IENST
1880.
N»; 168.
80.
Maandag
19 Juli.
1STEN,
Zeeland.
E,
PRÖETEN-ZEEP.
126' Jaargangi
en nam. 5.—u.
.5 u. en 6.45
en nam. 3.u.
SCHELDE.
Middelburg, 17 Juli.
Het Nationaal Eergevoel.
ii alle afmetingen
che rijk verzonden.
nwijdering der
>OËTEN,
ik a 45 cents, bij
A. D. RONCA.
en genezing door de
,ge Regulateur
gebreveteerde Breuk- 3
nandeur en Ridder van
laats 35, te Antwerpen
n WIJVHËLHlIb
an worden Inge-
en der stad en met
ng van goederen.
ireau dezer courant.
i en Roosendaal,
1st.
itenlinveii te
ntïe met den
len tQde ver-
riE.
U. V. M. U. M,
3.45 en 5.45.
4.15 6.15*
ÏDAG, WOENSDAG en
ZATERDAG.
5.37
'.45
5.59
6.40
7.57
LI 5
10.25
10.35
6.50-
6.5
7.52
8.45'
9.12
10.18
10.41
10.50
11
i."
7.30
nam.
4.—
8.—
s
4.30
10.30
11.—
n
6—
midd.
12.—
6.30
nam.
12.30
Up 2 uren op
voor dien dag.
HIDDELBIIRGSCP COURANT.
Dit blad verschijnt dagelijks!
met uitzondering van Zon- en Feestdagen!
Prijs per S/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent!
Advertentlen: 20 Oent per regel!
Geboorte-! Trouw-, Doodberichten enz.: van 1—7 regels 7 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte!
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz.
Bij deze courant bekooren twee Bijvoegsels.
10.55
2.5
6.85
10.40
1.45
6.10
11.50
3.15
7.30
12 40
3.55
8.15
1.3
4.13
8.35
1.20
4.30
8.50'
Verbiedt het nationaal eergevoel ons Neder
landers, deel te nemen aan de feesten, door
welke in deze en de volgende maand het vijftig
jarig bestaan van België' 's zelfstandigheid
gevierd wordt
Eenigen tijd geleden, toen er sprake was
van 't bedanken van Nederlandsche leden in
de commission van beoordeeling der Brnssel-
sche tentoonstelling, is deze vraag door ons
reeds vluchtig aangeroerd. Het komt ons
wenschelijk voor haar meer opzettelijk te be
handelen, nu zij, naar aanleiding der tot de
Nederlandsche dagbladen gerichte nitnoodiging
om zich te doen vertegenwoordigen op het te
Brussel aan de Europesche pers aangeboden
banket, andermaal ter sprake is gekomen.
Naar onze zienswijze kan het eergevoel eener
natie zich slechts dan gekrenkt gevoelen, wan
neer door een ander volk feestelijk herdacht
wordt wat voor haarzelve eene nederlaag harer
wapenen of, op andere wijze, eene verminde
ring van haar vaderlandschen roem geweest is.
Als zoodanig is de vlag, welke van onze torens
uitgestoken wordt op den Waterloo-dag, even
goed als de jaarlijksche Sedan-dag der Duit-
schers, eene blijvende reden tot bitterheid voor
de Franschen. Hoe ook de tijd den prikkel
der nationale gevoeligheid allengs moge afslij
ten, het laat zich niet voorzien, zoo lang
wapeneer en nationale eer woorden van éen
beteekenis geacht worden, dat een nakomeling
der overwonnenen, met vrijen wil en zonder
wrevel, aan het feest der overwinnaars deel
zal nemen.
Zoodanige reden van bitterheid levert de
herinnering aan de jaren der Belgische omwen
teling voor Nederlanders niet op. Indien er
oogenblikken van vernedering voor onze vlag
geweest zijn, dan was het omdat het tot het
beleid der bewindslieden van dien tijd behoorde,
onze troepen lankmoedigheid, tot zwakheid toe,
tegenover de opgestane bevolking te laten
toonen. Overal waar het onzen soldaten
vergund was geweld met geweld te keeren,
hielden zij de eer hunner wapens ongeschonden.
De verdediging van Staats-Vlaanderen door
Ledel, Risseenw, Van Kerckoirlé, Groeneveld,
Verburg enz., de dood van Van Speijk, de
tiendaagsche veldtocht, de verdediging der
citadel van Antwerpen, zijn wapenfeiten, ge
pleegd door onze gewapende burgers, door de
mannen van onze vloot en van ons leger, op
welke onze krijgsgeschiedenis roem blijft dragen.
