lingen, ÏÏ3D. :icht. Een beeld uit bet Londensche volksleven. Brussel in feestgewaad. id. lenburg, geb. d. L. Lemson, )b. Wessels, d. d. 2 m. P. H. i, man van J. 6 m. L. Leij- 8 ureu. Toe stand lucht. 1. bew. helder bew. helder bew. :z. bew.j jz. bew.j bew.| helder bew. helder l. bew.' jz. bew, z. bew.i betr. bew. bew., z. bew.j helder bew.j l. bew. bew.j Tem pera tuur. 4- 18 18 -- 18 4- 18 4- 19 17 14- 14 17 14- 17 4- 20 18 18 -. 18 -- 16 -- 15 4- 17 20 18 14- 19 ,4- n p.rs: ifiorr.) av. 11 u. 63 gr. 1 u. 75 gr. inkerzijde der ind het woord niet bijzonder elft der partij, t eener natio- ziet voor de lit, die kracht ere verzorging andere begin- voorde jonge Ien te Dantzig Hij achtte he t partij sedert politiek van gevoelen over il van meening in invloed der dringt zich de in het belang niet meer met uit het party- irtijen zijn ten dragende par- ijgenmissen uden aan den zelfs vrijer en en dat slechts rensehelijkheid ty te vormen, kan zijn, ais ten tegen ieder even en ultra- het liberalisme let programma ustandhouding k; volhouden invoerrechten, eiligheid voor in van allerlei tan het econo- tingheffing, en tan de rechten die nationaal- 'orden in lub van natio- de stellingen tand uitlokken het parlement Dnitschlands de Meiwetten, wat men ital nationaal' lomische over- is in gevaar, te bewaren, in den kanse- ne plannen er lotte zegeviert van prins Biamarck geopperde denkbeeld, en de theorie, of liever de overtuiging, verdwijnt in rook. Houdt zij wat te lang stand, dan dient prins Bismarck zijn ontslag in en verspreidt aldus een heilzamen schrik onder de teedere verzorgers der „Daitsche eenheid." Het kan in die omstandigheden geene verwon dering baren dat een deel der nationaal-liberalen meent voor hot welzijn des vaderlands beter te kunnen arbeiden, indien zij niet telkens hunne overtuiging opofferen aan een begrip dat tot heden nog niet zeer duidelijk werd omschreven. De Norddeutache Allgemeine Zeitung komt nog eens terug op de oorlogzuchtige uitdrukking van den heer Gambetta en leidt eruit af dat wel niet alle republikeinen getuige de redevoering van den heer De Freycinetde revancüe'm hun schild voeren, maar dat er toch eene aanzienlijke partij den oorlog wil. „Wij betreuren het, zegt het regeerings- blad, dat de strijdzuchtige geest onzer baren ons dwingt onze veiligheid te zoeken in een sterk en slagvaardig legerwij zoeken niets dan die veiligheid, maar hebben den vasten wil en het vertrouwen haar te vinden." Dat goede Duitsch- land moet wel gelukkig worden. Voor zijne eenheid offert men beginselen op, en voor zijne veiligheid is eea gansch volk tot de tanden gewapend. De heer Foroter heeft uit lerlaud gunstige be richten meegebracht. Hij verklaarde gisteren in het parlement dat er geen aanleiding is om eecige buitengewone maatregelen te nemen, voor het oogenblik althans. Want er is geen algemeene opstand te vreezen. Mocht echter in den herfst of den winter blijken dat de gewone wetgeviDg onvoldoende is om den toestand te beheerschen, dan zal het parlement worden bijeengeroepen. De sluiting der zitting zal waarschijnlijk 6 Sep tember plaats hebben. Omtrent de Oostersche zaken is er eenig nieuws, als men althans een aantal telegrammen zoo noemen wil die even goed canards kunnen zijn als waarheid. Men zegt dat de meerderheid der mogendheden geneigd zou zijn om Turkije nog eenig uitstel te geven voor de overgave van Dulcigno aan Montenegro, hoewel dat weer door een ltussisch en een Italiaansch blad wordt tegen gesproken. Omtrent de Grieksche grensregeling zouden de mogendheden „rondweg" aan de Porte kennis hebben gegeven, dat zij niet van de beslui ten der Berlijnsche conferentie zullen