HELMAR.
MIDDELBURGSCHE COURANT
Middelburg 24 April.
De Transvaal, door een Ooggetuige,
BIJVOEGSBL
VAN DE
TAN
Maandag 26 April 1880. N° 98.
Stremming verkeer over de Koningsbrug
De burgemeester en wethouders van Middelburg
maken beltend
dat Maandag, den 26en dezer, het verkeer met
voer- en rijtuigen over de Koningsbrug gedurende
eenige dagen zal zijn opgeheven.
Middelburg, den '23en April 1880.
De burgemeester en wethouders voornoemd)
P 1C K
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAR.
De heer Van Gorkom, ou d superintendent van
het onderwijs in de Transvaalsche republiek, hield
eergisteren te Goes eene voordracht, waarin hij vóór
de pauze in breede trekken de geschiedenis
schetste van de Transvaal tot de annexatie,
terwijl hij na de pauze eenige persoonlijke erva
ringen mededeelde, gedurende zijn verblijf in
Zuid-Afrika opgedaan. Slechts het eerste deel
der voordracht was onze verslaggever in staat bij
te wonen, en wijl dit ook zonder het na de pauze
gesprokene een afgerond geheel uitmaakt, willen
wij in korte woorden weergeven wat de heer Van
Gorkom verhaalde over de geschiedenis van Zuid-
Afrika.
De eerste vestiging ging uit van de O. I Com
pagnie, en evenals elders was het ook in de Kaap
kolonie niet de élite der Nederiandsche natie die
de kolonie bevolkte. Een aantal Franschen en
Piemonteezen voegden zich bij de kolonisten. Zij
gingen echter geheel in het Hollandsch element
op, wijl de Compagnie wel wetende lioe een
volksaard te dooden is het gebruik hunner
taal ten strengste verbood, zoodat na een paar
geslachten, Hollandsch de eenige taal was en
thans de aan hunne uitheemsche namen ken
bare afstammelingen dier buitenlanders zich
niet onderscheiden achten van de afstammelingen
der Hollanders. In 1806 kwam de kolonie aan
Engeland, dat van den aanvang af de Hollandsche
bewoners heeft getergd en hun het leven moeilijk
gemaakt. In ieder voorkomend geval werd de
kleurling, de Kaffer, Hottentot of Zoeloe, be
schermd tegen den kolonist. De Compagnie had
aan de Kaap ook negerslaven ingevoerd, en
evenals in zijne andere koloniën heeft Engeland
ook daar de slavernij afgeschaft, aan de Boers
eene schadeloosstelling van 3 000.000 belovende,
waarvan echter slechts éen derde betaald werd
in assignaties op Londen, zoodat ook daarvan
voor de Boers de grootste helft aan kosten van
inning verloren ging.
Het werd eindelijk den Hollanders te bang aan
de Kaap en een tienduizendtal trok noordwaarts
op om een land te zoeken waar zij vrij van
hunnen arbeid konden leven. Zij stichtten achter
eenvolgens den Oranje-Vrijstaat, Natal, West-
Griqualand en de Transvaal. De Engelschen
lieten ze eerst stil trekken, doch zoodra ze in
vruchtbare streken gevestigd waren, trad do be-
feuilletou.
Een roman uit de kunstenaarswereld.
VAN
FAJNNY LEWALD.
DERTIENDE H0QFDSTUK.
Ik had m oeite om mij aan zooveel hartelijkheid
te ontrukken en nog in tijds den postwagen te
bekli mmen, die mij, langs den nieuw aangelegden
straatweg, tot vlak voor het slot Waldritten zou
brtngen; want de generaal, die met zijn bedrij
vigheid een ware weldoener voor de buurt was
geworden, had weten gedaan te krijgen dat
Waldritten een station was geworden.
lerwijl ik vol heerlijke illusies naar huis reed,
had mevrouw vader bij zich laten komen. Hij
zag er nog heel kras uit en verrichtte trouw
zijn dienstofschoon hij dien winter zijn zeventig
ste jaar bereikt had.
»Ik moet eens met u spreken, Kasper," zei
zij, „en ik wenschte wel dat gij niet weer zoo
«ftig en weerspannig werdt, als indertijd toen
wering op den voorgrond dat de uitgewekenen
Britten waren, en dat dus iedere voet gronds,
door hen bebouwd, in bezit genomen was namens
Hare Britache Majesteit, eene stelling die later in
de opeenvolgende annexatie der nieuw gestichte
staten hare toepassing vond.
