SCHUTTERIJ.
HELBSAR.
bijvoegsel
MIDDELRURGSCHE COURANT
Middelburg 15 Mei.
feuilleton.
Kerknieuws.
VAN DB
VAN
Maandag 17 Mei 1880. N° 115.
De burgemeester en wethouders van Middelburg
maken bekend
lo dat de commissie uit het gemeentebestuur in
gevolge artikel 15 der wet van den 11 April 1827
Stblno 17) belast met het onderzoek nopens de
al of niet gegrondheid der redenen welke tot
vrijstelling of uitsluiting van de dienst bij de
schutterij zijn ingebracht, hare eerste gewone
jaariijksche zitting zal houden Woensdag den 26
Mei des voormiddags ten 10£ ure ter beoordeeliDg
in hoeverre de redenen waarom in het voorgaande
jaar voorwaardelijke vrijstelling is verleend, bij
voortduring geldende zijn.
2o dat de belanghebbende personen voor zoo
verre zulks niet alreeds door hen is geschiedt, de
schriitelijke bewijzen omtrent de redenen welke
zij voor hunne vrijstelling kunnen aanvoeren alsnog
vóór den 26 dezer ter gemeente secretarie kunnen
overleggen.
3o dat zij, die mochten verzuimen op het be
paalde tijdstip voor de commissie van onderzoek
te verschijnen, zullen worden gerelieerd geene
redenen van vrijstelling te hebben en voor zooverre
zij dienstplichtige nummers getrokken en niet
vallen in de termen van art. 3 a. b. c. 1. en in
artikel 4 der wet bij de schutterij zullen worden
ingelijfd tot dat zij in een volgend jaar hunne
reclames op den aangewezen voet zullen doen
gelden.
Hiervan is afkondiging geschiedt waar het be
hoort den 14 Mei 1880.
De burgemeesser en wethouders voornoemd,
PICKE.
De Secretaris,
G. N. DE STOPPELAAR.
Staatszorg voor natuurschoon.
Een opmerkelijk voorbeeld van staatszorg, dat
onzen tegenstanders van „uitbreiding der staats
bemoeiing" de haren te bergen zal doen rijzen,
wordt ons gegeven, niet door de veel gemasz-
regelte Pruisen, noch door de druk gereglemen
teerde Franschen maar door twee volken, wier
voorlieide voor individueels zelfstandigheid en
afkeer van staatsvoogdij spreekwoordelijk zpn
geworden, door de Amerikanen en de Engelschen.
Wij bedoelen de staatszorg voor de instandhou
ding en bescherming van het natuurschoon.
Keeds zijn sommige overgebleven sehoone
gedeelten van het oer-woud in California van
staatswege voor don bijl des sloopers onschend
baar verklaard; reeds heeft het bestuur van den
staat New-York maatregelen genomen om de
bevallige eilanden in het meer George te vrij.
waren voor de speculatiezucht, die er theetuinen
en villa's met landhuisjes in Zwitserschen en
rococo-stijl van wilde maken; reeds zijn enkele
sohoone valleien en waterpartijen tot onver
vreemdbaar eigendom der republiek gemaakt.
En thans is tusschen het koloniaal gouvernement
van Canada en het bestuur van den staat New-
York eene onderhandeling geopend om den Niagara-
val te redden uit de heiligscbennende banden
die hem tot een broodwinning en een bouw-
speculatie zonden verlagen.
Een roman uit de kunstenaarswereld
VAN
FANNY LEWALD.
EENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK.
ijZiet ge, ik geloof dat de menschen in
het algemeen over zich zelf verbaasd zouden staan,
als men op eens met een tooverslag aan het licht
kon brengen, hoe weinig huwelijken er uit ware
liefde gesloten worden. Meestal worden de menschen
om de eene of andere reden bij elkaar gebracht
en tasten zij toe zonder erg, even als gij zonder erg
de kaart grijpt, die een behendige goochelaar u in
de hand speelt, en verheugen zich over hun vrije
keuze. Als men dan later de kunstgreep begint
te merken, is men aan elkaar gewoon geraakt en
daar wij Duitschers goedhartig van aard zgn,
gaat alles voortreffelijk en blijven wij aan huwelijken
uit liefde gelooven, even als aan andere dingen."
