1880. I LE. N«. 170, I2S* Jaargang, Woensdag 21 Juli. ideniers. ien-TMter Getrouw aan zijn Genie. 1NCHETTEN UTtIE!HDEIV, e keuze in :d! r LOGGER. SCHELDE. t 2 uren op Jaarmarkt. Middelburg, 20 Juli. FEUILLETON. ïlbnrg bestaat gele- l V/lBf EBIÏ JON GEJUFFROUW, wil bezoeken. Flink :s franco brieven on- kh. STEENMEIJEE, de P. van g gaarne met Aagus- eene drukke KBITrDE- ;en staan hem ten dien- bureau dezer courant. e vacantie IEMAND, wijs te gewen In iche taal, aan eene 13 jaren. Adres aan ider de letters B. M. C. kermis. 10. dienst EN ROTTE&DAMj in Juli. VAH BOTTEBDAlf: sdag20 midd. 1,n, ensd.21 i A> J» durd.22 in org-. 10,— m dag. 23 10,- ird. 24 10 nd. 26 midd. 1,n sd. 27 morg. 11,30, ensd.28 11,30 derd.29 11,30, dag 30 11,30, 'rd. 31 11,30, m. tt. a. 3.45 en 5.45. d-15 6.15. AO, WOENSDAG en ZATERDAG. 7.30 nam. 8- 10.30 6.midd. 6,30 4.— 4.30 12.— nam. 12.30 oor dien dag. 10.26 I 10.36 6.60 6,6 7.52 8.45 932 10.18 10.41 10.60 11 .55 2.5 6.85 4U 1.45 6.10 50 3.15 7.30 40 3.55 8.15 3 4.13 8.35 20 4.30 8.50 MIDDELRURGSCHE COURANT. Dit blad verschijnt dagelijks! met uitzondering van Zon- en Feestdagen! Prjjs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 6 Cent! Advortentien: 20 Oent per regel! Geboorte^; Trouw-, Doodberiohten enz,: van 1—7 regels 'f 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte; Hoofdagenten voor het Buitenlandde Compagnie générale de Publicité C. L. Daube Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz. Bij deze courant behooren twee Bijvoegsels. De burgemeester en wethouders van Middelburg, maken bekend: dat gedurende de op den 26 dezer aanvangende jaarmarkt, de weekmarkt voor groenten en vruch ten zal gehouden worden op de Groenmarkt. Hiervan is op heden afkondiging geschied. Middelburg, den 19 Juli 1880. De burgemeester en wethouders voornoemd, PICKÉ De secretaris, Gr. N. DE STOPPELAAR. Is het in 't algemeen een moeilijk geval over zichzelf te spreken, voor de redactie van een dag blad is die moeilijkheid zooveel tegrooter, dewijl het tot de vaste regels van het vak behoort, den sluier, die over de persoonlijkheid harer arbeiders ligt, niet op te heften. Toch kan zij, als het eene persoonlijke handeling betreft die door een harer leden verricht is, niet nalaten van haar regel af te wijken. Het gebruikelijke toy zou in die ge- Tallen vervangen dienen te worden door het min of meer aanmatigende ik. Deze aanmatiging wenschen wij onzen lezers en onszelven echter te besparen en het is daarom dat wij aan de IndépendanceBélge het volgende ver haal ontleenen van hetgoen in de gisteren gehouden ochtend-bijeenkomst van de vertegenwoordigers der Europeesche pers te Brussel is voorgevallen. Eene enkele uitlating, door tittels aangeduid, •verklaart, voor wie onze vertaling met het oor spronkelijke vergelijkt, zich van zelf. De bijeenkomst had des middags te een uur plaats in een voor deze gelegenheid met merk waardige vlugheid tot salie de la presse gemaakt gedeelte van het gebouw der nationale tentoon stelling op het Champ des Manoeuvres. De wezenlijke salie de la presse zal eerst over eenige dagen gereed zijn. In het tijdelijk verblijf van de „koningin der aarde" waren tafels gedekt, vlaggen-tropeeën aangebracht, rood fluweelen draperieën gehangen en bloemen neergezet, welke het geheel tot een niet onaardig oord van verpoozing voor Hare Schrijvende Majesteit maakten. Ruim een 60tal gasten, uit alle landen her, vereenigden zich aan den disch, aan welken na eenige oogenblikken ook de heer Rolyn Jaequemijns, minister van binnenlandsche zaken, plaats nam. Hier was niet, als den vorigen avond aan het 01 door LEVIN SCHUCKING. Daarna schreef Titan niet meer. Het werk werd hem te veel, te veel voor zijn krachten en voor zijn moed. Hij besefte hoe langer hoe meer de beteekenis van den vloek: te laat! Het was voor hem te laat geweest. Hij dacht nog wel aan dien grooten schilder, die reeds lang boerenknecht was geweest eer hij de academie bezocht; en aan dien beroemden beeldhouwer, die tot zijn 30e jaar schrijnwerker was gebleven; maar voor hem was het te