ist-Gips,
1880.
N°. 148.
ujs,
iOn Zonen,
-oozemeijer,
jstus.
Vrijdag
25 Juni.
CASSEL.
WINKELJUFFROUW.
10TOGR. PORTRET,
f -.so.
1GED1ENST.
i-SCHELDE.
BERICHT.
Middelburg, 24 Juni,
Eene Oorlogsverklaring.
X
MARKT,
£\'STBOIÏE benoodigd;
itsoenljjk MEISJE, be.
|res Boekh. DIJKSTRA.
D'HUIJ ia voorhanden:
h. Ohr. geloofj
-.60;
J-E vertrekt TKIJDAE
's Bosch.
'iVlissingen v. v.
rkdagen t
J>,15, 9,15; nm. 1, 3,30, 7,
|ga 1.10 in plaats van 1 uur.
11; nm. 2,30, 5, 8.
Feestdagen:
10.15, 9.15, 11.30; nm. 1,
3.30, 5.30, 7, 8.30.
8, 11; nm. 1.30, 2.30, 4,
I 8, 9.30.
lootdienst
URG EN ROTTERDAM.
|k in Juni en Juli.
VAN rottendam:
Donderd.24'morg.l0,—n.
Vrijdag. 25 10,—,
Zaterd. 26 11,30,
Maand. 28 midd. 1,
Dinsd. 29 1,
Woensd.30 1,
Donderd. lmorg. 11,30,
Vrijdag 2 11,30,
Zaterd. 3 11,30,
Maand. 5 midd. 1,
Dinsdag 6 1,
RDEN
r. m« tJ. m.
1.15, 3.45 en 5.45.
1.45, 4.15 6.15.
IAANDAG, WOENSDAG en
ZATEKDAG.
n. 7.30 nam. 4.—
8.— 4.30
10.30
11—
6.midd. 12—
6.30 nam. 12.30
|)erl^jk 2 uren op
Jig voor dien dag.
lo
1°
5.37
I3
0.38
8
0
4.45
5.59
*6.40
6.50
6.5
7.52
*7.67
8.45
9.12
10.18
10.41
*9.6
10.25
10.50
'•9.15 110.36
11
.16
10.55
2.5
6.85
.50
10.40
1.45
6.10
5
11.50
3.15
7.30
55
12 40
3.55
8.15
15
1.3
4.13
8.35
30
1.20
4.30
8.50
□8.
MIDDEIBURGSCHE COURANT.
Dit blad versohijnt dagelpBj
met uitzondering van Zon- en Feestdagen!
Prys per S/m. franoo 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent!
Advertentlan: 20 Oent per regel!
Geboorte-! Trouw-, Doodberiohten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte!
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. Jj. Daobe Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz.
Zij die zich vóór 1 Juli 1880 op
deze courant abonneeren, ontvangen de
nog in dit kwartaal verschijnende nom
mers gratis.
De Nederlandsclie regeering heeft alzoo den
oorlog verklaard aan den sterken drank. De
voorposten-gevechten in de ministerieele bu
reaus en in den raad van state zijn geleverd en
het eerste grootere treffen zal plaats vinden
in de staten-generaal, waar de vijand zonder
eenigen twijfel openlijke en geheime verstandhou
ding heeft. Niet alsof wij zouden meenen de
Hemel beware ons ervoordat onder onze
kamerleden liefhebbers van de flesch gevonden
wordenmaar omdat het beginsel van toezien
en vrijheid laten, dat tot dusverre het stand
punt van den staat was, in onze volksverte
genwoordiging nog geenszins een prijs gegeven
beginsel is.
Men behoeft, om dezen tegenstand te voor
zien, geen kwart eeuw terug te gaan en den
ouden heer Van Goltstein tehooren betoogen:
„dat de staat niet geroepen is volksondeugden
te bestrijden of de rol van zedemeester op
zich te nemendat de regeering enkel ge
houden is aan ieder de vrije uitoefening
zijner rechten te verzekeren en elke aanranding
daartegen te voorkomendat haar werkkring
(dus) in dezen zin beperkt is en aan de opge
wekte verwachting te dezen aanzien niet vol
daan kan wordenterwijl inmiddels de han
delingen der bijzondere personen, die wel tot
bestrijding zich hebben aangegord, belemmerd
en hun ijver verflauwd zullen worden." Van
den minister Kappeijne heeft men vóór een
paar jaren nog een betoog kunnen vernemen,
waarin, op dezelfde gronden, tot werkeloosheid
van het staatsgezag besloten werd.
Ze petit bonhomme vit encoremag men dus
van de theorie der staatsonthouding zeggen,
maar zij is niet de eenige hinderpaal welken
de regeering op haar weg ontmoeten zal. De
wensch naar staatsbemoeiing wordt niet, in alle
opzichten, door de ervaring gerechtvaardigd.
