Laatste berichten. BUITENLAMP. Weerkundige waarnemingen. Kamer van koophandel en fabrieken te Middelburg. Provinciale staten van Zeeland. Algemeen Overzicht warmen; die de belangen van staat of gemeente wilde hooren bespreken, hij ging naar het oude wachthuis. Duizenden vonden daar gele genheid om hun vrijen tijd in gezellig gesprek door te brengen en gevoelden niet de minste geneigdheid om het zuur verdiende geld in de herbergen zoek te brengen, 't Gebouwtje werd onderhouden door de gezamenlijke schippers (ieder 25 cent 'sjaars) en is nu bij zijn tweehonderd jarig feest geheel hersteld, van banken voorzien en van een gedenksteen met eigenaardig versje en wapen, terwijl het schoonhouden ervan aan de bevolking van het armenhuis is opgedragen. De eerste kinder-speeltuin op de Wetering schans te Amsterdam werd in de maand Juni door ruim 10,500 kinderen uit de arbeidersklasse bezocht. De orde was ongestoord, dank zij de uitnemende leiding van den directeur J. A. Hij- ner Jr. Des Maandags van 2 tot 4 uren genieten de stads-bestedelingen er frissche lucht en ontvan gen onder de leiding van een suppoost onderwijs in gezonde lichaamsoefeningen, waartoe de tuin in ruime mate gelegenheid biedt. Woensdag van 2 tot 4 uren is de tuin beschik baar voor kinderen van die begunstigers, die jaarlijks minstens 2.50 voor het onderhouden van den tuin bijdragen. De ouders kunnen tegen betaling van 10 cent per persoon hunne kinderen vergezellen. In verschillende steden maakt men insgelijks aanstalten om kinderspeelplaatsen op te richten. Te Amsterdam is dezer dagen weder alge meen verspreid eene in den vorm van een bank biljet van zestig gulden gedrukte reclaim. Voor het niet onmogelijk geval dat een of meer daar van ook hier mochten belanden, wordt de aandacht van het publiek erop gevestigd. Door den commissaris van politie te Leiden wordt bekend gemaakt, dat op de kermis aldaar niet zullen worden toegelaten straatmuzikanten, orgeldraaiers, rijfelaars of personen met zooge naamde kijkkasten. Echter zullen bij uitzondering vergunning bekomen „goed geoefende straatmu ziekgezelschappen" en „fraaie welluidend klinkende orgels 1" Onder Verwoude bij Workum heeft een boerenknecht op een vreemde manier den dood gevonden. Door den boer naar de schnnr gezon den, om daar op den zolder iets te verrichten, keerde hij niet terug. De boer, na verloop van eenigen tijd niet begrijpende waar zijn knecht bleef, ging naar hem zien en vond hem verward in een paardenleidsel, dat aan den zolder naast de ladder hing. Hij is zeer waarschijnlijk, door dat de ladder uitgleed, met de kin in dat touw werk blijven hangen, waardoor het strottenhoofd werd toegeknepen, hetwelk den dood ten gevolge had. De heer Bradlaugh ontving gisteren weer eene tweede dagvaarding tot betaling van 500. Er kwam iemand in het parlementsgebouw die vroeg om hem wegens dringende zaken te spre ken. Het was een procureur die hem aan de deur van het parlementsgebouw de dagvaarding ter hand Btelde. De heer Bradlaugh nam haar aan, doch vroeg naar den naam van den man, wijl hij aan het lagerhuis de vraag wil stellen of het dagvaarden binnen de uanhoorigheden van het huis, zoo niet wettelijk ongeldig, althans geene inbreuk vormt op de voorrechten van het huis. De heer Norwood zal aan den heer Gladstone de vraag richten of de regeering, nu zg niet bij de wet den twijfel aan de geldigheid van de verkla ring heeft willen wegnemen, de rechtsgeleerden der kroon zal gelasten den heer Bradlaugh te verde digen in iedere