chelde.
Schutterij-
Getrouw aan zijn Genie,
ED1ENST.
i-SCHELDE.
erljjk 2 uren op
MIDDELBURGSCHE COURANT
Rps-belastingen.
Middelburg 10 Juli.
Kermis-mijmering.
FEUILLETON-.
2LMAKE» en
fevraagd, bij
IARST, Noordstraat.
ftigd, bij VAN DEN
zerwiakel.
ravenRage, eene
WKItK.UElI»,
triften.
jflrouw HAKKER, te
beneden de 15jaren;
(Belgische feestea
zijn retourkaarten
van VLISSINGEN
SEÜZEN—MECHE-
I Stoombooten tegen
I 6.40; 2" klasse
i3.20 per persoon
|N naar BRUSSEL
|ing van 1° klasse
en 3e klasse f 4.07
ssingen v. V.
lagen
9,15; nm. 1, 3,30, 7.
1.10 in plaats van 1 uur.
nm. 2,30, 5, 8.
eestdagen:
5, 9.15, 11.30; nm. 1,
60, 5.30, 7, 8.30.
Ill; nm. 1.30, 2.30, 4,
19.30.
ntdienst
10 EN ROTTERDAM,
ek in Juli.
VAN ROTTERDAM:
Jffaand. 12 midd. 1,u,
pinsd. 13 morg. 11,30
Voensd.14 11,30
onderd.15 11,30
Vrijdag 16 11,30
(Saterd. 17 11,30
daand. 19 midd. 1,
Dinsdag 20 1,
Voensd.21 1,
Donderd.22 morg. 10,
frijdag.23 10,—
Zaterd. 24 10,
M. V. Ma
3.45 en 5.45.
4.15 6.15.
NB AH, WOENSBAG en
ZATERDAG.
7.1
8.-
10.30
11.-
6.midd.
nam. 4.—
4.30
12.—
nam. 12.30
3
0
5.37
6.38
0
4.45
5.59
6.40
n
7.57
5
9.6
10.25
5
9.15
10.35
6.6»
6.5
7.6 2
8.45
9.) 2
10.18-
10.41,
10.50
11
10.55
2.5
10.40
1.45
11.50
3.15
12 40
3.55
1.3
4.13 I
1.20
4.30
6,30
lig voor dien dag.
6.85
6.10
7.80
8.15
8.36
S.60
bijvoegse l.
van|de
Maandag 12 Juli 1880, JN° 162,
De burgemeester van Middelburg maakt bekend
dat bij hem ontvangen en aan den ontvanger
der dir. belastingen ter invordering is verzonden
het door den provincialen inspecteur der directe
belastingen enz. te Middelburg, den 7 Juli 1880,
invorderbaar verklaarde kohier der personeele be
lasting no. 4 voor het dienstjaar 1880/81, met
uitnoodiging aan ieder wien zulks aangaat, om,
na bekomen kennisgeving van zijnen aanslag,
ten spoedigste bet door hem verschuldigde te
kwijten, met herinnering tevensdat de bezwaren,
welke dienaangaande mochten bestaanbinnen
drie maanden na heden behooren te worden
ingediend.
Hiervan is heden afkondiging geschied waar
het behoort.
Middelburg, den 9en Juli 1880.
De burgemeester voornoemd,
PICKÉ.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
maken bekend:
dat de commissie, welke ingevolge artikel 15
der wet op de schutterijen, van den 11 April 1827
voor dit jaar binnen deze gemeente is samengesteld
tot het onderzoeken van en beslissen omtrent de
redenen van vrijstelling en uitsluiting, hare zit
tingen zal voortzetten op het raadhuis dezer
gemeente den 14 Juli 1880, des voormiddags te
10$ uur.
Zij herinneren voorts de belanghebbenden aan
de artikelen 9, 10, 11, 12, 13 en 16 van Z. M.
besluit van den 28 Juni 1828 Staatsblad no. 42).
