188CK Dinsdag 25 Mei. N». 121, ïiSe jaar gang. Nationale Militie. HELMAR. Middelburg, 24 Mei. MIDOELBIIRGSCHE C01 RANT. Dit blad verschijnt dagelijks? met uitzondering van Zon- en Feestdagen? Prijs per 3/m. franco 8,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Ad verten tien: 20 Oent per regel? Geboorte-, Trouw-, Doodberiohten enz,: van 1—7 regels 1,60 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte? Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangére G. L. Dadbi en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Johis. De burgemeester en wethouders van Middelburg, gelet op het besluit van den commissaris des konings in de provincie Zeeland, van den 12den Mei 1880, A, no. 1851S 3e aid. (provinciaal blad no. 48); maken bekend dat het onderzotk van de in deze gemeente zich bevindende verlofgangers van de militie te land, om het even uit welke provincie zij afkomstig zijn, en onverschillig tot welke lichting zij be- hooren, voor zoover zij voor den len April jl. in het genot van onbepaald verlof zijn gesteld, zal plaats hebben op Woensdag den 2 Juni a. des voormiddags te 10 uren, op de koopmansbeurs alhier. Zij herinneren de belanghebbenden verder aan de navolgende bepalingen der wet op de nationale militie van 19 Augustus 1861, (Staatsblad no. 72) lo. de verlofganger meldt zich binnen dertig dagen na den dag, waarop hem de verlofpas is uitgereikt, bij den burgemeester zijner woonplaats aan, ten einde deze zijn verlolpas voor gezien teekene. (Art. 133); 2o. de verlofganger, die zich in eene andere gemeente gaat vestigen, geeft daarvan kennis aan den burgemeester zijner woonplaats. Binnen dertig dagen na den dag, waarop hij komt in de ge meente, waarin hij zich vestigt, meldt hij zich aan bij den burgemeester dier gemeente, ten einde deze zijn verlofpas voor gezien teekene. (Art. 134); 3o. de verlofganger van de militie te land mag zich zonder toestemming van den minister van oorlog niet langer dan gedurende vier weken buiten 's lands begeven. (Art. 136;) 4o. de verlofganger, die art. 138, 134 en 136 niet naleeft, wordt in werkelijken dienst geroepen on gedurende drie maanden gehouden. (Art. 137) 5o. de verlofganger van de militie te land, die bij openbare kennisgeving is opgeroepen om door den militie-commissaris te worden onderzocht, verschijnt bij dat onderzoek in uniform gekleed en voorzien van de kleeding- en uitrustingstukkeu, hem bij zijn vertrek met verlot medegegeven, van zijn zakboekje en van zijn verlofpas. (Artt. 138, 139 en 140); 6o. de verlofganger van de militie te land is aan de militaire rechtspleging en tucht onder worpen; onder anderen gedurende den tijd, dien het onderzoek voor den miitie-commissaris duurt, en, in het algemeen, wanneer hij in uniform ge kleed is. (Art. 130); 7o. behoudens hst bepaalde bij art. 130 kan een arrest, door den militie-commissaris worden opgelegd aan den verlofganger: lo. die zonder geldige redenen niet bij het onderzoek verscüijnt; 2o. die, daarbij verschenen zijnde, zonder geldige redenen niet voorzien is van de bij art. 140 ver melde vooi werpen; 3o. wiens kleeding- en uitrustingstukken bij het onderzoek niet in voldoenden staat worden be vonden 4o. die kleeding- of uitrustingstukken, aan een ander behoorende, als de zijne vertoont. (Art. 141); 8o. onverminderd de straf, in het voorgaand artikel vermeid, is de verlofganger verplicht, op den daartoe door den militie-commissaris te be palen tijd en plaats en op de in art. 140 voor schreven wijze, voor hem te verschijnen om te worden onderzocht. (Art. 143); FEUILLETON. Een roman uit de kunstenaarswereld. VAN FAJNNY LEWALD. DHIEENTWIHTIGSTE HOOFDSTUK. Er is een geluk, dat iemand doet verstommen en waarvoor men ook later geen woorden vindt om het te beschrijven. Ik wist bijna niet wat er met mij gebeurde en er verliep een geruimen tijd eer ik het onstuimig kloppen van mijn hart meester was, eer ik ten volle besefte dat ik die dierbare vrouw in