De Transvaa'sche Boers vonden hunne eerste
hoofden in Hendrik Potgieter en Andries Pre-
torius, welke laatste vooral een man van buiten
gewone geestkracht schijnt geweest te zijn. Zooals
overal echter waar twee hoofden zijn was er ook
hier een te veel, en de ij verzacht tusschen beide
mannen deed partijen onstaan in den joDgen staat.
In 1818 bracht men een Volksraad tot stand,
eene constitutioneele vertegenwoordiging van het
volk. Doch de Boers waren weinig rijp voor
zelfregeering en begrepen niet veel van hunne
constitutie. Menigmaal werd zeer ernstig de vraag
opgeworpen wat er gebeuren moest als de kom-
mandant-gcneraal, het hoofd der republiek, over
eene zaak zus, en de meerderheid van den Volks
raad er anders over dacht. Het constitutioneel
begrip, of zoo men wil de fictie, dat de meerder
heid eener vertegenwoordiging den souvereinen
volkswil uitdrukt was hun geheel vreemd. Een
merkwaardig staaltje van hunne politieke on
mondigheid is, dat zij in die jaren bij conflicten
over de regeering dikwijls advies haalden bij
zekeren Bührmann, een jong mensch, die op avon
tuur naar de Transvaal was gekomen, na eerst
in Amsterdam kantoorklerk en klein winkelier
geweest te zijn.
In 1858 zou men het staatsrecht der Transvaal
beschrijven en er kwam inderdaad eene grondwet
tot stand, „onze zwartbonde," zooals de Boers
haar noemden. Doch in 1876 wist men niet meer
wat er eigenlijk in die grondwet stond. Want
wat was het geval geweest Men had niet het
minste begrip, dat organieke wetten zich enkel
binnen de grenzen der hoogste staatswet mochten
bewegen, en overtrad dus dikwerf de grondwet
door latere bepalingen. Viel het verschil in het
oog, dan richtte men de zwartbonde door eene
kleine verandering in naar het latere besluit. Al
die grondwetsveranderingen moesten te vinden
zijn in de notulen van den Volksraad, maar het
was daarmee zoo gesteld dat de heer Jorissen en
een paar anderen, door president Burgers belast
met een onderzoek wat in 1876 eigenlijk het
positief staatsrecht in de Transvaal was, hunne
taak moesten opgeven. Het was niet meer te
vinden.
Die grondwet van 1858 heette de grootste
vrijheid te huldigen, wat echter niet wegDam dat
art. 8 voorschreef dat men niets mocht gelooven
dan wat de Dordsche vaderen als het rechtzin
nige geloof hebben vastgesteld, en dat in art. 20
werd bepaald dat de Roomsch-katholieke gods
dienst nimmer op het grondgebied der republiek
zou geduld worden.
Alles giDg nog goed zoolang de oude Pre-
torius leefde, eene krachtige persoonlijkheid, een
autocraat in den goeden zin, zooals de Transvaal
noodig had. Zijn zoon, de thans nog levende
Pretorius, die 15 a 16 jaren president der republiek
was, is echter geen groot man en zijn bestuur
bracht niet veel verbetering in de Transvaal,
zoodat president Burgers, in 1872 optredende,
een Augiasstal vond te reinigen.
Het leven in den staat was geheel gedemorali
seerd. De ambtenaren brachten hunnen tijd door
met leegloopen tusschen het kantoor en de club,
en als een merkwaardig staaltje deelde de heer
V. G. mede dat eens de secretaris van den
Volksraad, de tweede ambtenaar der republiek,
verordend heelt dat, zoodra de thermometer des
middags zekere hoogte bereikte, er enkel des
avonds op de bureelen zou gewerkt worden, maar
dat er dan ook buitengewone arbeid zou verricht
worden. En waarin bestond die buiteugewone
arbeid? Men bedronk zich gezamenlijk in de
kantoren van den staat.
Aan ieder hoofd van een gezin was bij de inbe-
wij hier zijn komen wonen. Gij weet dat Helmar
van daag komt."
„Ja, dat heeft hij geschreven. Wij hebben
alles voor hem in gereedheid gebracht."