wegens zijne parlementaire werkzaamheid tegen hem ingestelde vordering. De rechtsgeleerden der kroon zijn in Engeland ongeveer wat hier het openbaar ministerie is. Dit heeft echter in Engeland niet het monopolie van gerechtelijke vervolgingieder Engelsch burger kan aanklager zijn voor de rechtbank. Tweede kamer. Aan de orde was het wetsontwerp tot wijziging der pensioenen voor de officieren van de landmacht. De heeren Gra- tama, Lenting en Viruly kwamen krachtig op tegen het zoogenaamde bascule-stelsel tusschen de beide militaire departementen, voor beurteling- sche verhooging der pensioenen. De heeren Kool, De Casembroot, Van Gennep, De Bieberstein tn de minister van oorlog merkten echter op dat hier van geen verhooging, maar alleen van herstel eener onbillijkheid in de wet van 1877 sprake was ten opzichte der Indische pensioenen voor de landmacht. Aangenomen, des neen, dat de belofte van den vorigen minister zijn opvolger bond, dan nog kon hier geen terugneming dier belofte van den afgetreden minister plaats hebben Ten onrechte had de heer Gratama dus gesproken van niet-nakoming van het militair eerewoord en van het terugnemen van vroegere woorden, uitdrukkingen welke bovendien zeer onbetamelijk waren en waartegen de heer De Casembroot en de minister zeer krachtig opkwamen, omdat zij in strijd zijn met de waardigheid der kamer en niet duldbaar voor een fatsoenlijk man. De president en de heer .Gratama ontkenden echter de beleedi- gendo strekking der bedoelde woorden, waarmede dit incident eindigde. Een amendement van den heer Van der Schrieck c. t., om de gunstige bepa lingen der wet van 1877 ook op de vóór dien tijd gepensioneerden van toepassing te verklaren, werd met 49 tegen 6 stemmen verworpen. Het wetsontwerp werd vervolgens met 33 tegen 30 Btemmen verworpen, waarna de boraadslaging, op verzoek van den minister, geschorst werd. 's Cravenhagc. Door de provinciale staten van Zuid-Holland zijn heden de aftredende leden van gedeputeerde staten herkozen, terwijl in de plaats van jhr. mr. H. A. Steengracht van Dui venvoorde, die bedankt heeft, verkozen werd mr. A. A. van Bergen IJzendoorn, burgemeester van Gouda. 's Ciravenhage. Door het 0. M. bij het gerechtshof werd ter terechtzitting van heden tegen J. V. J. te Hontenisse, beschuldigd van bedriege- lijke bankbreuk, eene cellulaire gevangenisstraf van 6 maanden geëischt; tegen J. H. It. te Ter Neuzen, wegens diefstal, 6 maanden celstraf; en tegen D. F. te Vlissingen, wegens valschheid in geschrifte, 8 maanden celstraf, benevens twee geldboeten van 50. Amsterdam. Door de prov. staten van Noord-Holland is, in de plaats van den heer Prins, tot lid der eerste kamer gekozen de heer Van Tienhoven, burgemeester van Amsterdam. Breda. Tot lid der tweede kamer is alhier verkozen dr. H. Schaepman, met 1853 stemmen. Het aantal kiezers bedraagt 3893. Londen. De Standard verklaart het gerucht van een gemeenschappelijk ageeren der Engelsche en Fransche vloten in de Middellandsche zee voorbatig. 7 Juli des morgens te 8 uren. NAMEN Ba- Wind Toe Tem- DER rom. stand pera- PLAATSEN. afwijk. richt. kracht lucht. tuur. 3.0 ZZW 1 betr. L 17 Groningen. 2.9 ZZW 3 z. bew 16 Helder 3.2 ZW 2 z. bew. 16 Vlissingen. 3.1 ZZW 2 regen - 15 Maastricht. - 1.1 ZW 1 betr. - 19 Sylt - 1.5 ZZW 2 regen - 14 8.9 ZW 4 bew. - 17 Valentia. 4.8 WNW 4 z. bew. - 13 Hamburg 0.6 ZZO 2 betr. - 16 Swiuemunde. 