Cecile was het best op haar dreef als zij zoo
redeneerde; maar mij troffen hare woorden veel
Eigenlijk is het kwaad gedeeltelijk al geschied^
Op den Amerikaanschen zoowel als op den Cana»
daschen oever, die den trotschen val insluiten,
zijn sedert jaren reeds ReZcwfère-torentjes, photo-
graphie-werkplaatsen en andere „uitkijken", in
allerlei en geen stijl verrezen. Een gemeene
papiermolen heeft zich meester gemaakt van een
der kleine eilanden, die als smaragden over den
waterspiegel gestrooid liggen en schuift zijn af
schuwelijke loodsen en werkplaatsen steeds verder
naar voren. Hieraan heeft echter de oud gou-
verneur-genraal van Canada, lord Duflerin, zich
zoo geërgerd dat hij kort voor zijn vertrek uit
de kolonie het bestuur van New-York voorstelde
er gemeenschappelijk een einde aan te maken.
Een adres, door een aantal vrienden van den
Niagara in de Onde en Nieuwe Wereld onder
teekend, kwam spoedig dit voorstel ondersteunen.
Twee deskundigen werden door den staat
benoemd, die een ontwerp indienden om eene
strook lands, aan beide oevers, bij de wet te
onteigenen, er achtereenvolgens de leelijke pro
ducten van badplaats-bouwkunst van te verwij
deren en de sehoone lijst, die een van de verruk
kelijkste natuur-tafereelen der wereld insluit, aan
de hand der natuur ter versiering en fatsoeneering
terug te geven. Het bestuur van New-York zal
nu de eerste stappen doen tot het aangaan der
internationale overeenkomst en aan den Canada-
schen kant wacht men slechts op dien eersten stap,
om er met geestdrift twee vooruit te doen.
Daarna zal de Niagara voor verder bederf be
waard wezen en in onbezoedelde reinheid zijn
wilden en ontzagwekkenden stormloop kunnen
voortzetten, gedurende nog zooveel tientallen
eeuwen als, volgens de gedane waarnemingen, het
altijd schurende water noodig zal hebben om de
rotsen, van wier steilte het zich werpt, met den
bodem van het Erie-meer gelijk te maken.
Dat hebben de Amerikanen gedaan en de vraag,
die wij beantwoord zouden willen zien, is deze
ligt er in dit voorbeeld iets dat wij kunnen na
volgen? Het verschil der toestanden springt bij
den eersten aanblik in 'toog. Nederland bezit
geen wereldwonder als de Niagara. Voor dezen
kan het gewettigd wezen de uitzondering te laten
gelden, die den regel der staats-onthouding zou
bewijzen. Toch verdient het, naar 'tons voor
komt, overweging of de staat, de provincie, de
gemeente, of alle drie te zamen, niet meer dan tot
dusver geschiedt zich gelegen kunnen laten liggen,
zoo niet aan de rechtstreeksche bescherming van
het natuurschoon, dan toch aan de bevordering
daarvan binnen den kring, waarover het openbaar
gezag zich uitstrekt.
Het Multapatiorsbond telt thans 1700 leden.
Van de meeste afdeelingen komen gunstige ver
slagen in. De stuiversspaarbanken, te Amsterdam
en Haarlem opgericht, slagen aanvankelijk boven
verwachting. Aan alle gemeentebesturen is, van
wege het bond, een exemplaar van de bekende
Baarnsche politieverordeningen betreffende drank
huizen met memorie van toelichting gezonden
Besloten is, zich tot de tweede kamer te wenden,
wanneer het toegezegde ontwerp tot beteugeling
van het drankmisbruik niet aan de verwachting
voldoet. Bij de directiën van de spoorwegmaat
schappijen, den raad van toezicht op de spoor
wegen en den minister van waterstaat zal op
maatregelen worden aangedrongen tegen misbruik
van sterken drank bij spoorwegambtenaren.
Wij zijn thans in 't bezit der brochure Het Ver
zet des Kerkeraads in zake de Aanneming van
Lidmatendoor dr. F. P. J. Sibmacher Zijnen, pre
dikant te Middelburg (uitgevers Van Benthem
en Jutting alhier). Wij ontleenen daaraan wat
de voorstelling der feiten aangaat, het volgende.
meer dan zij kon vermoeden en ik was lang niet
kalm toen ik mij den anderen morgen bij de
gravin liet aandienen.
TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
De knecht liet mij in een groote ovale zaal,
zonder vensters, die van boven door een koepel
verlicht werd. Rechts en links stonden de kamers
open en door een derde deur tegenover den ingang
ontwaarde ik een serre en daar achter den tuin.