afstappen. Dat is echter een bericht uit Athene, en wat men hoopt gelooft men gaarne. Een ander bericht spreekt van een of- en defensief verbond tus- schen Griekenland, Montenegro en Servië, een hoogst onwaarschijnlijke combinatie. De corres pondent van de Daily Neios ten slotte komt tot de nuchtere opmerking dat het de Porte maar te deen is om tijd te winnen. Er moet al bitter weinig nieuws zijn als men dit de moeite en kosten van telegrateeren waard acht. In geen der groote wereldsteden worden zulke buitengewone en raadselachtige beroepen uitge oefend als in Londen. De kennis van een dezer zeldzame beroepen danken wij aan een oogge tuige die, ronddwalende in de metropolis aan da Theems, den man zeiven, die dit buitengewone middel om aan den kost te komen had uitgekozen, zijn geschiedenis liet vertellen. De handelaar, met wien hij in een der Londen sche parken kennis maakte, was een koopman in katten vleeseb, dat wil zeggen niet in vleesch van maar voor katten. Na eenige moeite ge lakte het onzen opmerker met den, naar het scheen, eenigszius menschensehuwen man, in een afgelegen gedeelte van het park, in gesprek te komen en het gesprek later op zijn „vak" te brengen. Vooreerst verklaarde de man, dat in gansch Engeland, maar bovenal in Londen, de katten in buitengewoon aantal ge- en onderhouden worden veel talrijker, meende hij, dan ergens anders. Om deze reden en omdat men ook in kantoren, ar chieven en dergelijke gebouwen, waar geen over schot van eten voorkomt, niet zonder katten pleegt te zijn; zoowel als omdat tengevolge der eigendommclijkheid van de Engelsche keuken het overschot van de tafel steeds een minimum be draagt, ontstond de noodzakelijkheid om voor de voeding der katten naar een ander hulpmiddel om te zien. Tengevolge daarvan heeft zich te Londen een tak van handel ontwikkeld, ten doel hebbende de kattenhoudende personen van goedkoop vleesch, voornamelijk paardenvleesch, te voorzien. En aangezien daarmede in het groote Londen, jaar in jaar uit, geld te verdienen is, heeft zich de con- enrrentie er spoedig bij vertoond. Het door ons benoodigde vleesch vertelde de man verder trekken wij voor het grootste ge deelte van buiten, nit Liverpool, Glasgow, ja zelfs nit Ierland, niettegenstaande wij hier in Londen ook zes paardenslachterijen hebben, die uitsluitend voor ons werken eu waarvan de eigenaars uit- Btekende zaken maken. De meeste dezer slachte rijen vindt men in het oostelijk gedeelte van de stad. In Whitechapel wordt het vleesch in groote stukken voor ons uitgelegd, zoodat er een wezeniyke kattenvleeschmarkt gehouden wordt, die van 6 tot 7 uur duurt en waarop natuurlijk de eerstkomende de beste stnkken kan kiezen. Het vleesch wordt per heele, halve of kwart cen tenaar (100 Engelsche ponden zijn 50.8 kilogram) verkocht, en het is ongelooflijk welke prijzen, ervoor betaald worden. Zeer zelden toch is de prijs lager dan 16 of 17 shilling 9.60of/10.20) en meermalen moeten wij meer geven, zonder onze verkoopprijzen te durven verhoogen. Want de dames die huis- of schootdiertjes erop nahou den, zonden ons lang niet vriendelijk aanzien als wij voor onze waar een halve penny meer vroegen) of den hoogeren koopprijs door verkleining der porties trachtten te dekken. Zijn hoogsten „koers" bereikt het kattenvleesch in de zomermaanden; tijdens den winter is het goedkooper en dat is ook de tijd dat er voor ons,bij onze onveranderde prijzen, iets te winnen valt. Het bedrijfskapitaal voor onzen handel is niet groot. Een wagen, een scherp mes, een korf en een kruiwagen is alles wat ons „vak" vordert. Met deze zaken begeven wij ons eiken morgen aan ons dagwerk, eerst naar de markt