mijne armen hield en dat zij uit vrije keuze de mijne was, voor altijd. „Dora! Dora! Is het mogelijk Kan iemand zoo gelukkig zijn?" riep ik eindelijk uit. Daar klonk op eens een zilverrein lachje aan mijn oor en guitig riep zij „Lompertlieve, beste lompertMoet men fcet u dan volstrekt zeggen dat men u bemint, zelfs als gij er geen woord van over uwe lippen iaat komen? Moet men u dan zeggen dat men niet leven kon zonder zulk een goed, trouw hart üls het uwe?" 9o. de verlofganger, die zich bij herhaling schuldig maakt aan het, feit, sub. 4o. van art. 141 bedoeld, of niet overeenkomstig art. 143 voor den militie-commissaris verschijnt, of, aldaar ver schenen zijnde in het geval verkeert sub. 2o. en 3o. van art. 141 vermeld, wordt onder de wapenen geroepen en van drie tot zes maanden gehouden. (Art. 144); lOo. de verlofganger, die niet voldoet aan eene oproeping voor den werkelijken dienst, wordt als deserteur behandeld. (Art. 145); llo. elk, die voor de militie is ingeschreven, en ieder, die daarbij is ingelijfd, kan overeenkomstig de daaromtrent bestaande voorschriften, tot een vrijwillige verbintenis voor den t^d van zes jaren of langer worden toegelaten bij de zeemacht, het korps mariniers hieronder begrepen, bij het leger hier te lande of bij het krijgsvolk in 's rijks overzeesche bezittingen; plaatsvervangers echter niet bij de zeemacht of het korps maiiniers, ge durende het eerste jaar van hun diensttijd. (Art. 9 en 74); 12o. aan de bij de militie te land ingelijfden, die verlangen na volbrachten oefeningstijd, min stens voor zes maanden onder de wapenen te blijven of te komen, zonder zich als vrijwilliger te verbinnen, wordt zulks vergund. (Art. 126). Hiervan is afkondiging geschiedt waar het behoort, heden den 21 Mei 1880. De burgemeester en wethouders voornoemd, N. C. LAMBRECHTSEN VAN R1TTHEM, 1. b. De secretaris, G. N. DE STOPPELAAR. Wij herinneren onzen kiesgerechtigden lezers dat morgen (Dinsdag) tuaschen des ochtends negen en des namiddags vijf uren de inlevering der stembiljetten moet plaats hebben voor de ver kiezing bij herstemming van een lid der pro vinciale staten. Op de in ons vorig nommer aangegeven gronden steunen wij bij deze herstemming de candidatuur van den heer J. O. Lantsheer, Door den minister van justitie is bepaald dat het examen, bedoeld bij art. 11 der wet op het notarisambt, voor het jaar 1880 zal aanvangen op Donderdag den len Juli a. en gehouden zal worden te 's Gravenhage, en zijn benoemdtot lid en voorzitter der staatscommissie, belast met het afnemen van dat examen, mr. J. Kalff, raadsheer in den hoogen raad der Nederlanden; tot leden: mr. A. A. de Pinto, raadsheer in den hoogen raad der Nederlanden; mr. C. Pijnacker Hordijk, hoogleeraar in de rechtsgeleerdheid aan de uni versiteit te Amsterdammr. H. M. van Andel, advocaat te 's Gravenhagemr. W. Hemsing, ontvanger der reg. en dom. te Gouda; mr. P. J. H. Jesaé, notaris te Maastricht; A. G. Bodaan, notaris te 's Gravenhagetot plaatsvervangende „En gij hebt mij kunnen verlaten gij hebt mij kunnen verbieden n te schrijven!" klaagde ik bij de herinnering aan die teleurstelling. „Moest ik dat dan niet? moest ik mijzelve dan niet op de proef stellen of ik zonder u nog zou kunnen leven? Moest ik dan niet zeker weten dat gij met al uw mannentrots verlangdet dat ik de uwe werd, omdat ik voortaan niet anders zijn kan dan de uwe om mijnentwilleZijt gij nu gerust gesteld, zijt gij nu tevreden; gij hooghartige man?" Ik sloot haar in mijne armen, kuste haar hartstochtelijk en riep juichend uit. „Ik heb de schoone Rohtrant gekust „Ja, ja! zei zij. „Ach Helmar, hoe goed begreep ik die schilderij indertijd en wat deed zij mij aan l Maar al beminde ik u toen meer dan ik zelf begreep, toen had ik de uwe niet willen zijn en ik had alles aan den graaf en aan mijn moeder verteld." Zij legde haar hand in de mijne, zag heel ernstig aan en sprak: »Wij hebben het aan den graaf te danken dat ik u naar waarde