mm: N". 141. Jaargang. itus. Donderdag 17 Juni. Schutterij. ÏZELSCHAP: 17 JUNI, SCHELDE. Eene Zonderlinge Redeneering, Het huwelijk van Longstaff. of TKEHHOND CANfOOB, te Oost- ISD kat naar de UNCE |n° 18». VEBHEIJ, grafenisfonds Zelandial jË, 1» VER. de LANGE iAT, C n° IS. EXJIVhKKSBUl. loon naar bekwaam- P gevraagd, voor de DEK MADE, Ban- lN STEENWIJK ver- Ine flinke IHKSIT- nend 'IKISJE be- |15 jaren, bij Mevrouw IANDO". IIJKSCH CONCERT, Ilf acht uur 'e Edele Handboog". voor een heer met of afzonderlijk 50 cent. zal de uitvoering in de '.otdienst |IG EN ROTTERDAM, ek in Jnni. VAN ROTTERDAM! Voensd.16 'morg. 11,30 u. I)onderd,17 midd. 1,— Vrijdag 18 1,— iaterd. 19 1, Uaand. 21 1, Dinsdag 22 morg. 10, Voensd.23 10,— ponderd.24 10, Vrijdag. 25 10,— Zaterd. 26 11,30, plaand. 28 midd. 1, Dinsd. 29 1, IEN U. M. M. .15, 3.45 en 5.45. 1.45, 4.15 6.15. ANDAG, W0ENSPAG cm ZATERDAG. |rm. 7.30 nam. 4.— 8.— 4.30 10.30 11.- 6.midd. 12.— 6.30 nam. 12.30 IrUjk 2 uren op g Toor dien dag. 6.37 6.38 4.45 ♦5.59 ♦6.40 ♦7.57 9.6 9.15 10.25 10.35 6.50 6.5 7.52 8.45 9.12 10.18 10.41 10.50 11 10.55 10.40 11.50 12 40 1.3 1.20 2.5 1.45 3.15 3.55 4.13 4.30 6.85 6.10 7-30 8.15 8.35 8.B0 MIDDELBURGSCHE COURANT. Dit blad verschijnt dageljjkgj met uitzondering van Zon- en Feestdagenl Pr^js per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke ncmmers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentien; 20 Oent per regeR Geboorte^ Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 7 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte; Hoofdagenten voor liet Buitenland: de Compagnie générale de Publicitë G. L. Dal-be Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich enz. Loting van het jaar I88O. De burgemeester en wethouders van Middelburg*, gelet op art. 11 van zijner majeateits besluit van den 21en Maart 1828; maken bekend: 1° dat de alpbabetische naamlijst van al de personen, die aan de loting van dit jaar moeten deelnemen, ter inzage van een ieder zal liggen op het raadhuis dezer gemeente van heden tot en met den 21 dezer, des Zondags uitgezonderd, des voormiddrgs van tien tot twaalf uren; 2° dat de voorschreven loting zal plaats hebben op Dinsdag den 22 Juni a., des voormiddags te 10 uren, op het raadhuis dezer gemeente; 3° dat mede bij de loting zullen moeten tegen woordig zijn, teneinde tot eene naloting te worden toegelatenalle personen vallende in de termen van schutterphchtigheid, welke uit andere gemeen ten sedert de laatste inschrijving in deze gemeente zijn komen inwonen en tot dusver buiten oproe ping zijn gebleven; 4° dat niemand tot de loting zal worden toegelaten dan de ingeschrevenen zelve of hunne gevolmachtigden en dat ten blijke daarvan zal moeten worden vertoond een oproepingsbiljet, dat aan iederen ingeschrevene van wege het gemeentebestuur zal worden te buis bezorgd. Middelburg, den 14 Juui 1880. De burgemeester en wethouders voornoemd, PI C K De secretaris, G. N. DE STOPPELAAR. Middelburg, 16 Juni. Door het Vtr. Dagblad hebben wij kennis gekregen van een betoog, voorkomende in de Bredasche Ct., dat wij, als bet O. D. niet een vertrouwbare bron was, voor een mauvaise plai- ■santerie zouden houden. Het is namelijk eene verdediging van het duelOm der zeldzaamheid wille, laten wij het hier volgen "Het duel is de veiligheidsklep tot het doen uiten, op de minst schadelijke wijze, van eene der dierlijke neigingen in de menschelijke natuur. Sluit men die veiligheidsklep met geweld door de wet, dan roept men meer jammer en ellende te voorschijn, dan ooit door het eerlijk tweegevecht kunnen worden aangebracht. Het is met het duel evenals met den oorlog. Verander eerst de menschelijke natuur en dan zullen beide verdwijnen. Maar het veranderen der menschelijke natuur is hoven onze macht. Wel gaat het menschdom in ontwikkeling steeds vooruit en naarmate het daarin vooruit gaat, zal, in het algemeen, de behoefte tot oorlogvoeren, en individueel, die tot duelleeren verminde ren. Naar diezelfde mate zullen tevens de vormen, FEUILLETOIT. DOOR HENRY JAMES. „Ik weet wat gij