„Dat is het juist!" viel mevrouw hem in
de rede „Helmar moet op het kasteel logeeren
en niet bij u."
Vader zweeg. De generaal had hem op zijn
zeventigsten verjaardag voor zijn geheele leven en
dat van moeder, het gewezen tuinmanshuisje ge
geven en dit netjes voor hen laten inrichtenterwijl
mijn oudöte broer de vroegere ouderlijke woning
betrokken had.
Mevrouw vroeg waarom vader geen antwoord
gaf.
„Mevrouw!" sprak hij, „zijn moeder heeft
de achterkamer met het beste wat zij had voor
hem in orde gemaakt en al is hij nu voornamer
geworden dan wij en al gaat hij nu met groote
lui oin hij zal toch wel kunnen slapen in het
huis van zijn eigen vader en moeder."
„Slapen wel, maar werken kan hij niet bij
ui"
„Daarvoor heeft mevrouw immers al eenige
dagen geleden de grijze kamer laten inrichten en
de vensters tot op de helft donker laten maken;
maar hij zou toch al heel slecht moeten gewor
den zijn als hij niet het liefst onder ons dak
sliep en ik weet heel goed wat hem toekomt.
Wij hebben hem ons eigen bed gegeven en ik
jsitneming van het land 3000 morgen vruchtbare
grond toegekend, waarvoor hem eeu bewijs was
afgegeven. Door de gebrekkige afpaling echter
en den handel in die bewijzen gedreven, ontston
den er tallooze quaesties over eigendom en bezit,
die berecht moesten worden door den landdrost.
Hoe die rechtspraak ging leerde de heer Y. G.
ons uit een sprekend voorbeeld. Een landdrost
die partijen hunne zaak had hooren toelichten, zat
verlegen met de zaak. Hij vroeg aan den oudste
der prucedeerenden, of deze, „oome Pauw," nu
werkelijk dat stuk grond wederrechtelijk in bezit
had. Men kan 's mans antwoord bevroedeü, eu
hij won zijn proces; „want, zei de landdrost,
oome Pauw zou daarom niet liegen." De heer
Burgers maakte door eene herziening van het
kadaster, die in den korten tijd van drie of vier
jaren een vrij bevredigend resultaat gaf, aan dien
misstand een einde.
Groote verbetering bracht hij ook in den dienst
der posterijen en dit was noodig. Als er vóór
zijn tijd in de hoofdstad een postpakket kwam,
werden de brieven voor de stad er eerst uitge
zocht, en met het overige werd een Kaffer het
land ingezonden die aan iedere hoeve en ook aan
ieder dien hij tegenkwam het pakket gaf om er
uit te zoeken wat voor hem was. In den regel
kwamen deze zonderlinge brievenbestellers spoedig
terug; want zij stuitten allicht op een of ander
minder nauwgezet persoon, die hun wijsmaakte
dat het gansehe pakket voor hem bestemd was.
Na de hervormingen van Burgers echter was
het zeldzaam als er een brief vermist werd.
Hier vond de heer Van Gorkom de gelegenheid
om een warm woord te spreken voor den genialen
en dood eer 1 ij ken Buigers, dien hij bereid
is tegen iederen aanval en tegen iedere lastering
te verdedigen.
Burgers maakte zijne bekende reis naar Neder
land en liet Joubert als vice-president achter.
Tijdens zijne afwezigheid begonnen de stroop
tochten van den naburigen Kaffervorst Secocoeui,
en Joubert die in afwezigheid van deu president
de verantwoordelijkheid voor een oorlog niet op
zich durfde nemeu, hield de zaak sleepende. Toen
Burgers echter terug was moest er een besluit geno
men worden. Hij stelde aan den Volksraad de vraag
of er oorlog zou gevoerd worden tegen Secocoeni.
