1880.
I8S( Jaargang.
Maandag
28 Juni.
Middelburg, 26 Juni.
Eene Oorlogsverklaring.
HIDDELBURGSCHB COURANT.
Dit blad vereohijnt dagelijks}
met uitzondering van Zon- en Feestdagen'
Prys per 3;m. franco 3,50i
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent,
Advertentiens 20 Oent per regel!
Geboorte-1; Trouw-, Doodberiohten enz.: van 1—7 regels f 1,60
iedere regel meer 0,20.
Groots letters worden bsrekend naar plaatsruimte;
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Puhlicité G. L. Daube Cie, te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich
enz.
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL-
BERICHT.
Zij die zich vóór 1 Juli 1880 op
deze courant abonneeren, ontvangen de
nog in dit kwartaal verschijnende nom
mers gratis.
n.
In ons opstel van Vrijdag jl. voerden wij
eenige gronden aan voor onzen twijfel, of de
stijgende cijfers van het drankverbruik wel
een stelligen maatstaf opleveren voor den
omvang van het drank-m isbruik in Neder
land. Wij deden dat omdat het op onzen weg
lag, nu het onderwerp door ons behandeld
moest worden, ook deze zijde ervan in 't licht
te stellen en iets aan te voeren tegen dit punt
der akte van beschuldiging, welke van sommige
zijden onvermoeid tegen de hedendaagsche
maatschappij gericht wordt. Op ons, die aan
den vooruitgang gelooven en dien naar onze
krachten pogen te bevorderen, rust de plicht
eensdeels onze oogen en ooren niet gesloten
te houden voor hetgeen onder onze aandacht
gebracht wordt, dat dien vooruitgang kan
heiemmerenmaar ook anderdeels de gronden te
onderzoeken en zoo mogelijk te wederleggen,
welke tot staving van een beweerden terug
gang worden aangevoerd.
Maar wij hebben daarmede geenszins be
doeld de oorlogsverklaring der regeering aan
den sterken drank te bestrijden. Wij bedoelen
dat niet, omdat de bewering„de staat mag
niet als zedemeester optreden", ons altijd is
voorgekomen een verleidelijk oorkussen voor
werkeloosheid, maar geen argument te wezen.
Zij bevat waarheid, in zooverre het voorschrijven
van deugdzame of zedelijke handelingen, van
overheidswege, slechts onwil, ontduiking of
huichelarij zou voortbrengen. Maar zij is in
strijd met het geheele wezen van den staat, in
zooverre die het tegengaan van verkeerde
handelingen, het wegruimen van oorzaken van
hederf uit het lichaam der maatschappij als
zijn eersten plicht, als zijn reden van bestaan
heeft te beschouwen. Wanneer de staat mis
daden straft, de volksontwikkeling bevordert,
de persoonlijke vrijheid waarborgt, have en
goed beschermt, 's lands bestaan verdedigt,
wat doet hij dan anders dan de groote zede-
lessen prediken, welke men met de woorden
deugd, rede, verantwoordelijkheid, arbeid,
vaderlandsliefde aanduidt Wij zouden in
1838 aan de zijde der maatschappij Tot Nut
van 't Algemeen gestaan hebben, toen zij aan
de regeering maatregelen vroeg „tegen het
toenemend misbruik van sterken drank", niet
tegenstaande de statistiek destijds, naar men
beweert, cijfers van drank-misbruik aanwees,
in welke wij ons nu, zoo wij haar als maat-
Btaf aannamen, zouden moeten verheugen. Wij
staan nu ook aan de zijde der regeering,
wanneer zij in hare memorie van toelichting
zegt„Het geldt hier niet de verdediging
van het individu tegen zichzelf, het geldt de
bescherming van het gezin, van de maatschap
pij, van het vaderland der toekomst." Dè,t
geldt hetonverschillig of het g e m i d-
deld drank-verbrnik 10 dan wel 20 kan
bedraagt, zoolang er slaven van den drank
gevonden worden, die zich en anderen ramp
zalig maken. Het is niet de vraag of de
overheid verplicht is den drank nu, op grond
der beweerde ervaring van de laatste jaren,
te bestrijdenmaar het is de vraag of de
overheid een plicht, dien zij langen tijd ver
zuimd heeft uit onverschilligheid, uit dwaling,
of omdat het plichtverzuim hare kas vulde,
eindelijk ter hand zal nemen en of de wijze
waarop zij het gaat doen, aan hare verplichting
beantwoordt.
