he: I BUITENLAND. Ill De Lesseps aan het werk. Belgische brieven. Ingezonden Stukken. Briefwisse I ing. N°: 9i Middelb PBU] handeling Over de Noord Nederlandsche ningen. Door burg, en weth. is daarvoor aan den heer Dirks reeds een brief van dankbetuiging gericht. Nog deelt de voorzitter mede dat sedert de vorige vergadering gelegenheid is gevonden eenige aan de gemeente toebehoorende ijzeren voorwerpen voor eene som van f 187.70§ te verkoopen. Eindelijk geeft de voorzitter kennis dat D. Samuelse, pachter van het land op het Molenwater, in gebreke is gebleven zijn pacht te betalen en ook zijne borgen te vergeefs zijn aangemaand, waarom het dag. bestuur in overweging geeft eene rechtskundige commissie te benoemen ter beantwoording van de vraag of eene rechterlijke vordering zal worden ingesteld. Hiertoe besloten zijnde, en dewijl de raad de benoeming niet zelve wenscht te doen, noodigt de voorzitter de heeren mrs. W. A. van Hoek, A. P. Snouck Hurgronje en J. A. van Hoek uit die commissie uit te maken. De vergadering is daarna gesloten. Toen op het verleden jaar te Parijs gehouden congres het thans vaststaande plan voor het Panama-kanaal was aangenomen en men den heer De Lesseps vroeg om de leiding der zaak op zich te nemen, zeide hij .Mijne vrienden dringen erop aan dat ik mij aan het hoofd dezer zaak zal stellen, ik kan daarop slechts antwoorden: als een generaal eene eerste zege heeft behaald kan hij den tweeden slag niet weigeren. Ik neem hun voorstel aan en hoop dat zij, evenals vroeger, mij hun steun zullen willen leenen." In de toe juiching welke deze woorden aan de leden van het congres ontlokten lag de overtuiging opgesloten dat de zaak eene groote aanwinst had gedaan. Men had den man aan het hoofd gekregen, die bij den bouw van het Sucz-kanaal zoovele be wijzen van werkzaamheid, volharding en belange loosheid heeft gegeven, dat niettegenstaande zijn hoogen leeftijd eene zaak onder zijne leiding geene kans op mislukken meer schijnt te hebben. Men herinnert zich den stand van zaken vöor het congres. Eene in 18T5 opgerichte Société civile had naar de landengte drie expedities gezonden onder leiding der Fransche zeeofficieren Wyse en Beclus, welke met een talrijk en goed uitgerust personeel voorzien, na de derde expeditie terugkwamen met volledige plannen en studiën voor een kanaal en met de door de regeering der Vereenigde Staten van Columbia voor 99 jaren verleende concessie tot bet aanleggen van een kanaal door de landengte op het punt waar de ondernemers dat zouden goedvinden. Deze Société civile stond de concessie af aan Do Lesseps voor 10 millioen franken, de helft bij de oprichting der kanaalmaatschappij in baar geld, de wederhelft in actiën der maatschappij te betalen. Toen werd het de vraag om geld te krijgen. Eene som van fr. 2,000,000 voor voorloopige onkosten werd te Parijs door de vrienden van den heer De Lesseps in twee dagen ingeschreven en gestort. Daarop wendde hij zich tot het publiek om geld. Meer dan drie weken lang bield De Lesseps aan alle hoeken van Frank rijk voordrachten over de zaak waarin hij zoo vast gelooft. Men ontving hem met geestdrift, maar hield de beurs gesloten. Ten deele wellicht was het pnbliek nog niet genoeg voorbereid op de zaak. Maar zeer veel invloed had de oppositie van eenige zwendelaars, waar onder Philippart, die bezig aan het oprichten eener nieuwe bankinrichtingDe Lesseps lieten belasteren en zijne plannen verdacht maken om den stroom van het kapitaal van het Panama- kanaal in hunne dievenhanden af te leiden. De kapitalisten, vooral weder de kleine, lichtge- loovig en dom als altijd liepen in den strik, brachten voor Philippart cum suis een grooten hoop geld bijeen, van dat zonderlinge geld uit groote zwendelaars-ondernemingen waarvan men is toch zeker en stellig mijn eigendom, zoo goed als mijn geheugen of mijn kunstenaarsaanleg." „Zeer scherpzinnig uitgedacht en in de kunstenaarswereld wellicht steekhoudendMaar