B IJ VOEGSEL
URG.
1880.
N®. 186.
123e Jaargang.
Maandag 9 Augustus.
telling
DSTDS1880,
Oom Tom
Nationale Militie.
Jaarmarkt.
2 uren op Het Atelier du Lys,
Balans.
>EDER.
idelburg.
jle et Vocale,
HEUST.
k" i,-,
kis i,_,
rd.l9'smorg.9,
|g.20 10,-,
l. 21 10,-,
LELDE.
LUgUStUS.
V A. N DB
Middelburg, 7 Augustus.
lakker.
|8 Tafereelen.
VERTOOND,
ren.
JS1880,
uur,
lapel
|iet Gezelschap
PICKANESEK.
OOSTIIOVT.
15; nm. 1, 3,30, 7.
iu plaats vail 1 uur.
]o. '2,30, 5, 8.
(dagen:
1.15, 11.30; nm. 1,
1.30, 7, 8.30.
nm. 1.30, 2.30, 4,
lenst
ROTTERDAM.
Augustus.
IN EOTTEEDAfl:
3. 9'morg.ll,30u.
10 11,30 0
lsd.ll 11,30
lrd.12 11,30
Jgl3 11,30,
14 11,30,
16 midd. 1,
I O. M, U. M.
3.45 en 5.45.
|j 4.15 6.15.
O, WOENSOAO en
Iateedao.
[7.30 nam. 4.
n 4.30
0.30
1.— n
p.— midd. 12.—
30 nam. 12.30
MIDDELBIRGSCHE COURANT.
lor dien dag.
10.25
10.35
6.50
6.5
7.5»
8.45
9.1»
10.18
10.41
10.50
11
.55
2.5
.-w
6.35
AO
1.45
6.10
.50
3.15
7.30
40
3.55
8.1&
.3
4.13
8.35
.20
4.30
8.50
Oproeping van verlofgangers der lichting 1877.
De burgemeester van Middelburg,
gezien de circulaire vau den commissaris des
konings in deze provincie van den 12 April 1880,
A no. J192, 3e afdeeling Provinciaal blad no. 39).
roept bij deze op de in deze gemeente wonende
milicien-verlolgaDgera der lichting 1877, behoorende
tot de compagnieën hospitaal soldaten, om op den
tijd en plaats als in de aan hen uit te reiken
order is vermeld, tegenwoordig te zijn, voorzien
van al de voorwerpen van kleeding en uitrusting,
door hen bij hun vertrek met groot verlof mede
genomen, benevens van hun verlofpas, teneinde
rechtstreeks Daar hun korps te vertrekken.
Zij moeten zich vooraf en wel op Zaterdag den
14 Augustus a. des voormiddags tusschen 10 en 11
uren bij den burgemeester hnnner woonplaats
aanmelden, voorzien van hun verlofpas, ten einde
de noodige biljetten, alsmede daggeld, indien zij
dit verlangen en daarop recht hebben, te ontvangen.
De verlofgangers, die op het bepaalde uur niet
ter aflevering verschijnen, worden bij hun korps
gestraft.
Zij die niet aan de oproeping voldoen, worden
als deserteur behandeld, terwijl degenen, die door
ziekte verhinderd worden op den bepaalden dag
onder de wapenen te komen, van die omstandigheid,
onder overlegging van eene verklaring van een
geneesheer, tijdig kennis behooren te geven aan
den burgemeester. Na hun herstel vervoegen zij
zich bij hun korps.
Middelburg, den 6 Augustus 1880.
De burgemeester voornoemd,
A. J. VAN EEKELEN, l. b.
De burgemeester en wethouders van Middelburg
gezien art. 12 der verordening op bet markt
wezen van den 13en Mei 1857, nader gewijzigd:
maken bekend
dat de kramen, tenteu en andere inrichtingen,
welke bij gelegenheid der jaarmarkt zijn opgericht,
Dinsdag den 10 Augustus a. des avonds zullen
moeten zijn afgebroken, en de daarin aanwezige
koopgoederen en voorwerpen van de markt en
pleinen weggevoerd.
Hiervan is afkondiging geschied waar het
behoort.
Middelburg, den 6 Augustuj 1880.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
A. J. VAN EEKELEN. L. B.
De secretaris,
Gr. N. DE STOPPELAAR.
De heer Dieulafait, professor te Marseille, heeft
onlangs door een zeer uitvoerig onderzoek aan
getoond, dat in alle primordiale rotsgesteenten en
iu terreinen, die uit de overblijfselen van deze
DOOR
de schrijfster van M!l* More.
HOOFDSTUK IV.
EEN LANGE "WANDELING BIJ NACHT.
