lingen,
ÏÏ3D.
:icht.
Een beeld uit bet Londensche
volksleven.
Brussel in feestgewaad.
id.
lenburg, geb.
d. L. Lemson,
)b. Wessels, d.
d. 2 m. P. H.
i, man van J.
6 m. L. Leij-
8 ureu.
Toe
stand
lucht.
1. bew.
helder
bew.
helder
bew.
:z. bew.j
jz. bew.j
bew.|
helder
bew.
helder
l. bew.'
jz. bew,
z. bew.i
betr.
bew.
bew.,
z. bew.j
helder
bew.j
l. bew.
bew.j
Tem
pera
tuur.
4- 18
18
-- 18
4- 18
4- 19
17
14- 14
17
14- 17
4- 20
18
18
-. 18
-- 16
-- 15
4- 17
20
18
14- 19
,4- n
p.rs: ifiorr.)
av. 11 u. 63 gr.
1 u. 75 gr.
inkerzijde der
ind het woord
niet bijzonder
elft der partij,
t eener natio-
ziet voor de
lit, die kracht
ere verzorging
andere begin-
voorde jonge
Ien te Dantzig
Hij achtte he t
partij sedert
politiek van
gevoelen over
il van meening
in invloed der
dringt zich de
in het belang
niet meer met
uit het party-
irtijen zijn ten
dragende par-
ijgenmissen
uden aan den
zelfs vrijer en
en dat slechts
rensehelijkheid
ty te vormen,
kan zijn, ais
ten tegen ieder
even en ultra-
het liberalisme
let programma
ustandhouding
k; volhouden
invoerrechten,
eiligheid voor
in van allerlei
tan het econo-
tingheffing, en
tan de rechten
die nationaal-
'orden in
lub van natio-
de stellingen
tand uitlokken
het parlement
Dnitschlands
de Meiwetten,
wat men
ital nationaal'
lomische over-
is in gevaar,
te bewaren,
in den kanse-
ne plannen er
lotte zegeviert
van prins
Biamarck geopperde denkbeeld, en de theorie, of
liever de overtuiging, verdwijnt in rook. Houdt
zij wat te lang stand, dan dient prins Bismarck
zijn ontslag in en verspreidt aldus een heilzamen
schrik onder de teedere verzorgers der „Daitsche
eenheid."
Het kan in die omstandigheden geene verwon
dering baren dat een deel der nationaal-liberalen
meent voor hot welzijn des vaderlands beter te
kunnen arbeiden, indien zij niet telkens hunne
overtuiging opofferen aan een begrip dat tot
heden nog niet zeer duidelijk werd omschreven.
De Norddeutache Allgemeine Zeitung komt nog eens
terug op de oorlogzuchtige uitdrukking van den
heer Gambetta en leidt eruit af dat wel niet alle
republikeinen getuige de redevoering van den
heer De Freycinetde revancüe'm hun schild voeren,
maar dat er toch eene aanzienlijke partij den oorlog
wil. „Wij betreuren het, zegt het regeerings-
blad, dat de strijdzuchtige geest onzer baren
ons dwingt onze veiligheid te zoeken in een sterk
en slagvaardig legerwij zoeken niets dan die
veiligheid, maar hebben den vasten wil en het
vertrouwen haar te vinden." Dat goede Duitsch-
land moet wel gelukkig worden. Voor zijne
eenheid offert men beginselen op, en voor zijne
veiligheid is eea gansch volk tot de tanden
gewapend.
De heer Foroter heeft uit lerlaud gunstige be
richten meegebracht. Hij verklaarde gisteren in
het parlement dat er geen aanleiding is om eecige
buitengewone maatregelen te nemen, voor het
oogenblik althans. Want er is geen algemeene
opstand te vreezen. Mocht echter in den herfst
of den winter blijken dat de gewone wetgeviDg
onvoldoende is om den toestand te beheerschen,
dan zal het parlement worden bijeengeroepen.
De sluiting der zitting zal waarschijnlijk 6 Sep
tember plaats hebben.
Omtrent de Oostersche zaken is er eenig nieuws,
als men althans een aantal telegrammen zoo
noemen wil die even goed canards kunnen zijn
als waarheid. Men zegt dat de meerderheid der
mogendheden geneigd zou zijn om Turkije nog
eenig uitstel te geven voor de overgave van
Dulcigno aan Montenegro, hoewel dat weer door
een ltussisch en een Italiaansch blad wordt tegen
gesproken. Omtrent de Grieksche grensregeling
zouden de mogendheden „rondweg" aan de Porte
kennis hebben gegeven, dat zij niet van de beslui
ten der Berlijnsche conferentie zullen afstappen.