1.7 ZW 2 mist. - 17 Leipzig 1-1 ZZW 2 z. bew. - 19 Carlsruhe 0.8 ZW 2 helder - 18 Grisnez 3.3 ZW 3 betr - 14 Parijs 2.3 wzw 1 z. bew. - 18 St Hathieu 3.5 w 5 regen - 14 Biarritz 0.9 ZW 1 1. bew. - 19 Perpignan Christiaansund 5.9 zo 3 bew. - b 14 Stockholm. 1.6 ZZW 4 betr. - b 18 Koppenhagen 0.5 ZZW 4 regen H - 16 Portsmouth ZW 3 bew. Yarmouth. ZW 3 regen Grootste verschil in Nederland 'sochtends 8 uren: M. 2.1 H. des namiddags Barometer te Middelburg, Graanbeurs: (Corr Thermometer, 6Juli. 'sav. 11 u. 60gr. 7 Juli. 's morg. 8 u. 62 gr. 's midd. 1 u. 68 gr. 's av. 5 u. 64 gr. Vergadering van Maandag 5 Juli. Voorzitter de heer Borsius. Afwezig de heeren J. P. Fokker en B. A. Fokker, beide ongesteld, de heeren Tak, Snijders en De Kanter. De sedert de laatste vergadering ingekomen gedrukte stukken worden medegedeeld en deels aan de leden rondgezonden, deels ter visie gelegd. De voorzitter herinnert dat in de laatst gehouden gesloten vergadering besloten is dat de kamer zich bij den minister van marine zou beklagen over een voor de kamer beleedigend schrijven, geteekend door zekeren G. Ketting, loodsschipper le klasse, geplaatst in de Nieuwe Roti. courant van 25 Meijl. Hij stelt voor het daarop van dien minister, onder dagteekening van 14 Juni, ontvangen ant woord in deze openbare vergadering te behandelen; de kamer zich met dit voorstel vereenigende, geeft de secretaris voorlezing van het volgende schrijven van den minister: „In antwoord op uw door tusschenkomat van den heer commissaris des konings iD Zeeland ontvangen schrijven van den 31 Mei jl. no. 18 kabinet, heb ik de eer u mede te deelen, dat ik volkomen instem met uwe beoordeeling van een in de Nieuwe Rott. courant van 25 Mei jl. voor komend ingezonden stuk, onderteekend loods schipper le kl. G. Ketting, maar dat ik tevens, tot miju leedwezen, in de onmogelijkheid ben om, overeenkomstig het daartoe te kennen gegeven verlangen, dien persoon te gelasten, ter zake van zijn ongepast en onbetamelijk geschrijf, zijne verontschuldiging daarvoor aan u aan te bieden, vermits hij, sedert den jare 1868 gepensioneerd zijnde, niet meer als beambte onder mijn departe ment ressorteert." Daar tbans blijkt dat die persoon zich eene qualiteit aanmatigde, die hij blijkt niet meer te bezitten en dus de éenige reden vervallen is, waarom de kamer meende zich dat geschrijf to moeten aantrekken, - besluit do kamer over te gaan tot de orde van den dag Daarna geschiedt voorlezing van een schrijven van denzelfden minister, van 5 Juni, waarbij deze, zich vereenigende met de beschouwingen vervat in een bij afschrift medegedeeld rapport van den inspecteur over het loodswezen enz. te Vlissingen, afwijzend beschikt op het door den gezagvoerder Vrijman ingediend en door deze kamer ondersteund verzoek tot restitutie van loodsgelden. Nadat ook dat rapport, gedagteekend 27 Mei, was voorgelezen, merkt de voorzitter op dat deze atloop de kamer met zal bevreemden, daar uit het door gemelden inspecteur onder dagteekening van 25 Mei in de Midcielh. courant geplaatste stuk wel te voorzien was dat de inspecteur later in gelijken geest zou adviseeren. Ook met het oog op de te verwachten mutatie in het beheer van het loodswezen te Vlissingen, geeft de voorzitter in overweging de hoofdzaak: nl. bet niet voortdurend bezet zijn van het station Dungeness door een Vlissingschen loodskotter, voorhands te laten rusten, en de afwijzende beschikking aan den gezagvoerder Vrijman mede te deelen. De kamer vereenigt zich met dit voorstel. De vergadering is daarna gesloten. De gisteren avond geopende zomervergadering werd bijgewoond door den commissaris