126. Maandag 31 Mei. 23® Jfeargtuig* Drinkwater. Middelburg, 29 Mei. ÜUHItLlllllliSfilll! COURANT. Dit blad verschijnt dageljjkïi met uitzondering van Zon- en Feestdagen» Prijs per 8/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Ce^t. Ad verten tien: 20 Gent per regel,1 Geboorte-, Tronw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20, Groots letters worden berekend naar plaatsruimte! Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère 6. L. Daub* en Cie. te Parijs en Frankfort, direeteuren Elsbach en Joh*s. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL VEEMARKT TE MIDDELBURG. Donderdag den 3en Juni 1880van des Vooriniddags 8 tot des namiddags 4 uren. De burgem. en wethoud. van Middelburg, P1CKE, De secretaris, Gr N. DB STOPPELAAK. De burgemeester en wethouders van Middelburg, maken bekend: dat door welwillende vergunning van den eigenaar van de buitenplaats „Hoogerzale", aan het begin van den Seisweg, wijk letter R no 51, dagelijks, behalve des Zondags, 's morgens van 6 tot 8 uren, en des avonds van 5 tot 8 uren, voor een ieder gelegenheid zal bestaan om uit den aldaar gelegen vijver zich van drinkwater te voorzien. Middelburg, den 28 Mei 1880. De burgemeester en wethouders voornoemd, PICKÉ. De secretaris, G. N. DE STOPPELAAR. De Export-Maatschappij in verband met Zeelands land- en tuinbouw. {Door den heer A. F. Marlet). n. Zeeland's bodem, zoo luidt het meest uitge sproken bezwaar, leent zich niet voor de teelt van artikelen voor de Engelsehe markt. Bij dit bezwaar schijnt men uitsluitend te denken aan vroege en fijne groenten, waarvoor een goed deel onzer gronden werkelijk de geschikt heid missen. Deze groenten kunnen evenwel zeer goed geteeld worden op onze lichtere gronden en voor een deel ook op onze mal- sche kleigronden (zavelgronden)zooals die worden aangetroffen in een deel van Walcheren, West-Schouwen, en in vele deelen van Zeeuwsch- Vlaanderen. Wat men in Westland, te Lan gendijk in Noordholland en te Berlicum in Friesland kan, dat kan men bij ons ook. In de genoemde streken heeft men ook zand of malsche klei en ligt men ook alleen door duinen of dijken tegen zeewinden beschut. Zijn onze goed onderhouden tuinen in vele deelen onzer provincie ook niet het feitelijke bewijs, dat men niet al te zeer mag 'drukken op de ongeschiktheid onzer gronden, als men daaraan de noodige moeite besteedt? Zonderen wij onze sluitende (platige, hemel- vloeiige) gronden uit, dan kunnen wij aanne men, dat: 1° onze zwaardere gronden uitmuntend ge schikt zijn voor de teelt van roode en witte kool, uien en grover ooft, en 2° dat al onze zand- en zavelgronden zeer goed tot echte tuinbouwstreken gemaakt kunnen worden, zoodra aan de overige voor waarden daartoe voldaan is. Ongetwijfeld stelt men zich, hij 't wijzen op de ongeschiktheid onzer gronden, te veel op 't standpunt van hun tegenwoordigen toestand. Zooals vele akkers daar nog liggen, geheel onbeschut, slecht drooggelegd, ondiep losge maakt en karig gevoed, zoolang kan men waarlijk met recht bewerenonze gronden zjjn ongeschikt. Maar juist dien toestand kent de tuinbouw, ook de tuinbouw in 't groot, niet. Daar wordt door boomen en heggen de kracht van den wind gebroken, daar wordt het water geweerd, overal waar het tot overlast strekt, daar wordt diep gespit en overvloedig gemest, fin wie twijfelen mocht of met dat alles geld wordt verdiend, die ga eens naar Westland, naar Langendijk, naar de streek tusschen Hoorn en Enkhuizen, naar den Beemster, naar Berlicum, naar Loppersum, naar Aalsmeer, naar Boskoop, naar Bhijnsburg, naar Vlijmen hij ga en aansehouwe de welvaart die daar heerscht door allerlei teelten. Ik resumeerde gesteldheid (natuurlijke) van onze gronden staat niet in