Dat is echter een bericht uit Athene, en wat men
hoopt gelooft men gaarne. Een ander bericht
spreekt van een of- en defensief verbond tus-
schen Griekenland, Montenegro en Servië, een
hoogst onwaarschijnlijke combinatie. De corres
pondent van de Daily Neios ten slotte komt tot
de nuchtere opmerking dat het de Porte maar
te deen is om tijd te winnen. Er moet al bitter
weinig nieuws zijn als men dit de moeite en
kosten van telegrateeren waard acht.
In geen der groote wereldsteden worden zulke
buitengewone en raadselachtige beroepen uitge
oefend als in Londen. De kennis van een dezer
zeldzame beroepen danken wij aan een oogge
tuige die, ronddwalende in de metropolis aan da
Theems, den man zeiven, die dit buitengewone
middel om aan den kost te komen had uitgekozen,
zijn geschiedenis liet vertellen.
De handelaar, met wien hij in een der Londen
sche parken kennis maakte, was een koopman in
katten vleeseb, dat wil zeggen niet in vleesch
van maar voor katten. Na eenige moeite ge
lakte het onzen opmerker met den, naar het
scheen, eenigszius menschensehuwen man, in een
afgelegen gedeelte van het park, in gesprek te
komen en het gesprek later op zijn „vak" te
brengen.
Vooreerst verklaarde de man, dat in gansch
Engeland, maar bovenal in Londen, de katten in
buitengewoon aantal ge- en onderhouden worden
veel talrijker, meende hij, dan ergens anders. Om
deze reden en omdat men ook in kantoren, ar
chieven en dergelijke gebouwen, waar geen over
schot van eten voorkomt, niet zonder katten
pleegt te zijn; zoowel als omdat tengevolge der
eigendommclijkheid van de Engelsche keuken het
overschot van de tafel steeds een minimum be
draagt, ontstond de noodzakelijkheid om voor de
voeding der katten naar een ander hulpmiddel
om te zien.
Tengevolge daarvan heeft zich te Londen een
tak van handel ontwikkeld, ten doel hebbende de
kattenhoudende personen van goedkoop vleesch,
voornamelijk paardenvleesch, te voorzien. En
aangezien daarmede in het groote Londen, jaar in
jaar uit, geld te verdienen is, heeft zich de con-
enrrentie er spoedig bij vertoond.
Het door ons benoodigde vleesch vertelde de
man verder trekken wij voor het grootste ge
deelte van buiten, nit Liverpool, Glasgow, ja zelfs
nit Ierland, niettegenstaande wij hier in Londen
ook zes paardenslachterijen hebben, die uitsluitend
voor ons werken eu waarvan de eigenaars uit-
Btekende zaken maken. De meeste dezer slachte
rijen vindt men in het oostelijk gedeelte van de
stad. In Whitechapel wordt het vleesch in
groote stukken voor ons uitgelegd, zoodat er een
wezeniyke kattenvleeschmarkt gehouden wordt,
die van 6 tot 7 uur duurt en waarop natuurlijk
de eerstkomende de beste stnkken kan kiezen.
Het vleesch wordt per heele, halve of kwart cen
tenaar (100 Engelsche ponden zijn 50.8 kilogram)
verkocht, en het is ongelooflijk welke prijzen,
ervoor betaald worden. Zeer zelden toch is de
prijs lager dan 16 of 17 shilling 9.60of/10.20)
en meermalen moeten wij meer geven, zonder
onze verkoopprijzen te durven verhoogen. Want
de dames die huis- of schootdiertjes erop nahou
den, zonden ons lang niet vriendelijk aanzien als
wij voor onze waar een halve penny meer vroegen)
of den hoogeren koopprijs door verkleining der
porties trachtten te dekken. Zijn hoogsten „koers"
bereikt het kattenvleesch in de zomermaanden;
tijdens den winter is het goedkooper en dat is
ook de tijd dat er voor ons,bij onze onveranderde
prijzen, iets te winnen valt.
Het bedrijfskapitaal voor onzen handel is niet
groot. Een wagen, een scherp mes, een korf en
een kruiwagen is alles wat ons „vak" vordert.