Welnu, de regeering heeft dan overwogen
„dat het noodzakelijk is wettelijke bepalingen
vast te stellen tot betengeliDg van het misbruik
van sterken drank." Zien wij tot welke voor
stellen hare overwegingen haar geleid hebben.
Beteugeling van een kwaad door het open
haar gezag, geschiedt in den regel door straf
bedreiging tegen hen die er zich aan schuldig
maken. Het wetsontwerp doet in dit opzicht
niet veel meer dan de in vele gemeenten reeds
bestaande strafbepalingen tegen openbare dron
kenschap tot rijkswet verheffen. Het vermeer
dert die bepalingen met éene, door gevange
nisstraf van 1 tot 6 dagen of geldboete van 1
tot 25 gulden te bedreigen, met verzwaring
der straf bij herhaling binnen een jaar, tegen
hem die, in staat van dronkenschap verkeerende,
handelingen verricht „waarhij, tot voorkoming
van gevaar voor leven of gezondheid van
derden, bijzondere voorzorgen of voorzichtig
heid worden vereischt."
Wij hebben vrede met deze bepalingen, doch
hechten er niet veel aan. Zoover na te gaan
is, hebben de tallooze veroordeelingen wegens
openbare dronkenschap, die reeds het gevolg
zijn geweest van de gemeente-verordeningen,
het kwaad nog weinig „beteugeld." De verlei
ding van den drank blijkt sterker dan de vrees
om voor de eerste of voor de honderd en zoo-
veelste maal straf op te loopen. De afschrik
kingstheorie toont ook hier hare machteloosheid.
Tot vestiging van het zedelijk bewustzijn dat
de dronkenschap ook in de oogen der overheid
een kwaad is, kan de strafbedreiging echter
nuttig werken.
Volledigheidshalve kunnen hierbij vermeld
worden de artikelen 24 en 25 van het ontwerp,
waarbij de gewoonte van dronkenschap als
eene reden aangenomen wordt om den meer
derjarige onder cnrateele te stellen, of om
scheiding van tafel en bed door een der echt-
genooten te doen vorderen. Beide bepalingen
zijn aanvullingen van het burgerlijk wetboek,
die ten deele met de reeds bestaande juris
prudentie overeenstemmen.
Beteugeling door straf kan ook toegepast,
worden op hen, die door hun maatschappe
lijk beroep eenig kwaad kunnen bevorde
ren. Het wetsontwerp zal in deze richting
werkzaam zijn door strafbedreiging tegen
a, hen die drank verkoopen zonder bezit der
daartoe benoodigde vergunning, waarover
straksb hen die aan het drinken eene
kans op winst verbinden (men weet dat kroeg
houders soms op den inval komen om het
„bon-stelsel" op hun nering toe te passen)
c hen die, zonder zelf eene dranknering te
houden, deze of de daarmede gepaard gaande
strafwaardige handelingen in hun woning toe
laten d hen die aan kinderen beneden de 16
jaren of aan weezen sterken drank schenken
e hen die aan iemand, die iets koopt, bij die
gelegenheid drank toegevenf hen die be
schonken lieden nog meer drank toevoeren, g
hen die kinderen beneden den 16jarigen leef
tijd opzettelijk dronken maken, h hen die ie
mand tot drinken dwingen.
Aan deze bepalingen hechten wij meer dan
aan de voorafgaande. Het wetsontwerp doet
hier een stap op den goeden weg, door zich te
keeren tegen de drankverkoopers. Hun win
zucht is een machtige bondgenoot van den
vijand dien de regeering gaat bestrijden en het
is dus natuurlijk dat zij dien te keer gaat.
