N°. 144!
Ï28e Jaargang.
1880:
Maandag
21 Juni.
Middelburg, 19 Juni.
MIODELBIIRGSCHE COURANT.
Dit blad versohijnt dagelijks!
met uitzondering van Zon- en Feestdagen!
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent!
Advertentlen: 20 Cent per regel!
Geboorte} Trouw-; Doodberiohten enz,: van 1—7 regels j£ 1,60
iedere regel meer 0,20.
Qroote letters worden berekend naar plaatsruimte!
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz.
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL-
Nieuwe Gronden voor een oud
Betoog.
In gerttimen tijd hebben wij geen aanleiding
gevonden om op de zaak der school-spaarkas-
sen terng te komen. Het denkbeeld, meenden
wij, kwam langzamerhand op den goeden weg
het kreeg door overreding hier, door voorbeeld
ginds, door de practijk elders ingang. Ook in
onze omgeving vond het zijne voorstanders en
uitvoerders, en wanneer op de 4000 openbare
en bijzondere scholen die Nederland ongeveer
telt, het cijfer van omtrent 200, waar door de
leerlingen met tusschenkomst der onderwijzers
gespaard wordt, nog niet overwegend veel is,
het scheen toch, voor een nieuwe zaak, vol
doende om haar eene goede toekomst van ont
wikkeling te durven voorspellen.
Eene reden om over het sparen in de scholen
weder iets te zeggen vinden wij niet alleen in
het nog altijd niet voldoende verhoudingsgetal
van 200 op de 4000, maar vooral daarin dat
de heer A. Kerdijk, de onvermoeide strijder
ook voor d i t onderwijsbelang, de zaak weder
ter sprake gebracht heeft in een door het Nut
van 't Algemeen verspreid vlugschrift. De door
hem aangevoerde redenen komen ons niet alleen
afdoende voor tot wederlegging van nog som
tijds geopperd wordende tegenwerpingenmaar
tevens van zoodanig gewicht dat wij, die met
de zaak van 't begin af ingenomen zijn geweest
en haar naar onze krachten bevorderd hebben,
tot de overtuiging gekomen zijn dat wij van
hare beteekenis voor de welvaart en de ont
wikkeling des volks tot dusver nog lang niet
genoeg doordrongen zijn geweest.
Hen heeft verschillende bezwaren van opvoed
kundigen aard tegen het denkbeeld ingebracht.
Gierigheid, zoo heette het, zou er door aan
gekweekt, het kinderlijk gemoed erdoor tot
zelfzucht en koele berekening opgeleid, af
gunst, het gevolg van eene vergelijking der
schamele spaarpenningen van het arme met de
overvloedige van het meer gegoede kind, erdoor
bevorderd worden. Zij die het sparen op school
willen uitgevoerd zien, hielden geen rekening
met de ervaring en gaven toe, zoo schreven
de mannen der praktijk, aan „holle theo
rieën over de werkzaamheden der lagere
school."
Het belangrijkste nn, van hetgeen de heer
Kerdijk ditmaal heeft aangevoerd, lijken ons
de door hem verzamelde verklaringen van
onderwijzers, die getuigenis komen afleggen
van hun praktijk in het sparen op school.
En het merkwaardigst zijn daaronder weder
een paar bekentenissen van bekeerde tegen
standers.
De heer Van Woerkom, hoofdonderwijzer te
Groote Lindt, was het die in de Wekker van
5 Juli 1879 het afgunst-argument op den voor
grond stelde. Hij had ook nog meer zwarte
vermoedens van het kinderlijk sparen en van
de d aardoor opgewekte geldzucht. „Waar
schijnlijk zullen er onder die gespaarde centen
wel zjjn die, zoo ze konden spreken, zouden
moeten getuigen dat ze door den laatsten
eigenaar niet eerlijk verkregen zijn."
Deze bestrijder schijnt echter de waarheid
meer lief te hebben dan zijn gevoelen. Althans
bij was bereid een proef te nemen en getuigde
na eenigen tijd: „Ik heb spaarders die ik
degens hun armoede niet had verwacht, zoo
dat ik haast zou zeggen dat ieder, hoe arm
bij ook zij, zijn cent of halve cent kan sparen
als hij maar wil. Ik moet de verzekering
geven dat waaneer mijn scboplspaarbank zoo
gunstig blijft werken als- tot nn toe, ik er een
groot voorstander van word of blijf."