vergeet niet vriendlief, dat die wereld niet de wereld is en dat men in de verschillende maat schappelijke kringen ook verschillende opvattingen over geoorloofd en ongeoorloofd heeft. Wat de een als een recht beschouwd en wat misschien ook geen onrecht is vindt de ander niet be tamelijk, of gepast. Wanneer een kunstenaar zulk een uitstekend geheugen bezit dat hij daar mede ons, gewone stervelingen, zonder onze toestemming geheel in beslag neemt, moet hij met dat geheugen dubbel op zijne hoede zijn. Maar dat is eigenlijk uw zaak 1 Wat mij betreft, ik mag er niet aan denken een copie van dit portret te bezitten, zonder de toestemming der personen die het aangaat en vóór het midden van den zomer kan daarvan geen sprake zijnofsshoon ik weldra weer naar huis en naar Waldritten zal moe ten gaan," Daarna sprak hij over gewone onderwerpen evenals altijd; maar het kwam mij toch voor dat hij niet tevreden over mij was en daar ik daarna ging dansen en hij vroeg vertrok, zag ik hem dien avond niet meer. Clamor ontmoette ik herhaaldelijk en die behandelde mij alsof hij de rol van den graaf overgenomen en plotseling allen afstand tnaschen ons vergeten had. Die vrije en wel ziet dat het verloren gaat, maar nooit de verdere lotgevallen kan nasporen en De Lesseps leed een fiasco met de geopende inschrijving. De inmiddels in Amerika tegen het kanaal opgezette politieke agitatie deed daartoe het hare. Dit ontmoedigde echter den genialen onderne mer niet, die oud genoeg is geworden in de leiding van groote zaken om in een oogenblikkeiijk tegenvallen geen reden te vinden tot wanhopen aan eene zaak, van welker levensvatbaarheid hij eens de overtniging heeft gekregen. Hij begon toen aanstonds eene commissie van ingenieurs te vormen die op do plaats zelve het plan vau Wyse en Beclus zou verrfieeren en besloot om het verwijt te ontgaan dat hij sprak over een land dat hij niet kende om zelf met die com missie mede te gaan naar Panama. Een der ingenieurs, Blanehet, ging vooruit eu werd na zijne gunstige berichten spoedig door anderen, den heer Jégon en de gebroeders Marolle, gevolgd, terwijl op de landengte zelf de Columbische ingenieur Pedro Sosa zich bij hen voegde. Deze heeren hadden echter nog slechts eeDe voorloopige zending; de heer De Lesseps vormde te Parijs zijne iutemationale commissie en, om door feiten de geruchten omtrent het ongezonde klimaat op de landengte te weerspreken, liet hij bekend maken dat zijne vronw en drie zijner kinderen hem op zijne reis zonden vergezellen. Den 8en December van het vorige jaar verliet de commissie op de stoomboot La Payette de haven van St. Nazaire en den 30en kwam zij te Colon Aspinwall aan, waar zij met geeotdrilt werd ontvangen en aanstonds haren groet bracht aan het standbeeld van Columbus, wiens denkbeeld van een westelijken weg naar Indië zij ging helpen verwezenlijken. Den volgenden dag voegden zich de Amerikaansohe leden der commissie bij de Europeanen, en in een met groen en vlaggen getooiden trein stoomde men de landengte door naar Panama, waar wederom eene ieestelijke ontvangst de Europeesche bezoekers wachtte. „Vier dagen laDg, schrijft een der reisgenooten, waren het maar volksspelen, stierengevechten, hanengevechten, gioote parades, vuurwerken, diners met lange toosten enz." Geen wonder dat men verlangde om aan het werk te gaan. Hoe de commissie haren arbeid verdeelde en volbracht zien wij in een volgend attikel. Brussel, 20 April 1880. Gedupeerd worden kan ieder gebeuren, zelfs een scherpzinnig en krachtig man als den heer Windt horst, hoofd der ultramontanen in den Duit- schen rijksdag. Hij had zich beroemd dat de heer Von Bismarck niet vroeg genoeg kon opstaan om hem voor te zijn. Weinu, prins Bismarck is de vlugste geweest; de heer Wiudthorst is beetge nomen en ontveinst het zich niet. Met den heer Frère-Orban is het geheel anders. Niet alleen is hij beetgenomen en weet hij het; maar hij beweert nog dat hij alle reden