Middelburg, den 9 Juli 1880.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
PICKÉ.
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAR.
HamJLET- Will you play upon this pipe?
Guildensteen. My Lord, I can not.
Haml. I pray you.
Guild. Believe me, I cannot.
Haul. I do beseech yon.
Guild. I know no touch of it my lord.
IIamx. 'tis as easy as lying: govern these ven
tages with your linger and thumb, give it breath
with your mouth, and it will discourse most
eloquent music. Look you, these are the stops.
Guild. But these cannot I command to my ut
terance of harmony. I tave not the skill.
Haml. 's blood, do you think I am
easier to he played on than a pipe?
Shakespeare. Hamlet. Act III, Scene II.
Momus ligt in stuiptrekkingen. De eeuw der
deftigheid en van het fatsoen is aangebrokenDe
geestige huizen, hier voor, daar achterover han
gend, met grillige gevels en daken, verdwijnea
en maken plaats voor machtige blokken, gelijk
vormig, rechtlijnig, deftig. Vóór twaalf uur alles
gesloten, donker en ieder in bed; kinderen wan
delen keurig netjes, hand in handstudenten en
officieren verdringen zich aan de melkstalletjes en
DOOR
LEVIEN SCHUCKING.
„Mijn vader zeide zjj wil een rechts
geleerde van u maken. Gij moet zijne processen
voerenmaar dan moet gij ook uw best doen om
een in alle opzichten beschaafd mensch te wor
den gij moet leeren dansen, schermen en paard
rijden en als gij met de vacantie thuis komt,
moet gij een mutsje dragen met goud geborduurd
en hooge laarzen met sporen van een el lang.
Maar duelleeren moogt gij niet ten minste
te voordat gij beter kunt vechten dan de anderen.
Sla er dan maar dapper op los, dan geef ik u
verlof. Maar zult gg vooral geen boekenwurm
worden Ik vrees dat gij daar aanleg voor hebt!"
„Nu ik uw ideaal van een vroolijken student
ken, freule, zal ik dat steeds voor oogen
houden 1"
„Goed en ieder half jaar moet gij aan
mijn vader schrijven hoe het gaat en dan moogt
gij mij ook nwe groeten laten doen!"
»Zult gij mg dan ook laten groeten?"
gaan ernstig rond, met dikke wangen en slaperige
oogen; weg zijn de Friesche hoofdsieraden, weg
de knevels, weg alle nationaal costuum. De
Zeeuwsehe boer draagt een fantaisie-hoedde
Sclieveningsche vischvrouw barst uit haar enge
kleed met sleep en neemt zangles, men schaamt
zich voor den vreemdeling over Jan Steen en
Van Ostade, en in de musea verhuizen hunne
doeken naar donkere, vergeten hoeken. Alcohol
drinken wordt gestraft met boete, dronkenschap
met gevangenis. De vegetariërs en dierenbe
schermers hebben de overhand; slachterijen ziju
vervangen door grutterijenvee wordt alleen nog
gefokt voor 't buitenland en voor schilders; voor
paarden is de draf verbodenen de kermis
voorzichtig! 't woord wordt gerekend tot de vloeken,
en vloeken is ook strafbaar
Toch, voor ge plaats maakt voor dit vizioen
der toekomst en voorgoed verdwijnt, een hartelijke
afscheidsgroet, lustige kermisGe gaat stil weg.
Het pfuihet rakal is uitgesproken over uw kla
tergoud, uw walmen, uw getier!
Kom, ik wil u eens ontleden, u toonen in al
uwe doortrapte liederlijkheid
YoJgen we dat gezelschap lustige jongelieden.
Chacun heeft zijne chacunearm in armzonder
duegnas, dringen ze zich langzaam door de menigte
lachend, schertsend, verbaasd, gelukkigZe
hebben ook den ganschen verloopen winter visites
gemaakt en ontvangen, zich verveeld op lange con
certen, zijn halt gestikt in komedie of operazalen,
altijd onder streng toezicht, dat iedere natuurlijke
opwelling berispte en terugdrong.