Eene onderwijzeres te Buda-Pestb, Carina
Schröter genaamd, die zich, met het overig
onderwijzend personeel aldaar, indertijd hevig
verzet had tegen het door den gemeenteraad
genomen besluit om het sparen op de gemeen
tescholen van hoogerhand in te voeren, voelde
later behoefte om de zaak in een daarvoor
opzettelijk geschreven boekje aan te duiden en
te getuigen„weldra overtuigde mij de ervaring
hoezeer ik mij bedrogen had en ik zag in, dat
er slechts paedagogische oefening en goede
wil noodig zijn om de bezwaren niet slechts
te boven te komen, maar ze in even zoovele
voordeelen te veranderen."
Tot het navertellen der treffende, soms aan
doenlijke voorbeelden, welke men nit de praktijk
aan den heer Kerdijk heeft medegedeeld, van
de vruchten door het opsparen der snoep- en
zakduiten in sommige gevallen reeds verkregen,
ontbreekt ons de ruimte. Wij zijn trouwens
reeds een en andermaal in de gelegenheid
geweest, uit onze eigen omgeving, daarvan in
onze kolommen melding te maken. Een nieuwe
zijde van het sparen op school is ons echter
door zijn vlugschrift geopenbaard, waarop wij
de aandacht wenschen te vestigen. Het is
namelijk deze, dat de schoolspaarbank in vele
gevallen niet alleen voor de kinderen, maar
ook en voornamelijk voor de ouders dien
stig is. Men weet dat van de ruim 1100
Nederlandsche gemeenten er slechts ruim 250
zijn waar men een spaarbank vindt. De moei
lijkheid om in die banken, bij zeer kleine
bedragen te gelijk en te allen tijde geld te
brengen, houdt velen van het sparen terug.
Maar wat is nu gebleken Op eene kostelooze
school te Delft sparen kinderen nit 189 gezin
nen. Van die 189 waren er slechts 12 die
in de A'irfs-spaarbank als inleggers ingeschre
ven stonden. De overige 177 begonnen dus
nu voor 'teerst te sparen, door tusschenkomst
hunner kinderen. Hit Amsterdam bericht men
hetzelfde. Hit een dorp in Utrecht schreef de
hoofdonderwijzer
„Twee kinderen uit een gezin, dat in 1875
nog werd bedeeld, hebben nn reeds een aardig
sommetje in de spaarbank en ik geloof dat het
denkbeeld, een appeltje voor den dorst te
bezitten voor den kwaden dag, de ouders heeft
aangespoord om bnn vlijt te verdubbelen. De
spaarpenningen vermeerderen voortdurender
schijnt eergevoel in de lieden te zijn gekomen
en sedert een paar jaren eten zij hun eigen
brood."
Dank zij de invoering der rijks-postspaar
bank mogen wij verwachten dat de moeilijk
heden, aan 't sparen nog verbonden, binnen
korten tjjd in belangrijke mate verminderd
zullen worden. Doeh wanneer wij, op grond
van het medegedeelde, aan deze rijks- inrich
ting eene goede toekomst meenen te mogen
voorspellen, toch zal zeker de lust der
onderwijzers om, door hun tusschenkomst en
aanmoediging, de spaarpenningen der ouders
uit de handen der kinderen te ontvangen en
deze aldus te gelijk in 't goede werk op te lei
den, niet minder worden.