Konden de bepalingen nog verscherpt worden,
het ware zooveel te beter. In Amerika doet
het recht tot het eisclien van schadevergoeding,
toegekend aan hen die door dronkenschap
van derden benadeeld zijn, tegen den drankver-
kooper die van deze schade middellijk oorzaak
is, naar men beweert veel goed. Misschien
ware dat ook hier in te voeren. Alleen de
bepaling, boven onder e aangeduid, wil ons
niet toelachen, 't Komt ons voor dat de gewoon
te om een gesloten koop door „een slokje"
te bekrachtigen, tot de uitspruitsels onzer natio
nale drink-liefhebberij behoort, welke men niet
zal kunnen uitroeien, terwijl ze tot het drank-
misbruik niet rechtstreeks in betrekking
staan, en waarvan het vervolgen tot vele
kleingeestige plagerijen aanleiding kan geven.
Vrees voor misbruiken in den geest van het
„bon-stelsel",behoeft, naar 'tons voorkomt, nu
tegen dat stelsel zelf eene strafbedreiging is
opgenomen, hier niet te bestaan.
Wat doet eindelijk het wetsontwerp tot be
perking van het aantal drankwinkels en her
bergen, de meest afdoende, bijna de eenige
beteugeling waarvan hier sprake kan zijn
Dat zij dit werkelijk is, zullen wij niet ander
maal breedvoerig gaan betoogen, noch door
voorheelden en statistieken uit den vreemde
trachten te doen uitkomen. Dat achten wij
onnoodig, want het ligt in den aard der zaak.
Onmatig drinken is eene ondeugdhoe meer
verleiding nu, hoe meer ondeugd. Zoolang in
de wachtkamer van een station geen sterke
drank geschonken wordt, zoolang in de nabij
heid van een groot werk, van een fabriek, van
een brug, van eene sluis, geen drankwinkel te
vinden is, kunnen de reizigers, de poldergasten,
de arbeiders, de voorbijgangers, de varenslieden
niet anders dan zich in de deugd der onthou
ding oefenen. Is echter eenmaal de gelegen
heid tot het bekomen van een „hartversterking"
geopend, dan staat tusschen het voldoen aan
die behoefte en de verleiding om er misbruik
van te maken niets dan het zwakke dammetje
der zeltbeheersching.
Welnu, in dit belangrijk opzicht is het
wetsontwerp zoo onvoldoende, draagt het zoo
veel blijken van onzekerheid, van twijfel, van
zucht tot afschuiven, dat het ons moeilijk valt
de oorlogsverklaring der regeering als eene
ernstig gemeende, goed doordachte handeling
te beschouwen.
Zij begint met bijna de geheele taak der
beperking aan de gemeentebesturen over te dra
gen. Het eenige wat zij in het geheele rijk ver
plichtend stelt is a het vragen van vergunning
aan burgemeester en wethouders, om sterken
drank te verkoopen in 't klein (beneden 5
kan)b het weigeren dier vergunning ingeval
de aanvrager een onzedelijk gedrag leidt of
tot minstens zes maanden gevangenisstraf ver
oordeeld is geweest. Ook drankverbruik op
den openbaren weg wordt verboden. In alle
andere gevallen moet de aanvraag worden toe
gestaan en is zij dus eene bloote formaliteit,
tenzij de gemeenteraad mocht goedvinden bij
verordening het aantal drankwinkels te be
perken. Daar er echter gemeenteraden gevonden
kunnen worden, behept met een bijzonder
grooten afkeer van dronkenschap en die dus
een zeer klein aantal drankwinkels voor hun
gemeenten voldoende zonden achten, schrijft
de regeering, in deze haar oorlogsver
klaring aan den drank, voorhoeveel ge
legenheden om drank te bekomen er minstens
overal moeten zijn. Hoe ijverig ook, een ge
meenteraad zal nergens lager mogen gaan dan
éen herberg op de 250 inwoners in gemeenten
beneden 10.000, éen op de 300 in die van
1020.000, éen op de 400 in die van 20
50.000, éen op de 500 in die van meer dan
50.000 zielen. Zijn er zooveel aanvragers niet,
dan zalin de behoefte van overheids
wege voorzien worden Dat staat niet in het
wetsontwerp, maar het ware, in 't stelsel der
regeering, logisch.