Indien dus de gebeurtenissen van 1830
geen schande gebracht hebben over onze wa
penen, bestaat er dan wellicht een andere reden
tot zelfverwijt? Hebben wij ons, als natie,
schuldig te erkennen aan daden van onrecht
en eigenbaat, die onze toenmalige landgenooten
tot den opstand gedwongen hebben Wie op
deze vragen een onpartijdig antwoord verlangt,
leze de geschriften en ontboezemingen uit de
jaren voor 1828, toen het partij-belang de Bel
gische liberalen en de geestelijkheid nog niet
tot gemeenschappelijke tegenstanders der re
geering gemaakt had. Hij zal daarin koning
Willem I voorgesteld zien als „de liberaalste
vorst van Europa," wiens vrijzinnigheid, in
tegenstelling met het gedrag der koningen en
keizers van het Heilig Verbond, met de trouw
breuk der Duitsehe vorsten tegenover hunne
onderdanen, met de grondwetsschendingen van
Karei X, de grondslag genoemd wordt der
gehechtheid van het onder zijne heerschappij
vereenigde volk. Hij zal opmerken hoe aan de
ware of vermeende belangen der Belgische
nijverheid die van den Nederlandschen handel
vaak ondergeschikt werden gemaakthij zal
ontdekken dat in de staten-generaal, waar de
Zuidelijke provinciën, met Noord-Brabant ver-
eenigd, de overwegende meerderheid der stem
men hadden, het Noorden meer gevaar liep
overheerscht te worden dan zelf de rol van
overheerscher te spelen.
Wij willen hiermede geenszins beweren dat
er voor de Belgen geen reden bestond om eene
scheiding te wensehen. Onze bewering is slechts
deze, dat Nederland, bij 't herdenken aan het
geen aanleiding heeft gegeven tot de gebeur
tenissen van 1830, niet het zelfverwijt kan
voelen waardoor bij voorbeeld een volk ge
pijnigd zou worden, dat, in 't bezit geweest
zijnde van rijke koloniën, zich jaren lang te
haren koste verrijkt, haar de rechten en
voordeelen onthouden zou hebben op welke
iedere ontwikkelde maatschappij aanspraak
mag maken, en haar ten laatste door geweld
van zich had zien losrukken.
Is eindelijk, door de omwenteling van 1830,
voor het Nederlandsche volk een dier idealen,
een dier illusiën zoo men wil, verloren gegaan,
aan welke eene natie niet zonder smartelijk
gevoel herinnerd wordt?
Slechts een onkundige in de geschiedenis
der beide landen zou dit kunnen beweren.
Eeuwen lang hebben Noord- en Zuid-Nederland
naast elkander geleefd, vreedzaam zoo lang
geen vreemde heerschers ze tot het slagveld
van Europa maakten; maar zonder te verbroe
deren. Een oogenblik kwam, onder Karei V, hun
eenheid tot stand. Na hem en na het nevelbeeld
der Gentsehe bevrediging, volgden twee en een
halve eenw waarin het Noordelijk deel een even
krachtig, even scherp geteekend zelfstandig
leven leidde, als de Zuiderhelft onder vreem
de overheersching in onbeduidendheid wegzonk.
Daarna werd de eenheid nog eenmaal
tot stand gebracht, niet echter als de hoop en de
behoefte der beide volkenmaar als eene illusie
der diplomaten van het Weener congres. Eene
borstwering tegen Frankrijk wilden zij opwer
pen en tegelijk, bij de landen- en volkenver-
snijding aan welke men bezig was, Oostenrijk
in plaats der veraf gelegen Zuidelijke Neder
landen, Venetie en Lombardije toedeelen. Zoo
kwam het dat het vrijkomende stuk lands, dat
men niemand anders gunde, onder den nieuw
gesmeden schepter van Willeln I gebracht
werd.