Met deze zaken begeven wij ons eiken morgen aan
ons dagwerk, eerst naar de markt en dan naar
onze wijk. Vóór wy echter onze klanten bezoeken
maken wij van het gekoekte de porties waarin wij
het vleesch te koop aanbieden, en aan de verdee
ling daarvan kan men spoedig zien of de katten-
vleesehverkooper zijn vak al dan niet verstaat.
Het is niet zoo gemakkelijk als het schijnt, om
het stuk zoo te verdeelen dat onze afnemers te
vreden zijn en wij een behoorlijk winstje maken.
Gewoonlyk beginnen wy onze klanten om negen
nren 's morgens te bezoeken, en wanneer
wy onzen tijd dan niet onnut verpraten of verzui
men, hebben wij tegen 5 uren 's namiddags onze
dagtaak geëindigd, dat wi! zeggen ons vleesch
verkocht. Doch dit is alleen dan mogelijk wan
neer men vaste klanten bezit en een goede wijk
heeft. Dit gaat tegenwoordig niet of men moet
een wijk van iemand, die de zaken aan kant
doet, overnemen. Ik zelf heb langen tijd op
eene goede kans moeten wachten, doch nu heb
ik een wijk, die ik tot de beste van Londen
rekenen mag. De beste wijken zijn niet te zoeken
in do voorname straten van het Westend; wel
neen, daar zou een rechtschapen kattenvleeseh-
verkooper van honger sterven, omdat de eiegante
dames aldaar hare katjes met hoentjes en kalfs-
coteietten voeren, dingen waarvan menig braaf
Christenmensch in Whitechapel nimmer heeft ge
hoord.
De stille, kleine straten van de burgerlijke
voorstad, waar de lieden ook na bet einde van
de season blijven wonen, maar vooral die straten,
waar een groot aantal oude jonge-juffrouwen
wonen, zijn de plaatsen die men in ons vak de
goede wijken noemt. Die oude jonge-jnffronwen
zijn mijn beste klanten, die wel zoo nu en dan
eens over de hoedanigheid, nooit echter over de
hoeveelheid mijner porties klagen. De beste wijk
is tegenwoordig in handen van iemand die er nog
niet aan denkt zich in het privaat leven terug te
trekken, aangezien hij elk jaar een goede som
verdient.
Hij drijft zijn zaak in 't groot, met behulp van
een pony en zet dagelijks zijn anderhalven cen
tenaar vleesch om. Deze mau is de Croesus onder
ons en bewoont eene prettige villa in Hackney,
een van de noordoostelijke voorsteden van LondeD.
Tot zoover het verhaal van onzen merkwaar-
digen handelaar, over een bedrijf waarvan wij te
voreu geen 'tminBte begrip hadden.
Ofschoon hij geen statistieke cijfers kon noemen,
vertelde hij onzen opmerker nog dat naar zijne mee
ning de hoeveelheid van het te Londen verkocht
wordend kattenvleesch dagelijks minstens 12
tonnen, elk van 14 centenaars, bedraagt, terwijl,
zonder eenige „knoeiers" te rekenen, ongeveer
250 handelaars het vak vertegenwoordigen. Wan
neer men nu aanneemt dat elk pond vleesch 7
tot 8 portiën oplevert, dan laat zich daaruit be
rekenen dat bet getal katten die ermede gevoed
worden ongeveer 200.000 bedraagt, waarnevens
men wellicht een even groote hoeveelheid kan
aannemen die van ander voedsel leven. In elk
geval maken de leden van het kattengeslacht een
belangrijk deel uit van de dierlijke bevolking
der hoofdstad, terwijl de kattenvleesch-verkooper
zeker een der wonderlijkste beelden vertoont in
den mensehen-kaleidoscoop, die ons de Britsohe
metropolis van den morgen tot den avond, in on
ophoudelijke afwisseling, voor oogen voert.
[fan onzen eigen verslaggever.)
Brussel, 21 Augustus.
VI.
Vervolg.)