en dan naar onze wijk. Vóór wy echter onze klanten bezoeken maken wij van het gekoekte de porties waarin wij het vleesch te koop aanbieden, en aan de verdee ling daarvan kan men spoedig zien of de katten- vleesehverkooper zijn vak al dan niet verstaat. Het is niet zoo gemakkelijk als het schijnt, om het stuk zoo te verdeelen dat onze afnemers te vreden zijn en wij een behoorlijk winstje maken. Gewoonlyk beginnen wy onze klanten om negen nren 's morgens te bezoeken, en wanneer wy onzen tijd dan niet onnut verpraten of verzui men, hebben wij tegen 5 uren 's namiddags onze dagtaak geëindigd, dat wi! zeggen ons vleesch verkocht. Doch dit is alleen dan mogelijk wan neer men vaste klanten bezit en een goede wijk heeft. Dit gaat tegenwoordig niet of men moet een wijk van iemand, die de zaken aan kant doet, overnemen. Ik zelf heb langen tijd op eene goede kans moeten wachten, doch nu heb ik een wijk, die ik tot de beste van Londen rekenen mag. De beste wijken zijn niet te zoeken in do voorname straten van het Westend; wel neen, daar zou een rechtschapen kattenvleeseh- verkooper van honger sterven, omdat de eiegante dames aldaar hare katjes met hoentjes en kalfs- coteietten voeren, dingen waarvan menig braaf Christenmensch in Whitechapel nimmer heeft ge hoord. De stille, kleine straten van de burgerlijke voorstad, waar de lieden ook na bet einde van de season blijven wonen, maar vooral die straten, waar een groot aantal oude jonge-juffrouwen wonen, zijn de plaatsen die men in ons vak de goede wijken noemt. Die oude jonge-jnffronwen zijn mijn beste klanten, die wel zoo nu en dan eens over de hoedanigheid, nooit echter over de hoeveelheid mijner porties klagen. De beste wijk is tegenwoordig in handen van iemand die er nog niet aan denkt zich in het privaat leven terug te trekken, aangezien hij elk jaar een goede som verdient. Hij drijft zijn zaak in 't groot, met behulp van een pony en zet dagelijks zijn anderhalven cen tenaar vleesch om. Deze mau is de Croesus onder ons en bewoont eene prettige villa in Hackney, een van de noordoostelijke voorsteden van LondeD. Tot zoover het verhaal van onzen merkwaar- digen handelaar, over een bedrijf waarvan wij te voreu geen 'tminBte begrip hadden. Ofschoon hij geen statistieke cijfers kon noemen, vertelde hij onzen opmerker nog dat naar zijne mee ning de hoeveelheid van het te Londen verkocht wordend kattenvleesch dagelijks minstens 12 tonnen, elk van 14 centenaars, bedraagt, terwijl, zonder eenige „knoeiers" te rekenen, ongeveer 250 handelaars het vak vertegenwoordigen. Wan neer men nu aanneemt dat elk pond vleesch 7 tot 8 portiën oplevert, dan laat zich daaruit be rekenen dat bet getal katten die ermede gevoed worden ongeveer 200.000 bedraagt, waarnevens men wellicht een even groote hoeveelheid kan aannemen die van ander voedsel leven. In elk geval maken de leden van het kattengeslacht een belangrijk deel uit van de dierlijke bevolking der hoofdstad, terwijl de kattenvleesch-verkooper zeker een der wonderlijkste beelden vertoont in den mensehen-kaleidoscoop, die ons de Britsohe metropolis van den morgen tot den avond, in on ophoudelijke afwisseling, voor oogen voert. [fan onzen eigen verslaggever.) Brussel, 21 Augustus. VI. Vervolg.) Ons kort bezoek aan de inrichtingen van Coc- kerill kou niet meer zijn dan eene vlnchtige kennismaking. Het was, zooals de heer Sadoine, die ons overal rondleidde, zeide, eene aanleiding tot een latere, meer langdurige bezichtiging, waartoe hij zich dringend aanbeval en onze toe- gangkaart van heden ons te allen tijde recht zou geven. Nu bepaalde hij zich ertoe om, na een in baast gebruikt ontbijt, met zijne hoofd-ingenieurs