wist te schatten, zoodra ik u terug zag. Dat ik uw naam met evenveel trots zal dragen als den zijnen, dat ik voor u evenals voor hem een onderdanige, gehoorzame gade zal zijn, dat alles en nog zooveel hebben wij aan hem to dankenwant ik was nog een j^ind toen ik zijn vrouw werd en bij was zoo ledenjhr. mr. S. Laman Trip, rechter in de arr. rechtbank te 's Gravenhagejhr. mr. E. N. de Brauw, advocaat te 's GravenhageF. R. I. Du bois, ontv. der reg. en dom. te BoxmeerTh. van Uije Pieterse, notaris te Vlissingen; jhr. A. W. L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, notaris te Groningentot secretarismr. A. Teixeira de Mattos, hoofdcommies bij het dep. van justitie. Het veeartsenijkundig examen, bedoeld in art. 12 der wet van 8 Juli 1874, Stil. no. 99, zal aanvangen den 31 Mei a., in de lokalen van 's rijks veeartsenijschool te Utrecht. Door den minister van marine wordt in de St.-Ct. medegedeelddat voor tien studenten in de medicijnen aan de Nederlandsche universiteiten de gelegenheid bestaat, om, tusschen het tijdperk van 1 Augustus 1880 tot ultimo Juli 1881, onder genot eener subsidie van f 8000, overeenkomstig de voorschriften, vastgesteld bij Zr. Ms. besluiten van 18 April 1878, no. 21, en 28 April 1879, no. 8, in opleiding te worden genomen voor de betrekking van officier van gezondheid 2e klasse bij de Kon. Ned. zeemacht; dat de betrokkenen zich schriftelijk behooren te melden bij het dep. van marinedat vanwege dat departement van de hooger vermelde voorschriften, op aanvrage, kosteloos afdrukken worden verstrekt, die ook verkrijgbaar zijn bij de beeren voorzitters der medische faculteiten aan de Nederlandsche uni versiteiten. Ter opleiding voor off. van gezondh. 2e kl. bij het leger in N. I. kunnen vijftien studenten geplaatst worden. Daartoe moet men zich wenden tot het dep. van koloniën. Vlissingen, 24 Mei. Naar wij vernemen is het gebrek aan de machine der nieuwe mailstoom boot Prins Hendrik hersteld en kan de boot Dinsdag hier verwacht worden. Schouwen-Duivel and, Mei. Het blijkt dat de familie van den harden rentmeester, die wilde maaien, waar hij niet gezaaid had, nog niet is uitgestorven. De heer mr. J. D. Veegens beweert althans in zijn Schoolwet en renteielastingdat, bij het in voeren der laatste, de hypothecaire schuldenaar de belasting op de rente zijner schuld zal dragen, omdat reeds sedert jaren vrij algemeen bij het sluiten van hypothecaire geldleeningen pleegt te worden bedongen, dat indien in het vervolg eenige belasting op kapitaal of interesten mocht worden uitgeschreven, de geldschieter zijn aanslag daarin, ter zake van de schuld in quaestie, op zijn schul denaar zal kunnen verhalen, en dit beding ook verstandig en goed. Ik had hem lief, zeer lief. Maar n! Ja ul" riep zij uit, en het klonk mij als het jubellied van een leeuwerik in de ooren: „U bemin ik oneindig meer 1" Ik kuste de tranen weg die langs hare wangen vloeidende herinnering voerde ons naar een ver verleden, de hoop naar een bigde toekomst en toch vorderde het tegenwoordige al onze aandacht. De goede Amalia werd het eerst geroepen en zij wist niet of zij lachen moest of schreien, of zij Dora moest bewonderen of zichzelve beschuldigen. Zij had het zoolang zien aankomen en zij durfde niet aan Waldritten denken. De eenige uitweg was, volgens haar, vluchten en zich verbergen, en aangedaan, over de keuze van haar lieveling liet zij in komieke wanhoop het hoofd hangen. Wij moesten Clamor en Cecile onze verloving mededeelen, en de toestemming aan de ouders van Dora vragen, die ons echter geweigerd werd. De generaal schreef dat Dora in zoo verre vrij was dat zij over haar toekomst kon beslissen; dat hij haar niet kon beletten dezen stap te doen, maar dat hij dien niet goedkeurde. Hij en mevrouw richtten ook ernstige, dringende vermaningen tot mü. De moeilijke oogenblikken die Clamor ons voorspeld had, zijn ons niet gespaardmaar hij, en Cecile hebben ons trouw ter zijde gestaan