Wij willen hier de aandacht op vestigen, niet
tegenstaande wij ons gehouden achten reeds
nu te verklaren, dat het streven der regeering,
in het wetsontwerp nedergelegd, onze instem
ming wegdraagt en dat, indien wij bezwaren
tegen het ontwerp hebben, die daaruit voort
spruiten dat de regeering haar bedoeling, naar
onze meening, niet consequent genoeg en dus
niet met voldoende hoop op welslagen, doorzet.
Maar het vraagstuk verdient van alle kanten
beschouwd te worden. Ook biedt zich nu
ongezocht de gelegenheid aan om de beschul
diging van toenemende slechtheid, welke zoo
vaak tot onze maatschappij gericht wordt en
in het stijgende drankverbruik een bewijs van
beteekenis meent te vinden, wat nader onder
de oogen te zien.
Nederland is, met België, de eenige der
onder ongeveer gelijke klimaat-verhoudingen
levende staten, waar het misbruik van sterken
drank door het openbaar gezag niet tegenge
gaan wordt. Welnu, hoe betreurenswaardig
ook in ons land de gevolgen zijn, door dit
kwaad teweeg gebracht, toch kan als men
onzen toestand vergelijkt met dien in Engeland,
in Duitschland, in Amerika, in Rusland of in
Zweden, niet beweerd worden dat het aantal
pnzer slaven van den drank naar evenredig
heid dat dier landen overtreft. Enkele op
zichzelf staande voorbeelden, zooals een paar
staten van Amerika, sommige gemeenten in
Engeland, een enkele stad in Zweden, waar
de oorlog tegen den drank met schijnbaar
verrassend gevolg gevoerd is, doch waar in
vloeden van bijzonderen of plaatselijken aard
werkzaam kunnen wezen, zijn niet in staat
deze algemeene waarheid te niet te doen.
Soortgelijke voorbeelden zijn in ons land ook
te vinden, al zouden het, in onze eigen provincie,
maar de gemeenten Clinge, Duivendijke, Hengst
dijk, Oudelande, St. Jansteen, St. Laurens,
Stoppeldijk, Vrouwepolder en Zuiddorpe zijn, in
alle welke het jaarlijksch drankverbruik per
inwoner gemiddeld niet meer dan 2 kan,
in sommige veel minder, bedraagt. Boven
dien mag, ten aanzien der bedoelde nit het
buitenland afkomstige opgaven, de bewering
niet geheel over 't hoofd gezien worden, dat
het openlijk gebleken drankverbruik niet de
werkelijk opgedronken hoeveelheid aanwijst,
alsmede dat in enkele gevallen voor de ver
boden geestrijke dranken plaatsvervangers
worden gebezigd, waarvan de schadelijke wer
king vooral niet lager verdient aangeslagen
te worden.
Bezitten wij, wat Nederland zelf betreft, al
de gegevens om over de geschiedenis en den
omvang van het kwaad te oordeelen Wij
weten alleen dat het drankverbruik sedert 25
jaren in verwonderlijke mate toegenomen is.
In 1854 werd door ieder Nederlander gemid
deld 7.08 kan gedistilleerd per jaar verbruikt
in 1878 was het cijfer gestegen tot 9.85 kan.
Er wordt meer geld uitgegeven aan spiritua
liën dan aan rundvleesch100.000, zegt de
heer Goeman Borgesius Vragen des Tijds,
December 1878, bl. 210) wordt dagelijks
aan Bacchus geofferd en, voegt hij erbij,
grootendeeis aan 't levensonderhoud der lagere
klassen onttrokken.
Ziedaar hetgeen wij weten maar deze cijfers
op zichzelf zeggen ons niet genoeg om den
omvang van het zedelijk kwaad te kunnen
bepalen. In hetgeen men daaromtrent meent
waar te nemen, kan men zich zeer licht ver
gissen. De klachten over de verwoestingen,
die de drankduivel aanricht, zijn luide, maar
niet luider dan ze te allen tijde geweest zijn.
Toen vóór een 40tal jaren de Vereeniging tot
afschaffing van sterken drank werd opgericht,
geschiedde dat blijkbaar onder den indruk van
een niet geringer besef der noodzakelijkheid
van het bestrijden der volkszonde dan thans
heerschende is, niettegenstaande, afgaande
op de verbruiks-cijfers, destijds haar omvang
veel geringer geweest moest zijn dan in den tijd
dien wij beleven.