Ons kort bezoek aan de inrichtingen van Coc-
kerill kou niet meer zijn dan eene vlnchtige
kennismaking. Het was, zooals de heer Sadoine,
die ons overal rondleidde, zeide, eene aanleiding
tot een latere, meer langdurige bezichtiging,
waartoe hij zich dringend aanbeval en onze toe-
gangkaart van heden ons te allen tijde recht zou
geven. Nu bepaalde hij zich ertoe om, na een in
baast gebruikt ontbijt, met zijne hoofd-ingenieurs
als medegeleiders, ons den cyclopen-arbeid, die
te Seraing verricht wordt, in zijne hoofdtrekken
te doen zien en uit te leggen. De stoomtram
stond ons daarbij ten dienste om ons over het
terrein, dat eene uitgestrektheid van 104 bunderB
omvat, naar de ingangen der vijf verschillende
kolenmijnen eu in de uitgestrekte werkplaatsen
rond te voeren.
De geheele concessie der maatschappij omvat
een steenkolenveld van 307 bunders oppervlakte.
De vyf mijnen heetcn Henri-Guillaume, Collard
en Morchamps in bet ZuidenCaroline in bet
Oosten en Marie in het Noorden. Tien putten
geven toegang tot de mynen; 2800 werklieden
zijn erin werkzaam, waarvan 500 boven den gron
32 stoomwerktuigen van 1700 paardekrachten
samen zijn dienstig tot het uitmalen van het
water, het op- en nederlaten der werklieden, der
kolen en verdere benoodigdheden450,000 kub.
meters is het minimum dat jaarlyks aan steenko
len uit de diepte wordt omhoog gebracht. Vrouwen,
ol knapen boneden de 16 jaren, zijn, krachtens de
Belgische wet op den kinderarbeid, sedert 1866
onder den grond niet werkzaam.
Het is hier, kortheidshalve, de plaats om te
vermelden dat aan het etablissement verbonden
zijn scholen en voorbereidingsklassen, bekostigd
door de directie, waaraan alle kinderen tot hun
15e jaar verplicht zijn deel te nemen. Ook wor
den arbeiderswoningen tot matigen prijs gebouwd
en verhuurd, waaraan een terrein van zes bun
ders voor tuinen is verbonden. De directie onder
houdt verder een hospitaal met 250 bedden, een
apotheek waarin kosteloos geneesmiddelen aan
het personeel worden geleverd, benevens een
weeshuis waarin 70 knapen en meisjes worden
opgevoed.
Tot een bezoek onder den grond ontbrak ons
de tijd. Belangwekkend was het bezichtigen der
toestellen tot verversching van de lucht in de
mijnen, waartoe ieder etmaal een stroom van
3,900,000 kub. meters lucht wordt vereischt. Voor
de mijn Marie wordt daartoe gebezigd een werk
tuig, naar een geheel nieuwe vinding, bestaande
in een reusachtigen trommel, rond welken spiraal
vormig een kabel is gewonden welke, zich zeli
op- en weder afwindende, den trommel, met eene
verbazende snelheid aan den buitensten rand,
doet ronddraaien en de lucht in de diepte stort.
Van de werkplaatsen, met haar geweldige vuren,
haar oorverdoovend geraas en haar mieren-
gekrioel van menschen, heb ik eene herinnering
behouden die, tengevolge der opeenstapeling van
indrukken gedurende ons kort bezoek, niet van
verwardheid vrij is. Onder myne aanteekeDiiigen
valt die omtrent de staal-fabricatie naar het stelsel-
Bessemer, waarvoor de toestellen Binds 1862 hier
zijn ingericht, mij vooral in 't oog. Wij zagen
daarvan bet gewichtigste oogenblik, dat waarin
eene gesmolten staJ-massa van 7000 kilo's, in
een witgloeiend gemaakt retort gestort, daar
binnen doortrokken wordt door een luchtstroom,
aangevoerd door een stoomwerktuig van 500 p. k
Tengevolge van dien wind in beweging gebracht,
stoot de metaal-massa een dikke kolom in smelting
verkeerende metaaldeeltjes, onder een geluid als
•t loeien van een storm, in den vorm eener he
schitterende vlam door de opening van de retort
naar bniten, welke in een regen van vonken
neerkomt. In 't begin geel, is de vlam op
't oogenblik zijner felste hitte bijna wit, wordt
vervolgens langzamerhand zwakker en blauw
gekleurd en dooft eindelyk, na 15 tot 18 minu
ten brandens, uit. Dan buigt de retort zich op
zijne aspunten weer voorover, de gloeiende
staal-massa stroomt eruit en wordt in een bak
opgevangen, om daarna in staven te worden
omgezet. Deze bewerking dient om de hoeveel
heid znnr- en koolstof te regelen, welke aan de
verschillende staalsoorten moet worden medege
deeld om den voor iedere soort vereischten graad
van hardheid te bezitten. De acht retorten van
Cockerill, met haar 18 smeltovens, 9 pietmolens
en 8 stoomhamers, waartoe in 't geheel 4.1 lo
stoom-paardekrachten in beweging zijn, brengen
jaarlijks 70 millioen kilo's rails, banden, staven,
veereu, geweerloopen en andere stalen materialen
voort. Zoo noodig zou de opbrengst tot 100
millioen opgevoerd kunnen worden.