Het was een vertrek zooals men er in het noorden
niet veel vindt en het rijke ameublement, geheel
in denzelfden stijl, verhoogde den aangenamen
ndruk zeer.
Dora kwam uit den tuin door de serre naar
mij toe. Hoe statig en fier was hare gestalte ge
worden
Ik ontroerde bij het denkbeeld dat zij als de
gade van een ander, van een bevallig jong meisje,
zulk een sehoone vrouw was gewordenwant zg
was veel grooter en voller dan vroeger en droeg
het hoofd fier omhoog; terwijl haar haar, dat
donkerder was geworden, in lange lokken langs
hare slapen neerviel. Zij stond daar voor mg als
de godin van dit tempelvormig vertrek, aanbid
delijk schoon en verheven.
„Welkom Kronan", riep zij mg toe met een
stem die mij ook vreemd in de ooren klonk, daar
In Mei 1879 werd bij den Middelburgschen
kerkeraad der N. H. gemeente eene vertrouwelijke
uifcnoodiging ontvangen van het hoofdbestuurder
Confessioneele vereenigingom zich te doen verte
genwoordigen op eene te Leiden te houden ver
gadering van afgevaardigden van nog 7 andere
kerkeraden, ten doel hebbende, met verwerping
van de bestaande reglementaire bepalingen, een
bond op te richten van kerkeraden, die op het
stuk van de erkenning en aanneming van lidma
ten gelijkgezind zouden wezen. Ingevolge besluit
van den kerkeraad is deze vergadering later
bijgewoond door de predikanten Rijnders en
Nonhebei als afgevaardigden, waarvan de laatst
genoemde tot haar voorzitter verkozen werd.
Op deze vergadering, aan welke 10 afgevaardigden
van 5 kerkeraden deel namen, werd vastgesteld
dat het doel en karakter van den kerkeraden-bond
hierin zou bestaan:
«om uitgaande van het verzet tegen het in art. 38
van het reglement op het Godsd. onderwijs belichaamde
beginsel, te zamen de synode of andere kerkelijke besturen
te weerstaan in al wat zij in verband met genoemd artikel
verrichten mochten in strijd met Gods Woord en met de
belijdenis en de rechten der Ned. Heiv. kerk."
De beide afgevaardigden brachten daarna den
15en Januari 1880 in den Middelburgschen kerkeraad
eeu voorstel ter tafel, uitgaande van bedoelde
vergadering, van den volgenden inhoud
«De kerkeraad sluit zich aan bij den kerkeradenbond
zooals die boven is omschreven en besluit, om tot het
doel van den bond te geraken, tot het aannemen der vol
gende middelen
1°. dat er, nu door art. 38 godsd. onderwijs alle con
fessioneele waarborgen bij de aanneming van lidmaten zelfs
in beginsel zijn opgeheven, gezorgd worde voor den
noodigen confessioneelen waarborg bij de aanneming van
lidmaten
2°. dat er scherper toezicht gehouden worde op bet
afgeven en ontvangen van attestation, zoodat zij waarborgen
bevatten, dat men minstens instemt met de twaalf geloofs
artikelen.
3°. dat er maatregelen genomen worden om bij de
aanneming van lidmaten de rechten en verplichtingen van
het ouderlingschap te handhaven.
4°. dat de kerkeraad in vereeniging met de andere
kerkeraden de3 bonds handelend optrede waar een der
verbondenen in eenig opzicht mocht bedreigd worden, zoo
dat hij aan dezen in alles wat voornoemd art. 38 betreft
mede zijn moreelen en financieelen steun bewijst, niet
homologeerende wat er uit verzet tegen dat artikel van
wege eenig kerkbestuur ten nadeele van predikanten of
ouderlingen mocht voortvloeien."
De predikant Abresch stelde voor, bij motie
van orde te doen verklaren dat het den kerke
raad niet vrijstond dit voorstel zelfs in overweging
te nemen, dewijl de leden der gemeente door de
aanneming daarvan verkort zouden worden in
hun recht om op eene attestatie, beantwoordende
aan de eischen der wet, in alle gemeenten als
leden te worden erkend.