den weg aan de bedoelde teelten met uitzondering van enkele stukken doch de cultuurtoestand doet dat in vele gevallen wel. Verwarring op dit punt wordt ook nog in de hand gewerkt doordien men terstond denkt aan een soort van tuinbouw, zooals wij dien toepassen in onze eigen tuinen of toegepast zien bij rijke lieden. Die tuinbouw is het telen van allerlei groenten op denzelfden grond. Juist dit wordt vermeden bij den tuinbouw in 't groot. Daarbij teelt men op groote schaal datgene, waartoe de grond zich het best leent. Zoo teelt men bijv. in hoofdzaak aardbeziën te Aalsmeer en Boskoopaugurken te Aals meer en inden Beemster, kool te Khijnsburg, Langendijk, Berlicum en Loppersum, bes- en ander ooft te Vlijmen en in de Streek. Waarom zouden wij in Zeeland niet even zoo kunnen handelen Wij hebben, zoo luidt een ander bezwaar, te weinig handen beschikbaar voor zooveel werk. Dit bezwaar heeft groote beteekenis ais men aanneemt, dat de aanwezige hoeveelheid arbei ders geheel, d. w. z. het geheele jaar door voor den eigenlijken landbouw benoodigd is en dat verder die hoeveelheid niet voor uit breiding vatbaar is. Noch het een noch het ander kan intusschen op goede gronden wor den aangenomen. Het is een treurig feit, dat op onze dorpen iederen winter een groot aan tal arbeiders ledigloopen 't komt verder hier en daar voor dat de landbouwers werk moeten opzoeken om hunne vaste arbeiders aan den gang te houden. Er is eer overvloed dan gebrek aan handen. Onze meerendeels lage dagloonen zijn daarvoor het beste bewijs. De tuinbouw in 't groot nu, geeft een massa winterwerk, als, bij open weerspitten, mest- bereiden en mest in den grond brengen, af schuttingen herstellen en nieuwe oprichten, enz. bij vriezend weer: zaden sorteeren, stroomat- ten maken, manden ter verpakking herstellen of vervaardigen, enz. Hoeveel zou de armen zorg, vaak zoo drukkend ten platten lande, daardoor verlicht kunnen worden! Ook dit punt verdient ernstige behartiging. En waar nu wezenlijk handen te kort zou den zijn, moet men daar niet aannemen, dat dit te kort spoedig gedekt zou zijn Stijging van arbeidsloonen heeft groote aantrekkings kracht in dit opzicht. Maar juist die stijging is gevaarlijk voor onzen landbouw, zal men wellicht beweren. Als men eene zoo natuur lijke stijging van arbeidsprijzen moet vreezen, dan is de toestand allerellendigst. Maar ver geet men hij dit gevaar ook niet geheel, dat de landbouw groot voordeel zal trekken uit de gewijzigde teelten Hieruit zullen de ver meerderde arbeidskosten ruimschoots gedekt kunnen worden. Men onderzoeke dit punt ook eens in de straks door mij genoemde tuin bouwstreken. En ook ons eigen verleden geeft in dit opzicht goeden moed: zoolang de meekrapteelt nog goede winsten gaf, zagen wij niet op tegen de hooge delfloonen daarvan. Waarom zou 't bij verhoogde winsten uit tuin bouw in 't groot anders moeten zijn Groote boerderijen zullen toch wel niet ge schikt zijn voor die teelten, zegt men. Voor enkele teeltenkool, nien, ooft en aardappe len zoo de laatste ook met voordeel voor de Engelsehe maikt geteeld kunnen worden, wat nog niet voldoende bewezen is zie ik ook bij deze soort van boerderijen geen be zwaar, doch gewassen, welke wat meer zorg en onderhoud vereischen, behooren eigenaar diger op kleine bedrijven thuis. Dit punt komt nader ter sprake hij de beschrijving van de afzonderlijke teelten. Hontenisse, Mei 1880. De kamer van koophandel en fabrieken alhier zal op Maandag-, den 31 dezer, des namiddags te 3 uren, eene openbare vergadering honden. De scbout-bij-nacht, inspecteur-generaal van het loodswezen, jhr. H. P. de Koek, doet in de Haag- sehe bladen een beroep op de liefdadigheid zijner landgenooten ten behoeve der vier weduwen en dertien kinderen, nagelaten door de verongelukten bij de aanvaring van den loodsschoener n". 