt over de be
voegdheid onzer tweede kamer voor de behar
tiging der volksbelangen. Maar dat gevoelen,
door het hoofdbestuur van éene vereeniging
uitgesproken in een adres, waarin het Van die
zelfde kamer verbetering eener wet verlangt,
kan toch moeilijk als teeken eener volksover
tuiging gelden. De heer Keuchenius was in
zijne bewijsvoering niet gelukkiger. Deze
voerde de 300,000 handteekeningen onder het
volkspetitionnement voor de „school met den
bijbel" aan. Maar in deze 300.000, aan
genomen, voor een oogenblik, dat hun onder-
teetening voor een argument kan gelden,
heeft men wel eene volksovertuiging ten aan
zien van éen onderwerp van wetgeving, de
regeling van het lager onderwijs, vernomen;
doch dat de petitionarissen overigens, in hun
„richtingen en belangen," zich door de
staten-generaal niet naar behooren vertegen
woordigd zouden achten, daarvan is niets geble
ken. Bovendien, wanneer men deze 300.000,
benevens de 150.000 katholieke adressanten,
aanneemt als maatstaf voor het getal van hen die
aan de samenstelling der volksvertegenwoordi
ging moeten medewerken, dan wordt men recht
streeks gevoerd naar het algemeen stemrecht.
En van dit stelsel juist, verklaren de heeren Keu
chenius en Van der Hoop zich beslist afkeerig.
Hoe kan men dan beweren dat bij aanneming
van hun voorstel, aan de volksovertuiging, zooals
zij die gelooven vernomen te hebben, voldaan zou
zijn geworden
Het is eene waarheid, welke wij belijden moe
ten, dat de Hederlandsche natie, in haar geheel
genomen, in de samenstelling barer toekomstige
vertegenwoordiging nog minder belang stelt dan
in de handelingen harer tegenwoordige. En deze
laatste belangstelling verheft zich reeds weinig
boven het nulpunt.
Geeft deze bekentenis reden tot dadelijke
ongerustheid Wij weten op deze vraag
geen stellig antwoord te geven. Even als het
spreekwoord„Gelukkig de volken, die geen
geschiedenis hebben/' tot zekere hoogte
waarheid bevat, zoo behoeft ook een volk, dat
politiek dood is, of slaapt, zich daarom nog
niet in een onhoudbaren toestand te bevinden.
Het kan misschien aldus voortleren, jaren
tientallen jaren lang, onder gewone om
standigheden, in een staat van oogen-
sehijnlijk bevredigenden welstand. Alleen bij
het minste buitengewone voorval, loopt het
uiterlijk stevig schijnende gebouw van zijn
welvaart, van zijne zelfstandigheid, gevaar in
te storten als een kaartenhuis.
Hopen dat de omstandigheden nog lang „ge
woon" mogen blijven, is dus het eenige wat
wij doen kunnen. Dit neemt echter niet weg
dat het wijden van al onze krachten, aan het
moeilijke werk om ons volk beter te wapenen
tegen het „buitengewone", dat ieder oogenblik
voor kan komen, de plicht blijft van ons allen
die ons vaderland lief hebben. Als pogingen
daartoe, binnen den beperkten kring hunner
werkzaamheid als leden van de tweede ka
mer, mogen de voorstellen der heeren Van
Houten, Keuchenius en Van der Hoop, va
derlandslievende voorstellen genoemd worden.
In de heden gehouden buitengewone zitting
van den gemeenteraad van Vlissingen werd het
le suppletoir kohier van den hoofdelijken omslag
voor 1880 op f 707.16 vastgesteld.
Tot hulponderwijzeres aan de openbare meisjes
school werd benoemd mej M. E. Van den Broecke
te Aardenburg.
De vaststelling van het bedrag van den onder
stand aan den eervol ontslagen commies J. C.
Hamilton of Silvertonhill werd aangehouden.
Ter voorziening in de door het overlijden van
den heer C. van Zweveren ontstane vacature in
het college van regenten over het gasthuis werd
benoemd de heer J. le Sage van Hoevemet den
benoemde was mede aanbevolen de heer F. van
der Velde. Eindelijk werd besloten aan de
regeering het verzoek te richten om verbruiks
belastingen te mogen blijven heffen.
De kamer van koophandel en fabrieken alhier
zal op Maandag den 4 dezer, des namiddags te B
uren precies een openbare vergadering Honden.
Te St. Maartensdijk ontstaat door het ophan
den zijnd vertrek van den heer D. Toe Water
eene vacature in den raad, ter vervulling waar
van op den 12 dezer eene verkiezing zal plaats
hebben.
