Het Atel 5- 217 Ingezonden Stukken. Middelburg il 1 oogpunt het groot aantal kroeghouders een verder- fclgken invloed uitoefent. Intusschen rezen tegen het rechtstreeks beper ken van het aantal tapperijen onderscheiden on overkomelijk genoemde bezwaren. Vooreerst meende men dat sociëteiten, fatsoenlijke herbergen of logementen, koffiehuizen, zoogenaamde uitspan ningen en stalhouderijen niet op een lijn konden gesteld worden met de tapperijen. Waarom, als deze geweerd worden, zullen de bierhuizen zich ongehinderd op groote schaal in onze steden kunnen vermenigvuldigen, waar het misbruik van het zg. Be^ersch bier nagenoeg even groote nadeelen na zich sleept als het jenever-misbruik In do tweede plaats ontstaat de vrees, dat beperking van het aantal tapperijen op groote schaal het drankverbruik zou overbrengen naar werkplaatsen en particuliere woningen of ook naar gehe:me tapperijen en kroegen. Daarbij komt, dat de toegelaten tapperijen een stempel van deugdelijkheid en voornaamheid zullen erlangen, dien zij misschien niet verdienden. Zij zouden een monopolie verkrijgen, waarvan misbruik kon worden gemaakt. In de plattelands gemeenten zou daardoor onrechtmatige politieke invloed kunnen worden uitgeoefend en in elk geval bij het verleenen der vergunning groote willekeur kunnen plaats hebben. Deze nadeelen, aan het stelsel van monopolie en privilegie verknocht, werden door de voor standers der wet niet ontkendmaar de nadeelen daarvan zouden zeer getemperd worden door de strenge controle waaraan de begunstigden onder worpen bleven en die, in de groote steden vooral, in den regel heilzaam zou werken. Het gevaar voor intrekking van de eenmaal verleende ver gunning zou een waarborg tegen misbruik opleveren. Veel verschil van gevoelen heerschte ook over de vraag of in een politiewet als deze ook ge wichtige beginselen van strafrecht en zelfs van burgerlijk recht moesten worden opgenomen. Zulk een greep in dat recht achtte men van de eene zijde gevaarlijk. Van den anderen kant werd geantwoord, dat het groot maatschappelijk kwaad, dat men bestrijden wilde, niet door een enkelen wetteJijken maatregel, maar alleen door een geheel samenstel van preventieve en repressieve bepalingen kan worden bedwongen. Vooral echter met 't oog op den moreelen indruk was het wen- schelijk, dat er een drankwet bestond, alles be vattende wat in dat opzicht geboden en verboden werd. Zulk een volledige wet kau onder het bereik van het groote publiek worden gebracht en zoo kan 't tot het bewustzijn van ons volk doordringen, dat de wetgever het drankverbruik heeft gebrandmerkt en dat de daaruit voort vloeiende gevolgen uit onderscheiden oogpunten strafbaar zijn. De pogingen van hen, die door zedelijke middelen het misbruik bestrijden, zoudeD, indien dat bewustzijn levendig werd, niet weinig worden geschraagd. Intusschen, als men een volledige wet wilde, zouden nog andere dan de voorgestelde maatre gelen wenschelijk zijn. Men noemde de afschaffing van den bieraccijns. Men wilde dronkenschap niet meer als verzachtende omstandigheid bij de straf rechtspleging doen gelden; uitbreiding van de bepalingen over speelschulden, door daaronder ook gclagschulden te begrijpenbepalingen om trent de sluitiugs- of openingsuren van de tap perijen enz. Maar vrij algemeen werd de wet in zóóver onvolledig of onvoldoende geacht, als daarin geen fiscale maatregelen tegen het drank misbruik voorgesteld werden. Zelfs aan die leden, die zich met het wetsontwerp niet konden ver eenigen, lachte het denkbeeld toe om de tappers en drankverkoopers door een aanzienlijke ver hooging van hun tegenwoordigen aanslag in het patont, of liever door een heffiug voor het erlan gen van een zoogenaamde license te treffen. Ten aanzien der voorgestelde wijze van beper- üiet minder hevige ebbe zou te kampen hebben. Hij wa3 zoo verdiept in de gebeurtenissen van den dag dat hij zijne beschermelingen in den laatsten tijd slechts zelden bezocht had en toen hij eindelijk op een avond in Februari weer eens