Edmée had haar vroegere houding weer aan
genomen en verborg haar gelaat tegen den stoel
waarachter zij gevlucht was, terwijl Alain met
groote verlegenheid en verslagenheid naar haar
keek. Het was onmogelijk om haar op zijn over
haaste, gevaarvolle vlucht mede te nemen; buiten
dien maakte zijn paspoort geen melding van eenige
vrouwelijke begeleiding en onder de heerschende
wetten was het leven er reeds mede gemoeid in
dien iemand zonder paspoort van het eene dorp
naar het andere trok. Na eenig overleg begon
hij te spreken en de toon zijner stem, die vrien
delijk en medelijdend, maar toch koel was, deed
haar ontstellen. „Ik vrees dat ik u van avond
nog een verre wandeling zal moeten laten doen
en dat wel terstond."
zijn opgebouwd, zooals zandsteenrotsen, mer-
gelgronden, dolomietgesteenten, koper in zeer
fijn verdeelden toestand aanwezig is.
Met waarschijnlijkheid mocht men daaruit be
sluiten dat ook planten, die op zulke terreinen
gegroeid zijn, koper zouden bevatten. Dit heeft
zich ook bij een onderzoek, dat blijkbaar met
groote zorgvuldigheid is in het werk gesteld,
bevestigd. Dieulafait heeft honderden planten,
behoorende tot verschillende soorten (kurk-eik,
altijd groene eik, dwerg-doorneik, heideplanten
brem varens) in de departementen der hooge en
der lage Alpen, op Corsica en in Algerie verza.
meld, en het is hem gemakkelijk gevallen in de
aseh van alle koper aan te toonen door de be
kende reactie met ammoniak. Reeds 1 gram van
de asch is daartoe voldoende, zoodat dus de
hoeveelheid van het koper in de planten niet zoo
geriDg is als men oppervlakkig denken zoude. In
planten daarentegen die op kalkrotsen gegroeid
zijn, was de aanwezigheid van koper veel moei
lijker te ontdekken. Meestal moest hij een hoe
veelheid van 100 grammen asch gebruiken om
ook daarin koper te herkennen.
Nu ontstaat de vraag: of in zulke streken, waar
de grond en de daarop gegroeide planten koper
bevatten, dit metaal ook in de weefsels en or
ganen der daarvan levende dieren wordt aange
troffen.
Op dit oogenblik houdt zich de schrijver met
de beantwoording dezer vraag bezig.
(Alb. der Natuur).
Men schrijft ons uit Den Haag
Es ist eine alte Gesch ichte,
Doch bleibt sie immer neu;
Uud wenn sie just passiret
dan is het hoogst onaangenaam.
Ik meen, wanneer men voor zijn genoegen uit
is en men wordt onthaald op stroomen hemel
water. Zoo was het Maandag jl., toen de ver
jaardag van onze koningin met buitengewonen
luister herdicht werd.
Illuminatie voor de rijksgebouwen en in het
„BoBch", muziek van Coenen en van de grena
diers, electrische verlichting van den botauischen
tuin, en als glanspunt van het feest verrees
boven den tweeden vijver de voorgevel in hout
van het vorstelijk slot te Arolsen, dat, prachtig
verlicht, de tooverpaleizen uit de 1001 nacht tot
waarheid moest maken. Met de melodieën van
de door het Coenen-orkest uitstekend gespeelde
Faust in het hoofd, begaven we ons dieper het
„Bosch" in, waar met den Haag, Noorden Zuid-
Holland hun contingent tot de menigte geleverd
hadden.
Helaas! Het leelijke beest „gedrang" was hier
heer en meester en ging strijken met 7/8 van het
genot. De lichtjes flikkerden zoo stil en rustig,
„Ja," antwoordde zij, en richtte zich onmid
dellijk op, zonder iets verder te vragen.
„In ons beider belang mogen wij niet tal
men, maar, achriep hij uit, eensklaps het ver
dwijnen der papieren bemerkendeterwijl hij
onmiddellijk begreep dat het noodeloos was om
ernaar te zoeken.
„Verdwenen! dat was te verwachten; het
is alleen vreemd dat men mij het geld en de
juweelen gelaten heeft. Kom!"
Hg stak haar de hand toe, hielp haar uit het
venster, waar zij een uur geleden door binnenge
komen was, en geleidde haar door het parkzij
liepen zwijgend voort over de vlakte, terwijl geen
maan hun pad verlichtte, doch millioenen starren
aan den onbewolkten hemel een onzeker licht ver
spreidden, waarbij zij den weg konden onderschei
den dien zij moesten volgen. De stilte werd alleen
verbroken door de vleermuizen, die over hunne
hoofden fladderden. De geur van tym en citroen-
kruid vervulde de lucht. Nergens was een wo
ning te zien; het was alsof zij de eenige levende
wezens in deze uitgestrekte streek waren. In
later jaren verrees dit nachtelijk tafereel vaak
weer voor haar herinnering, ofschoon Edmée
thans veel te verbijsterd en onthutst was om op
iets te letten. Nu en dan sprak Alain een woordje,
altijd op denzelfden afgemeten, vriendelijken toon
en eens toen zij even achterbleef en over de leu
ning eener brug, waar zij overging iu het wa
als dwalend door het woud, of vriendelijk door
de vijvers weerkaatst; de reusachtige beuken en
eiken stonden zoo ernstig en plechtig, dat men
goud gegeven had voor een plekje, van waar
alles rustig te aanschouwen. Nu werd men alleen
getroffen door het schreeuwend contrast dat ze lever
den met de onlustige, gepijnigde, joelende menigte.
