N®. 221.
1880.
128* Jaargangt
Zaterdag
18 September.
ianino,
[ulpbronnen
Ejjks-belastingen.
Het Atelier du Lys,
CEIRO Azn.
uti-kxitiek -
3rMiddelburg-
ïrant
Advertentiën
CHELDE.
L880.
Middelburg 17 September.
FEUILLETON.
TE KOOI*
og zoo goed als nieuwe
e 2 jaren geleden is
den, terwijl er nog 4
en is. Te bezichtigen
OLLAND, te Goe».
in de Restauratie
te VBssingen, eene
jvraagd.
gd, bij D. FILIUS,
olonie
©.95.
VOORTDUREND
tenlandsche
iden.
ften en spoedige ver-
rg gedragen,
end volgens de prijs-
e dagbladenzonder
n rekening gebracht.
tdienst
EN ROTTERDAM*
in September:
VAR BOTTERDAM:
ijdag. 17 'smorg. 9,n.
terd. 18
stand. 20
nsdag21
oensd.22
ijdag 24
;erd. 25
,and. 27
nsdag28
oensd.29
9,-.
11,30,
11,80,
11,30,
11,30,
11,30,
11,30,
11,30,
11,30,
M. U.K.
3.45.
4.15.
BAG, WOENSDAG en
ZATERBAG.
7.30 nam. 4.—
8.— 4.30
10.30
11.—
6.— midd. 12.—
6.30 nam. 12,30
lyk 2 uren op
9
5.37
6.88
-w
mmm
4.45
5.59
6.40
6.50
6.5
-wp-
7.52
.57
8.45
9.12
10.18
10.41
1.6
10.25
10.50
1.15 1
10.85
11
10.55
2.5
6.15
10.40
1.45
6.10
11.50
3.15
7.30
12 40
3.55
8.15
1.4
4.13
8.35
1.20
4.30
8.50
IHIDDELBURGSCHË COURANT
Dit blad verschijnt dageljjkBj
met nitzondering van Zon- en Feestdagen!
Prijs per 3/m. franoo 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent!
Advertentlen: 20 Oent per regel!
Geboorte-; Trouw-, Doodberiohten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte!
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube Cie. te Parijs Londen, Frankfort a. 11., Berlijn Weenen, Zurich enz.
De burgemeester van Middelburg maakt bekend
dat bij hem ontvangen en aan den ontvanger
der dir. belastingen ter invordering is verzonden
het door den provincialen inspecteur der directe
belastingen enz. te Middelburg, den 10 Sept. 1880
invorderbaar verklaarde kohier van het patentrecht
over het eerste kwartaal van het dienstjaar 1880/81,
met nitnoodiging aan ieder wien zulks aangaat, om,
na bekomen kennisgeving van zijnen aanslag,
ten spoedigste het door hem verschuldigde te
kwijten, met herinnering tevens, dat de bezwaren,
welke dienaangaande mochten bestaan, binnen
drie maanden na heden behooren te worden
ingediend.
Hiervan is heden afkondiging geschied waar
het behoort.
Middelburg, den 15en September 1880.
De burgemeester voornoemd,
A. J. VAN ECKELEN, L. B.
De St. Ct. bevat een kon. besluit tot vernieti
ging van het besluit van den gemeenteraad van
Breskens, dd. 30 Maart 1880, betreffende de
plaatsing der gemeente-secretarie en van het
gemeente-archief.