Thans genieten ze van de zoo spaarzaam toe
gemeten vrijheid. Ze doorkruisen de kermis in
alle richtingen, luisterend naar de redevoeringen
der tent-eigenaars, opgehouden voor kramen met
snijwerk, platen, photographieënhandschoenen,
bon-bons en speelgoed. Daar lokt een tir de salon
met slingerende engelen, rijën Atjehers en kransen
van pijpekoppende heeren worden door hunne
dames uitgedaagd hunne behendigheid in het schieten
te toonen. Ze schieten; Atjehers vallen en pijpen
vliegen in splinters, 't Is trouwens bijna onmo
gelijk geen pijp te treffen. Toch roept de eige
naar telkens„mooi schotnu, u ken er wat
mee!" en de opgetogen schutter doet weer laden
en nog eens laden en zegt weggaand tot zijne dame,
dat hij niet wist dat jagen zoo gemakkelijk was.
Daar naast klinkt uit een tent muziek en ge
juich. 'tls het Grand Cirque Vélocipède, waar „de
bezoekers de medewerking ondervinden der vélo-
cipéde met een schoon gedresseerd paardje." Ze
gaan in. De entrée geeft recht op éen rit. Ze
zetten zich elk op een der in een eirkel aan elkaar
verbonden vélocipèdes en als het „schoone paardje"
ophoudt te trekken, (wat hij doet zoodra de muziek
zwijgt), dan met alle kraeht gewerkt om nog een
paar keer rond te gaan. Thans even aanleggen
in de poffer- en wafelkraam van Luijters. In
onberispelijk jak, geen spier van haar gelaat ver
trekkend, zit een zwaarlijvige matrone, als een
Buddha-beeld, achter de reusachtige koekepan.
Automatisch schept ze met haar langen lepel het
beslag uit de schitterende koperen pot en werpt
het met nooit missende juistheid in de holten,
waar het dan sist en spattert en zwelt om einde
lijk ah welgelukte poffer, met 23 zijner lotgenooten,
zwemmend in boter, in een der zijkamertjes te
verdwijnen.
In de tent zit de heer Luijters voor zijn oven
en administreert de 3 a 4 wafelijzers. Hij heeft
geen hulp, geen klok noodig, Zijn ziel is in
die ijzers, die hij reeds 30 jaar hanteert,
en al heet zijn wafel thans gauffre a laBruxelles
'tis toch hetzelfde smakelijke gebak, dat hij
30 jaren geleden in zijn toen nog nederige kraam
toebereidde.
Thans heeft hij een gebouw met 12 kamers,
schitterend en ruim. Volwassen dochters staan
hem ter zijde. Vier harer ontsnapten reeds, de
„Dat zal er van afhangen
„Waarvan?"
„Van weer en wind en hoe de wolken drijven!"
antwoordde zij lachend over den ernst dien hij in
die vraag legde*
„Voor mij zullen alle wolken steeds daar
heen drijven, waar gij zijt, freule 1" sprak hij.
Maar nu moest Juliane nog veel harder lachen.
„Dank u wel voor al die wolken die gij op
mijn arm hootd wilt doen samenpakken!" riep
zij uit.
Het ergerde hem dat hij iets zoo doms gezegd had
en ook dat zij het zoo in scherts opnam; maar zij
kon haar lach niet bedwingen en liep even vroo-
lijk weg als zij gekomen was.
Titan ruimde zijn schilderboel op, en ging eerst
naar zijn vader en toen naar zijn patroon, om
dien de voltooiing van zijn werk op te dragen.