Het bezichtigen der stoomhamers, pletteryen,
ketelmakerijen en verdere werkplaatsen leverde,
voor ieder die soortgelijke inrichtingen op grooter
of kleiner schaa! meer gezien bad, bij dit bezoek,
dat geen gelegenheid gaf om in bijzonderheden ai
te dalen, weinig nieuws op. Verbazing wekken,
reeds bij het eerste naderen der vallei van Seraing,
de heuvels van uitgebrande sintels en uitgesmolten
ertsdeelen, welke zich overal verheffen en het
liefelijke landschap in eene woestenij van kale,
zwarte bergketenen dreigen te veranderen. Ze
wegvoeren is niet mogelijkze gebruiken evenmin,
daar ze allen plantengroei missen. Toch begint een
dunne laag onkruid zich hier en daar te vertoonen.
Misschien zullen, na vele eenwen, de onuitputte
lijke levenskiemen, welke overal verspreid zijn in
de natuur, ook op deze, door den arbeid der
menschen opgeworpen hoog en, eenige groeikracht
beginnen te wekken. Voor 't oogenblik is er
echter niets mede aan te vangen en moet men
zich ertoe bepalen, zooals in de laatste jaren te
Seiaing gedaan wordt, den bovenkant der heuvels
tot platte vlakken en hun zijden tot begaanbare
hellingen aan te stampen, zoodanig dat er na
eenigen tijd magazijnen of werkplaatsen op aan
gelegd zullen kunnen worden, die met rails te
bereiken zijn. Op die manier hoopt men de uit
gestrekte oppervlakte gronds, welke door deze
heuvels ingenomen wordt, althans tot zekere
hoogte nuttig te kunnen aanwendon.
Noode, doch vermoeid, verlieten wij de werk
plaatsen om ons op eene stoomboot der Cockerill-
in te schepen, welke ons na ruim
een half uur varens langs de eenmaal lachende,
doch thans door het voortwoekeren der industrie'
meer en meer ontsierd wordende oevers der Maas
te Luik bracht. Aan de kade wachtte ons de
burgemeester, de heer Mottard, die ons, nadat wij
door den secretaris der pers-commissie, prof.
Discailles, waren voorgesteld, welkom heette in
zijne goede stad „wier inwoners, zeide hij,
hard werken, luid zingen en veel lezen." Die
laatste eigenschap waarborgde ons, arbeiders met
de pen, een goede ontvangst in hun midden.
Ook van de oude bisschopstad, met haar schoone
Jacobs- en Panlnskerken, haar paleis van justitie,
het vroegere residentiegebouw harer bisschoppen,
hare in 1817 (onder Willem I alzoo) gestichte
hoogeschool, polytechnische en mijnhouwschool,
met bijna duizend studenten, haar citadel en haar
menigte fabrieken, heb ik slechts zeer vluchtige
indrukken behouden. Onze tyd reikte nauwelijks
toe voor een snellen rit door de fraaiste buurten
der stad. Bewondering wekken de rykdom en de
schoone stijl der woonhuizen, welke men bezig is
op de nieuwe Boulevards te bouwen. DrieParij-
zenaars, met welke ik iu êen rijtuig zat, waar
onder Champier, de redacteur van den Moniteur
Universelwiens oordeel als kunst-criticns te
Parijs groot gewicht heeft, waren niet uitgepraat
over de fraaie, grijze steensoort en over den
oorspronkelyken smaak in de versiering dezer
gebouwen. Fijnheid, élégantie, is niet hun hoofd
eigenschap. Eer zyn de kolommen, de' balcons
en de caryatideu wat zwaar. Geen edellieden of
prinsen, die tot tijdverdrijf en voor een gril
bonwen, zyn ontwerpers dezer woningen, 't Zyn
rijk geworden burgers, die van eene naar 't plompe
overhellende degelijkheid niet afkeerig zijn en
in hun beelden gaarne de weelderige, krachtige
vormen der vrouwen van hun land terng vinden.