De overwegingen, die tot vernietiging van dat
besluit hebben geleid, zijn de volgende:
dat volgens ingekomen berichten, bevestigd door
een lokaal onderzoek van eeDe commissie nit
gedeputeerde staten van Zeeland, de secretarie
der gemeente Breskens vroeger in een kantoor
van een handelaar in steenkolen en zont geplaatst
en de lokaliteit aldaar zoo beperkt was, dat de
burgemeester aan de hem bij art. 72 der ge
meentewet opgelegde verplichting niet kon vol
doen, en dat bovendien burgemeester en wethou
ders evenmin het bij art. 103, alinea 2, dier wet
hun opgedragen toezicht konden uitoefenen, daar
het archief der gemeente in verschillende woningen
verspreid en voor een gedeelte in kisten gepakt
op zolders werd bewaard, waar het aan vocht en
ongedierte blootgesteld was;
dat burgemeester en wethouders, om de gemeente
voor verder nadeel te behoeden en de voorschrif
ten der wet niet langer onuitgevoerd te laten,
krachtens de hun bij art. 1 der instructie voor
den secretaris toegekende bevoegdheid, bij besluit
van 15 Maart jl. een ander geschikt lokaal tot
het honden van secretarie en tot bewaarplaats
van het gemeente-archief hebben aangewezen, en
aan dit besluit reeds uitvoering is gegeven en de
archieven op eene geschikte en voor belangheb
benden toegankelijke plaats zijn geordend;
dat evenwel de gemeenteraad van Breskens in
37
DOOK
de schrijfster van M"1 More.
HOOFDSTUK XVL
EEN VRIEND IN NOOD.
„Dan is zyn liefde oprecht geineend, want
dat is een gedncht waagstuk. Maar zijt gij vrij
Monsieur de chevalier sprak van zijn tante en
zijn vrouw."
„Ja, ik ben zijn vrouw volgens de nienwe
wet."
„Staat het zoo? Die De Pelven zou n wil»
len trouwen en gij?"
„Ik zon gaarne haar leven willen redden."
„0, nu begin ik het te begrijpen. Dat is
dus do voorwaarde. Gij kunt haar leven redden
door een zonde te begaan, niet waar Maar als
dat het eenige middel is, dan kan het Gods wil
niet zijn dat zij gered wordt."
(Zij liepen stilzwijgend voort. Het was treffend
zijne vergadering van 30 Maart jl. besloten heeft,
de secretarie en het gemeente-archief weder naar
de vroeger daarvoor aangewezen lokalen over te
brengen
dat, wanneer dit raadsbesluit ten uitvoer wordt
gelegd, zoowel de burgemeester als het college
van burgemeester- en wethouders verhinderd
zullen worden aan de hun bij de wet opgelegde
verplichtingen te voldoen;
dat het raadsbesluit, hetwelk een onwettigen
toestand, in het leven roept en de gemeente
ambtenaren in de vervulling hunner ambtsplichten
belemmert, geacht moet worden in strijd met de
wet te zijn,
Vlissingen, 17 September. Door wijlen
mevrouw de weduwe W. van der Os, geb. Abra-
hamse, is aan het stedelijk weeshuis alhier gele
gateerd eene som van 1500, onder bepaling dat
nit de inkomsten jaarlijks den weezen eenig hui
selijk feest bereid worde.
Het programma voor de uitvoering van het
muziekkorps der dd. schutterij, op Zondag den
19 September, des middags te 2 uren, op het
Molenwater alhier, is samengesteld als volgt:
No. 1 Marsch; no. 2 Concert Wals, Kroll; no.
3 Ouverture, Adam; no. 4 Lied Ich bitf euch tiebes
V'óglein, Gumbert; no. 5 Cavatine nit de opera
der Barbiervoor solo clarinet, Rossinino. 6
Fantaisie nit Webers opera, Oberon, A. de Jong;
no. 7 „Wees welkom! Koningskind," woorden
van B., muziek van A. de Jong; no. 8 Aria en
Koraal nit Paulus, Mendelssohn.
Eerlang kan eene nadere wettelijke regeling
worden te gemoet gezien, tot het nemen van
maatregelen ingeval van ijsgang en hoog opper-
water op de rivieren.
Thans bevat het Haagscbe Dagblad een hoofd
artikel, om te betoogen waarom het de oprichting
van het Spinoza-gedenkteeken binnen de residen
tie betreurt.