Reeds de volgende week verliet hij het dorp en
toen hij op het slot afscheid kwam nemen gaf de
vrijheer hem nog allerlei wijze lessen mede
Juliane kreeg hij niet meer te zien, zij was er
niet doch toen hij onder aan de trap in de
vestibule stond zag hij een licht gewaad boven
langs de balustrade glijden en meteen viel er een
ruikertje vergeet-mij-nietjes en reseda voor zijne
voeten*
Met deze bloempjes op zijn hoed ging hij de
wijde wereld in naar een kleine stad in de nabij
heid, waar hij weldra door privaatlessen en
opbrengst van duizenden poffer3 medenemende
maar het beslag is geduldig en in de spaarbank
staat een lijvige som. Tevreden blikt Luijters
rond en rookt een sigaar; 't kan lijen, want
't stroomt in en uit.
Intusschen zitten onze kermisgasten in een der
kamers aan de lange tafel; de twijfelachtige
zindelijkheid van het laken geeft hun geen erger
nis. Ze zitten dicht op elkaar, met de ellebogen
op de tafel; lachen, giebelen, blozen, drinken uit
elkaar's glazen en zouden hun plaats niet. voor
de heerlijkste salon willen ruilen. Daar komt
een visschersknaap van het naaste kamertje,
grinnikend over het beschot kijken. Hij wil elk
een hand geven, maar wordt spoedig door zijn
beminde onzacht naar beneden getrokken. Aan
den overkant zit een luidruchtig gezelschap een
heer houdt boven op de tafel een oratie, terwijl
een vriendin zijn achterzak met poffers vuit.
Niemand Iet op een paartje dat in het diepste
der kamer zit. Hij fluistert met een hoog ernstig
gezicht haar iets in de ooren. Zij bloost en zou
wel willen huilen van pleizier.
Ginds zit nog een verliefd paar uit het Westland.
Ze zijn aan hun derde bordje poffers en besproeien
ze rijkelijk met parfait amour. Zijn hand zoekt
de hare en ze staren elkaar sehnsüchtig in de
oogen. Daar komt een druk gezelschap binnen
wel acht paren. Ze vinden geen plaats, maar
dansen en attendant een ronde om de wafelkachel,
zonder daarom de volkomen gemoedsrust van
Luijters ia 't min3t te storen.
Van alle kanten gelach, gezelligheid en vreugde.
Karaffen met roede en geele likeuren, koperen
stutten ec vaatjes, spiegels, schilderijen, bloemen
en plafond met engelen beschilderd; alles blinkt
en schittert in het overvloedige licht van tal van
gasvlammen. Echter, wat ook juicke, tiere of
schreeuwe, niets verstoort het phlegma van de
bewoners van dit tooverpaleis.
Maar keeren we terug tot onze vrienden. Ze
toeven niet lang, want ze hebben nog zoo veel
te zien dat de avond nauw toereiken zal,
„Nieuw, nieuwhet verloren Paradijs
Dit geheimzinnig opschrift trekt hen aan. Ze
gaan de tent binnen en mogen daar door ver
grootglazen gezichten op Batavia en andere Indi
sche plaatsen beschouwen. Verloren Paradijs!
Zou de godin van het noodlot deze ignobele
avonturiersters gebruiken om ons een profetischen
blik in de toekomst te doen slaan? Ze is zoo
grillig, zoo naïef in bare keuze
„Haast je, menschen hier is te zien het ver-
scheurendste beest; de vijand van leeuwen en
tijgers, de jakhals, de kale jakhals
Zoo noodigt een zoon Israels het publiek in zijne
tent, maar de lust blijkt niet groot. „Toon dat
je ook geen kale jakhals bent 1" klinkt het ver
wijtend, maar zonder resultaat. Nn neemt hij een
duif en een jonge boschkat in de hand, toont ze
de menigte en roept„Menschen, de voeding van
het monster begint. Deze twee beestjes zullen
het voorgeworpen worden. Komt nu zien, hoe
het ze met huid en haar verslindt!" Daar trof
de man de teedere snaar, en ik waardeerde zijne
menschenkennis. Het bestiale in de natuur der
menigte moest geprikkeld worden, waar nieuws
gierigheid te kort schoot. Nu stroomt zijne tent
vol en men verdringt zich rond de put. Boschkat
en duif worden echter weer stil in hunne hokken
geborgen.