zeggen wilt," zei Agatha zacht. „(Jij bemint mijne vriendin." Hij zag baar met een dankbaren blik aan, tilde de slip vau den blauwen shawl, dien hij Diaua vaak had zien dragen, op en bracht die aan zijne lippen. „Ik ben u ontzaglijk dankbaar 1" riep hij uit. „Dus houdt gij mij niet voor krankzinnig?" „Als gij krankzinnig zijt, is menigeen het geweest." „Natuurlijk is menigeen het geweest. Dat heb ik ook tot mij zeiven gezegd en dat heeft mij geholpen. Zij hebben er ook niets bij gewonnen dan bet genot van baar lief te hebben en dus ben ik niet meer te beklagen dan de rest. Maar zij hebben meer gehad dan ik, niet waar? Ik heb niet eens een blik gehad," vervolgde hij, „ik heb nooit gezien dat zij naar mij keek. Ik heb niet alleen nooit met baar gesproken; maar ik ben zelfs nooit dicht genoeg in haar nabijheid geweest Oui baar toe te spreken, Dit is al wat ik ooit waaronder oorlog en tweegevecht zich vertoonen, minder afgrijselijk wezen. Hiermede moeten wij tevreden zijn. Verder moeten wij niet trachten te gaan. Alle zedelijk heidstheorieën, waarbij men verzuimt rekening te houden met de menBchelijke natuur, zooala zij werkelijk ia, zijn holle theorieën. Door het in toepassing brengen van die theorieën sticht men niets dan kwaad, aangezien zij uitsluitend dienstbaar zjjn aan het verbreiden der huichelarij, deze demonische aanjaagster van alle andere ondeugden." De schrijver neemt het duel in bescherming, als in vele omstandigheden voor een eerlijk man het eenig over gebleven middel, om zich te verweren tegen zooveol wat er in onze menschenmaatschappij onedel, laag en slecht is. Als ultima ratio tot bet in bedwang houden van het -ploertendom," is het eerlijk tweegevecht onmisbaar. Het zooveel mogelijk vermijden, het zooveel mogelijk verhin deren van het duel blijft niettemin ieders plicht. Maar nooit quand mime. En wat de wet betreft, ook tegen het eerlijk tweegevecht behooren er strafbepalingen te wezen. Die moeten echter zeer mild zjjn: zij moeten het duel moeielijk, niet onmogelijk maken." Veel argumenten tegen dit betoog in te brengen, schijnt onnoodig. Enkele kanttee- keningen mogen dus volstaan. Indien he* waar was dat aan de „dierlijke neigingen" van den mensch op de eene of andere manier hare „minst schadelijke uiting," verzekerd moest worden, dan zou niet alleen het duel in stand gehouden, maar nog menige andere „vei ligheidsklep" geopend moeten worden. Immers de hebzucht, de lust om zich toe te eigenen wat anderen bezitten, is zeker eene der „dier lijke neigingen" van den mensch. Men zal dns den een of anderen „minst schadelijken" vorm van stelen dienen uit te denken en dien „moeilijk, niet onmogelijk" maken. Met wraak zucht, moordlust, ruwheid, met alle booze uitingen der menschelijke natuur, welke de wetgever het zich tot dusver tot plicht geacht heeft den voet dwars te zetten, met het doel, ofschoon nooit bereikt, ze te onder drukken, is het niet anders gesteld. Overal dienen wij „veiligheidskleppen" aan te brengen, teneinde niet meer „jammer en ellende" te voorschijn te roepen. Het duel is „voor een eerlijk man het eenig middel om zich te verweren tegen zooveel wat er in onze maatschappij onedel, laag en slecht is." Zien wij op welke wijze dit middel toe gepast wordt. A is een eerlijk man, B een ellendeling. B lastert A, maakt hem onge lukkig, rooft hem zijne eer, verwoest zijn hu welijksgeluk. A grijpt naar „het eenig overge bleven middel" en stelt zich met cenpuntigen degen of een geladen pistool tegenover den op gehad heb, dat ik mijn hand leg op iets wat zij gedragen beeft en toch heb ik deze heele maand nacht en dag aan haar gedacht. Ik was al gelukkig als ik daar, honderd passen van baar af, zat, alleen omdat zij zich daar in denzeiiden zonneschijn koesterde en naar dezelfde zee keek dat heeft mij, ofschoon ik stervende bon, de laatBte vijf weken op de been gehoudenanders zou ik thuis gebleven en waarschijnlijk niet meer uit het bed gekomen zijn. Ik heb nooit getracht aan haar voorgesteld te worden, omdat ik haar niet lastig wilde vallen. Het leek mij de