Men kan met dat betoog, hetzij men het deelt
ot niet, vrede hebben. Wij voor ons zijn, van het
begin af, van gevoelen geweest dat Spinoza niet
op de publieke straat behoorde verheerlijkt te
worden. Niet omdat wij iets tegen hem hebben
als „apostel des ongeloofs": maar omdat een
groot wijsgeer en diepzinnig denker, als hij, in de
gemoederen zijner volgelingen, des noods, in
afbeelding of borstbeeld, in hun studeerkamer of
boekerij, vereeuwigd wordt. Deze onsterfelijk
heid hnldigt hem, in zijn eigen geest, beter dan
straat-populariteit.
Deze zienswijze maakt ons echter de houding
van het Dagblad, tegenover de plechtigheid der
onthulling, niet duidelijker. Zijne lezers zijn nn in't
bezit van een preek over Spinoza; maar wat
in die dagen iemand zoo eenvondig van Gods
wil te hooren spreken. Edmée kreeg een gevoel
alsof zij een plank gevonden had waaraan zij zich
kon vast klemmen, in de woelige zee waarop zij
heen en weder geslingerd werdmaar haar liefde
jegens Mile De St Aignan belette haar te er
kennen dat hij gelijk had. Van den anderen
kant waren haar, sedert De Pelven haar met zijn
liefde was beginnen te vervolgen, de rechten van
Alain hoe langer hoe geldiger voorgekomen, en
nu zij wist dat hij haar had willen opzoeken en
zóo dicht in hare nabijheid was geweest, werd zij
meer en meer in dat gevoelen versterkt. Zij had
den geen woord meer gesproken totdat zij een
brug bereikten waarover Edmée in het heengaan
gekomen was. Een man dien zij toen, in een man
tel gehnld, over de leuning had zien kijken, stond
daar nog, maar thans in een druk gesprek met
een makker. Beiden gingen op zijde toen zij
Balmat en Edmée zagen aankomen, liepen gearmd
voort en praatten schielijk doch zacht. Ëalmat
zag even hnn gelaat en fluisterde
„Danton en Camille DesmoulinB 1" en zij za
gen die twee bekende Hepublikeinen na, Balmat
tamelijk onverschillig, maar Edmée met afkeer;
doch geen van beiden vermoedde dat die twee
mannen een paar dagen later ter dood veroordeeld
en in de Conciergerie zonden zijn.
„Wij moeten hier afscheid nemen," sprak
Edmée eindelijk. „Zult gij haar morgen zien?"
er op den 14 September in een der straten hun
ner stad, in tegenwoordigheid van beroemde
vreemdelingen en van vele ingezetenen en hoogge
plaatste beambten van stad en land, is voorgeval
len, bleef hnn onbekend. Indien het Dagblad
aldus zijn taak als nienws-blad opvat, dan is
zijn opvatting verschillend van de onze.
Uit het jongste nommer van Eigen Hulp zien
wij dat de Botterdamsche vereen iging De contante
Betaling, van welke in ons nommer van gisteren
sprake was, eene navolging is van eene te Parijs,
door 200 der voornaamste magazijuhonders opge
richte vereeniging. Deze schijnt goede uitkomsten
op te leveren. Des te beter voor de Rotterdammers!
Id de jongste vergadering van 't hoofdbestuur
van Eigen Hulp is o. a. een denkbeeld overwogen,
door een belangstellend vriend der Vereeniging
aan 't oordeel van het hoofdbestuur onderworpen,
namelijk de oprichting, als onderdeel van het
genootschap, eener „leger- en marine-club," op den
voet van de Army and Davy-stores te Londen.
