188Ö.1 N°. 95. I2Se Jaargang! Donderdag 22 April. Middelburg, 21 April. De openbaarheid der kohieren. Kerknieuws. Marine en leger. Kunstnieu ws. MIDDEIRURGSCHE COURANT. Dit blad verschijnt dageljjksj Advertentien: 20 Cent per regelJ met nitzondering van Zon- en Feestdagen. *l||||öSSp|r Geboorte-» Trouw-, Doodberiohten enz,: van 1—7 regels 1,50 Prijs per 3/m. franco 3,50. iedere regel meer 0,20. Afzonderlpe ncmmers zijn verkrijgbaar a 6 Cent. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangére G. L. Daubi en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Eesbach en Johis. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL. De tweede kamer heeft gisteren, vrij onver wacht, een zeer belangrijk besluit genomen in de sedert lang hangende zaak van de open baarheid der kohieren voor de plaatselijke belastingen. Een kort overzicht van den loop dezer quaestie is, tot goed verstand der zaak, niet overbodig. Zij werd bij de 2e kamer aanhangig gemaakt door een adres van den heer 0. P. Metelerkamp, wien ter secretarie van Amsterdam inzage ge weigerd was van de kohieren der inkomsten belasting. Zijn beklag over deze weigering bij den raad en bij gedeputeerde staten werd niet ontvankelijk verklaard, op grond dat de klager zelf niet op het kohier voorkwam en art. 264 der gemeentewet, ofschoon voorschrijvende dat de kohieren „gedurende minstens 14 dagen voor een ieder ter lezing nedergelegd zullen worden," daarmede slechts bedoelt per sonen die op de kohieren voorkomen, en voor hen alleen nog inzage van het gedeelte der kohieren, dat hen persoonlijk aangaat. De minister Kappeijne zond, cp nitnoodiging der kamer, over dit adres eene nota van in lichtingen in, welke meer van juridische spits vondigheid dan van ernstige en volledige beschouwing van het vraagstuk getuigde. De minister betoogde in de eerste plaats dat het recht, in art. 140 en 133 der grondwet aan de ingezetenen gegeven om van den koning vernietiging van gemeentelijke verordeningen te vragen, niet ten doel had uitspraken der regee ring over theoretische twistvragen uit te lok ken, welke geen uitwerking in de practijk konden hebben. Dit zou, meende de minister, hier het geval zijn, dewijl de koninklijke macht niet zoo ver strekt om den raad voor 't vervolg een andere uitlegging van art. 264 der ge meentewet op te dringen. Tevens was de minister echter van meening dat de raad door zijne uitlegging niet gehan deld had in strijd met de wet. Hij trachtte dit uit hare geschiedenis en uit eene vergelijking met de Belgische wetgeving tebetoogen. Over het beginsel zeii dat bij de zaak betrokken was, over de noodzakelijkheid dat door open baarheid controle op de kohieren uitgeoefend kunne worden, over de wenschelijkheid dat de gemeentewet bij het meer en meer, ook in groote gemeenten, in zwang komen van in komstenbelastingen, zoodanig worde uitgelegd dat hare bepalingen voor deze in 1851 nog minder voorkomende belasting doeltreffend mogen zijn, hierover werd in het ministerieel advies geen woord gezegd. De tweede kamer plaatste zich dadelijk op een ruimer standpunt. Keeds in het verslag barer commissie, samengesteld uit de heeren Godefroi, Van der Linden, Luyben, Lobman en Van der Peltz werd, nevens de quaestie van wetsuitlegging, ook die van het algemeen belang gesteld. „Met het oog op het groot gewicht der zaak," zeide de commissie, niette zullen onderzoeken in hoe verre de kamer over elk verschil van wetsuitlegging een oordeel moet uitspreken, zelfs indien voorzien kan worden dat hare uitspraak geen practisch ge volg kan hebben. Vervolgens betoogde zij dat de duidelijke en ondubbelzinnige