en dat was niet gemakkelijk voor hen. Zij moesten zeer voorzichtig te werk gaan, als zij ons niet wilden benadeelen. voortaan in zwang zal blijven, zonder verlaging van den rentevoet. In welke streek deze middeleeuwsche bepaling „vrij algemeen" in zwang is, is ons, maar niet mr. Veegens onbekend. Gelukkig voor zoover wij weten niet in Zeeland. Kapitalisten, die zulk een krenterige voorwaarde maken, zetten hun geld zeker niet uit dan tegen ruim onderpand en een rente van vijf percent, en daarvan kunnen ze gemakkelijk een kleinigheid aan de rentebelasting afstaan als zij er zijn zal. Zij, die haar op de schouders van den schul denaar zouden willen leggen, zijn waardig het rijk der geldschieters te worden uitgezet. Soms komt men in verzoeking om te gaan gelooven, dat de geldopnemers, hoe medelijdens waardig die menscben bij het bespreken van het obligatierecht ook worden geteekend, meer uit een citroen kunnen knijpen dan erin zit, en beter kunnen betalen dan de kapitalisten. De kosten van het vernieuwen der hypothecaire inschrijvin gen wilde mon ook al ten laste des schuldenaars brengen, doch dit vliegertje is niet opgegaan. De aangehaalde toekomst-rentebelasting-ver- plaatsings-voorwaarde ziet er notarieel voor sommigen wellicht aanlokkelijk uit, maar in eene hypothecaire obligatie past zij evenmin als het vijfde wiel aan een wagen. Niemand worde dan ook verleid om haar uit de Vragen des Tijds in eene notarieele of andere schuldbekentenis op te nemen, al is de bedongen rente zelfs minder dan vijf ten honderd. Van ouds her beeft elk zijn eigen krnis gedragen Laat dat zoo blijven. Tholen, 22 Mei. „In April de rogge in de aren, de tarwe in Mei." Als het zoo gaat, dan heeft men niet te klagen over de vruchten van het veld, dan volgt de natuur den ouden regel. Voor dit jaar schijnt ze er een uitzondering op te willen makende tarwe zal in Mei geen aren meer zetten. Verleden voorjaar kwam het door het nat, nn door de droogte, die het gevolg is van de aanhoudende noorden en noordoosten winden. Een enkele regenbui verfrischt wel de opper vlakte, maar duurt te kort om veel invloed te kunnen uitoefenen't blijft bij een „slaregen." Het watergebrek begint te nijpen, ook buiten de stadde meeste publieke vergaarbakken van regenwater raken leeg, en men moet maar zien water te halen waar het te krijgen is. 'tls te hopen, dat spoedig eenige zoele regen vlagen verandering brengen, en ons met het water ook de zoo zeer begeerde warmte bezorgen. Bath, 23 Mei. Waren reeds vóór eenige weken de meeste regenbakken der ingezetenen Zij meenden beiden dat wij, om opzien te ver mijden, voorloopig weg moesten gaan en in het buitenland trouwen. Maar dat stuitte mij tegen de borst. Hoe romantischer ons huwelijk in de oogen van sommige menschen was, des te bur. geril) ker moest het voor hun oogen gesloten worden. Wij moesten openlijk doen, hetgeen wij als ons recht beschouwden en Dora was het vol komen met mij eens. Ook Clamor en Cecile zagen dit eindelijk in; maar ter wille van hunne ouders wilden zij het huwelijk niet bijwonen, dat nog in datzelfde jaar gesloten werd, in dezelfde zaal waar ik haar voor het eerst, na zooveel jaren, had weergezien. Op den dag vóór het huwelijk ging ik met Clamor een ring voor Dora koopen en toen ik er een uitgezocht had, betaalde ik dien met een dukaat en een briefje van vijf daalders. „Hoe komt gij nu nog aan zulk een oud goudstuk vroeg Clamor. „Dien dukaat heb ik van uw vader gekregen, toen ik als schildersgezel op reis ging; en dat briefje hij zag mij vragend aan „dat briefje hebt gij den dragonder Kronan in de hand gestopt met de opmerking dat er nog wel eens een tijd zou komen, dat hij het kon gebruiken. Beter dan op dit oogenbük en voor dit doel, weet ik het niet te besteden »Gij goede, beste jongenriep Clamor uit en als die juwelier er niet bij was geweest, zon hij mij stellig om den hals gevallen zijn»

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 1