Het weekblad der vereeniging zegt over dit
plan het volgende
In de coöperatieve verbruiksinstellingen vooral
ligt de toekomst onzer vereeniging; maar niet
voor alle categorieën van leden zijn dezelfde win
kels noodig; het is dus zeer wel mogelijk om,
naast de winkels van huishoudelijke behoeften, de
zoodanige te openen welke meer bepaald voor
sommige personen nut hebben. En in dit opzicht
zou b. v. een Army and Navy-club, met het uitslui
tend doel om officieren van leger en marine op
voordeelige wijze uitrustingen en uniformen te
verschaffen, aanbeveling knnnen verdienen.
Men leest in 't Nieuws van den Dag
„Reeds een paar malen heeft Bét Vaderland de
aandacht gevestigd op het uitblijven van tijdingen
omtrent de bewegingen van onze troepen te
Samalangan, en niet onduidelijk deed het blad
doorschemeren, dat wellicht aan het departement
van koloniën znlke ongunstige berichten waren
ontvangen, dat de regeering aarzelde ze mede te
deelen.
„Gelukkig beBtaat voor die vrees geen reden.
Men mag, volgens onze inlichtingen, overtuigd zijn,
dat sedert het telegram van 28 Juli bij onze
regeering geen telegraphisehe berichten, 't zij
onrustbarende, 't zij gunstige, van Samalangan
ontvangen zijn.
„'t Is zeker bevreemdend dat juist ditmaal ge
broken is met de gewoonte om den uitslag van
troepenbewegingen zoo spoedig mogelijk aan het
moederland bekend te maken, maar dat de staat
van zaken gunstig moet zijn, mag men afleiden
uit het feit, dat de gunverneurs van Atjeh,
blijkens een bericht dat wij ontviDgen, thans ge-
„Zekermaar gij knnt niet naar huis gaan
gij moet niet aan dien man overgelaten blijven. Ik
zal u naar mijn woning brengen. Ik heb een kamer
in het hnis van eene Anvergnate, die nog al op
geld gesteld is al wat zij bezit heeft zij met
centen bij elkaar geschraapt de arme zielmaar
daar zijt gij veilig. Voor een paar assignaten
laat zij bij haar sectie nwe papieren in orde bren
gen het zijn geen kwade menschen en haar neet
zal daar wel voor zorgen. Kom
Edmée aarzelde en deinsde voor dien beslissen-
den stap terug; maar Balmat stond op zijn stuk.
„Doe wat goed is, burgeres, en bekommer u niet
om de rest. Zij zon het u nooit vergeven indien
gij haar leven tot znlk een prijs gekocht hadt.
Die roofvogel zal de kleine duive niet in zijne
klauwen krijgen!" voegde hij erbinnen 'smonds
bij. Eindelijk gaf Edmée toe en voelde zich kalm
bij de gedachte dat hij voor haar gehandeld had.
„Dat is goed," zei hij en betrad een wijk
van de stad, die haar nog geheel onbekend was
en heel ver afgelegen van de buurt waar zij woon
de.
„Een andermaal zondt gij geen verlof gekre
gen hebben om het huis te verlaten en hoe zou
ik u dan tijding van haar hebben kannen bren
gen Maar zeg eeDS welken naam wilt gij aanne
men? Gij zeidet dat zij zich Valentine noemde."
„Ik zal de burgeres Alain heeten," antwoordde
Edmée en bloosde even, terwijl er voor het eerst
volg gegeven hebben aan hnn voornemen, om
mondeling met de Indische regeeriDg te overleggen
over de toekomst van Atjeh. Beide gouverneurs
bevinden zich thans te Batavia."
De heer G. J. A. Faber, advocaat en procureur
te Rotterdam, heett eerst in het Handelsblad, en
daarna elders, gewezen op de bezwaren, welke
nit de zoogenaamde procureurswet voortvloeien,
en o. a. daarover het volgende gezegd: „De zoo
genaamde proenrenrswet het proenraat zijn
ambtelijk karakter ontnemendeheeft niet alleen
den procureur tot een verhuurder van diensten
verklaard en wel in vele gevallen tegen kruiers-
loon, maar laat hem bovendien, de pro deo
zaken zijn veel talrijker dan oppervlakkig gedacht
wordt dikwijls om niets en voor niets krnien."