Aan 't begin der vijvers deed een onophoudelijke
file van rijtuigen de toeschouwers voortdurend
vóór alles op levensbehoud bedacht zijn. Rond
de vijvers vorderde voetje voor voetje een massief
pak mensehen, waaronder de minste kreet, elke
beschonkeneeen kleinere of grootere paniek
veroorzaakte.
Men zag meer boeden dan lichten, en kwam
een of ander troepje lomperds op de onzalige ge
dachte van te gaan hossen, dan werd men getrapt
geduwd en geknepen en met beftigen onwil be
groef men 't met het zoo teedere reukorgaan
begaafde lichaamsdeel in kwalijk riekende jas of
opgesmukie hoed.
Zoo werd men voortgedragen tot een plekje
tusschen de twee vijvers, van waar men door de
overhangende takken een blik op het too verpaleis
kon slaan. Zoo staart het kind op de schoolbank
naar do door het venster vallende zonnestraal;
de vermoeide soldaat naar het verwijderde dorp,
waar hem kwartier wacht; de voorbij varende
zeeman naar de lachende kuststad, 't Is zoo schoon
Nog een oogenblik„Och, duw toch niet zoo
ai, mijn voeten! houdt op!" vergeefs; een troepje
maandaghouders (zelden zag ik wezens die zoo
sprekend op menschen geleken), sleepte mij mede
en terug ging het pak weer, als een duizend-
hoofdig monster, zwaar en langzaam.
En alsof de menschen zeiven hun genoegen niet
voldoende bedierven, bereidde ons de dampkring
eene laatste verrassing. Eenige droppels vonden
hun weg door het dichte bladerendak, voorloo-
pers van een stortbui, die uren aanhield en den
volhardendsten feestvierder onder dak dreef. Zon -
der parapluie, kon ik met een kleine variatie op
ProsperousWe are such stuff as dreams are made
of, zeggenI am such stuff as swabs are made of.
Zoo was de schoone droom, eerst gepijnigd,
eindelijk letterlijk verzopen. Ik had nog zoo
gaarne wat door 't bosch gedwaald, mij zoo gaarne
in den botanischen tuin electrisch doen verlichten,
aldaar mede gesoupeerd, in de hoop dat de vele
vraag den pachter de moordende hand zou heb
ben doen uitslaan naar die vervelende herten en
bisonsNiets van dat alles.
Naar de club!
Warme grog en piquante kreeften salade ouder
gezellig samenzijn met de vrienden. Sacrebleu!
verbiedt de natuur zoo onhebbelijk mogelijk elke
buiten-alledaagsche stemming, wo zullen er ons
een maken zonder haar, op oud-Uollandsche wijze.
Kletter vrij neer, lamme regen, en maak de straten
ter staarde, vroeg hij of zij moede was en een
oogenblik wilde rusten. Maar zij antwoordde ge
jaagd „Neen, neen," en liep weer voort. Hij
vermoedde niet hoe sterk de verzoeking voor haar
was geweest om zich en hen te bevrijden van
het juk dat hen opgelegd was, door in die glins
terende rivier aan hare voeten te springen.
„Zou het lang geduurd hebben vroeg zij zich
zelve droomerig af; terwijl zij zich voorstelde
hoe haar lijk over de steenen medegeroerd zou
worden naar de Saöne. Alain dacht dat zij
uitgeput was en bood haar ziju aim aan; maar
zij deinsde zoo ontzet terug dat ar onwillekeurig
een glimlach op zijne lippen kwam ea om haar
een weiDig gerust te stellen begon hij te spreken
van zijne plannen en zei dat hij haar niet zou
nopen hem verder te vergezellen dan Mortemart,
een plaatsje dat zij bij naam kende; maar de
wegen waren zoo slécht en de gemeenschap tus
schen gemeenten, die niet aan den grooten weg
lagen, was zoo gebrekkig dat zij geen begrip
scheen te hebben waai' bet lag, al was het slechts
eenige mijlen van hasr geboorteplaats verwijderd.
Hij vroeg of zij we! eens van zgn tante, made
moiselle De St Aigian, gehoord had.