heeft om over het Vaticaan tevreden te zijn. Dan is de heer Frère al met bijzonder weinig tevreden. Intusschen doen de bisschoppen van den kansel den brief aflezen, waarin Leo XIII aan den heer Dechamps, kardinaal-aartsbisschop van Mecbelen, zijne goedkeuring te kennen geeft over zijn gedrag, en de pastoors verzuimen niet daarbij eene bloemlezing van aanmerkingen te geven in hunne hevigste, hartstochtelijkste enmeest dweepzieke taal. Als de heer Frère-Orban zich, na zulk een slag in het aangezicht van den paus ontvangen te hebben, tevreden verklaart, dan kan hij op mijn woord een man genoemd worden die zijne ziel in lijdzaamheid bezit. Want men moet wel in het oog houden dat zonder de bepaalde toe stemming van den paus de bisschoppen den brief ongedwongen manier stond hem vrij wat beter dan de trotsche, hoogmoedige uitdrukking welke zijn gelaat anders aannam en toen ik hem in de loop van den avond nauwkeurig gadesloeg, merkte ik dat hij zeer sterk het hof aan Cecile maakte. Het was een knap paarzooals zij daar samen danstenhij met zijne groote, flinke gestalte, zijn zwart krulhaar en zware wenkbrauwen, het tij po der oude Yon Waldern's en daar naast die bevallige Cecile, die haren broeder zoo vaak tot model diende. Maar Clamor en Yon Waldern Marville en een jodinnetje! al was zij ook de dochter van nog zulke aanzienlijke ouders dat was immers onmogelijk Terwijl ik daar over nadacht snelden zij mij onder het walsen voorbij, geheel in eikaars aanblik verloren, terwijl haar mond lachend de woorden beantwoordde welke hij haar in het oor fluisterde. Als zij hem eens beminde! Als hij eens in zijn overmoed met haar liefde speelde. Zij kende den hoogmoed, de eerzuchtige bedoelingen van den generaal niet. Ik herinnerde mij een gezegde van een der bedienden op het kasteel, toen ik nog een kind was: „Sedert wij hier op het slot wonen, waar die twee in steen gehouwen wapenschilden boven de deur prijken, denkt de generaal er niet meer aan waar hij van daan gekomen is; beneden graven en gravinnen doet hij het voor zijne kinderen niet meer." En vader vond dat ook juist zooais het behoorde; want niet 'van den kansel zouden mogen laten aflezen. Men verwacht eene interpellatie in de kamer, welke de heer Frère zelf zal uitlokken, naar men zegt. Zijne ophelderingen zullen de moeite waard zijn. Zou hij den ultramontanen hunne dialectiek ontleenen IN MEM OTtI AM. Dat wijlen dr. Hendrik Polman Krnseman de man is geweest, die in zijne betrekking als rector aan het stedelijk gymnasium alhier een meer dan gewonen invloed heeft uitgeoefend op de vorming, ontwikkeling en beschaving van zeer velen der invloedrijkste mannen in ons gewest, is niet alleen een woord van meer dan gewonen lof, maar geeft ons aanleiding om na te gaan hoe hij dat gedaan heelt. Zijn beeld in geheel zijn omvang schetsen kan ik niet. De schrijver van deze regelen heeft nooit tot zijne leerlingen behoord en nog maar eenige jaren geleden heeft hij hem nu en< dan ontmoet. Maar juist daardoor wordt het gemak kelijk de klip van wijdloopigheid te vermijden, waar het de vraag alleen geldt: wie is hij voor zijne leerlingen geweest Wat hij daarvoor was, zoudt gij terstond hebben kunnen zien, indien gij, evenals schrijver dezes, het voorrecht hadt genoten een van uwe kinderen gedurende bijna een zestal jaren aan zijne leiding te hebben toe vertrouwd. Het was toch opmerkelijk, hoe dr. Kruseman in een betrekkelijk kort tijdsverloop den indruk van zijne gansch eigenaardige per soonlijkheid aan zijne leerlingen wist mede te deelen. Hij had het oog slechts te laten gaan over de spes patriae en ieder gevoelde het dat een electrische vonk door het lokaal liep. Een zijner leerlingen schepte meer dan eenmaal er behagen in, te vertellen hoe hij eens onwille keurig opgezien had, toen hem onverwachts in de sociëteit het hem uit vroegere jaren zoo wel bekende hémm! tegenklonk. Van waar dat eer biedig ontzag, waaraan men zich op rijperen