Hadaar staat de poppenkast 1 Gegroet Jan
Klaassetij oude vriend mijner jeugd. Hem schijnen
de jaren niet te deren. Even dapper en heersch-
zuchtig schopt en slaat hij gade, vriend, ieder die
hem ia den weg treedt. Hij is de incarnatie van
het ruwe geweld, een Napoleon, een Tamerlan,
een AttilaJa, hij is meer dan deze, want zelfs
de dood heeft op hem geene macht. Komt deze
hem halen, hij tracht niet, als wijlen Philemon
conditiën te makenmaar verachtelijk schopt hij
hem in een hoek! Hij, de onsterfelijke!
hard werken de noodige kennis verwierf om het
toelatiugs-esamen voor de universiteit at te
leggen. Daarna bezocht hg de hoogeschool te
Jena*
III*
Titan studeerde in de rechten en vervulde
ruimschoots al de schoone verwachtingen die
treule Juliane van hem gekoesterd had en waar
voor zij bij haar vader had ingestaan; maar
het noodlot vervulde zeer weinig van de verwach
tingen die hij van het nieuwe leven dat hij betrad
koesterde. Hij zag Juliane in langen, langen tijd
niet terug.
Haar rader was hertrouwd en zij bracht vaak
verscheiden maanden door bij familie in de resi
dentie. Als hij met de vacantie thuis was en
zijn opwaohting bij den vrijheer ging maken
was deze altijd uiterst koel en afgemeten tegen
hem en beantwoordde zijne vragen naar de freule
zeer uit de hoogte en kortaf. In éen woord die
bezoeken waren zoo pijnlijk, dat Titan altijd blij
was ais hij met good fatsoen een buiging kon
maken en heengaan* Hij kreeg den indruk alsof
zijn beschermer berouw had van hetgeen hij voor
hem gedaan had. Zou de jonge mevrouw er
misschien een onnoodige uitgaat en geldverkwisting
in zien? Titan voelde zich diep gekrenkt»
Thans naar „madame Caro, alle dagen van
3—11 uren werkende met de 5 leeuwen."
In afwachting dat alle rangen bezet zijn, wan
delt een jonge dame op en neer met Baptiste, een
ontevreden krokodil, of slingert zich half doode,
in narcotischen slaap verzonken slangen om den
hals. Eindelijk komt mej. Caro,voorwaar, voor
een leeuw een hapje om van te watertanden. Ze
gaat bij drie leeuwinnen in het hok, doet de
koninginnen der woestijn duikelen, over stokjes
springen, ranselt ze en scheldt ze.
Wanneer zullen ze verrijzen in haar toorn en
de roekelooze vernietigen met éen slag der mach
tige klauw
We gaan die glasspinnerij voorbij, al is haar
salon ingericht tot de ontvangst der „notabelste
gezelschappen." Zoo ook de heer Lauwers, ge-
zichtkundige brillenshjper, die waarschawt dafc
„er niemand op zijn naam uitgaat".
Waardeeren we echter met een bezoek de be
leefdheid van den heer Cantello, die met zijn
broidmachine „bet geëerde publiek in de gelegen
heid stelt elk oogen blik van den dag zich in het
prachtige schouwspel te kunnen verlustigen van
het zien worstelen van het kuiken, om uit het
ei te komen, om de schaal te verbreken, het
huisje te verlaten, waarin het zit opgesloten,
alwaar zij het levenslicht aanschouwen, waarna
ze zoo reikhalzend uitzien
Aandoenlijk was het op te merken, hoe het
nog niet geboren kuiken uitzag naar het
levenslicht.