grootste vrijpostigheid toe om haar te zeggen dat ik haar bewonderde; want ik kan baar niets aanbieden. Ik ben de Bchaduw van een mensch en indien ik tot haar zeide: „Mejuffrouw ik bemin u," zou zij alleen knnnen antwoorden„Nu, en wat verder Niets, nietsHet zou wezen alsof ik haar in een geopend graf wilde doen zien en dus hield ik mij op een afstand en zweeg en, zooals ik zeide, ik was daardoor reeds gelnkkig; maar het was een geluk dat mij uitgeput heeft. Nu moet ik ook dat opgevenHij hield op en hijgde van vermoeidheid. Agatha had altijd gehoord van liefde door den eersten blik; daar had zij in romans en ge dichten van gelezenmaar zij had het nooit zoo van nabij gezien. Zij vond het iets verrukkelijks en geloofde er oprecht aan. Mijnheer Longstaff werd er in hare oogen veel belangrijker door en het verhoogde de aantrekke- gelijke wijze gewapendenB. Maar B is een geoefend schieter en steker, of hij is, wat schavuiten wel eens overkomt, bijzonder gelukkig in de kansen van het toeval. A krijgt dus een por, die hem, bij zijn verloren geluk, voortaan ook nog een gebrekkig en hulpeloos lichaam bezorgt, of wel een kogel in 't hoofd, die hem voorgoed van alle aardsche zorgen verlost. B gaat rustig naar huis. Nu is Vhonneur sauv', het „onedele, lage en slechte" element onzer maatschappij, het „ploertendom" bestraft „Naarmate het menschdom in ontwikkeling vooruitgaat, zal de behoefte tot duelleeren verminderen." De ervaring bevestigt deze bewering niet. In Frankrijk is het tweege vecht dagelijksch werk, in Engeland is het bijna onbekend. Staat Frankrijk op zooveel lager trap van ontwikkeling? Niemand zal het gelooven. Onder militairen is het duel eene verplichting, onder burgers is het eene be lachelijkheid. Toch behooren beiden tot dezelfde „menschenmaatschappij." Maar in militaire krin gen wordt het denkbeeld aangekweekt dat elke beleediging, ieder onrecht, iedere ruwheid uit- gewischt kan worden door het vertoon, gedurende enkele minuten, van wat „dierlijken" moed en wat levensverachting. In de burgermaatschap pij vat men die logica niet. Dank zij onzen, nauwer aan het Germaan- sche dan aan het Latijnsche ras verwanten volksaard, behoort ook het duel in Nederland tot de groote zeldzaamheden. Slechts onder den invloed van een van elders overgewaaid militairisme, leeft het in ons leger en in onze vloot, bij uitzondering, nog voort. In Indië is het iets minder zeldzaam, doch naarmate het ras der sabreursder gelukzoekers en der lieden die voor hun verleden niet durven uit komen daar schaarsoher wordt, verliest ook in de koloniën het tweegevecht zijne verdedigers. Dit wijst op eene laatste onjuistheid in het be toog der Bred. Ct. Het dnel is in Nederland geen uiting der „menschelijke natuur" Het is een plant van uitheemsehen oorsprong, die door het gezond verstand en de kalme neigin gen onzer natie nooit tot groote ontwikkeling is kunnen komen en, als de wetgever een handje helpen wil, na eenige jaren waarschijnlijk geheel uitgeroeid zal wezen. lijkheid van zijn persoon zeer. De Engelsche dame had wel gelijk, hij was een door en door fatsoen lijk man. Zij kon hem vertronwen. „Misschien zult gij beter worden ais gij oen poos thuis blijft," sprak zij bemoedigend. De toon waarop zij dit zeide gaf hom zoodanig de overtniging dat zij hem ten volle begreep, dat bij zijn hand nitstak en een tijd lang de hare vasthield. „Ik wist dat gij verstandig waart dat ik met u kon spreken; maar ik word niet beter; dat zeggen alle doctoren en ik geloof het ook. Indien het hartstochtelijk verlangen om met een bepaald doel te herstelleD, wouderen kon verrichten en een doodelijke kwaal kon genezen, zon ik dat sedert twee maanden ondervonden hebbenwant mijn vurigste wensch is al dien tijd geweest om beter te worden, teneinde het recht te bezitten om met uw vriendin te spreken. Maar ik ben achteruitgegaanik ben nu zóo zwak dat ik niet meer buiten zal kunnen komen. Ik voelde van daag dat ik u nooit meer zou terug zien en toch verlangde ik zoo om n dit te zeggenDat maakte mij dood ongelukkig. Welk een bijzonder