leeftijd zelfs niet kon onttrekken 't Is terecht gezegd, dat alles schuilde in Kruseman's karaktertrek van nauwgezetheid en plichtsbe trachting. Zocht gij naar de bron waaruit de talrijke kleine misères van den gymnasiast voortvloeiden, gij voudt altijd een en dezelfde: hij had namelijk de lui op hun plaats gezet, waar lauwheid, onverschilligheid en slordigheid ook maar dreigden door te breken. „Pas op uw zaken" was schering en inslag. Hij mocht daar door de schrik van menigen novitius geweest zijn, spoedig leerden de leerlingen van ouderen datum hem op dat punt beter kennen en ook waardeeren. Daarenboven, die stiptheid was niet iets dat tijdelijk, of voor den vorm door hem werd aangenomen. Ieder ,die hem maar eenigszins kende, wist het: het was zijne natuur. Nauwge zetheid was in hem belichaamd en daarom, vooral bij latere kennismaking, zoo gemakkelijk te verdragen. Kruseman, zooals bij daar voor u stond, met die breede borst, die gedrongen gestalte, die korte hals, die tintelende grijze oogen, behoefdet gij maar te hooren spreken om te weten, dat hij de personificatie van plichtsbetrachting was en dat hij het justum ao tenacem propositi virum meer dan eenvoudig gelezen had. Kenmerkend zeide hij mij, de laatste maal toen ik hem bezocht tot oplossing van eenige bezwaren bij de invoering van de reorganisatie van het hooger onderwijs„mijn vriendik weet het niet, ik kan u niet helpen; maar wees daar van verzekerd: wij zullen doen wat wij kunnen, wij zullen onzen plicht doen." Geen wonder, dat men zulk een man te streng gevonden heeft; maar laat het zoo zijn, dan nog vóór den generaal had er nog nooit een droppel onadellijk bloed in het geslacht der Walderns gevloeid en vader vond dat de generaal dit op die manier weer goed moest maken. Ik hield inderdaad van Cecile, want ik had mijne maatschappelijke opvoeding en mijn opname in den gezelligen kring grootendeels te danken aan haar hartelijkheid, haar openhartigheid en haar tact om de menschen, met wie zij omging, voor hare goede oogmerken te gebruiken. Ik wist dat ik in haar én in haar broeder ware vrienden bezat en als ik er iets aan kon doen, zou haar geen leed geschieden, ook niet door Clamor. Ik wilde haar waarschuwen, haar als een grap die geschiedenis der grafelijke huwelijken vertellen en zij was verstandig genoeg om die te begrijpen. Toen ik echter bij mij zei ven dat woord grafelijk huwelijk noemde ging mij eensklaps de gedachte door het hoofd: ritmeester Berkow is een graaf en de erfgenaam van een oud-adellijk familiegoed in Oost Pruisen. Dat zou een man naar het hart van den generaal zijnEn de graaf was in den laatBten tijd zoo dikwijls in Waldritten geweest! En hij had het portret van Dora zoo gaarne gehad! Maar hg was al diep in de dertig en Dora was nog lang geen achttien jaar. Ik was bijna acht jaar ouder dan zij. De graaf kon haar vader wel zijnDora was nog zoo goed als een kind; maar wat ging mij dit alles ook aan Het ging mij in het minst niet aan i Het raakte is niemand in staat, om die gestrengheid hooger te qualificeeren dan als le défaut de ses ver lus. Bij een blik, zoo ernstig geworpen op wetenschap pelijke ontwikkeling, was het niet anders mogelijk of van allen vooruitgang moest hij zich nauwkeurig rekenschap gesren en kon hij met oppervlakkigheid en schijn zich ook geen oogenblik tevreden stel len. Maar juist dat hij geen stap voorwaarts ging alvorens hij zich goed verzekerd had van den bodem, waarop hij stond, dat hij honderdmaal liet hooren: „jullie kent {tovlevco nog niet" dat is zijn onsterfelijke verdienste. Daardoor maakten de leerlingen van het Mid del burgsche gymnasium bij het allerwege gevreesde staatsexamen in 4649 een goede figuur. Maar juist in die stiptheid op de grondslagen der oude talen, in zijn onverzettelijken afkeer van allerlei geleerde verwaandheid, schuilde zijne schijubare onmeedoogendheid. Schijnbaar zeg ik, want van den anderen kant zoudt gij niet verwacht hebben, dat