verscheen, werd hij zeer vriendelijk door Mile De St Aignan verwelkomd. Hij kwam nooit voordat het donker was en zij sloeg hem onmid' dellijk voor een partij schaak met haar te spelen en verzocht Edmée twee kaarsen aan te steken, waarvan de eene haar £Uuw schijnsel op het schaakbord wierp, terwijl zij de andere dicht bij haar kantkussen plaatste. Zij had een klein souper, bestaande uit brood, vleesch en ham op een tafeltje klaar gezeteieren en boter gingen reeds lang hare middelen te boven, maar het brood en den ham had zij gekocht voor het geld dat de oude Lafarge haar bezorgd had, door het verkoopen van een stuk kant en zij had niet gevraagd hoeveel percenten hij als commissie loon genomen had, zóo overgelukkig was zij dat zij iets kon bijdragen tot bestrijding der kosten voor het huishouden. De Pelven had een flesch wijn medegebracht en deed nu zijn best om MUe De St Aignan te slaan, die, hoewel een stoute schaakspeelster en bijna tegen hem opgewassen, steeds eindigde met een verkeerden zet te doen en in den strik te vallen, dien hij door zijn bedaard en slim overleg voor haar gespannen had. Haar aandacht bij het spel werd verdeeld door king van het aantal tapperijen kwam men in een der afdeelingen met nadruk op tegen „de ver brokkeling van het rijksgezag" door de stuksge- gewijze verdeeling der rijkswetgeving op dit stuk onder de gemeentebesturen. Indien krachtige maatregelen tot het te keer gaan van drankmisbruik noodig zijn, dan behoor den die van den rijks wetgever zei ven nit te gaan en de zaak niet in zulk een belangrijk opzicht aan het goedvinden of de willekeur der gemeen tebesturen te worden overgelaten. Het te keer gaan van het misbruik moest dan voor een onderwerp van rijks-politiezorg worden verklaard, niet als tot de gemeentehuishouding behoorende worden beschouwd en de taak der gemeentebe sturen zich dus niet VGrder uitstrekken dan tot de uitvoering der voorschriften, in verband met die politiezorg gemaakt. Andere leden wezen echter op de onderlinge afwijking tusschen de plaatselijke omstandigheden, die het stellen van algemeen geldende regelen niet mogelijk maakt. Verscheidene leden meenden dat niet de bevol king der gemeento als een deugdelijke maatstaf voor de beperking der tapperijen kon worden aangemerkt. Men erkonde, dat velerlei andere omstandigheden de behoefte aan verkoopplaatsen van sterken drank bepaalden. Maar daarom zijn dan ook de maxima van tapperijen voor de minder bevolkte gemeenten, waar zulke omstandigheden zich het meest doen gelden, eenigszins hooger De meerderheid der voorstanders van deze re geling keurde het echter stellig af, dat de gemeen tebesturen vrij bleven den maatstaf al dan niet toe to passen. Eenige imperatieve bepaling althans omtrent het te behouden getal drankhuizen mocht iu de wet niet ontbreken. Vooral voor het plat teland is dat noodig. Bij de wet moet, volgens de meeste leden, een eenigszins ruim maximum, door geen gemeentebestuur te overschrijden, worden gestild, onder bevoegdheid van den gemeenteraad, om bij plaatselijke verordening het cijfer der vergunningen lager te stellen dan het wettelijk maximum. Werd daardoor, golijk sommigen vreesden, alle drank verkoop belet, en werd het a'gemeen belang daardoor gekrenkt, dan geven de artt. 151 en 158 der gemeentewet aan de regeering de middelen in hinden om tusschen beide te komen. Gunst en willekeur zouden, vreesde men, een groote rol kunnen en moeten spelen bij de wijze waarop de regeering het aantal drankhuizen in overeenstemming wil brengen met de bevolking. Verschillende middelen werden besproken om aan de daaruit voortvloeiende bezwaren te gemoet te komen, zonder dat men 'fc erover eens werd. In verband daarmede werd de vraag behandeld be trekkelijk geldelijke schadeloosstelling van degenen, wie, door de beperking van het aantal tapperijen, de uitoefening van hun bedrijf wordt belet. Dit denkbeeld vond echter weinig ingang. Deze wet staat met zoo menige andere dergelijke, die be paalde rechten ontneemt of