Naar aanleiding van dit tweede artikel, aan het
Paleis van justitie ingezonden, maakt de redactie
van dat orgaan de volgende opmerkingen „Het
proeedeeren is zeer zeker goedkooper geworden,
hetgeen wij een voordeel voor het algemeen
achten, en op den dunr vermoedelijk ook een
voordeel voor de praktijk zelf, daar zij ook de
ontwikkeling van het rechtsleven bevordert. Voor
de groote meerderheid der praktizijns is de praktijk
nooit een middel geweest om rijk te worden; zelfs is
het aantal dergenen, die in de praktijk het middel
hebben gevonden om overeenkomstig hnn stand
te leven, steeds beperkt geweest. Niet door de
vereeniging van het proenraat met de advoca
tuur, maar door de besehonwing der rechtspraktijk
als een gewone broodwinning, wordt de vrije
advocatuur geschaad."
In éen opzicht staan wij dichter by de redactie
van het Paleis dan bij mr. Faher. Tegen het
beginsel van de vereeniging van de advocatunr
en het proenraat zijn ook wij niet gekant, of
schoon dit beginsel nog niet algemeen als doug-
deiyk wordt aangeprezen en zelfs, gelijk men
zich zal herinneren, ten vorigen jare in België
schipbreuk heeft geleden. Maar wij blijven be
zwaar zien tegen de wijze, waarop dit beginsel
in de wet van 23 April 1879 is toegepast. Door
de vereeniging van het procuraat met de advo
catunr, dit geven wij aan het Paleis toe, wordt
de vrije advocatunr niet geschaad, maar wél door,
in strijd met de algemeene economische regelen
die onze samenleving beheerschen, de belooDing
van de diensten van den advocaat-procureur, en
nitslnitend van hem, afhankelijk te maken van
de willekeur van den rechter; maar wèl door, in
strijd met de eeuwenoude tradition der advoca
tuur, den advoeaat-procurenr, voor de verrich
tingen, welke hij doet als procureur en welke in
den regel van die, welke hij doet als advocaat,
niet te onderscheiden zijn, zijne handelingen te
doen toetsen niet door pairsmaar door den
rechter, voor wien hp optreedt; maar wél door,
in verseheiden dagen een glimlach op hare lippen
kwam.
„Een goede naam I en wij zullen zeggen
dat uw echtgenoot werk zoekt buiten Parijsdat
is de waarheid en het is veel beter dat men u
dadelijk als getrouwde vrouw leert kennen, dat
staat fatsoenlijker," zei Balmat en merkte tot zijn
spijt op hoe jeugdig en kinderlijk zij er nog uit
zag. „Zie, hier woon ik."
Zij waren in een nanwe sombere straat en het
hnis zag er ond en vervallen uit. Zij beklommen
een steile wenteltrap, nadat zij eerst over een
plaats waren gegaan die zeer vochtig was, met een
fontein in het midden en toen Edmée boven op
het zolderkamertje was zag zij op een kerkhof
vol met geschonden, opengebroken graven.
Er waren byna geen meubels in het vertrek
behalve een paar stoelen en een klein ledikant en,
als trof de groote armoede die hier heerschta
Balmat nu voor het eerst, sprak hg
„Ik dacht niet dat het hier zoo armoedig
wasik weet niet of gij hier wel zult knnnen
wonen."
„O bestmaar gij Gij geeft mij uw eigen
kamer."
„Dat zal wel terecht komen; ik weet al
waar ik dezen nacht ga slapen en morgen zullen
wij verder zien. Gelukkig hebt gy veel geld en
kunt alles koopen wat gij noodig hebt."
„Dit is al wat wij bezitten. Ik nam het