des konings, voorzitter, 38 leden en den griffier. De heeren Sprenger, Wagtho, Snijder en Pierssens waren afwezig. De voorzitter opende de vergadering met de volgende rede: Mijne heerenKeeds meer dan een half jaar geleden viel mij het hooggewaardeerde voorrecht te beurt van door 's konings vertrouwen geroepen te worden om Hem in Zeeland te vertegenwoor digen. Tengevolge van voor mij treurige omstandig heden kan ik eerst heden de eer hebben als voorzitter van uwe vergadering op te treden. Dat uitstel geeft mij echter, naar ik hoop, het voordeel dat ik bij deze gelegenheid niet zoo geheel vreemdeling voor n ben als anders het geval geweest ware. Bij mijne komst verleden jaar als 's konings commissaris in deze provincie genoot ik de eer verwelkomd te worden door eene deputatie uit uw midden, aan wie ik, onder dankbetuiging voor de namens u gesproken welwillende woorden, de verzekering gaf dat wat mij ook ontbreken mocht van de eigenschappen, vereischt voor de vervulling van het mij opgedragen ambt, ik ten minste niet te kort schoot in warme belangstel ling in dit schoone en de belangstelling zoo waardige gewest. Ik vlei mij dat de tijd die sedert verloopen is, de overtuiging daarvan in Zeeland ingang ver schaft heeft. Aan mijn kant heeft de ondervinding in dien tijd opgedaan, de waarde verhoogd die ik van den aanvang af aan mijn eervollen werkkring hechtte. Zij heeft mij ook het vertrouwen geschonken dat uwe welwillende medewerking, mijne heeren, mij in de uitvoering mijner taak niet zal onthouden worden. Het volle gewicht van die taak besef ik zoo veel te meer, wanneer ik naga wie mijne voor gangers waren, welke verdiensten zij zich bij deze provincie of bij den staat verworven hebben. Onder Hoogeren Zegen hoop ik evenwel, op hun voetspoor, de belangen die mij zijn toevertrouwd, te behartigen met al de krachten die in mij zijn; uw bijstand, uwe waar het noodig is, verschoonende tegemoetkoming zijn echter daarbij onmisbaar. Het doet mij leed, mijne heeren, bij dit eerste woord, dat ik in uwe vergadering spreken mag, de groote verliezen te moeten gedenkendie zij sedert bare laatste bijeenkomst geleden heeft. Mij, die hier voor het eerst optreed, voegt het niet uit te weiden over de verdiensten van de leden die ons verlaten hebben. Een hunner ontviel niet alleen aan deze ver gadering, waarin bij eene nuttige en eervolle plaats bekleedde, maar ook aan allen die hem liefhadden en die hem ongetwijfeld diep betreuren. Twee anderen, de een door dertigjarige deel neming om zoo te zeggen vereenzelvigd met het bestuur der provincie, beide vergrijsd in de ijverige toewijding aan de belangen van Zeeland, hebben zich teruggetrokken tot welverdiende rust op huune lauweren. De vierde eindelijk, steunende op de bekwaam heden waarvan hij zich in dit gewest den naam verworven had, is opgeklommen tot hooger en belangrijken werkkring elders, waar wij hem, ongetwijfeld allen, onze beste wenschen hebben nagezonden. Mogen hunne opvolgers hunne voetstappen waardiglijk drukken. De heer Vader antwoordde het volgende: Mijnheer de commissaris des konings. In deze eerste zitting der staten van Zeeland vernemen wij met het hoogste genoegen uwe welwillendheid en de goede verwachting welke gij van dit gewest reeds koestert. Wij ontvangen u in onze eerste vergadering reeds met hooge be langstelling als de eerste magistraat in dit gewest. Het is den Zeeuwen eigen, mijnheer de voorzitter, om bjj betamelijke vrijheid, de over hen gestelde machten eerbied niet