als medegeleiders, ons den cyclopen-arbeid, die te Seraing verricht wordt, in zijne hoofdtrekken te doen zien en uit te leggen. De stoomtram stond ons daarbij ten dienste om ons over het terrein, dat eene uitgestrektheid van 104 bunderB omvat, naar de ingangen der vijf verschillende kolenmijnen eu in de uitgestrekte werkplaatsen rond te voeren. De geheele concessie der maatschappij omvat een steenkolenveld van 307 bunders oppervlakte. De vyf mijnen heetcn Henri-Guillaume, Collard en Morchamps in bet ZuidenCaroline in bet Oosten en Marie in het Noorden. Tien putten geven toegang tot de mynen; 2800 werklieden zijn erin werkzaam, waarvan 500 boven den gron 32 stoomwerktuigen van 1700 paardekrachten samen zijn dienstig tot het uitmalen van het water, het op- en nederlaten der werklieden, der kolen en verdere benoodigdheden450,000 kub. meters is het minimum dat jaarlyks aan steenko len uit de diepte wordt omhoog gebracht. Vrouwen, ol knapen boneden de 16 jaren, zijn, krachtens de Belgische wet op den kinderarbeid, sedert 1866 onder den grond niet werkzaam. Het is hier, kortheidshalve, de plaats om te vermelden dat aan het etablissement verbonden zijn scholen en voorbereidingsklassen, bekostigd door de directie, waaraan alle kinderen tot hun 15e jaar verplicht zijn deel te nemen. Ook wor den arbeiderswoningen tot matigen prijs gebouwd en verhuurd, waaraan een terrein van zes bun ders voor tuinen is verbonden. De directie onder houdt verder een hospitaal met 250 bedden, een apotheek waarin kosteloos geneesmiddelen aan het personeel worden geleverd, benevens een weeshuis waarin 70 knapen en meisjes worden opgevoed. Tot een bezoek onder den grond ontbrak ons de tijd. Belangwekkend was het bezichtigen der toestellen tot verversching van de lucht in de mijnen, waartoe ieder etmaal een stroom van 3,900,000 kub. meters lucht wordt vereischt. Voor de mijn Marie wordt daartoe gebezigd een werk tuig, naar een geheel nieuwe vinding, bestaande in een reusachtigen trommel, rond welken spiraal vormig een kabel is gewonden welke, zich zeli op- en weder afwindende, den trommel, met eene verbazende snelheid aan den buitensten rand, doet ronddraaien en de lucht in de diepte stort. Van de werkplaatsen, met haar geweldige vuren, haar oorverdoovend geraas en haar mieren- gekrioel van menschen, heb ik eene herinnering behouden die, tengevolge der opeenstapeling van indrukken gedurende ons kort bezoek, niet van verwardheid vrij is. Onder myne aanteekeDiiigen valt die omtrent de staal-fabricatie naar het stelsel- Bessemer, waarvoor de toestellen Binds 1862 hier zijn ingericht, mij vooral in 't oog. Wij zagen daarvan bet gewichtigste oogenblik, dat waarin eene gesmolten staJ-massa van 7000 kilo's, in een witgloeiend gemaakt retort gestort, daar binnen doortrokken wordt door een luchtstroom, aangevoerd door een stoomwerktuig van 500 p. k Tengevolge van dien wind in beweging gebracht, stoot de metaal-massa een dikke kolom in smelting verkeerende metaaldeeltjes, onder een geluid als •t loeien van een storm, in den vorm eener he schitterende vlam door de opening van de retort naar bniten, welke in een regen van vonken neerkomt. In 't begin geel, is de vlam op 't oogenblik zijner felste hitte bijna wit, wordt vervolgens langzamerhand zwakker en blauw gekleurd en dooft eindelyk, na 15 tot 18 minu ten brandens, uit. Dan buigt de retort zich op zijne aspunten weer voorover, de gloeiende staal-massa stroomt eruit en wordt in een bak opgevangen, om daarna in staven te worden omgezet. Deze bewerking dient om de hoeveel heid znnr- en koolstof te regelen, welke aan de verschillende staalsoorten moet worden medege deeld