1, van het Nederlandsch loodswezen te Vlissingen. Wij hopen en vertrouwen dat dit beroep niet vergeefs zal blijken. De Prins Hendrik, het nieuwe stoomschip der maatschappij Zeeland, welke heden avond, naar wij hopen, na een proeitocht naar den mond van de Theems, behouden en tot tevredenheid van het bestuur der maatschappij te Viissingen zal terug- keeren, maakte haren eersten proeftocht Zaterdag den 22en dezer maand op de Clyde, aan welke rivier, zooals men weet, de werf gelegen is waar zoowel dit schip ais zijne voorgangers, Prinses Marie en Prinses Elisabeth zijn gebouwd bij de firma John Elder C°. De afmetingen van het schip zijn, zooals wij reeds in oub nommer van 1 April opgaven: grootste lengte 300 voet, grootste breedte 35, diepte 24, alles in Engelsehe voeten. De boot meet 1652 tonnen en de machine is van 600 paardekracht nominaal. Na deu proeftocht verleden Zaterdag gaven de bouwmeesters een diner aan boord, waar het natuurlijk niet aan toosten ontbrak. Na de dronken op de koningin van Engeland en op den koning der Nederlanden stelde de heer Pearee, chef van J. Elder en C., een toost in op de Pi ins Hendrik en de maatschappij Zeeland. Na een warm woord, aan de nagedachtenis van wijlen prins Hendrik gewijd, ging hij de beteekenis der lijn Vlissingen Qneenburough na, welke de ChathamDover fijn vastknoopt aan de Nederlandscne staatsspoorwegen. De toenemende loop van het Engelsehe publiek naar deze lijn deden hem de verwachting koesteren, dat binnen twee of drie jaren tweemaal daags eene stoomhootzou overloopen, dat de maatschappij een dag- en een nachtdienst zon hebben, welke voor de reizigers uit Engeland naar Duitschh.nd, Rusland en Nederland de reis 6 a 8 uren zou bekorten. In een tweeden drouk, in antwoord op een toost van den heer Van Kaalte, Neder landsch consul te Glasgow, verzekerde do heer Pearee dat hij voor niemand liever schepen bouwde dan voor de maatschappij Zeeland en voor zijne Nederlandsche vrienden in het algemeen. Kapitein Kromwijk, de gezagvoerder van de boot, zeide dat bij nergens een schip gezien had dat sneller liep dan de Prinses Marie waarop bij het laatst gevaren had, en dat hij dacht dat de Prins Hendrik even goed zou blijken. Hulst, 27 Mei. Heden nacht deed de zoon van den landbouwer Burm te Langendam, ge meente Graauw, eene belangrijke vangst. Reeds meermalen was op zijns vaders erf gestolen en daarom had bij ook in den afgeloopen nacht wacht gehouden en gelukkig niet te vergeefs. Drie kerels zag hij de schuur beklimmen, op de hoogte van het kippenhok, en de pannen weg schuiven om eieren en hoenders te rooven. Hij schoot erop en had het geluk een der dieven in 't been te treffen. De.twee anderen namen de vlncht en ook de getroffene trachtte nog te ont snappen. Achterhaald, bleek het niemand minder te zijn dan de beruchte strooper en dief Mortier, wonende onder Stekene, een man die sedert maanden de Nederlandsche en Belgische politie heel wat moeite heeft bezorgd. De vele dieverijen in de grensstreek in do laatste maanden zijn hoogstvermoedelijk door hem of onder zijne mede werking gepleegd. In ons land, België en Frankrijk heeft hij verschillende vonnissen te zijnen laste, zoodat hij nu wel niet meer verschijnen zal op het tooneel der half romantische stroop- en Bteel- partijen, waarop hij zich een gehuchten naam had gemaakt. Ten vorigen jare is zijn broeder, ook een beruchte wildstrooper, door de Belgische politie te St. Gillis (Waas), wegens gewapend verzet tegen inhechtenisneming, doodgeschoten, 't Is te hopen dat niemand der vele rondzwervers op onze grenzen zich aangetrokken moge gevoelen om de treurige