woorden der wet: „v o o r een i e d e r," geen historische of andere uitlegging eischen of toelaten. Zij deelde dus niet de meening van den minister, dat de afwijzende beschikking van den gemeenteraad op het verzoek van den heer Metelerkamp niet in strijd was met de wet, en was evenmin van gevoelen dat de vernietiging dier beschik king door den koning geen gevolg gehad zou hebben. Ware zij vernietigd, dan had de heer Metelerkamp het recht, dat hem onwettig ont houden werd, weder kunnen vorderen en zoo noodig, op grond van artikel 127 der ge meentewet, den commissaris des konings om handhaving van zijn recht kunnen verzoeken. „En al ware dit alles anders, zoo eindigde het rapport, dat door vier van de vijf leden der commissie eenparig vastgesteld was, dan nog zoude de vernietiging van het raads besluit eene niet te miskennen zede lijke werking hebben uitgeoefend." De slotsom van het rapport was: onder dankzegging aan den minister voor de gegeven inlichtingen, over te gaan tot de orde van den dag. Door den heer Schimmelpenninck van der Oije werd nog voorgesteld hier aan toe te voegen: aan den adressant Metelerkamp afschrift van het rapport te doen toekomen. De kamer heeft echter gisteren, bij deze conclusie, tevens haar gevoelen uitgesproken: „dat het besluit van den gemeenteraad van Amsterdam strijdig is met artikel 264 der gemeentewet". Wij zijn de kamer zeer dankbaar voor deze handhaving van de rechten der ingezetenen tegenover eene hekrompen uitlegging der wetwaardoor dezein strijd met hare vrij zinnige en ondubbelzinnige bewoordingen, onvoldoende voor de sedert 1853 ontstane nieuwe behoeften van het gemeenteleven ge maakt werd. Er is nu echter, sedert weinige dagen, iets voorgekomen dat aan de uitspraak der kamer een nog meer ingrijpend karakter verleent. Zij heeft thans de handeling van den gemeen teraad der hoofdstad strijdig met de wet ver klaard. Nu is tweeërlei mogelijk: De raad kan van zijne verkeerdheid overtuigd worden en de kohieren voortaan werkelijk voor een ieder toegankelijk maken. De raad van Amsterdam is echter van oudsher een trotsch en koppig lichaam, dat van 't erkennen van dwalingen en van 't buigen voor het recht van een alleenstaand burger niet licht hooren wil. Maar ook de wet kan gewijzigd worden. En ziejuist vdor een paar dagen werd het Handelsblad, door eene indiscretie vermoedelijk, in staat gesteld een vertrouwelijk schrijven van den minister van binnenlandsche zaken aan de gedeputeerde staten der provinciën bekend te maken, waarin een wijziging der artt. 264266 van de gemeentewet wordt ontworpen, door welke juist het omineuse ter inzage stellen van de kohieren, zoo „voor een ieder" als voor eenig sterveling, vervallen zou. Wij hebben die voorgestelde wijziging in ons nommer van 20 dezer uit het Handelsblad overgenomen. De kohieren zouden door bur gemeester en wethouders vastgesteld en door gedep. staten goedgekeurd worden. De be lastingschuldige zou door zijn aanslagbiljet alleen met zijn eigen aanslag in kennis gesteld worden en het recht hebben binnen drie maan den daartegen hij den raad, en van 's raads beslissing binnen een maand hij gedep. staten in verzet te komen, onder gehoudenheid in middels van voorloopige betaling van het ver schuldigde. In de memorie van toelichting wordt dit ontwerp alleen hierop gemotiveerd dat het „herhaald nederleggen" der kohieren en de be handeling der daartegen ingebrachte bezwaren zooveel tijd vereischen, dat de invordering der belastingen, vooral in groote gemeenten, eerst laat in 't jaar, somtijds eerst in een volgend jaar, kan plaats hebben. Alleen daarom wil de