diezelfde Rector secerus de meest geduldige en welwillende man ter wereld was, wanneer hij begreep dat er lasten gebonden werden, die zoo gemakkelijk niet te tillen waren. Zijn lankmoedigheid was dan inderdaad verwon derlijk, maar nooit liet hij het bespeuren en altijd was hij erop uit om de vires intentae te houden. Prijzen deed hij bijna nooithij verklaarde het meer dan eens, dat hij nergens banger voor was. De minste ijdelheid werd stevig in den hoek gezet uoaar bij dat alles werd ook nooit vergetenut desint vires tarnen est laudanda voluntas Zoo was Krnseman voor zijne jongens. Er zijn er geweest, die het niet bij hem konden uithouden. Er zijn misschien nog velen, die u allerlei treffende verhalen kunnen doen. Maar zij die tot aan het einde hem gevolgd zijn, heb ben hem ook altijd meer leereu waardeeren. In scherts en in ernst hebben zij behoefte gehad om met dankbaarheid te erkennen het goede zaad, dat hij in de dagen hunner zoogenaamde ver drukking in hunne harten heeft gezaaid. En ieder die hem ooit als docent in den katheder heeft gehoord, zal moeten blijven erkennen, hij was een man van degelijke wetenschap, groote wils kracht en edelen geest. Ave pii manes discipüli te salutant A. B. Wordt vervolgd.) Van den heer A. F. Marlet, te Hontenisse, ontvangen wij een antwoord op het tweede ingezonden stuk van den heer Hamstra MCt van 19 dezer). Het personeel karakter van dat antwoord belet ons het op te nemen, daar wij alleen voor een strijd om openbare belangen, niet voor een tusschen personen, onze ruimte beschikbaar stellen. Wij bepalen ons dus tot de mededeeling dat de heer Marlet verklaart niets terug te nemen van zijn protest, geplaatst in ons no. van 14 dezer, terwijl hij voorts omtrent het door den heer Hamstra aangevoerde over bewezen sleepdienst door de stoomboot op hare reis van Vlake naar Walsoorden, het volgende schrijft: «Het geval, dat de heer H. aanhaalt om zijn vermoeden omtrent den kapitein te staven, beteekent niets als men weet dat zoodanige hulp alleen bewezen' wordt als voor te laat komen geen gevaar bestaat. Nog nooit is door de schuld des kapiteins een reiziger te laat gekomen." (Red.) mij niet! En was er wel een beter, braver man dan de graaf te vinden Maar Cecile moest ik waarschuwen, dat stond bij mij vastik kwam echter den heelen avond niet meer in haar nabijheid, want Clamor verliet haar geen oogenblik en ik moest eindelijk afscheid van haar gaan nemen, zonder haar alleen gesproken te hebben. MI HoofJ GEDRUKT BIJ UB GEBROEDERS ABRAHAMS IE MIDDELBURG. De Haagscbe Courant bevestigt hl medegedeelde bericq een zeer ongunstig wetsontwerp betrek! schoolwet met 1 Ntf er echter bij da| raad een advies in diend. Naar aa correspondent het „Natuurlijk dat I feiten eens afvraagl college van den raa dan springt in he{ de antiliberale elen lijk zijn versterkt, twee conservatieven I heeren Heemskerk! vervanging van libJ een feit waaroveq maar dat toch de misschien willen be| geheel buiten de pel benoemingen voorl volstrekt niet gelet f mij voorkomt is die kelijkheid. Indien moeten uitbrenger^ die met de politiek dan kan het bij richting, waartoe advies van groote] het geval als ml benoemt oud-parlef Heemskerk Az. Tb| de illusie gemaak de politiek geheel en op zijn voorl wel conservatieven noemd; maar latl komen van deze illfl men zelfs zoover vl volkomen onbestaal raai kabinetmaal draagzaam,wie eenil ten onzent bekend van state, welks van de beginselen tegenwoordigd, vol struikelblok kan alle belangrijke miDisterie geheel iJ moet daarom telkej niet in die richtis 15. £en roman nil F AKS TWAALl Eon paar dagen op mijn atolier. van die partij bij zl was zoo in mijn wl dag zei zander op Ik bad den voril een schetB gemaakt een ruiter in den op het beslaan va; van het vnur vail naar buiten wierp, een zeer mooi eflecT „Dat wordt plaats nemende, met zgn kennersoo heel goedmaar «oetea nog wat mi

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 6