Bestaat er mogelijkheid dat de cijfers der
drank-statistiek ons misleiden, wanneer wij ze
nemen tot maatstaf voor het kwaad dat
door het drankverbruik wordt aangericht
Wij gelooven van wel. Immers, wanneer van
kwaad sprake is, dan dient daaronder verstaan
te worden het misbruik. Met het gevoelen
van sommige geneeskundigen, dat alle drank
verbruik physiologisch nadeelig werkt, kan
men geen rekening houden dewijl andere
gevoelens daar tegenover staan, die den drank,
in matige hoeveelheid gebrnikt, als onschade
lijk voorstellen. Wij hebben dus uitsluitend
te doen met het misbruik, dat is, om naar
geen andere omschrijving te zoeken, met
een drank-gebruik in die mate, dat het den
drinker tijdelijk of voortdurend in het verrich
ten zijner gewone werkzaamheden belemmert,
zijn denkvermogen verward, zijn handelingen
onberedeneerd maakt en aldus, op den duur,
hem zedelijk en stoffelijk ten verderve voert.
Wanneer wij in dezen zin de vraag stellen:
neemt het misbruik van sterken drank in
Nederland toe dan geven de cijfers van
het drankverbruik geen beslissend antwoord.
Het vermeerderd verbruik kan een gevolg
wezen van vermeerderde welvaart, van grooter
geldelijke verdienste, van veranderde maat
schappelijke toestanden. Gedistilleerd is onze
volksdrank, onze lekkernij en onze versnapering.
Men moge het betreuren, maar het is zoo
het hangt met ons vochtig en guur klimaat
waarschijnlijk samen. Het verbruik van geest
rijk vocht is ten onzent verbazend algemeen.
Van den hoogste tot den laagste drinkt ieder
Nederlander, ook hij die zich schamen zou
hij het denkbeeld van zich te bedrinken, zijn
bittertje, zijn grogje, zijn likeurtje, zijn slokje,
zijn bon-eitje. (Hoe wij er toe gekomen zijn
om al deze versnaperingen, even als sigaartje,
kopje enz., door verkleinwoorden aan te duiden,
Is een vraagstuk dat aan de overweging onzer
taalkundigen wordt aanbevolen.) Wie, op een
onzer vochtige morgenstonden, eene stoomboot-
reis te maken heeft en zich plaatst in de
nabijheid van het buffet, zal zich verbazen
over de hoeveelheid cognac, jenever, bitter, die
verbruikt wordt „tegen de ochtendlucht," tegen
de „koude voeten," als „opfrisscher," als „wek
kertje" enz. Wie ooit in een gezelschap uit
visschen is gegaan, zal zich herinneren hoe
„de eerste" met een „borrel" begroet werden
hoe dikwijls deze welkomstgroet gedurende den
dag herhaald werd. Desgelijks hij het jachtver
maak, bij iedere expeditie, hetzij uit noodzaak of
pleizier, in de open lucht, in de vochtigheid
of in de koude. Is men jarig, men borrelt.
Bij het afleggen van bezoeken behoort het
aanbieden van een „borreltje", nevens de
onvermijdelijke sigaar, nog altijd, ofschoon
in de deftige kringen in onbruik rakende,
tot de vereischten der gastvrijheid. Men komt
des avonds niet bijeen, en dat maakt den
omgang duur en dikwijls moeilijk, zonder
wat te drinken. Een glaasje „pons" is in
menig burgergezin, des winters, de metgezel
van ieder huiselijk feest.
Toeneming van drank-verbruik kan ook het
gevolg wezen,en is dat buiten twijfel voor
een deel, van veranderde maatschappelijke
toestanden. Het vermeerderen der reisgelegen-
heden draagt er belangrijk toe bij. Onze ge
heeld manier van leven is, zeker ook als een
gevolg van het vele reizen, meer uithuizig
geworden. In de steden vermeerderen de
koffiehuizen en plaatsen van openbare ver
makelijkheden met den dag. Op al die plaatsen
wordt, weder tengevolge onzer nationale heb
belijkheid om geen oogenblik te zitten zonder
iets te „gebruiken", gedistilleerd geschonken.
Geen wonder dan, dat het gemiddeld verbruik
toeneemt.
De statistiek komt ons in dit betoog te hulp.
Het afschaffers-blad De Volksvriend heeft in
zijne jongste nommers staten gegeven, aan-
toonende het drank-verbruik in iedere gemeente
per hoofd der bevolking, gedurende de vijf
jaren 1873 77. Toeneming van het drank
verbruik, als algemeene volkskwaal, wordt door
die staten niet bewezen wèl verbooging van
het totaal-cijfer, tengevolge van uiteenloopende
plaatselijke toestanden. Onder de 112 Zeeuw-
sche gemeenten vindt men er 70, waarin het
drankverbruik stationair geblevenof,in enkele
gevallen zeer belangrijk, verminderd is. In
de aan den spoorweg gelegen steden is het,
zonder uitzondering, aanmerkelijk gestegen;
te Zierikzee, dat van dit verbeterd middel van
vervoer verstoken bleef, verminderde het van
11.94 tot 11.73 kan per inwoner. Sas van
Gent, dat met een zwarte kool geteekend
staat sedert de heer Goeman Borgesius aan-
teekende dat daar ter plaatse op alle 33 in
woners een drankwinkel wordt gevonden, ver
toont het, in dit verband, opmerkelijke
verschijnsel eener vermindering van 9.98 tot
9.77 kan per hoofd.