'tls thans tijd om naar het Kunstgebomv te
gaan, waar duizenden in de beste stemming het
opgaan van het gordijn afwachten.
En 't is de moeite van 't komen wel waard.
Torste Atlas het heelal op zijne schouders,
deze jongejaffrouw uit Brazilië zie ik in staat
zulks met haar gebit te doen. Moge haar uiter
lijk tot aanmoediging gestrekt hebben om bij de
opvoeding onzer jonge dochters een weinig gym
nastic niet te vergoten, evenais die andere dame,
die zich 7 of 8 maal in 5 minuten verkleedt, de
coquettedie uren in haar boudoir toeft, wel be
schaamd mag maken.
De wanhoop van rheuinatischen en podagristen
was wel het Japansche gezelschap. Vooral een
der heeren, eeD physiologisch wonder, een slang,
scheen niets moeilijk te vinden als rechtop gaan.
Alle andere positiën waren hem gemakkelijker.
Konden de liefhebbers van ondenkbare poses
aan dezen heer hun hart ophalen, die van klassieke
en die van erotische kregen behoorlijk hun beurt.
Verder nog veel springen en duikelen. Dit
toch is Bchering en inslag en 't is maar zaak op
dat terrein iets nieuws te leveren. Nauw zijn
we bekomen van den schrik die mad11® Zoé ons
altijd met haar halsbrekenden val bezorgde, of
mad11® Zenobia, met den langen haarbos, doet ons
weer huiveren, door al spartelend met armen en
beenen, zich met de tanden onder een iocomo-
tiefje vasthoudend, langs een hellend gespannen
koord te vliegen.
't Is intusschen laat geworden, zonder dat
daarom de goede stemming van ons troepje ver
minderd is. Integendeel! de punch a la romaine
heeft deze een min of meer gemoedelijke richting
gegeven, zeer in het belang der huwelijksplannen,
die we bij dames altijd en overal als aanwezig
onderstellen. De avond zal besloten worden in
de carroussel en daarheen richt zich het gezelschap.
Wordt vervolgd.)
Het programma voor de feesten te Brussel, ter
eere van het öOjarig bestaan van het koninkrijk
België bevat in hoofdzaak het volgende:
18 Juli. Wapenschouwing van de garde
civique en het leger.
21 Onthulling van het gedenkteeken
voor Leopold I.
22 Tuinbouwtentoonstelling.
Dit was evenwel do ware oorzaak niet. Titan
was een levendig, opgewekt jong mensch, die
nooit veel werk had gemaakt van de fijne manie
ren der groote wereld die hij als knaap niet
geleerd had, zoodat hij zich tegenover den vrijheer,
wien hij zooveel te danken had en dien hij znlk
een warme genegenheid toedroeg, met een onge
kunstelde, welgemeende vertrouwelijkheid gedroeg.
Vertrouwelijk mocht men echter met den vrijheer
niet omgaan, dan werd hij groot in zijne afwerende
deftigheid.
Dat was het waardoor hij voor Titan, dien hij
verder alles goeds toewenschle, zoo koel en onge
naakbaar scheen. En toen deze na twee jaren
Juliane eindelijk terugzag, was ook zij zeer
veranderd. Het lachende jonge meisje was, zooals
hij zeide, een vreeselijke trotsohe, ingebeelde
salondame geworden, zij was ook tegenover hem
gehuld in een atmosfeer van ijskoude lucht, die
zijn adem deed stollen. Om deze houding goed
te begrijpen, zou hij hebben moeten hooren wat
de vrijheer den vorigen dag tot zijn dochter ge
zegd had
„Uw protégé doet u alle eer aan. Hij ge
draagt zieh goed en als een student die geen
huichelaar behoett te zijnmet zijn flink verstand
heeft hij een massa algemeene kennis verworven,
die een jurist niet eens bepaald noodig heeft*
Maar hij is gruwelijk familiaar. Ik vrees dat hij
mg weldra zal vragen of ik met hem op onz$