laat. Hij was ook reeds ouder. Bijna veertigEn die ontvankelijkheid welke de jeugd bezit ontbrak hem. Hij leerde niet zien en dat is voor schilders een eerste vereischte. Hij had niet meer die vatbaarheid voor indrukken, die vruchtbare verbeelding, waaraan zich een kun stenaarsgemoed van jongs at moet overgeven om het tot iets groots te kunnen brengen. En wan neer die ontmoedigende waarheden tot hem door- meer officieele banket in het Raadhuis, de tafel welsprekendheid uitgesloten. Zij liet dan ook niet lang op zich wachten. Kon het anders, waar zoovelen bijeen waren, die bij deze zeldzame veieeniging van arbeiders met de pen, de behoefte voelden om iets te zeggen en de gave bezaten om aan die behoefte te voldoen? De heer Louis Hymans, oud-redacteur van de Echo du Parlement en oud-lid der kamer van af gevaardigden, opende de rij met een toespraak vol geest, kameraadschap en welsprekendheid, welke onze ruimte ons, tot ons verdriet, niet toelaat hier te doen volgen. Hij dronk „uit naam der Belgische dagbladpers, op de broederschap der dagbladschrijvers van alle landen". Vervolgens dronk de heer Pradier, als vertegenwoordiger der Gazette de Francehet oudste blad van Frankrijk, op den koning der Beigen, de koninklijke familie en de Belgische pers. „Reeds was, zoo verhaalt de Indépendance de geestdrift opgewekt, maar deze indruk werd nog duidelijker gedurende en na de toespraak van den heer Pisuisse, redacteur der Middelburgsche Courant De keer P. heeft ons een toon doen hooren, die naar wij hopen, in zijn land niet valsch zal klinken; een toon waardoor wij het jonge Nederland gehoord hebben ernstig van zin en met liefde voor den vooruitgang bezield, een verleden vergetende dat reeds verre van ons is, rekening houdende met de gebeurte nissen van onzen tijd en over de grenzen van 1830 ons de vriendenhand reikende. „„Mijne heeren, Op het oogenblik dat ik uwen gastvrijen bodem ga verlaten, hecht ik eraan, in mijne hoedanigheid van Nederlandsch dagblad schrijver, te verklaren dat ik met eene volkomen oprechtheid en van ganscher harte deel neem aan dit feest der Belgische onafhankelijkheid. „„Deze verklaring, mijne heeren, heeft eenige toelichting noodig. Het is mij niet onbekend dat de groote meerderheid mijner Nederlandsche vakgenooten, ofschoon alle, zonder uitzondering, met de beste gevoelens ten aanzien van België bezield, gemeend hebben, uithoofde van een bezwaar van vaderlandslievende kieschheid, zich van deelneming aan dit feest te moeten onthouden. Ik eerbiedig dat bezwaar, maar beken dat ik er niet in deel. Wat ik mij in de eerste plaats heb voorgesteld toen ik herwaarts kwam, was tegenwoordig te zijn bij de verheerlijking, niet van het verleden, maar van het heden. Het verleden is voorbij. Voor ons, voor het geslacht dat sedert 1830 verrezen is, zijn het niet de haat en de driften «nzer vaderen, maar zijn het onze eigen sympathieën welke wij zoeken te versterken en te toonen. „Evenwel, wensch ik ook over dit verleden een enkel woord te zeggen. Wat beteekent het jaar 1830 in de geschiedenis van België en van drongen, overviel hem eene zwartgallige stemming die hem nog neerslachtiger maakte. Dan morde hij over de waarde van het kunstenaarsleven en sterven en van de kunst zelve. Hij zag hoe onbeschaafde, ruwe lieden, domme, gedaehtelooze knapen, ja soms ook wilde, liederlijke wezens konden bereiken wat hem niet wilde gelukken, alleen omdat zy „talent" hadden. Maar wat hadden die kunstvoortbrengselen dan voor zede lijke waarde, indien zij niet het uitvloeisel eener zedelijke natuur waren? Uitgeput liet hij de handen in den schoot zinken. Juliane had zijn leven verwoest, onher stelbaar verwoest, daar zij hem belet had in tijds, toen hij nog jong was, dit leven te beginnen. Hij zou haar weer hebben willen baten, indien hij er de kracht toe bezeten had; maar die had plaats gemaakt voor de zwakheid van aanhoudend aan Juliane te denken. Zij ,werd voor hem het middelpunt der wereld, waaraan zich al zijne ge dachten vastknoopten en op zekeren dag zei by tot zichzelven dat zy gelijk had