De statistiek der overige provinciën hebben
wij niet in bijzonderheden nagegaan. Een
vluchtig overzicht bevestigt echter overal deze
waarneming: belangrijke vermeerdering in de
steden, mindere stijging, stilstand of vermin
dering op het platteland, vermengd met sommige
afwijkingen zoo in 'toog vallend, dat de ge
dachte aan buitengewone plaatselijke invloeden
zich onwederstaanbaar opdringt.
Zijn nu deze beschouwingen juist en houdt
men aan de straks door ons gegeven om
schrijving van het woord misbruik vast,
dan volgt hieruit tweëerleilo. dat de hoogere
drankcijfers geen stellige maatstaf zijn voor de
schatting van het kwaad, door den drank
te weeg gebracht2o. dat ze het gevolg kunnen
zijn van toenemende welvaart en vermeerderd
verkeer. Dit laatste wordt ook hierdoor be
wezen dat, zoodra de handel, de nijverheid en
de landbouw onder den druk van ongunstige
omstandigheden verkeeren en de geldelijke
verdienste dus afneemt, er onmiddellijk, gelijk
in de laatste twee jaren het geval is, eenige
vermindering in het drankverbruik te bespeuren
Hulst, 22 Jnnt Heden vertrokken 83 leden
der alhier gevestigde afdeeling der Zeeuwscbe
Landbouwmaatschappij per extra trein naar de
rundvee-tentoonstelling te Brussel, alwaar zij,
dank aan de uitmuntende regeling van den extra-
trein, twaalf uren konden blijven. Hoogst voldaan
over dit uitstapje keetden zij heden avond te 10
uren bier terug.
Als men nagaat, dat in vorige jaren bij derge
lijke uitstapjes 200 tot 250 leden de reis mee
maakten, dan mag het betrekkelijk kleine getal,
dat na beentoog, wel beschouwd worden ais een
„slecht teeken des tijds."
HontenJsse, 23 Juni. Gisteren kwam bier
het bericht, dat baron Collot d'Escnry als bur
gemeester dezer gemeente was herbenoend, welke
tijding door vele ingezetenen van de dorpen
Kloosterzande en Groenendijk met het uitBteken
der vlag werd begroet. Heden avond brengt
onze Harmonie eene serenade aan den herbe
noemden burgervader.
Sedert 12 Maart jl. bleef de plaats van burge
meester hier open. Men wil, dat zulks goweten
moet worden aan den invloed van 't hooger
bestuur van 't kroondomein.
Naar wij vernemen is dezer dagen door
gedeputeerde staten van Zeeland goedkeuring
verleend aan het den 10 Juni jl. genomen raads
besluit, betreffende den verkoop der gasfabriek te
Vlissingen aan Uhe imperial gaz-associalion company
te Londen.(VI. Cl.)
Als een groot wonder, wordt door het Wiener
Hedicinische Wochemchrift melding gemaakt van
een uit China ingevoerd geneesmiddel, Po-ho ge
naamd, dat zoowel in geneeskundige kringen als
onder het publiek te Weenen een groote sensatie ver
wekt. Bij migraine, hoofdpijn en zenuwtrekking is
de werking verrassend. Een of twee droppels op de
pijnlijke plaats ingewreven, zijn voldoende om
terstond de pijn te doen ophouden. Genoemd
tijdschrift beveelt dit praeparaat ten sterkste aan.
Kenners vaD onze Oost zullen in dit bericht
niets wonderbaarlijks vinden. Zij zullen ook
weten dat de vluchtige, sterk naar pepermunt
riekende olie, welke men Po-ho noemt, inderdaad
een huismiddel voor hoofdpijn enz., doch volstrekt
den ophef niet waard is dien men er in Weenen
over maakt.
L'it Maastricht wordt geschreven, dat het ziek
tegeval, door een arts aldaar aanvankelijk voor
pokken gehouden, in het gasthuis bevonden is,
mazelen te, zijn.
Ook uit Follega (Friesland) werd dezer dagen
een geval van pokken gemeld, dat later gebleken
is slechts waterpokken te zijn.
De heer M. van der Lelie schrijft in de Standaard
dat te Amsterdam aan snoeptafels sterken drank
aan kinderen wordt verkocht.
„Een stuk suikergoed, schrijft bij, gelij
kende op een kleinen tulband, is geheel hol ea
van binnen met sterken drank gevuld. Een jonge»