Hoe weinig de vereeniging aan de weder-
zijdsche behoeften beantwoordde, leeren enkele
bekende, doch sterk sprekende feiten. Neder
land had in 1814, toen er van geen vereeni
ging nog sprake was, met de bijkans eenparige
stemmen zijner 474 in de Nieuwe Kerk te
Amsterdam vereenigde notabelen, de door
den souvereinen vorst voorgestelde grondwet
aangenomen. Een jaar later stemden, van de
1323 Belgische notabelen, 796 ertegen en was
men genoodzaakt, door eene op woordverdraai
ing lijkende uitlegging der stemming, de grond
wet aangenomen te verklaren. Haar te
beëedigen werd al dadelijk door de Belgische
geestelijkheid aan de geloovigen verboden en
het was slechts aan haar destijds zooveel min
deren invloed te danken, dat dit verbod niet
de gevolgen had welke het thans misschien
hebben zou. Hetzelfde verschil tussehen Noord
en Zuid bleef zich in 't vervolg vertoonen in
den boezem der beurtelings te Brussel en in
Den Haag vergaderde staten-generaal. Voor
maatregelen tot bescherming van het Belgische
fabriekwezen, waren slechts de eenparige
stemmen der Zuidelijke afgevaardigden te krij
gen. Daarentegen vond men bij het stemmen
over de belastingen op het personeel, op het
gemaal, op het geslacht, bijna niets dan Noord-
Nederlandsche voorstanders. Het Zuiden eischte,
met steeds klimmenden aandrang, de ministe-
rieele verantwoordelijkheid, de rechtspraak
door gezworenen, de volledige vrijheid der
drukpers. Het Noorden hechtte, onder de
hoede van „vader" Willem, nog weinig aan
deze dingen. Ten deele heeft het er zieh zelfs
nu, vijftig jaren later, nog niet mede verzoend.
Weder beweren wij niet dat de Belgen, in
al deze verschillen van nationale gezindheid,
geen gegronde redenen vonden om het ver
breken der eenheid te wensehen. Wat wij te
verstaan willen geven is dat wij, op de breuk
terugziende, het gevoel niet kunnen hebben
alsof door haar een schoon geheel, vol redenen
tot tevredenheid voor 't oogenblik en vol be
loften voor de toekomst, vernietigd werd.
Wat kan ons dan weerhouden van het aan
nemen eener uitnoodiging om aan de Belgische
feesten deel te nemen wanneer die, zooals
tnsschen buren en in 't bijzonder tnssehen Bel
gië en ons in de laatste jaren gebruikelijk
geworden is, tot ons gericht wordt Wij
kunnen er geen gronden voor vinden.
Éene reden vinden wij echter aangevoerd.
„De aanleiding tot de Belgische feesten,
schrijft het Nieuws van den Dat/, de herin
nering aan het jaar 1830, schijnt minder
geschikt om eene gewensehte verbroedering,
die onder andere omstandigheden dezerzijds
gretig aanvaard zou worden, tegenover heel
Enropa te bezegelen."
Wij achten deze stelling zeer wel voor ver
dediging vatbaar. Maar wij mogen niet ont
kennen dat het innemen van een ander stand
punt ons voor Nederland meer wenschelijk
ware voorgekomen. Naar onze meening zou
het voordeze heide kleine volken eervol ge
weest zijn, aan het krijgslustig gezinde, tot
de tanden gewapende, van militair eergevoel
doordrongen Europa deze les te geven:
„Zie, door een gelijksoortig geknutsel en
landen-verloting, als waaraan uwe diplomaten
nog in de laatste jaren onvermoeid hun krachten
besteden, werden ook wij, voor 65 jaren,
vereenigd. De macht der dingen is echter
sterker geweest dan het cement der diploma
tieke akten. De band, die ons te zamen hield,
is losgesprongen en thans, een halve eeuw na
deze breuk, nu de mannen die daaraan deel
genomen en er de bitterheid en den hartstocht
van gevoeld hebben, bijna alle van 't wereldtoo-
neel verdwenen zijn, wordt door het nieuwe
geslacht, voor uwe oogen, een ander verbond
bezegeld, duurzamer en eerbiedwaardiger dan het
vroegere, een verbond, gegrond op nabuurschap
op vriendschap, op eenheid van taal, van zeden
en van nationaal streven."
Zeer wel is het ons bekend dat het verbond,
waarop wij doelen, een ander zou wezen dan
dat wat men, niet genoeg rekening houdende
met de werkelijkheid, zich somtijds voorge
spiegeld heeft. Eene tol-eenheid met België is,
tengevolge der met elkander strijdige handels-
en nijverheidsbelangen der heide volken, voor
alsnog onmogelijk. Een verdrag van gewa
pende verdediging tussehen Nederland en het
door de tractaten tot altijddurende onzijdigheid
verplichte België, schijnt niet uitvoerbaar.
Doch niettemin, al behoort een verbond met
deze practische bedoelingen nog tot het rijk
der illusien, het bestaan van den vrijwillig
aangelegden zedelijken band tussehen de beide
volken, bij deze gelegenheid „tegenover heel
Enropa te bezegelen," dit ware, naar het
ons voorkomt, eene daad geweest die Neder
land in de oogen der beschaafde wereld aan
zijne nationale eer niet te kort gedaan zou
hebben.