Tegen zijn zin zeide de Volksraad: ja. En toen
moet het bezielende taal geweest zijn, waarin
Burgers tot de Boers zeide„Gij wilt den oorlog;
welnu, uw souvereine wil geschiede. Maar doet
dan ook uw plicht I"
Men deed dat ook in den aanvang en met
goeden uitslag. „Had men éen uur langer ge
vochten, riep de heer Van Gorkom uit,
dan was Secocoeni voorgoed onschadelijk geweest
Doch er was geknoeid, de Boers waren opgezet
tegen Burgers, op het beslissende oogenbhk riepen
zij„huis toe, huis toe, ons wil nie meer vecht
nie," en ze gingen naar huis. Toen de Volksraad
weer bijeen was, had men berouw en men zou
nog eene poging wagen met een korps vrijwil
ligers, dat dan ook tot stand kwam. Iedere
Boer zou 60 opbrengen om het korps te be
kostigen. Eu toen deed zich een ongehoord feit
voor, een doorslaand bewijs der verregaande
immoraliteit van de Boers. Leden van den Volks
raad die voor de oprichting van het vrijwilligers
korps en voor de te heffen belasting hadden
gestemd, weigerden later de 60 te betalen. Het
was in dien tijd dat Burgers zijne pcrsoonlyke
eigendommen verpandde voor f 36.000 om in de
behoeften van het korps te voorzien.
Was men echter zwak in de Transvaal; de
vijand was nog zwakker. Hij had de bebouwing
zijner landen verwaarloosd en do Kaffers kregen
gebrek. Op het onverwachtst legde Secocoeni
het hoofd in den schoot, onderwierp zich aan de
Transvaalsche republiek en verklaarde zich bereid
eene schatting te betalen.
Men had in Kaapstad het oog gevestigd ge
houden op de gebeurtenissen in de Transvaal.
heb op de markt waschgerij en al wat hij noodig
heeft, gekocht. Hij heeft sedert hij aan het ver
dienen is ordentelijk wat overgezonden en dus
kunnen wij ook best wat voor hem doen."
Mevrouw had moeite om zich goed te houden en zei
„Goed, oude vriend, handel daarin zooals gij
wilt. Gij ziet ik geef toe en dus moet gij het
ook doen. Het spreekt van zelf dat Helmar bij
ons eet en daar gij zelf zegt dat hij een brave
jongen is, die zijn plicht jegens zijn ouders doet,
denkt gij toch zeker niet dat bet hem pleizier
zou doen als zijn oude vader achter zijn stoel
stond en hem presenteerde
„Neendat geloof ik niet en neem mij niet
kwalijk, mevrouw, dat zou ik ook niet gedaan
hebben ik had u al willen vragen om daar
van verschoond te blijven. Maar als gij het toe
staat zou ik toch gaarne willen zien, hoe mijn
jongen met mijnheer en mevrouw aan tafel zit.
"Ik heb al met Frederik afgesproken dat ik alles
zal aandragen en op het buffet voorsnijden. Zoo
lang hij bij mij aan huis was heb ik brood voor
hem gesneden, vergun mij nu ook dat ik hem bij
u aan huis het vleesch voorsnijde dan zal het
hem nog eens zoo goed smaken."
Mevrouw Van Marville reikte hem dehand en zei
„Gij zijt een braaf man, Kasper, en de gene
raal zal er zeker niet tegen hebben dat ik u nu
uw zin geef."
„Dat geloof ik- ook niet, mevrouw, en ik
Sir Theophilus Shepstone was naar Pretoria ge
zonden om als vriend de gezamenlijke belangen
der blankeu namens het koloniaal bestuur van
the most gracious Queen met het bestuur der
Transvaalsche republiek te bespreken. Hij zeide
dat de kleurlingen het gewonnen hadden en dat
daardoor voor alle blanken een gemeenschappe
lijk gevaar was ontstaan. Blomzoet waren zijne
voorstellen tot aaneensluiting en het scheen een
hemel op aarde in Pretoria.
De Transvalers lieten sir Theophilus echter
zwart op wit de voorwaarden zien, welke Seco
coeni had onderteekend, en de Engelsche agent
moest naar andere middelen omzien om zijne
zending te volvoeren. Hij schreef aan president
Burgers dat hij vernomen had dat Secocoeni niet
wist wat hij onderteekend had en zich sterker
gevoelde dan ooit. Hij vroeg dat de Transvaal
eene deputatie naar den Kaffer koning zou zenden
tot onderzoek der zaak, en dat aan drie leden
van zijn staf vergund zou worden als passieve
getuigen die deputatie te vergezellen.
Men liep in dien strik. Burgers gaf toe aan Shep
stone, naar de heer Van Gorkom zeide uit liefde
tot de waarheid, die vóór alles moest onderzocht
worden. Volgens den redenaar won dus een
onberedeneerd idealisme het van het politiek ver
stand, en men liet aan den vorst die zich vormelijk
had onderworpen, plechtig vragen of het hem
daarmede wel ernst was, enkel en alleen
omdat een derde daaraan twijfel koesterde. Dit
duistere punt in de geschiedenis van de Transvaal
werd ons ook door de rede van den heer V. G.
niet volkomen opgehelderd.