gehad, dat het beter voor hem zou geweest zijn, indien hij geen gehoor had gegeven aan die kunstenaars-eerzucht, dat het duizendmaal beter was geweest, als hy indertijd aan hot meer van Zurich naar haar ge luisterd had en teruggekeerd was tot het werk zame, burgelyke leven. Dan hy zou nu aau hare zijde leven, en niet als een eenzame verlatene te midden der puinhoopen zijner luchtkasteelen, Nederland Voor België is 't het begin zijner onafhankelijkheid, maar ik ben verzekerd dat de hartstochten, welke de omwenteling teweeg gebracht hebben, thans, nadat vijftig jaren ver vlogen zijn, uitgedoofd zijn. {Teekenen van instemming). Voor Nederland is 't het oogenblik waarop eene diplomatieke akte, opgemaakt zonder dat naar de toestemming van een der beide volken gevraagd werd, in stukken gescheurd werd tengevolge van de macht der omstandigheden. Van elkander gescheiden, hadden de twee natiën gedurende den geheelen duur hunner geschiedenis geleefdzij hadden niets met elkander gemeen, geen belangen, geen godsdienst, geen staatkundige opvoeding. Men had hen byeengevoegd, niet om aan hun wenschen te voldoen, maar om een staat kundig doel te bereikeneen borstwering tegen Frankrijk op te werpen. Vijftien jaren later, toen deze borstwering niet meer noodig werd geacht, wierp men omver wat men in 1815 opge richt had. Andermaal was dit het werk der diplomatie. „„Wat de twee volken betreft, even als zij vóór 1815 gescheiden geleefd hadden, zoo bleven zij na 1830 gescheiden voortleven. In 't begin mokten zij een weinig tegenover elkander, even als broeders die twist gehad hebben. Daarna naarmate de tijd voorbijging, kwam de vriend schap terug. En eindelijk, in de laatste jaren, zijn zij weder broeders geworden. „„Welnu mijne heeren, ik vraag het u, wat is er in den loop dezer gebeurtenissen, dat ons ge voel van vaderlandsliefde zou kunnen krenken Ik spreek niet van het geslacht dat aan het onze is voorafgegaan, van onze vaders, die nog bezield waren van het vuur en de hartstochten, welke iedtre geweldige breuk met zich sleept. Maar wat kunnen wij daarvan voelen, die deze dingen slechts van hooren-zeggen kennen en die met onze eigen oogen slechts de vrijheid zagen verzekerd, den vooruitgang zagen volbracht, den voorspoed zagen vermeerderd, den vrede zagen gehandhaafd, in ons eigen veelgeliefd vaderland, onder de Oranje's, zoowel als bij onze buren, onder de Leopold's? {Bravo}s). „„Ik voor mij, mijne heeren, kan hierin niets bespeuren waardoor de meest kwetsbare nationale gevoeligheid onaangenaam aangedaan zou kunnen worden, en het is met mijn geheele hart dat ik hier, in deze bijeenkomst van al wat Europa's pers schitterends en gezaghebbends telt, dat ik de hulde mijner sympathie breng aan het vrije en bloeiende Belgie. {fFarme en langdurige toejui chingen). „Wij vestigen, gaat de Indépendance voort, de aandacht op de woorden van den heer Pisuisse dewijl zij in deze bijeenkomst, welke men een congres van Europeesche dagbladschrijvers maar als een geacht en gezeten man die in een gelukkigen familiekring voor het welzijn zijner medemenschen leeft. Toen hij eenmaal tot deze bekentenis was ge komen lag een tweede zeer voor de hand en dit was: dat zij gelijk had gehad met haar leven niet te verbinden aan zijn mislukt verongelukt bestaan In een sombere stemming begaf hij zich levens moede en uitgeput naar een klooster en werd opgenomen door de Serviten-broeders, die niets dan een sombere, donkere cel voor hem hadden? zoodat hg daar natuurlijk ziek werd. Hij kreeg verraderlijke koortsen en niets kon de zorg even aren waarmede de goede Jrati hem oppasten. Hij doorstond de crisis en mocht op volkomen her stel hopen. Op zekeren dag toen hy in den helderen zonnen- schijn in den kruisgang van het klooster, op en neder liep, de fresco's aan de muren bekeek, naar het geklater der fontein luisterde en den heerlij ken geur der oranjeboomen inademde, werd hem een brief gebracht, dien bij haastig openbrak, omdat hij de hand van Juliane op het adres herkende. Die brief luidde als volgt: „Ik schrijf u met de grootste