Een ander door de praktijk wederlegd be
zwaar, is dat van den last en het extra-werk,
door de administratie over de ingebrachte gel
den den onderwijzer opgelegd. Behalve dat
onderwijzers van talrijk bezochte scholen ver
klaren dat het weinigje werk, voor het ont
vangen en boeken der spaarpenningen vereiselit,
door hen zonder moeite onder de andere
schoolwerkzaamheden verricht wordt, is er reeds
een middel gevonden om de kinderen te laten
inbrengen, zonder iets te kort te doen aan de
overige werkzaamheden der school, en zonder
dat de onderwijzer iets van zijn vrijen tijd
behoeft op te offeren. Dit middel zijn de
z, g. n. spaardoozen, stevige en goed gesloten
houten doozen, die, als ze 48 cM. lang en
24 cM. breed zijn, dienst kunnen doen voor
een vijftigtal leerlingen. Van binnen bevatten
ze kartonnen of blikken open busjes, zoo nauw
aan elkander en tegen het deksel sluitende,
dat de doozen gekeerd en gewend kunnen
worden, zonder dat de inhoud van het éene
bosje in het andere kan overgaan. In het
deksel zijn evenveel sleufjes als er busjes
zijn binnen in de doos. Boven elk sleufje
wordt een nommer en daaronder de naam van
een leerling aangebracht. Hij weet, dat hetgeen
hij in zijn sleufje werpt in het daaronder zich
bevindende busje terecht komt, dat het daarin
veilig blijft liggen, tot ééns om de 14 dagen,
of elke maand, de doos geopend, de inhoud
der busjes daaruit genomen en de uoodige
aanteekening daarvan gemaakt wordt. Even
vóór het begin van den schooltijd, wordt de
doos op den hoek eener bank geplaatstter
wijl de leerlingen zich naar hun zitplaatsen
hegeven, werpen zij hun penningen in de doos
en zoo heeft de inbreng plaats, zonder dat
ook slechts éen minuut van den schooltijd
daaraan behoeft te worden besteed.
Het werk dat dan nog overblijft voor het
hoeken der spaarpenningen in de boekjes, het
bijschrijven der rente en voor het bijhouden
der terugbetalingen is, volgens het getuigenis
van allen die met de zaak bekend zijn, de
moeite niet waard om erover te spreken.
Toch wordt ook dit werk aan vele onderwij
zers nog uit de handen genomen, hetzij door
de bestuurders der spaarbanken, die op gezette
tijden iemand zenden om de doozen te openen
en de noodige aanteekeningen te houden, hetzij
door leden van Volksonderwijs, van het Nut,
of van andere belangstellenden, waartoe te
Papendrecht zelfs burgemeester en wethouders
zich bereid verklaarden.
Ook de onvermijdelijke kosten voor de eerste
inrichting, zooals voor het maken van spaar
doozen, het aanschaffen van spaarbankboekjes,
registers enz. kunnen geen bezwaar opleveren.
Op de rente toch, welke hij het inbrengen der
ieder op zichzelf te kleine inlagen door de
spaarbanken vergoed wordt, wordt eenige winst
behaald, door welke deze eerste uitgaven spoe
dig bestreden kunnen worden. Maar boven
dien mag ook, op grond der elders opgedane
ervaring, tot het overwinnen dezer moeilijkheid
gerekend worden op de medewerking van
spaarbank- en Atabesturen en van andere
belangstellenden, ja zelfs, zooals weder te Pa
pendrecht het geval was, op die van gemeente
autoriteiten.
Zoo is dan door de praktijk bewezen dat het
sparen op de school met uitmuntende uitkomsten,
zoowel voor de karaktervorming als voor het
stoffelijk welzijn van leerlingen en ouders kan
worden ingevoerd; dat het noch van de school
werkzaamheden, noch van den vrijen tijd der
onderwijzers een noemenswaardig offer vergt,
en dat zelfs eene inrichting mogelijk is, welke
van den onderwijzer niets meer vordert dan
de zorg voor het inbrengen, het spreken nu en
dan van een opwekkend woord en het houden
van paedagogisch toezicht, terwijl al het overige
buiten hem en buiten de school geschiedt. Het
is dus nu voortaan bij de onderwijzers slechts
eene vraag van willen, eene vraag of zij, die
zieh van hunne roeping voor do vorming van
het opkomend geslacht zoo levendig bewust
zijn, ook deze zaak willen aanvatten, die door
anderen, in en buiten Nederland, tot zoo groot
welzijn des volks reeds is ter hand genomen.
Maar het is ook, zooals wij gezien hebben, eene
vraag van. belangstelling voor allen die zich de
bevordering van het volksonderwijs en de
algemeene volksbelangen ten doel stellen. Zij
kunnen tot het nemen van het initiatief en tot
het welslagen in deze veel bijdragen en zonder
twijfel zullen hun pogingen niet langer uitblijven
wanneer zij, zooals wij gedaan hebben, kennis
nemeD van de uitkomsten door de schoolspaar-
banken reeds verkregen en van de ervaringen,
door hen die zich met dit werk bezighielden,
opgedaan en medegedeeld.