om den voor iedere soort vereischten graad van hardheid te bezitten. De acht retorten van Cockerill, met haar 18 smeltovens, 9 pietmolens en 8 stoomhamers, waartoe in 't geheel 4.1 lo stoom-paardekrachten in beweging zijn, brengen jaarlijks 70 millioen kilo's rails, banden, staven, veereu, geweerloopen en andere stalen materialen voort. Zoo noodig zou de opbrengst tot 100 millioen opgevoerd kunnen worden. Het bezichtigen der stoomhamers, pletteryen, ketelmakerijen en verdere werkplaatsen leverde, voor ieder die soortgelijke inrichtingen op grooter of kleiner schaa! meer gezien bad, bij dit bezoek, dat geen gelegenheid gaf om in bijzonderheden ai te dalen, weinig nieuws op. Verbazing wekken, reeds bij het eerste naderen der vallei van Seraing, de heuvels van uitgebrande sintels en uitgesmolten ertsdeelen, welke zich overal verheffen en het liefelijke landschap in eene woestenij van kale, zwarte bergketenen dreigen te veranderen. Ze wegvoeren is niet mogelijkze gebruiken evenmin, daar ze allen plantengroei missen. Toch begint een dunne laag onkruid zich hier en daar te vertoonen. Misschien zullen, na vele eenwen, de onuitputte lijke levenskiemen, welke overal verspreid zijn in de natuur, ook op deze, door den arbeid der menschen opgeworpen hoog en, eenige groeikracht beginnen te wekken. Voor 't oogenblik is er echter niets mede aan te vangen en moet men zich ertoe bepalen, zooals in de laatste jaren te Seiaing gedaan wordt, den bovenkant der heuvels tot platte vlakken en hun zijden tot begaanbare hellingen aan te stampen, zoodanig dat er na eenigen tijd magazijnen of werkplaatsen op aan gelegd zullen kunnen worden, die met rails te bereiken zijn. Op die manier hoopt men de uit gestrekte oppervlakte gronds, welke door deze heuvels ingenomen wordt, althans tot zekere hoogte nuttig te kunnen aanwendon. Noode, doch vermoeid, verlieten wij de werk plaatsen om ons op eene stoomboot der Cockerill- in te schepen, welke ons na ruim een half uur varens langs de eenmaal lachende, doch thans door het voortwoekeren der industrie' meer en meer ontsierd wordende oevers der Maas te Luik bracht. Aan de kade wachtte ons de burgemeester, de heer Mottard, die ons, nadat wij door den secretaris der pers-commissie, prof. Discailles, waren voorgesteld, welkom heette in zijne goede stad „wier inwoners, zeide hij, hard werken, luid zingen en veel lezen." Die laatste eigenschap waarborgde ons, arbeiders met de pen, een goede ontvangst in hun midden. Ook van de oude bisschopstad, met haar schoone Jacobs- en Panlnskerken, haar paleis van justitie, het vroegere residentiegebouw harer bisschoppen, hare in 1817 (onder Willem I alzoo) gestichte hoogeschool, polytechnische en mijnhouwschool, met bijna duizend studenten, haar citadel en haar menigte fabrieken, heb ik slechts zeer vluchtige indrukken behouden. Onze tyd reikte nauwelijks toe voor een snellen rit door de fraaiste buurten der stad. Bewondering wekken de rykdom en de schoone stijl der woonhuizen, welke men bezig is op de nieuwe Boulevards te bouwen. DrieParij- zenaars, met welke ik iu êen rijtuig zat, waar onder Champier, de redacteur van den Moniteur Universelwiens oordeel als kunst-criticns te Parijs groot gewicht heeft, waren niet uitgepraat over de fraaie, grijze steensoort en over den oorspronkelyken smaak in de versiering dezer gebouwen. Fijnheid, élégantie, is niet hun hoofd eigenschap. Eer zyn de kolommen, de' balcons en de caryatideu wat zwaar. Geen edellieden of prinsen, die tot tijdverdrijf en voor een gril bonwen, zyn ontwerpers dezer woningen, 't Zyn rijk geworden burgers, die van eene naar 't plompe overhellende degelijkheid niet afkeerig