beperkt, op éen lijn. Hoogstens kon van een milder overgangs-tormijn voor de bestaande tapperijen sprake zijn. Het licentierecht. De wenschelijkheid van tap- acte3 werd vrij algemeen erkend. Moest elke tapper een betrekkelijk aanzienlijke som voor de vergunning tot uitoefening van zijn bedrijf betalen, dan achtte men aanmerkelijke verbe tering zeker. Sommigen begrootten de daardoor te verkrijgen vermindering van het aantal drank huizen op 60 a 80 pet. terwijl ook het gehalte der tappers, dat zoo demoraliseerend werkt op hun bezoekers, zeer zou verbeteren. Nu rees echter weder uiteenloopend verschil over de vragenof het licentierecht op zich zelf moet staan (terwijl dan alle overige wettelijke bepalingen aan een nader onderzoek zouden worsen onderworpen), dan wel of het gelijk de principieele voorstanders der wet wilden met haar verlangen om over de politiek te praten, want dat was het allesoverheerechende onderwerp van den dag, terwijl letterkunde, familieleven en gods dienst weggevaagd schenen. „Dus krijgen de bloedhonden elkaar bij de keel 1" zei zij met die onvoorzichtige openhartig heid, welke Edmée steeds deed ontstellen. „Het schijnt dat Danton en La Montague geslagen vij anden zijn. Dat is goed nieuws voor fatsoenlijke lieden." „Nicht, ik vrees dat uwe fatsoenlijke lieden zouden zeggen dat ik tot die bloedhonden behoor," zei De Pelven en schoof een onnoozelen pion vooruit. „Onzin Op dat punt zijt gij niet wijs," zei MUe De St Aignan, die ziende blind was ten opzichte der politieke gevoelens van De Pelven, terwijl zij, door haar ijver om te betoogen dat hij beter was dan hij zich voordeed, den pion over het hoofd zag en een raadsheer verloor. „Hoe het zij, gij zijt een man van geboorte en dat kunt gij nooit vergeten." „En anderen ongelukkig evenmin," antwoordde hij mismoedig, bij de gedachte hoe dikwijls hij dit reeds had moeten hooren. „Neen, zelfs uw kleeding verraadt u. Gij kunt het niet over u verkrijgen om slordig, op klompen en met zulk een afschuwelijken carmag nole te loopen; gij draagt kanten lubben en een geborduurd vest als een edelman." „Dat doet uw béte noire} Robespierre, ook, waarde nicht." deze maatregelen moet samengaan; voorts over do vraag in welken vorm en ten behoeve van welko kas de heffiug zou moeten p'aats hebben; als verhooging van het patent! eebt of gelijk de meerderheid der voorstanders van het rogee- ringsstandpunt wenschte geheel afgescheiden daarvan. Van deze zijde werd ook gelet op het financieel belang om niet prijs te geven eon bron van inkomsten, waarvan de heffing de massa der bevolking hoegenaamd niet zou drukken. Ook als last tegenover het verleende recht liet zich het li entierecht verdedigen als een schatting voor een als noodzakelijk kwaad toegelaten bedrijf. Wie moet het recht heffen, het rijk of de ge meenten De meeste voorstanders van het aan de wet te verbinden license-recht wilden het tot een gemeenschappelijke heffiug miken, op de volgende gronden: lo. De gemeenten zouden zich voor de controle vrij aanmerkelijke kosten moeten getroosten; het was billijk, dat zij ook eene schadeloosstelling ontvingen. 2o door het gemeentelijk maken der belasting werd de reeds aangeroerde quaestie van het kiesrecht afgesneden 3o. men blijft op die wijze meer voort werken op den grondslag der aanhangige voordracht, die zooveel mogelijk regeling en uitvoering der voor geschreven maatregelen aan de gemeentebesturen opdraagt. 