De heer Kerdijk (te Delft) heeft zich bereid
verklaard om allen die voor de inrichting van
schoolspaarkassen inlichting of raad noodig
hebben, daarmede van dienst te zijn. De maat
schappij tot Nut van 't Algemeen heeft van haren
kant, door het verspreiden van dit geschrift,
den weg gemakkelijk gemaakt tot het nemen
van proeven, die als ze met ernst begonnen
worden, zeker tot voortzetting en tot goede uit
komsten zullen leiden. Wij hopen daarvan
spoedig, ook in onze omgeving, iets naders te
mogen vernemen.
Heden morgen had aan het polderhuis in de
Abdij alhier de opening plaats van de op 17 en
18 dezer te Middelburg en Westkapelle ingele
verde Btembriefjes ter verkiezing van 6 commis
sarissen in het polderbestuur van Walcheren, ter
vervulling der door periodieke aftreding met 1
November 1880 ontstaande vacaturen.
Te Middelburg waren 155, te Westkapelle 16
briefjes ingeleverd, te zamen alzoo 171, waarvan
éen van onwaarde werd verklaard, zoodat de
volstrekte meerderheid 86 was.
De aftredende commissarissen werden alle her
kozen, de heeren mr. W. C. Borsius te Middelburg
met 164, Chr. Volkers te Vrouwepolder met 162,
mr. A. M. Becius te. Middelburg met 156, D.
Rooze te Sint Laurens met 154, M. C. Van
Westen te Vrouwepolder met 153 en Jac. van
den Broeke te Rit them met 143 stemmen.
Nog werden uitgebracht 13 stommen op den
heer J. C. Lantsheer, 7 op den heer W. A. de
Bruijn van Melis- en Mariekerke en 5 op den
heer J. de Kroo te Vrouwepolder. De overige
stemmen waren over verschillende personen ver
deeld.
Het verslag der spaarbank te Zierikzee over
1879 is, in vergelijking met dat over 1878, zeer
ongunstig wat het cijler der inlagen betreft. Dit
bedroeg namelijk 30.319, tegen f 46.196. Ook
de terugbetalingen waren echter, in nagenoeg
gelijke verhouding, verminderd: f23.869 tegen
f 34.086. De rente was in beide jaren 4 en 34
pet. Het aan de inleggers verschuldigde kapitaal
bedroeg op nit® December 1879 eene som van
f 157.958, waar tegenover een bezit der spaar
bank stond van ƒ186.428, benevens een reserve
fonds van 28.469. Al dezo cijfers vertoonen
sedert het vorige jaar stijging. Het aantal
deelhebbers was 916, tegen 845 op het einde
van 1878.
llontenlse, 18 Juni. Van de 194 kiezers
in deze gemeente vonden slechts 57 het gisteren
de moeite waard een gang naar de stembus te
doen voor de verkiezing van een raadslid ter ver
vanging van den heer baron Collot d'Escury, die
voor zijn lidmaatschap had bedankt. Bij de
opening der stembus heden morgen bleek dat
onder die 57 stemmen 4 blanco's waren. Van de
53 geldige stemmen waren uitgebracht 24 op
W. Staal Wz. en 21 op P. F. Fruytier Pz.,
ofschoon deze laatste voor de candidatuur had
bedankt. Herstemming dus tusschen beide heeren.
De audiëntie van den minister van justitie zal
Dinsdag, den 22 Juni a., niet plaats hebben.
Rotterdam, 18 Juni. Wij hadden hier
heden nog een staartje van dePincoffs-geschiedonis,
en weiwie had ooit kunnen denken, dat zij
aldus zou eindigen? een recht vermakelijk
staartje. Dit was te danken aan den heer mr.
J. W. Spin, een jong advocaat uit Amsterdam,
die met een paar vrienden en collega's de algemeene
vergadering der Rotterdamsche Handelivereeniging
kwam bijwonen, om de oppositie tegen de com
missarissen te heropenen. Na een recht origineele
inleiding, waarin hij mededeelde dat hij wegens
een verblijf in het buitenland niet eerder uit den
hoek bad kunnen komen, stelde hij de volgende
motie voor: „De vergadering, overwegende de
wenschelijkheid dat door commissarissen wor-