zijn en in hun beelden gaarne de weelderige, krachtige vormen der vrouwen van hun land terng vinden. Dat is echter een quaestie van smaak. Maar op den lof van vindingrijkheid en rijkdom, zonder aan overlading of wansmaak te zondigen, kan deze architectuur met recht aanspraak maken. In de raadzaal van 't Stadhuis wachtte ons de gemeenteraad met een diner. Er was, om den trein van half tien te halen, geen tijd te verliezen. Wij dineerden dan ook spoedig af en toostten kortelijk. Een staaltje van den tact, welke bij deze internationale bijeenkomsten in acht te nemen is om moeilijkheden te vermijden, volge hier. Het gemeentebestuur van Luik vond het eigenaardig, bij deze gelegenheid door het stads-muziekkorps de volksliederen der verschillende natiën te doen speleD. De kapelmeester begon met Frankrijk, doch bezat ongelukkig niets anders danhet bonapartistische Partant pour la Syrië. Van daar groote verontwaardiging onder de vertegenwoor digers van de Tempi, de Événement, de XIX"" Siècle; terwyl de Figaro en de Qaulois in hun vuiBtje lachtten. Na het Engelsche en het Nederland- sche, kwam nu het Duitsche, waarvoor Ich bin ein Preutsehennt Ihr meine Fahne dienen moest. Dit beviel de Frankforten Preste weder maar half, terwijl Jnlius Godenberg, van de Deutsche Rundschau, er wijsgeerig de schouders over ophaalde. De burgemeester maakte echter alles goed, dcor in een gecsfigen toost zijn excuus te maken over de internationale tekortkomingen van den stads-kapelmeester. De Marseillaise werd later nog eens, onder algemeene toejuichin gen, gegeven. Mijne plaats aan tafel was ter rechterzijde van de éenige dame in ons gezelschap, mevr. Sohlaeger, echtgenoote van een lid van den Duitschen rijks dag en medewerker der Magdelurger Zeitung. Links van haar zat do burgemeester. Aan mijne rechterzyde was de wethouder van onderwijs, de lieer Gillon, gezeten. Ik betuigde hem myn ver wondering over de teekenen van rijkdom, over de verteringen, om niet te zeggen verspillingen, welk ik zoo in het openbare als in 't byzondere leven in België had opgemerkt. „Er wordt, was zijn antwoord,in ons land inderdaad veel verteerd, dus ook veel verdiend. Het eerste moet, ondanks alle klachten over slechte tijden, welke ook by ons overvloedig ge hoord worden, het onafscheidelijk gevolg van 't laatste zijn. Maar er wordt, en dat is geen gevolgtrekking bij redeneeiing, maar een feit waarvoor ik insta, ook veel gewerkt. Hier te Luik arbeidt iedereen. Bijken vooral niet minder dan armenja de neiging tot luieren en pret- maken bij de handwerks-klasse mocht wel wat minder zijn. llenteniers bezitten wij zeer weinige lieden die ledig loopen op een leef tyd dat zij werken kunnen, in 't geheel niet. By gebrek aan andeie oplossing, stel ik u voor, nevens den rijk dom van onzen bodem, deze reden ter verkla. ring aan te nemen van het verschijnsel dat uwe aandacht getrokken heelt." Er valt, geloof ik, tegen deze redeneering niets in te brengen. Trouwens allen die ik spreek Mohr, van de Eölnische Zeitung, Jnlius Boden-' berg, Nathanson, van het Berliner Tageblatt Cossman, van de Gartenlaube, Humbert, van het Journal de Genève, mannen die gewoon zijn goed nit hun oogen te zien en zich geen knollen voor citroenen in de handen te laten stoppen, bevestigen de bewering van den Luikschen wethouder. Sedert eene maand doorkruisen zij het land, niet zooals nn, op ofiieieele diners en partijenmaar als gewone reizigers, ieder op zich zelf, met hun pers-kaart als talisman die hun tot iedere plaats den toegang opent. Eenparig is hun getuigenis 6n over het ijverig arbeiden dat in België gedaan

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 3