4o. men maakt, door de gemeentebe sturen in den fiscalen maatregel te betrekken, in de groote steden de toepassiDg van het bekende Gothenburger stelsel mogelijk. Eindelijk 5o is het eigenaardig, dat de autoriteit, die de vergunningen verleent, ook de daarvoor verschul digde rechten ontvangt. De hieruit gevreesde fiuanciëele prikkel voor de gemeenten om veel vergunningen toe te laten, zou kunnen getemperd worden door het stelsel van verpachting, dat echter bij de voorstanders niet algemeen ingang vond. Om echter duidelij ker to maken wat men bedoelde, werd in een der afdeelingen het volgend kort overzicht gege ven van te maken bepalingen: a. Gedurende een zeker aantal jaren (twee of drie) worden nog aan alle bestaande draukver- koop?rs, die dit wenschen en aan de eischen van de artt. 3 en 4 der wet voldoen, tegen betaling van een jaarlij ksch lieenserecht vergunningen uit gereikt. b. Het lieenserecht is niet voor allen een vast recht, maar een recht dat wordt vastgesteld óf in verhouding tot de huurwaarde der perceelen, waarin de drankneeriDg wordt uitgeoefend, óf in verhouding tot het debiet. c. Gedurende het aantal jaren, waarin aan bestaande inrichtingen nog geen vergunning wordt geweigerd, kan slechts bij zeer groote uitzondering eene nieuwe vergunning worden uitgereikt. d. Zoodra de termijn verstreken is, die nog aan bestaande inrichtingen is verleend en ertoe overgegaan wordt om het aantal te brengen op het door wet of verordening aangegeven maximum, worden de licenses aan de meestbiedende uitge reikt. (In eene andere afdeeling wilde men, om het gevaar voor te komen van samenspanning der belanghebbenden bij de verpachting, in de pachtvoorwaarden een minimum-recht of minimnm- pachtsom hebben vastgesteld.) eIn de voorwaarden van de verpachting worden de wijken aangewezen, waar de drank huizen zullen zijn, voorts de eischen, waaraan de gading makenden moeten voldoen, en de in aanmerking komende perceelenhet laatste zoodanig dat per ceelen met een minimum van huurwaarde worden uitgesloten. f. Houders van bestaande inrichtingen hebben bij de eerste verpachting de voorkeur. g. Van iedereD gelicenseerde wordt de storting van een waarborgfonds of waarborgsom gevergd, om daaruit eventueel de te beloopen boete te voldoen. (Nog in eene andere afdeeling waren leden, die op de wenschelijkheid van het storten van „Inderdaad Dat neemt mij voor hem in. De kleederen doen zeer voel at en gij zondt nooit voor een dame kunnen verschijnen, beste De Pelven, als gij niet behoorlijk gekleed waart, nooit!" „Gij hebt gelijk, als altijd," zei De Pelven met een blik op Edmée en bij zichzelf toegevende dat hij nooit anders voor haar zou kunnen ver schijnen dan in de kleeding van een fatsoenlijk man. „Het is misschien een onbescheiden vraag, maar ik begrijp niet hoe gij zoo tusschen alles doorzeilt, neef. Men leest gelukkig Uw naam nooit onder de redenaars van die ellendige Conventie of van de clubs; gij neemt niet openlijk deel aan de politiek en toch schijnt gij zeer goed bekend met die wezens die niets menschelijks bezitten dan hun gedaantegij oefent, naar het schijnt invloed op hen uit, gij een edelman, een aristocraat „Nicht, uw koningin loopt gevaar." Het schaakspel vordert al onze aandacht, evenals de politiek." „Maar wat kan iemand zooals gij met hen gemeen hebben? Gij kwaamt te Mortemart om een samenzweering na te sporen is dat nu het werk van een edelman Zijn daar geen spionnen, geen aanklachten mee gemoeid?" De Pelven zweeg, dacht lang over zijn zet na en terwijl zij schrikte over het nadeel dat hg haar daarmede berokkende, zei hg - „Waarde nicht, gij zoudtmij toch niet begrijpen als ik u het groote genot wilde schilderen, dat zoodanige waarborgsom wezen, waarvan het bedrag op ƒ500 tot ƒ1000 kon worden bepaald.) h. De voorwaarden worden zoodanig gesteld, dat bij niet vervulling van aangegane verplich tingen de vergunning vervalt. De leden die voor 's hands uitsluitend de invoe ring van licentiën wilden tot keering van het drankmisbruik, waren meerendeels voor de heffing van het recht als rijksbelasting. Vele onderdeden van het ontwerp werden hier en daar voorts aan een uitvoerige critiek onder worpen. Zeer vele leden o. a. hidden groot bezwarr tegen de uitsluiting van het tappersbediijf op grond van„bekend onzedelijk levensgedrag." Dit behoorde uit de feiten te blijken, die aanleiding konden geven tot intrekking van de verleende vergunning. Algemeen achtte men do vergunning voor drankverkoop op het ijs niet te rechtvaardigen; terwijl ook de drank verklop aan militairen veel meer moest worden