De predikant Koch was niet ter vergadering
aanwezig, doch zond eene nota in, ten betooge
dat het den kerkeraad niet vrijstond een officieel
verzet te organiseeren, waarom hij ertegen op
kwam dat het voorstel in behandeling zou worden
genomen en zich voorbehield zoo noodig dit pro
test op wettige wijze te handhaven. Aan dat
stuk wordt hier voorts het volgende ontleend:
//Het vaststellen van confessioneele waarborgen heeft,
getuige de geschiedenis der Christelijke kerk, altijd geleid
tot verkettering en veroordeeling en uitzetting. Ook zelfs
dit rapport bevat hiervan reeds eene vingerwijzing.
Er wordt gesproken vau instemming «minstens met de
twaalf artikelen." Stelt u voor een vroom Christen,
die twijfelingen koestert b. v. omtrent het artikel «nederge
daald ter helle" of «opstanding des vleesches" dan zal
voor den zoodanige de deur der kerk worden gesloten of
hij in gemoede verplicht zijn de kerk te verlaten. Tot
welke onhoudbare toestanden zal men dan eindelijk
geraken
«Verder; de stellers van het Tapport spreken van
instemming minstens met de 12 artikelen. Maar hierbij
zal men immers niet kunnen blijven, want de 12 artikelen
worden ook door de R. Catholieken beleden en kunnen
zij veel lager waB dan vroeger „welkom hier.
Ik had u heden verwacht; want Cecile schreef
mij dat gij hier waart. En dus zijt gij het ook
geweest die eergisteren avond dat Wanderlied
voor mij gezongen hebt?" voegde zij erbij en
reikte mij haar hand, waarop ik vol blijdschap
mijne lippen drukte.
„Hebt gij dat liedje herkend?" vroeg ik
opgetogen.
„Zou ik dat niet herkend hebben Gij hebt
immers gezien dat ik dadelijk naar het venster
ging en ik meende zelfs uw stem te herkennen,
maar ik dacht dat het verbeelding was, daar ik
niet wist dat gij reeds in Duitschland waart.
Maar kom, neem plaats en vertel mij eens het
een en ander. Gij zijt intusschen een groot man
geworden
Eensklaps hield zij op en er kwam een droeve
trek op haar gelaat, die even oprecht was als
mijn innige blijdschap. Wij zwegen beiden. Ik
had uren lang zoo tegenover haar kunnen zitten
en haar bewonderen.
„Gij hebt ook veel aan mijn man verloren,
Kronan", begon zij na eenigen tijd weer. „Hij
hield van u en uwe schielijke vorderingen; uwe
sehoone schilderijen deden hem veel genoegen. Wij
waren beiden trotsch op u. Wat er van mij
is terecht gekomen en dat ik geleerd heb ook
zonder hem door de wereld te komen en op mij
zelve te vertrouwen, dat heb ik ook aan hem
ook zij langs dien weg onze kerk binnenkomen. Dit is
echter natuurlijk niet bedoeld. Nu zal men dus moeten
gaan uitmaken het kenmerkend Protestantsch karakter
daarna bet Gereformeerde. Waar zal men dan
blijven? Ziet de geschiedenis van onze dagen! Ziet de
verdeeldheden onder de orthodoxen zelve! Laat mij ge
achte namen noemen als die van dr, Kuyper, Rutgers,
Bronsveld, van Toorenenbergen, om van zoovele anderen te
zwijgen, en men ziet waar het op uitloopt als men con
fessioneele bepalingen gaat vaststellenIk wensch dat
men deze dingen wel overwege voordat men een georga
niseerd verbond gaat maken om tegen den wettigen gang
van zaken op onwettige wijze zich te verzetten. Of heeft
de kerk in onze dagen niet eene andere roeping?
«Staan wij niet in de maatschappij tegenover tal van
bedenkelijke verschijnselen, waartegen alle ernstige mannen
zich met vereenigde krachten moeten verzetten?
«Zien wij de lichtzinnigheid «n onverschilligheid niet
op onrustbarende wijze bet hoofd opheffen En in plaats
dat wij daartegen in den geest van Christus met elkander
het zwaard zouden aangorden, bieden wij aan de maat
schappij het schouwspel van een koninkrijk in zich zelf
verdeeld! Dit behoorde alzoo niet te zijn! Mits een
iegelijk met waren ernst oprechtheid pare voor God en
menschen, worde bet zooveel mogelijk aan allen, dienaar
de komst van het godsrijk vurig verlangen en Jezus ala
hunnen Heer en Leidsman liefhebben, vrijgelaten om in
onze kerk naar eigen overtuiging te arbeiden en zij het
aller streven elkander te dragen, te verdragen, en zooveel
mogelijk elkanders recht en vrijheid te handhaven!"