alleen, maar ook de achting toe te dragen, die onmisbaar is om het gezag te handhaven en nut te stichten. Zijt gij door 's konings vertrouwen aan het hoofd dezer pro vincie geroepen, gij hebt niet geaarzeld eene andere eervolle en gevierde betrekking te verlaten om in dit gewest de plaats te vervullen, die door zeer achtbare voorgangers ettelijke jaren ten nutte der provincie werd ingenomen. Wij feliciteeren ons aanvankelijk met uwe zoo even gehoorde betuiging van gehechtheid aan ons dierbaar gewest, terwijl wij u de verzekering geven dat het u bij uwe pogingen om ten nutte dezer provincie werkzaam te zijn, niet zal ontbreken aan de medewerking dezer vergadering. Is het waar dat de toestand dezer provincie van dien aard is dat er voor het bestnur scha duwzijden bestaan, zeker is het ook dat met ver eende krachten de moeilijkste omstandigheden worden te boven gekomen. We wenscheu u toe, gelijk gij uwe toespraak eindigdet, onder Hoogeren Zegen, trouw en ten nutte der provincie werkzaam te kunnen zijn. Wij houden ons overtuigd dat het Uwe Excellentie daarbij niet aan den bijstand der staten zal ontbreken en uiten den wenschdat alzoo de zinspreuk moge bewaarheid worden, die ook onder het wapenbord van Zeeland in deze zaal prijkt: Luctor et emergo. Daarna stelde de voorzitter aan de orde het onderzoek der geloofsbrieven van de tengevolge der periodieke aftreding gekozen leden. De met het onderzoek belaste commission bestaande uit de heeren Van Berlekom, Hoogen- boom en VanUije Pieterse voor de leden gekozen in de hoofdkiesdi'stricten Middelburg, Zierikzee en Tholenen uit de heeren Pompe van Meerdervoort, Mazure en Collot d'Eseury voor de leden gekozen in de hoofdkiesdistricten Goes, Sluis en Hulst, brengen bij monde van de heeren Van Berlekom en Pompe van Meerdervoort rapport uit en con- cludeeren tot toelating van de gekozenen. Dienovereenkomstig wordt beslotendaarna worden de toegelaten leden, behalve de heer Sprenger, door den griffier binnengeleid, leggen in banden van den voorzitter de vereischte eeden af en nemen zitting. De verschillende ingekomen stukken worden deels voor kennisgeving aangenomen, deels ter griffie voor de leden ter inzage gelegd en deels naar de afdeelingen verzonden. De splitsing der vergadering in afdeelingen wordt verdaagd tot de volgende zitting, waarin de benoeming van leden van gedeputeerde staten en van een lid der staten, bedoeld bij art. 89 der provinciale wet, moet plaats hebben. Die vergadering wordt bepaald op Woensdag 7 Juli en de tegenwoordige gesloten. Zitting van heden Woensdag 7 Juli. Tegenwoordig de voorzitter, 39 leden en de griffier. Afwezig waren de heeren Sprenger, Van Berlekom en Wagtho. Als leden van gedeputeerde staten werden herkozen de heeren mr. N. J. C. Snouck Hur- gronje, J. A. A. Fransen van de Putte en J. H. C. Heijse, die aan de beurt van aftreding waren, respectievelijk met 38, 36 en 33 van de 39 uitge brachte stemmen. Tot lid volgens art. 89 wordt benoemd de heer mr. J. Moolenburgh met 23 van de 39 stemmen. De verkozen heeren verklaren de op hen uit gebrachte benoemingen aan te nemen. Na splitsing der vergadering in afdeelingen en nadat bepaald is betrekkelijk het ontwerp regle ment op de wegen en voetpaden in deze zomer vergadering alleen rapport uit te brengen, wordt de eerstvolgende openbare vergadering vastgesteld op a. Dinsdag avond te half acht uur. Voor het geval de werkzaamheden der afdeelingen zoo spoedig mochten zijn afgedaan dat nog deze week eene vergadering kan gehouden worden, is de voorzitter tot het bijeenroepen ervan gemach tigd. De collectieve nota der mogendheden zal eerst daags, waarschijnlijk den 16 Juli, aan de Porte worden overhandigd, en de mogendheden zijn niet van plan, als Turkije de voldoening aan haren eisch weigert, de handen in den schoot te leggen, zoo verzekert men. 