Dat is echter een quaestie van smaak. Maar
op den lof van vindingrijkheid en rijkdom, zonder
aan overlading of wansmaak te zondigen, kan
deze architectuur met recht aanspraak maken.
In de raadzaal van 't Stadhuis wachtte ons de
gemeenteraad met een diner. Er was, om den
trein van half tien te halen, geen tijd te verliezen.
Wij dineerden dan ook spoedig af en toostten
kortelijk. Een staaltje van den tact, welke bij
deze internationale bijeenkomsten in acht te nemen
is om moeilijkheden te vermijden, volge hier. Het
gemeentebestuur van Luik vond het eigenaardig,
bij deze gelegenheid door het stads-muziekkorps
de volksliederen der verschillende natiën te doen
speleD. De kapelmeester begon met Frankrijk,
doch bezat ongelukkig niets anders danhet
bonapartistische Partant pour la Syrië. Van daar
groote verontwaardiging onder de vertegenwoor
digers van de Tempi, de Événement, de XIX"" Siècle;
terwyl de Figaro en de Qaulois in hun vuiBtje
lachtten. Na het Engelsche en het Nederland-
sche, kwam nu het Duitsche, waarvoor Ich bin
ein Preutsehennt Ihr meine Fahne dienen
moest. Dit beviel de Frankforten Preste weder
maar half, terwijl Jnlius Godenberg, van de
Deutsche Rundschau, er wijsgeerig de schouders
over ophaalde. De burgemeester maakte echter
alles goed, dcor in een gecsfigen toost zijn excuus
te maken over de internationale tekortkomingen
van den stads-kapelmeester. De Marseillaise
werd later nog eens, onder algemeene toejuichin
gen, gegeven.
Mijne plaats aan tafel was ter rechterzijde van
de éenige dame in ons gezelschap, mevr. Sohlaeger,
echtgenoote van een lid van den Duitschen rijks
dag en medewerker der Magdelurger Zeitung.
Links van haar zat do burgemeester. Aan mijne
rechterzyde was de wethouder van onderwijs, de
lieer Gillon, gezeten. Ik betuigde hem myn ver
wondering over de teekenen van rijkdom, over de
verteringen, om niet te zeggen verspillingen,
welk ik zoo in het openbare als in 't byzondere
leven in België had opgemerkt.
„Er wordt, was zijn antwoord,in ons land
inderdaad veel verteerd, dus ook veel verdiend.
Het eerste moet, ondanks alle klachten over
slechte tijden, welke ook by ons overvloedig ge
hoord worden, het onafscheidelijk gevolg van 't
laatste zijn. Maar er wordt, en dat is geen
gevolgtrekking bij redeneeiing, maar een feit
waarvoor ik insta, ook veel gewerkt. Hier te
Luik arbeidt iedereen. Bijken vooral niet minder
dan armenja de neiging tot luieren en pret-
maken bij de handwerks-klasse mocht wel wat
minder zijn. llenteniers bezitten wij zeer weinige
lieden die ledig loopen op een leef tyd dat zij
werken kunnen, in 't geheel niet. By gebrek aan
andeie oplossing, stel ik u voor, nevens den rijk
dom van onzen bodem, deze reden ter verkla.
ring aan te nemen van het verschijnsel dat uwe
aandacht getrokken heelt."
Er valt, geloof ik, tegen deze redeneering niets
in te brengen. Trouwens allen die ik spreek
Mohr, van de Eölnische Zeitung, Jnlius Boden-'
berg, Nathanson, van het Berliner Tageblatt
Cossman, van de Gartenlaube, Humbert, van het
Journal de Genève, mannen die gewoon zijn goed
nit hun oogen te zien en zich geen knollen voor
citroenen in de handen te laten stoppen, bevestigen
de bewering van den Luikschen wethouder.
Sedert eene maand doorkruisen zij het land, niet
zooals nn, op ofiieieele diners en partijenmaar
als gewone reizigers, ieder op zich zelf, met hun
pers-kaart als talisman die hun tot iedere plaats
den toegang opent. Eenparig is hun getuigenis
6n over het ijverig arbeiden dat in België gedaan