Het voorstel werd, ondanks deze protesten, in
behandeling en daarna aangenomen. De heeren
Abresch, Zijnen, Roozemeijer, Van Puffelen en
Dronkers stemden tegen.
Waarschijnlijk tengevolge van een op eene latere
vergadering van den bovengenoemden kerkeraads -
bond te Utrecht genomen besluit, werden door den
kerkeraad in zijne vergadering van 4 Maart 1880
tot bijwoning van de aanneming van lidmaten door
de moderne predikanten ouderlingen benoemd,
van wie te voren te verwachten was dat zg zich
tegen de aanneming der nienwe lidmaten zouden
verzetten.
Voor den predikant Kochtoch werden aangewe
zen de heeren Te vel en Gideonse, van welke de eer
ste reeds vroeger zich ongenegen had getoond eene
aanneming van dien predikant tot het einde toe
bij te wonen. Bij den predikant Sibmacher Zijnen
werden afgevaardigd de heeren De Wagemaker
en De Kok, die beide het vorige jaar verklaard
hadden bg eene aanneming zelfs van den heer
Roozenmeijer niet tegenwoordig te kunnen zijn.
Nadat nu nog in dezelfde kerkeraads-vergade-
ring door de predikanten Rijnders en Nonhebei
mondeling en later ook door den heer Rooze
meijer schriftelijk verklaard, was, dat zij zich,
wat de aanneming betreft, niet aan bet nieuwe,
wettig vastgestelde art. 38 van het reglement op
het godsdienstig onderwijs, maar aan het afge
schafte oude art. 38 zouden houden, verklaarden
de benoemde ouderlingen, dat zij bij de aanne
ming door de predikanten Koch en Zijnen niet
tegenwoordig verkozen te zijn, dewijl deze zich
gesteld hadden op het standpunt van art. 38-
nieuw, welk artikel, volgens do ouderlingen „in
strijd was met Gods woord, met art. 11 van het
algemeen reglement, de belijdenis der kerk en hun
geweten."
Op het door den predikant Abresch te kennen
gegeven leedwezen, dat de kerkeraad door de
eigenaardige keus iu het afvaardigen van ouder
lingen moeilijkheden in het leven riep, die hij
waarschijnlijk door eene andere keuze had kunnen
voorkomen, antwoordde de heer Rijnders, dat hij
juist die moeilijkheden wenschte: het werd hoog
tijd dat men uit elkander raakte, de middelpartij
(waartoe gewoonlijk de heer Abresch wordt ge
rekend), had juist zoo groote schuld op zich
geladen, door dat zij de partijen zoo lang bij
elkander gehouden had. Ook de heer Nonhebei
sprak nog in gelijken geest. Volgens hem was
de kerk te vergelijken bij een ton, die gevuld
met allerlei tegenstrijdige elementen nu op sprin
gen stond; hij juichte dit toe, en zou zich wel
te danken. Mijn hart is altijd een open hoek voor
hem geweest."
Haar kalmte benam mij het weinige wat er nog
van de mijne was overgebleven. Zei zij dit bij toeval,
of met opzet Had zij vergeten hoe wij geschei
den waren? Had zij het zoodanig vergeten dat
dit wederzien het haar niet ééns te binnen bracht?
Had zij den graaf verteld hoo wij op dat oogen-
blik als bij verrassing tot elkaar waren gebracht
en zou hij haar geleerd hebben om als een
voorbijgaande opwelling te beschouwen, hetgeen
jaren lang in de knop verborgen geweest
en op dat oogenblik aan het licht gekomen
was, hetgeen mij op al mijn zwerftochten en bij
alle lots ver wisselingen onvergetelijk, dierbaar was
gebleven Ik wist niet hoe ik het had en was
dus zeer blij dat Dora mij naar mijn levensloop
vroeg, want na daarop in groote trekken geant
woord te hebben, kon ik nu ook naar den haren
vragen.
„Van mijn leven valt na den dood van mijn
echtgenoot niet veel te zeggen. Op den dag
waarop hij alvorens ten strgde te trekken zijn
testament gemaakt had, riep hij mg in zijn
kamer en zei: ik wil u niet bedroeven, want
ik hoop dat ik zal wederkeeren; maar mocht
het anders zijn, bewaar dan uw vrijheid. Neem
u in acht voor .eiken invloed waardoor gij met
uzelve in tweestrijd zoudt kunnen komen en
jeef dan lang en gelukkig voort, in den geest