rol van dit broederpaar over te nemen. Rotterdam, 28 Mei. De quaestie der kermis zal hier ook weder dit jaar in den gemeenteraad ter sprake komen. Het kerkbestuur der Herv. gemeente heelt in een adres aan den raad de af schaffing van de kermis gevraagd, of, zoo daar tegen bezwaar mocht bestaan, haar beperking tot éene week. Burg. en weth. stellen voor, afwijzend op dit adres to beschikken. Hoelang zal het nog duren vóórdat burg. en weth. van de tweede stad des rijks tot de over tuiging komen, dat de kermissen, vooral zooals zij hier „gevierd" worden, eene anomalie zijn Uit vroegere discussiën in den gemeenteraad is gebleken, dat de tegenstanders van dadelijke afschaffing der kermis van oordeel zijn, dat zij haar eigen dood moet sterven. Maar hoe lang kan dat nog duren, wanneer men zelfs weigert iets te doen om dien dood te verhaasten Een middel daartoe zou zijn haren dnnr langzamerhand in te krimpen, en voorts haar te verplaatsen naar de overzijde der Maas, het nieuwe gedeelte der stad, waartoe dit jaar een geschikte aanleiding zon bestaan, omdat het terrein, aan de Veemarkt grenzende niet meer beschikbaar is. Zijn echter dergelijke middelen wel noodig? Het voorbeeld van Amsterdam en Arnhem heeit bewezen dat, wanneer men maar doortast, ook dadelijke af schaffing der kermis zonder bezwaar kan geschie den. Maar men moet geen vrees hebben voor een kwaad humeur van dat deel der lagere klasse, hetwelk nog genot vindt in de kermisuitspattingen, of van hen die in een verhoogd debiet van sterken drank hun voordeel vinden. In een tijd, dat van alle kanten de tusschen- komst wordt gevraagd van het pnbliek gezag tegen het misbruik van sterken drank, behoorde allereerst dat gezag een einde te maken aan de kermissen, die niets anders zjjn dan openbare jeneverfeesten. Naar aanleiding van den moord der twee Franschen in Tenom (Atjeh) schrijft een corres pondent op Atjeh aan de Locomotief „De heer Wallon vertrok met het plan tot exploratie van Atjeh, welk zelfde plan ondertus- schen ook tot rijpheid kwam bij den heer Brau de St. Pol Lias. „Deze laatste vertrok met de heer J. de Croix vóór een viertal maanden uit Frankrijk als cor respondenten van de Societé de géoyraphie a Paris en een paar Parijsche bladen, met een Fransch oorlogschip, dat hen te Batavia bracht. Zij ver bleven een week of drie aldaar, waarin zij tevens hun opwachting bij den gouv.-generaal maakten. Deze voorzag hen van aanbevelingsbrieven voor den generaal Van der Heijden, waarvan zij zich, 1 April per Generaal Pel aangekomen, kon den ontlasten. Dat do tijding van den moord van hun landgenooten hun bewegingen zeer be lemmeren zal, is natuurlijk, ook sloeg zij de wel wat hooggaande verwachtingen van den stichter der Delische onderneming eenigszins ter neer. „De heer Navier Bran de St. Pol Lias is iemand van ongeveer 30 jaren, klein van postuur, met levendige donkere oogen, donker van opslag, met zwarten ringbaard, hoogst levendig in zijn gebaren en taal, verstaat Engeisch, iets minder goed Maleisch, spreekt eerstgenoemde taal slecht, de laatste iets beier, doch niet alleen met Fransch accent, maar als ware het Fransch. „Hij zelt promoveerde in Frankrijk in de rech ten en is bovendien Lachelier ès sciences. Zijn hoofddoel is het verkrijgen van kennis omtrent land en volk van Atjeh met het oog op kolonisatie. „De heer John de la Croix is evenzeer circa 30 jaren, heelt zijn jeugd in Duitschland gesleien, is ingenieur en aardkundige, schijnt echter bui ten de geologie, ook aan jagen, photographie en schedelkunde te doen, is, vooral wat de laatste drie vakken betreft, voorzien van uitstekende instrumenten. Hij heeft in deu laatsten tijd vet.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 1