minister, zonder de voorgenomen wijziging der gemeentewet af te wachten, alvast deze artikelen vervangen. In 't voorbijgaan wordt er echter bijgevoegd:„A1 is de strek king daaraan vreemd, zal de aanne ming van dit voorstel de twistvraag omtrent de openbaarheid der kohieren uit den weg ruimen." Hoe onschuldig 1 Er is echter ook een ander middel om twistvragen uit den weg te ruimen en dat isze doOr eene bevoegde macht te laten beantwoorden. Dat heeft onze wetge vende macht gedaan, nu de tweede kamer gisteren heslist heeft wat de zin der wet is. Er bestaat dus nu geen twistvraag meer en zelfs den raad van Amsterdam staat het niet langer vrij om „strijdig met de wet" te han delen. Die beslissing doet ons hopen dat de kamer ook voor verdere pogingen tot „uit den weg ruiming" ontoegankelijk zal zijn. Wanneer het stelsel van directe heffingen, door inkomsten belasting en andere hoofdelijke omslagen, meer en meer het stelsel der toekomst belooft te worden, vooral voor de financieele huishou ding der gemeenten, dan behoort volledige openbaarheid daarvan de grondslag en de sluitsteen te wezen. Wij herinneren de liefhebbers van bloemen en planten aan de jaariijkscbe tentoonstelling der Vereeniging tot bevordering van den tuinbouw in Zeeland, welke morgen in het Schuttershof alhier geopend zal worden. Een voorloopig bezoek aaD de nog niet gerangschikte verzameling schonk ons heden de overtniging, dat hun, vooral na den strengen winter dien wij achter den rug hebben, die aan vele gewassen zooveel kwaad gedaan heeft, eene ware verrassing wacht. Heden ochtend had in allen eenvoud de begra fenis plaats van dr. Hendrik Polman Kriiseman, in leven rector van het stedelijk gymnasium alhier. In overeenstemming met het uitdrukkelijk verlangen van den overledene werd niet aan het graf gesproken. Burgemeester en wethouders, de secretaris van het college van curatoren (waarvan de burgemeester voorzitter is), de leeraren aan het gymnasium, de leerlingen (welke een tweetal kransen op de kist hadden gelegd), vrienden, oud leerlingen en een aantal andere belangstellenden waren op de begraafplaats aanwezig om den overledene eene laatste eer te bewijzen. Ter vervanging van wijlen den heer D. Brugge- man is, met 41 van de 47 uitgebrachte geldige stemmen, tot lid van den raad van Koewacht gekozen de heer A. van de Putte. De heer F. Caland, stationschef te Clinge en archivaris van Hulst, is benoemd aan het genea logisch en heraldisch archief te 's Gravenhage. IN. Ct.) De aanneming der conventie-Ter Neuzen door de eerste kamer heeft met algemeene stemmen, die van het wetsontwerp tot vereeniging der gemeenten Sluis, Heilie en Sint Anna ter Maiden met 21 tegen 7, die tot gemeentelijke indeeling der Wester-Bchelde met eenparige stemmen plaats gehad. Amsterdam, 20 April. De stoomvaart maatschappij Nederland kon niettegenstaande den uiterst gedrukten toestand der vrachten in Indig, over 1879 een dividend uitkeeren van 4i pet. De bruto-winst bedroeg f 679.000. De netto-winst na alle afschrijvingen 161.773. De kiesvereeniging Alblaiserdam en omstreken heeft besloten tot het indienen van een adres aan de tweede kamer tot aanbeveling der rente belasting, als het eenige afdoende middel tot hervorming van hot belastingstelsel in goede richting. De brieven en verdere stukken voor New-Found- land worden in 't vervolg uitsluitend verzonden met de Britsche pakketbooten welke des Woens dags om de 14 dagen van Queenstown vertrekken; De verzending nit Nederland vindt plaats op Maandag 26 April en vervolgens des Maandags om de veertien dagen per trein van 6.30 avonds nit Botterdam naar Vlissingen. De