„Zeker!" antwoordde zij, zoo verbaasd dat
hij daaraan twijfelde, dat zij een oogenblik haar
beschroomdheid vergat. „Ik heb haar vroeger
wel op het kasteel gezien."
„Nu, naar haar gaan wij toe. I1: had toch
tot kanalen. Gier maar rond, onbehouwen wind,
en schud aan de deuren en vensters. De buiten
muren onzer club zijn sterk en laat ons hopen
dat de binnenmuren het van avond nog uit zullen
houden.
En stort het gebouw in, welnu, we hebben
thans te 's Hage een café SuisseDaar is het
eerst hoogst fatsoenlijk. Daar zijn zitbanken van
rood fluweel en marmeren tafeltjes. De bedienden zijn
lieusch Belgen en spreken niets dan Fransch.
Men drinkt er bock, mazagran, bière de Baviêre
voor trente ou quarante centimes. Waarachtig,
centimes100 op den gulden. Eere den heer
Maassen! hij heeft zijn tijd, zijn stad begrepen.
Hoe die gargons zich vermaken zullen over het
Fransch dat ze aan moeten boorenhoe mede
lijdend behandelen ze deu slokker, die zijne
bestelling niet eens in het Fransch doen kan;
hoe kalm en verontwaardigd is hun plait-il? wan
neer iemand geen Fransch wil spreken.
Ik wensch den ondernemer succes met zijn
nieuwigheid, maar raad hem toch zijnen bedienden
eenige lessen in het Hollandsch te doen nemen
en met Hollandsch geld te doen rekenen. Die
centimes, hoe hoogst fatsoenlijk, zijn toch wat al
te gek.
Zou het Hollandsch zijn beste dagen gehad
hebben? In zekere kringen wordt het toch reeds
beschouwd als een koetsierstaai, een kwade ge
woonte die men zich, even als krom zitten of
nagels bijten, in zijn jeugd heeft aangewend en
spreekt men het alleen nog dan, wanneer men
toevallig niet weet hoe iets in 'tEDgelsch of
Fransch uit te drukken; wat, helaas, soms nog
voorkomt.
En hoe geneigd zijn we tot naiiperij! Het is
nu toch al zoo verfranscht, verduitscht en ver-
engelscht, dat velen, waaronder ik, niet goed
meer weten wat germanismen, gallicismen enz.
zijn.
Eén ding is zeker, het schijnt makkelijker te
zijn duizenden nieuwe voorwerpen te scheppen,
dan éen nieuw Hollandsch woord.
Bij den invoer der vélocipèdes en tram
ways bleek die scheppings-oumacht reeds en ze
komt nu bij de nadering der „piers" weder recht
vermakelijk aan den dag.
Taalkundigen, Spectatorallen zijn in de weer
om den vreemdeling uit te drijven en bieden den
landgenoot allerlei verleidelijke woorden, als
wandelhoofd, wandelsteiger, wandelbrng, waarmede
ze het nieuwe begrip volstrekt niet uitdrukken
en alleen hun angst kenbaar maken dat het ding
voor iets anders als wandelen zal gebruikt
worden. Eu altijd wenkt en lokt dat innig ge
zellige woord „pier"en voorwaar, ik zeg u „pier"
zal het nieuwe ding door den Hollander genoemd
worden, niet wandelpier, maar „pier", hoe ook
plan haar te bezoeken voor ik Frankrijk verliet
en ik hoop u bij haar te kunnen laten, dan
zijt gij in goede handen, arm kind; zij is zulk
een lieve, goede vrouw, die zeker goed voor u zal
zorgen en nooit vergeten wat gij voor mij gedaan
hebt. Neemt gij genoegen met dit plan?"
„O stellig! Als zij het maar goedvindt."
„Zij heeft aan u het leven te danken van
een neef, die haar dierbaar is," zei Alain zacht en
ernstig, „en dus zal zij u gaarne opnemen maar,
mapauvre petiteik weet niet of zij zelve nog wel
veilig is; twee dagen geleden liep zij nog geen
gevaar, maar wie kan in deze tijden vier en twintig
uur vooruit rokonen? Mortemart is een klein,
afgelegen stadje; misschien kan zij daar onopge
merkt blijven, totdat de een of andere ellen
deling op het denkbeeld komt om eenige franken
te willen verdienen door een aristocraat aan te
geven. Maar het is in alle geval het beste wat
ik voor u kan doen."
„En gij vroeg Edmée, al haar moed
verzamelende.
„Ik? Ik ga naar mijn vader toe, die mis
schien reeds in Zwitserland iszoo niet, dan tref
ik hem van morgen aan en tracht met bem over
de grenzen te komen. Indien het mogelijk is zal
ik tijding van mij zenden, maar het wordt met
den dag gevaarlijker voor de achterbil) venden om
in eenige betrekking te staan met uitgewekenen."
Zij vervielen opnieuw in stilzwijgen en liepen