Aan eenige ingezetenen van St. Annaland is
door den minister van waterstaat op bun verzoek
vergunning verleend om op eigen kosten een
telegraaflijn aan te leggen, ioopende van het ge
meentehuis tot aan den kokerpaal bij de Groote
Nol van St. Annaland, waar de kabel door het
Keeten naar Duiveland ligt. ((7. Ct.)
Ook het Nieuws van den Dag nit thans den
wensch naar uitvoering der wet tot oprichting van
de rijks-spaarbank.
üit de memorie van toelichting bij het IXo
hoofdstak der staatsbegrooting voor 1831, welk
stak ons bij het schrijven van ons opstel van den
22 Sept. jl. nog niet bereikt had, is echter geble
ken dat door de regeering gelden worden aange
vraagd voor de bezoldiging van den directeur,
de beambten en den raad van toezicht op de
rijks-spaarbank, benevens voor toelagen aan de
postbeambten.
Op het oogenblik is de regeering dus niet meer
in gebreke.
De minister van marine brengt ter kennis van
belanghebbenden, dat in Augustus 1881 een examen
zal plaats hebben voor de betrekking van scheeps
klerk.
Jongelingen, die verlangen mochten bij dat exa
men mede te dingen, moeten zijn Nederlanders
en op den lsten Jan. van gemeld jaar het 15de
jaar bereikt hebben, doch bet 18de jaar nog niet
zijn ingetreden alzoo komen alleen in aanmerking
zij, die geboren zijn in de jaren 1864 en 1865.
De kundigheden voor het examen vereiseht zijn
vermeld in de St. Ct. n° 233.
Bij de tweede kamer is ingediend een ontwerp
van wet betreffende de verzending van pakketten
per post tot 5 kilogram. Het bepaalt o. a. den
vrachtprijs voor een pakket van 1 KG. op 14 ct.;
van 13 KG. op 25 ct. bij vooruitbetaling.
Voor het verloren gaan, ot het in 't ongereede
raken, of voor toegebr achte schade wordt, behou
dens eenige uitzonderingen, vergoeding verleend,
niet te boven gaande f 2.50 voor elk KG. Aangifte
van inhoudswaarde is tot f 500 toegelaten, tegen
een evenredig recht van 10 cent voor elke 100,
Deze bepalingen betreffen het binnenl. verkeer.
Dat met de koloniën en vreemde staten wordt
nader geregeld.
De Lnxembnrgsche kamer van afgevaardigden
heeft een commissie benoemd voor de oprichting
van een standbeeld ter eere van den koning
groothertog Willem II. Zij bestaat nit de heeren
De Muyser, De Waequant, Simons, Faber, Asch-
man en twee plaatsvervangers, de heeren Collart
en Metz.
Tot rapporteurs van het ontwerp op de kohie
ren (hootdelgke omslag) zijn gekozen de heeren
De Meijier, v. Honten, Böell, Eutgers en Sickesz;
tot rapporteurs van de Indische begrooting de
heeren v. Gennep, Vening Meinesz, Mirandolle,
v. Dedem en Tak.
Den 29 September had aan de oostelijke punt
van den oever voor den Nieuwe Nenzenpolder,
nabij bet kustlicht, eene oeverafschniving plaats,
ter lengte van 64 meter en ter breedte van 20
meter.
De afstand van de afschniving tot den zeedijk
bedraagt nog 160 meters. (T, N. Ct.)
legier. Benoemd bij het wapen der Infanterie
tot luitenant'kolonel, by den staf van het wapen
de majoor H. F. Alings, van dien staf, toegevoegd
aan den inspecteur van het wapen; bp het 4de
reg. de majoor A. W. Greve, van het corps.
A k t e-e xamens in Zeeland,
Als onderwijzeres in de gymnastiek werd
geëxamineerd en toegelaten mej. A. T. Hame-
lynck te Middelburg. Als onderwijzeres in de
Engelsche taal werden geëxamineerd en toegela
ten 4 candidaten, de dames W. F. M. de Greve
te Bruinnisse, M. J. Martijn te Middelburg, J. M.
Schot te Aagtekerke en M. Th. A. Wibaut te
Vlissingen.
Rllland-Bath, 1 Oct. De gemeenteraad
heeft omtrent den hoofdonderwijzer Bakker zijn
eerst genomen besluit gehandhaafd, doch tevens
bepaald dat de vooideelen aan beide scholen
dezelfde zullen z'jjn. Het traktement van den
heer Bakker is dus nn ook op f 800 gebracht.
Op eene vraag van jhr. mr. H. B. van Tets
te Zntfen, heeft de minister van binnenlandsche
zaken verklaard dat het ambt van districts
schoolopziener met dat van wethouder niet
vereenigbaar is.