moderne lidmaten te Dordrecht zijn Zon dag in de Augustijnen kerk aangenomen en als lidmaten ingeschreven, in tegenwoordigheid der afgevaardigden van het prov. kerkbestuur. Naar wij vernemen is door de predikanten •Sibmacher Zijnen en Koch mededeeling gedaan aan den kerkeraad der Ned. Herv. gemeente alhier, dat zij in zake de uitspraak van het klassikaal bestuur betreffende de aanneming van lidmaten zich wenden tot het provinciaal kerk bestuur van Zeeland in hooger beroep. Het ramtorenschip Schorpioen zal niet verder voor eene reis naar West-Indië gereed gemaakt worden, maar aan de werf te Nieuwediep in conservatie blijven liggen, dewijl het schip als niet volkomen zeewaardig beschouwd word. Door den minister van oorlog is een com missie benoemd tot herziening van het reglement op den inwendigen dienst bij de cavalerie. Door verschillende omstandigheden wat later dan gewoonlijk, gaf de zangvereeniging Tot Oefening en Uitspanning alhier gisteren avond hare tweede en laatste uitvoering van dit seizoen, bestaande nit eenige nommers van Mozart's be roemd Requiemeene Hymne van Mendelssohn, voor gemengd koor en sopraan-solo, Zigeunerleben van Schumann voor gemengd koor en Hiller's hier van ouds bekende Lorelei. Men kent de legende van het Requiem, Mozart's laatste werk, in zijn sterfjaar (1791) aangevangen en op zijn ziekbed nog slechts in zooverre voltooid, dat hij aan zijn leerling Sttssmayer de instrumen tatie van sommige en het uitwerken van andere, alleen in cijferschrift geschetste nommers over moest laten. Wat van de bedoelde legende waar moge zijn, zeker is het dat geen verhevener en schooner gedachten ooit den meester, gedurende zijn korte leven, bezield hebben dan bij het ont werpen van dit werk, dat liij van den aanvang af als zijn zwanenzang beschouwde. Voor uitvoering door een talrijk koor in eene kerk, met begeleiding van orgel en vol orkest bestemd, behoeft het geen nader betoog hoe weinig eene voordracht als ons gisteren te ge nieten werd gegeven, met enkele piano-hegeleiding, iu staat is het schoone, doch zeer strenge werk in zijne waarde en beteekenis te doen uitkomen. Voor hen die met het Requiem bekend zijn, of zich in eenige algemeene muzikale ontwikkeling mogen verheugen, levert zulk eene nitvoeriug echter altijd nog een groot genot op, dewijl uit hetgeen zij hooren voor hunne verbeelding eene voorstelling gevormd wordt van wat eene voor dracht naar alle eisehen der kunst zou kunnen zijn. Om binnen deze grenzen de uitvoering een genot te doen blijven, moet aan twee voorwaarden voldaan wordenzij moet niet te lang duren en de voordracht moet zoo goed wezen, als de beschikbare krachten toelaten. Beide deze voorwaarden werden gisteren ver vuld slechts eenige nommers, uit de verschillende hoofddeelen van het werk, werden ten gehoore gebracht en de uitvoering getuigde van zeer ernstige studie en zorg, van de zijde des directeurs en der leden zoowel, als van die der jonge dame, mej. Van den Honte Willems, die te elfder ure de begeleiding op zich had moeten nemen en in wie wij eene stadgenoote mogen begroeten, die van haar leertijd aan het conservatorium te Keu len, veelbelovende vruchten huiswaarts heeft gebracht. De koren van het Requiem, het moeilijkste misschien dat op het gebied van den koorzang te leveren is, werden met veel juistheid gezongen 5 het attaqueeren geschiedde met grooter eenheid dan wij bij vroegere uitvoeringen wel eens mochten opmerken en wanneer wij meenden waar te nemen dat de leiding van den directeur rustiger en duidelijker geworden was dan bij ziju debuut,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 1