De commissaris van politie te Middelburg
maakt, ingevolge ontvangen order, bekend dat ge
durende de aanstaande jaarmarkt alhier, eenig
harmoniemnziek en hoogstens acht orgels als
straatmuziek zuilen worden toegelaten; deze laat
ste alleen nadat zij zich Maandag den 2 Augustus
a. 's namiddags tussehen 12 en 2 uren alhier aan
eene kenring door een deskundige znllen hebben
onderworpen, en dat verder alle overige straatmu
ziek, openbare kunstenmakerijen, vertoonen van
kijkkasten, goochelaars en dergelijken znllen wor
den geweerd.
Nu heeft de Standaard het toch te erg gemaakt.
Zij kondigde in haar nommer van 15 dezer een
boekje aan tegen de inenting, door den heer Esser
uit het Duitsch vertaald, „voorzien van een brief
ter inleiding door dr. D. L. van Wely, prakti-
seerend geneesheer te 's Gravenhage."
Het Dagblad deed reeds opmerken dat dr. Van
Wely zelf een inentingsbnrean hield.
Maar nu bericht dr. Vinkhnijzen in het Vader
land dat in den bewusten brief door dr. Van Wely
verklaard wordt dat hij, als een warm verdediger
van goede inenting, het in de verste verte niet
met den inhoud van het boekje eens is.
Uit onkunde kan de Standaard niet gezondigd
hebben, want zij nam bij hare aankondiging een
nitvoerig stuk uit bet boekje over, dat haar „bij
de herlezing" getroffen heeft.
Op zulk eene handeling is eene benaming toe
passelijk, welke men in 't openbaar niet bezigen
kan zonder zich aan eene kennismaking met den
straireehter bloot te stellen.
De verkiezing van een lid van de tweede kamer
der staten-generaal, die wegens het overlijden van
mr. C. van Heukelom moet plaats hebben in het
hoofdkiesdistrict Amsterdam, is bepaald op Dins
dag 3 Augustusindien herstemming noodzakelijk
is, zal die geschieden op Dinsdag 17 Angnstus a.
(Zie Laatste berichten van gisteren.)
De benoeming van den heer J. F. Rosseel tot
burgemeester van Ossenisse is den 14en dezer door
vele ingezetenen dier gemeeDte met het uitsteken
der vlaggen gevierd.
Het Vaderland antwoordt op de gisteren door
ons onder de rubriek Onderwijs medegedeelde
vraag der N. R. Ct., dat Nederland op bet inter
nationale congres van onderwijzers zeker niet
vertegenwoordigd zal worden. Bij die bijeenkomst
toch zullen de herinneringen aan 1830 verlevendigd
worden, en bij deze herinnering zon een vertegen
woordiger der Nederlandsche regeering niet op
zijn plaats zijn.
Naar men verneemt, hebben een groot aantal
commiezen der posterijen zich tot den minister
van waterstaat gewend met verzoek om verbete
ring van hun positie. Herhaaldelijk werden reeds
in verschillende bladen klachten genit over de
slechte promotie, de vele werkzaamheden en het
karig salaris aan betrekkingen bij de posterijen
verbonden.
Een dame in de kracht des levens zon des
namiddags tnsschen 3 en 5 nren worden gerevac-
cineerd. Des avonds omstreeks 11 nren van den
zelfden dag werd zij zeer ongestelder openbaarde
zich hevige koorts; inwendige inflammatie en
pijnlijke huidaandoening gingen ermeê gepaard;
de dame was veertien dagen lang ziek en is nog
niet geheel hersteld.
Ook dit zou een mooie bijdrage voor de be
strijders van de inenting zijn geweest, indien het
voornemen tot revaccinatie ware uitgevoerd
maar,door een toeval was het niet
doorgegaan. (Dagblad.)
Uit de Haagsche berichten blijkt, dat de heer
Schaepman in zijn soutane de zittingen der tweede
kamer bijwoont. Nu deze met 54 tegen 14 stemmen
heeft uitgemaakt dat hij geen geestelijke is, zal
het gewaad, door geestelijken gedragen, hem dat
karakter toch niet kunnen weergeven. Men moet
het dus als een fantasie kostuum beschouwen, zoo
als ieder, die er lust toe gevoelt, kan aantrekken.
Het reglement der kamer bevat geenerlei voor
schrift omtrent het gewaad dat de afgevaardigden
in gewone zittingen te dragen hebbenmen kan
er met jachtbuis of chambercloak komen, naar
welbehagen. Daar de heer Schaepman echter
verklaard heeft geene geestelijke bediening tq