toeval dat zij juist heenging Ik moet den hemel danken dat, al worden mijne groote wenschen niet vervuld, mijne kleine gebeden ten minste verhoord worden. Wees zoo goed mij een dienst te bewijzenzeg baar wat ik u verteld heb; maar nu niet niet voor dat ik ben heengegaan. Kwel er haar niet mede zoolang In zijn antwoord op het kamerverslag betref fende de wet tot uitvoering der wet op het lager onderwijs, beeft de minister van binnenlandsche zaken zijn voornemen te kennen gegeven om de aanstaandenajaars-examens éen maand vroe ger te doen plaats hebben. Dit is noodig dewijl de examen-commissiëD, ditmaal nog volgeDs de oude wet examen afnemende, indien zij op den 1'» November nog niet met het werk gereed waren, genoodzaakt zonden zijn het op dien datum, bij het in werking treden der nienwe wet, plotseling te staken. Aspiranten voor het aanstaande najaars-examen worden op deze verkorting van hun voorberei dingstijd opmerkzaam gemaakt. Voor de uitvoering van het plan tot oprichting van een gedenkteeken voor Elisabeth Wolf te Vlissingen heeft zich aldaar, na overleg met het bestuur van het Zeeuwsch Genootschap der weten- schappen, een commissie gevormd, bestaande uit de heeren A. Smit, Th. van Uije Pieterse, Joh. Dyserinck, F. Forbes Wela en mr. F. N. van der Bilt. Het bestuur van het Genootschap heeft uit zijne leden de heeren F. Nagtglas, mr. G. N. de Stoppelaar, J. J. L. Luti, H. L. F. Pisuiase en J. C. Altorffer uitgenoodigd om gezamenlijk met de Vlissingscbe commissie als hoofd bestuur op te Ireden, teneinde verdere maatregelen tot uitvoering van het plan te berameu. Op de adressen, aan de regeering gericht, tot het doen van stappen bij de mogendheden die de Beroer conventie tot het nemen van internationale maatregelen tegen de drnifluis hebben onderteekend is van den minister van buitenlandsche zaken een antwoord ingekomen. De regeering zal trachten eene intrekking of mildere toepassing van art. 3 der conventie te verkrijgen. Te Arnhem en te Heerde in Gelderland is een geva! van pokken voorgekomen. (V. D.) Naar men aan het Nieuws van den Dag mede deelt worden te Vlissingen door Engelsche kapi talisten pogingen gedaan, om aldaar nog een stoombootmaatschappij op te richten, voor de vaart tusschen Vlissingen en Londen. De booten dezer nienwe maatschappij zonden tot een half uur afstand van Londen opstoomen. De verkiezing van een lid van de tweede kamer der staten-generaal, die in het hoofdkiesdiatrict Breda moet plaats hebben, dewijl de beer mr. A. F. X. Luyben, ingevolge art. 91 der grondwet, hoeft opgehouden lid dier kamer te zijn, is be paald op Dinsdag 6 Juli a., terwijl de herstem- ik leef; beloof mij dat. Maar als ik dood ben zal het baar minder hinderen, omdat gij dan in den verleden tijd over mij kunt spreken. Het zal sis een geschied verbaal voor haar wezenmijn knecht zal u wel komen waarschuwen en zeg haar dan: „Gij waart zijn laatste gedachte en het waa zijn laatste wensch dat gij dit zoudt weten." Hij stond langzaam op en stak haar de hand toe; zijn knecht, die van verre stond te wachten, kwam naderbij met een gezicht, alsof hij de woor den van zijn heer volkomen begreep. Agatha nam zijn hand aan en hij zag haar nog even aanzij was ook opgestpan en voelde zieh zeer aangedaan. „Zult gij haar niets zeggen vóór dat vroeg hij smeekend. Zij schudde het hoofd. „En zult gij haar dan alles zeggen Zij kniktehij drukte haar de hand, nam zijn hoed at en ging aan den arm van den knecht langzaam huiswaarts. Agatha hield woord en zei niets aan Diana. Zij kwamen dag in dag uit aan het strand zitten en Agatha hoopte voortdurend op den terugkeer van Longstaff; maar te vergeefs. Hij bleef weg en dat wegblijven bevestigde zijn voorspeiling. Zij zag haar vriendin somtyds van ter zijde aan en ergerde zich bijna dat die zoo kalm en verge noegd kon zitten lezen, terwijl die arme man, om zoo te zeggen uit liefde voor haar, stierf. Bij oogenblikken meende zij dat, in weerwil van haar belofte, haar christenplicht haar gebood om Diauq

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 1