beperkt. Het absoluut verbod van drank schenken aan kinderen beneden de 16 aren achtten zeer vele leden te streng. Ook drongen zeer velen nogmaals aan op het verzachten van de overgangsbepaling voor bestaan de tapperijen. De burgemeester van Middelburg heeft dezer dagen de bewoners en eigenaars van hnizen, waar van de schuine kelderdeuren en luiken, tegen het zoo hinderlijk ais schadelijk oploopen en afglijden door de lieve straatjeugd, zijn gewapend met pin nen enz. teneinde die deuren zoowel ais de daar aan grenzende glasramen, voor schade te vrijwaren, doen aanzeggen: dat binnen een betrekkelijk kort tijdsbestek die voorzorgen ter beveiliging hunner eigendommen moeten worden weggeruimd. Het is nu te hopen, dat in het belang der eige naren van hui:en, waaraan zich schnine kelder deuren of luiken bevinden, (moge het zijn eenigs zins spoedig) art. 48 der verordening van alge meens plaatselijke politie de noodige uitbreiding moge erlangen, zoodanig dat niet alleen „het noodeloos dichtwerpen van openstaande kelder luiken," maar ook het noodeloos oploopen en afglijden van kelderdenren en lniken strafbaar gesteld worde. Geschiedt dit laatste niet, dan wordt de straatjeugd ongestraft de gelegenheid aangeboden om de daarbij betrokken ingezetenen schade en hinder toe te brengen. men smaakt bij hot nagaan van alle bewegingen van zijn tegenstander; bij het voorzien van alles wat hij doen zalde kansen berekenende van zijn volgenden zet en van den uwen, terwijl gij hem zachtjes leidt in de richting die gij hebben wilt en zijne plannen verijdelt eer hij vermoedt dat gij die geraden hebt. Het is een eigenaardig genot; gij speelt ter wille van het spel en dns is alles wat hij tracht te doen van even groot belang. Gij werkt niet voor deze of gene partyhet is alleen een wedstrijd in knapheid, waarbij gij ge- p'aatst zijt tegenover iemand die uw vijand wordt, alleen omdat hij in dat spel uw tegenpartij is. Gg hebt persoonlijk niets tegen hem of tegen zijn zaak gij verslaat hem omdat het noodig is voor uw succes." „Ik begrijp er geen woord van!" riep Mile De St Aignan uit. „Spreekt gij na over het schaakspel of over staatkunde „Ik heb u vooruit gezegd, waarde nicht, dat wij elkaar niet zouden begrijpen," zei hij kalm. „Dit spel heb ik in alle geval gewonnen, niet waar?" Wordt vervolgd). GEDRUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS TE MIDDEBBURG, met Afzon Hoofdaga Men schrijft ons nit Tot dusverre deelde iti de geruchten „uit zekerl weg van Walaoorde nI zoo veel tramweg-nieuvT als zeker meegedeeld, te zeker te zijn, dat ikl aan die veelbelovende berichten. Thans ben I kunnen berichten dat niet geheel in de lucht veel kans van slagen werd ten gemeentehui gehouden van de burgel tenisse, den heer vanc van prov. staten, en een de Zeenwsche tramwegcf schappij in deze zaak) heeft. Naar ik verneen besprekingen aan de vej] nen eerlang nadere ove worden. Eene niet on belang J onderneming levensvatE] uw verslaggever daaron] ken mag, dan aarzelt) antwoord te geven, at] rekening gehouden won vervoer en als verder, goederen, maar lage Ik weet zeer goed, dal niet deelen, doch ik kerf indertijd ook hoegenaamll van den stoom bootdienstf nn de beste verwacht] verkeermiddelen en erJ hierbij wel blijken waal dat allen, die de in wel neming steunen knnnen| verliezen. Zlerlkzee, 12 Doneer heeft reeds Zonl gens en 's avonds ook Christelijke gereformeercl St. Domnsstraat. Zijn optreden was v| in een onzer plaatselij met de vermelding, tweede kamer, maar „z| On revient toujours Er iB nu in de tweed kan dus ook best eq dienst bij't is goed FBUI] 33 de sclirijfstoi HOOFDë een ïas' „Maar mijnheer I" De St Aignan dehandd over deze onverwacht „wat gebeurt er met d genoeg zijn om n te vei Zg richtte zóo zeidei hij verbaasd opkeek en „Dat gebeurt, ge| moiselle, dat ik op i woorden." „Neen, ik geloof gebeurt," zei Edmée mgnheer, nu weet ik zijt voor Kobespierre." De Pelven had zich yerlapgen om te weted

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 6