blijdschap en roep u, byna buiten mij zeiven van vreugde toe: O, mijn God, hoe kan ik zóo kleingeloovig, zóo zwak, zóo wankelmoedig in mijn vertrouwen op zou kunnen noemen, een machtigen indrnk te weeg gebracht hebben, die zich geuit heeft in een langdurig bravo-geroep en warme geluk- wenschingen. Een aantal gasten zochten met hun glas het zijne om ermede te klinken en er ontstond een oogenblik van wezenlijke ontroering. Onder hen die met den spreker klonken, bevond zich ook de minister van binnenlandsche zaken, die bijna onmiddellijk daarna het woord nam en ongeveer het volgende zeide: (Hier moeten wij de aanteekeningen van do Indépendance met die van onzen hoofdredacteur aanvullen. Of liever, van aanteekenen was geen sprake, daar niemand, te midden der algemeene opgewondenheid, aan potlood of notitieboekje dacht.) „„Mijne Heeren, Zoo als daareven door den heer Hymans gezegd werd, is deze bijeenkomst van vriendschappelijken aard en mijn bedoeling was niet, toen ik herwaarts kwam, een dier redevoeringen te houden, waarvan gy met reden een afkeer hebt; maar wel, mij te midden der vertegenwoordigers van de Europeesche pers te bevinden. „„Na de hartelijke woorden die gij gehoord en toegejuicht hebt, is 't mij echter niet mogelijk te zwijgen en moet gy my veroorloven mijne stem bij de uwe te voegen. „„Ik geloof te mogen zeggen, en het is goed dat het gezegd wordt: de onzijdigheid, welke eeu der voorwaarden van bestaan van ons land uit maakt, is iets beters gewordenhet is tegenwoordig vriendschap, welke men ons van alle zijden be toont. Er was echter een volk, waar tengevolge van den loop dien de omstandigheden genomen hadden, nog een zeker vooroordeel ten opzichte van ons bestond. Naar hetgeen ik daareven gehoord heb, meen ik te mogen zeggen dat dit vooroordeel verdwenen is. „„Ik dank daarvoor den geëerden redenaar die mij voorafgegaan is en ik vertrouw gaarne dat hij, bij deze gelegenheid, de tolk zyner landge- nooten geweest is. Ik ben daarover slechts tot zekere hoogte verrast. De geschiedenis toch der beide volken gelijkt vrij wel op een huwelijk, dat door echtscheiding ontbonden is. Men leeft niet meer met elkander, maar men heeft niet vergeten dat men eenmaal verbonden is geweest; dat men gedurende jaren samen heeft geleefd; men laat eikander recht wedervaren; men herin nert zich wat er goeds was aan weerszijden en men draagt elkander eene wederzydsche en har telijke achting toe. Dat heeft de vorige redenaar bewezen. De minister trad hier in eene korte herinnering aan het goede dat Belgie, op 't gebied van 't onderwijs vooral, aan het tijdvak der vereeniging met Nederland te danken heeft gehad. Hy wees uw kracht zijn! Gij hebt overwonnen, met roem gezegevierd. Uw Pegasus heeft u het toppunt der kunst en des levens doen bereikenWy lo- geeren in de residentie en bezochten de tentoon stelling waar uw scbildery: de gevangenneming van Frans I, by Pavia, boven alle anderen uitmunt. Gij schreeft mij in uw laatsten brief, hoe lang is dat al geleden, dat gij de teekening voor een groot historisch stuk onderhanden hadt en thans prijst en roemt een ieder uw werk, men zegt dat het voor een aanzienlijke som door den staat is aangekocht, en ik lees er met een kloppend hart den naam „T. Horstmann 1852" op! En nu moet ik u ook zeggen welk een blijdschap mij vervult, hoe beschaamd ik mij gevoel, hoe gaar ne ik thans de uwe wil zyn, om als uw onder danige, gehoorzame vrouw boete te doen voor mijne zwakheid voor myne miskenning van uw genieEn mocht gij mij die eer niet meer waardig keuren, mocht gij my te oud en te leelijk vinden, vergun my dan ten minste dat ik u nog eenmaal in myn leven wederzieEen woord van u en ik kom tot u! Juliane." Hoe verder hy las des te erger begon zijn hand te beven en sidderend stak hy den brief in zyn borstzak. Daarop wilde hy zyn wandeling voort zetten maar by de eerste zuil moest hy stilstaan en zich vasthouden om niet neer te zinken. Kort daarna begaf hij zich in zyn cel en strekte zich op zijn legerstede uit^

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 1