De heer Van Gorkom maakte deel uit van de
deputatie welke met deze zonderlinge boodschap
vertrok naar de stad van Secocoeni. De reis was
niettegenstaande de ongemakken van het reizen
in een met ossen bespannen wagen en te paard
langs steile hellingen, heerlijk, en vooral de
ligging der stad van Secocoeni is betooverend.
Zij ligt in eene kom rond welke telkens hooger
bergen zich achter elkander verheffen en onmerk
baar zich verliezen in den nevel. De heerlijke
kleurschakeeringen schijnen hier voor den kunste
naar alle idealiseeren der natuur onmogelijk te
moeten maken.
De behandeling welke de Transvaalsche depu
tatie hier ondervond was in schrille tegenspraak
met die hartverheffende omgeving. De Transvalers
en de passieve getuigen van sir Theophilus
werden beleefd ontvangen en tot den volgenden
morgen gelegerd in eene omheining. De Engel
schen sliepen in eene bijenkorf-vormige hut, de
gewone woning der Kaffers, en de heer Van
Gorkom en zijne gezellen onder den blooten
hemel. Er gebeurde toen iets zeer vreemds. De
heer Van Gorkom kon den slaap niet vatten en
zag eensklaps uit de hut der Engelschen eerst
een paar armen, toen een hoofd en eindelijk een
geheel lichaam door de lage opening te voorschijn
komen. Een tweede volgde en beide begaven
zich buiten de omheining. Eene plaats gevonden
hebbende waar hij ze bespieden kon, zag de heer
V. G. dat zij eene samenkomst hadden met den
vertrouwden raadsman van Secocoeni, dat bood
schappen gewisseld werden met de nabijgelegen
woning van dien vorst, totdat eindelijk de Engel
schen weer terugkeerden naar hunne slaapplaats.
Men was verraden, en dit bleek ten duidelijkste
toen den volgenden morgen de samenkomst der
Transvalers met Secocoeni plaats had. Hij ont
kende zich onderworpen te hebben, weigerde
schatting te betalen, meende dat hij met president
Burgers in de stelling was van vrienden op
gelijken voet en zeide dat hij een gezantschap
naar Pretoria zou zenden om verdere afspraken
te maken. Gesteund door de Engelschen had hij
een uitnemend gebruik gemaakt van de grove
onhandigheid der bestuurders van de Transvaal.
De heer Van Gorkom en de zijnen hadden
niets meer bij den vorst te doen en gingen heen.
De „passieve getuigen" bleven nog wat, en van
ben u zeer dankbaar. Ziet gij mevrouw, ieder
op de plaats waar hij hoort.*
Hij kuste haar de hand en wilde gaan maar
bij de deur riep mevrouw hem terug zeggende:
„Kasper! Als gij merkt dat er bij u aan
huis iets ontbreekt voor hem, zeg bet dan aan
de huishoudster. Hij moet het goed hebben bij
zijn vader en hij behoeft volstrekt niet te weten
waar gij het van daan hebt.
„Dank u wel, mevrouw! Ik heb alles, zelfs
een kleedje voor het bed en mooi wit linnen.
Ik heb niets gesppard voor onzen jongste; want
wij hebben nog wat bij hem goed temaken, daar
wij hem de laatste maal toen hij hier was, nog
niet voor vol aanzagen en hem dit te veel hebben
laten merken."
Dit zeggende ging hij heen en toen 's middags
op mijn verzoek de postillon op zijn hoorn blies,
terwijl wij de poort naderden, stond vader reeds
op den uitkijk. Ik sprong nit den wagen en viel
hem om den hals, waarbij de tranen hem langs
de wangen rolden.
„Dat is niets," riep hij „dat komt van
den ouden dagGeef uw goed hierVooruit nu
Hij schaamde zich dat hij zoo aangedaan was en
riep een jongen om mijn portefeuilles en schilder
doos te dragen.
„Breng dat op het sloten gij Frits," tot
mijn broeder, die intusschen was komen aanloopen,
„pak met mij dien koffer op, wij zullen het