Is 't niet om te vragen: ernst of kortswijl?
Kent de regeering de kaart van 't land zoo
weinig, zij die toch weet hoeveel tegenstand zij
reeds in de staten-generaal, in 's lands hoogste
vergadering, ontmoeten zal, om zich te vleien
dat zij in lederen gemeenteraad een bondge
noot in den aangebonden strijd zal ontmoeten
Van de gemeenteraden zal het ook afhangen
of er al dan niet kroegen worden opgericht in
de nabijheid van fabrieken, kazernen, scholen,
instellingen van weldadigheid enz. Aan hen
wordt het overgelaten de vergunning al of
niet te verleenen aan personen van wie be
vordering van het misbruik van sterken drank
gevreesd kan worden, uithoofde der betrekking
door hem of een zijner buisgenooten hekleed.
Ook dit is eene leemte. Dit wetsontwerp
ware eene geschikte gelegenheid geweest om
aan een vaak geniten wensch voldoening te
geven, door het verkoopen van sterken drank
aan sluiswachters en andere openbare beambten
voorgoed te verbieden.
Wordt het wetsontwerp niet in de bedoelde
opzichten gewijzigd, verplicht de wet de ge
meentebesturen niet om handelend, en hande
lend met zekere kracht, tegen den vijand op
te treden, geeft zij aan het staatsgezag niet
de bevoegdheid om op het nakomen van dien
plicht door de gemeenten behoorlijk toezicht
uit te oefenen, dan kunnen wij de oorlogsver
klaring niet als ernstig gemeend beschouwen
en moeten wij de ministers Six en Modderman
van heulen met den vijand, die de schatkist
vult, verdenken.
De gemeenteraad van Middelburg zal op a.
Dinsdag des namiddags te 3 uren eene openbare
vergadering houden, ter behandeling der volgende
zakeningekomen stukken, behandeling van het
adres der firma Wolterbeek, van Baggen en Co.,
om verlenging der concessie voor de straatver
lichting en verdere daarmede in verband staande
voorstellen.
Vlissfngen, 26 Juni. Heden middag te 4J
unr is op de werf der kon. maatschappij de Schelde
de ijzeren lichter Mathilda, groot 1200 ton, voor
rekening van den heer Johann Faber te Duisburg,
met bestemming voor de Kijnvaart, met het beste
gevolg te water gelaten.
De gemeenteraad van Zonnemaire heeft tot
ontvanger aldaar benoemd den heer P. Verseput.
St. Anna ter Muiden, 25 Juni. Gisteren
hield deze gemeente hare laatste kermis als
zelfstandige gemeente. Begunstigd door fraai
weder werden op de markt door het muziekge
zelschap van Sluis eenige stukken uitgevoerd die,
den korten duur van het bestaan van het gezel
schap in acht nemende, het bewijs leverden van
flinke oefening, waarvoor den kapelmeester alle
eer toekomt.
Sluis, 24 Juni. De verkiezing voor de
nieuwe gemeente Sluis schijnt niet zonder hinder
nissen te zijn, want wij vernemen dat een kiezer
is toegelaten en van dat recht heeft gebruik
gemaakt die, ofschoon gehuwd, niet den leeftijd
bezit bij art. 2 der kieswet voorgeschreven.
De spoorweg van de Belgische grenzen tot
Zevenbergen, en van Roosendaal naar Breda
wordt, te rekenen van 1 Juli e. k., door de
Maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwegen geëx
ploiteerd.
Op de verbinding van Zevenbergen naar Moer
dijk wordt, mede te rekenen van I Juli e. k., de
dienst gestaakt.
(Zie Laatste berichten van gisteren.)
Den 29en Juni a. zal in Den Haag een confe
rentie plaats hebben tusschen den minister vaa