'tZal noodig zijn, want niet alleen de Porte, maar ook de bewoners der verschacherde landstreek zijn het niet eens met de conferentie. Volgens de Politische Cor- respondenz zijn tijdens den aanvang der conferentie twee officieren van den Engelschen generalen staf te Janina gekomen om zich op de hoogte te stellen van den geest der bevolking. Zij lieten enkele voorname Grieken uit de stad en van het platteland bij zich komen en ondervroegen hen of eene vereeniging met Griekenland hun aange naam zou zijn. Het antwoord kon niet twijfelachtig zijn. De Grieken verklaarden dat zulk eene vereeniging aan de innigste wenschen des lands zou beantwoorden. De Engelschen noodigden toen ook vier Turken tot een onderhoud uit, twee uit de stad en twee vertegenwoordigers van het Albaueesche element op het platteland, en legden hun de vraag voor wat de bevolking doen zou als een gezant van den sultan haar kwam vertellen dat zij onder Griekschen scepter was gekomen. De Turken antwoordden dat zulk een gezant het lot van Mehcmet Ali (die door de Albaneezen werd vermoord) wel eens kon over komen, „want, voegden zij erbij, wij zullen ons verzetten en tot den laatsten man ons dood vechten, doch nimmer toegeven dat ook maar een deel van Epirns Grieksch grondgebied zal worden." Zij verzochten de Engelsche officieren dit besliste antwoord aan de regeering te Londen over te brengen. Er is weder groote beweging onder de Albaneezen, nu zij te weten gekomen zijn dat niet alleen Frevesa, maar ook Janina door de conferentie aan Griekenland is toegewezen. Naar alle plaatsen van Albanië worden telegrammen verzonden waarin hulp wordt gevraagd voor de in hunne nationaliteit bedreigde broeders. Nu is al dit misbaar der Albaneezen wel niet zoo te vreezee als het oppervlakkig schijnt, maar men kan wel aannemen dat, indien Griekenland niet gesteund wordt door eenig machtsvertoon van de mogendheden, de Albaneesche streken der te annexeeren landen niet zonder veel bloedvergieten Grieksch zullen worden. De groote zwakte der Albaneezen ligt in hun gebrek aan geld; dit verlamde ook spoedig hunne actie tegen Monte negro. Overigens echter zijn zij een krijgshaftig volk met eene bijzondere gehechtheid aan hun geboortegrond. De Engelsche officieren hebben voor moge lijke gevallen zeker een nauwkeurig onderzoek ingesteld naar de versterkingen van Janina en omstreken. Zou werkelijk eene gewapende tus schenkomat der mogendheden te wachten zijn 7 Weinigen weten dat voor het oogenblik. Zg zou de Grieksche quaestio zonder veel moeite in orde brengen, doch zouden er uit zulk eene tusschen- komst zelve geene nieuwe verwikkelingen kunnen voortspruiten De stemming wordt gevaarlijk als er eens bloed gezien is. De amnestie-vraag was gisteren weer meer ingewikkeld geworden. Wil de kamer tot eene formule komen, waarvoor zij eene kleine meerder heid in den senaat zal kunnen krijgen, dan moet zij het door dezen aangenomen amendement Bozérian (uitsluiting van moordenaars en brand stichters) als punt van uitgang nemen, de zoo verkregen gedeeltelijke amnestie aanvaarden en de achterdeur der gratie trachten open te zetten

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 2