n«: 9; he: BUITENLAND. Champagne contra Bourgogne. Ingezonden Slakken, Middelt: land, van f 10 tot f 23 per bnnder meer pacht geboden dan de vorige pacht bedroeg. We weten niet in hoever misschien toevallige omstandigheden erbij in aanmerking gekomen zijn, zoodat deze cijfers op zichzelf niet Zooveel beteekenen; maar ook uit andere streken komen na en dan berichten van nog steeds klimmende pachten. En dat na do geducht slechte jaren, door zoo- Veel landbouwers geledenMen kan haast niet aannemen dat de hoop op vette jaren na zooveel magere er den moed zoo inhoudt, ja dien nog voortdurend versterkt. Eerder vreezen wij, dat het verschijnsel ongunstig is en dat het noodlot tige inboeten van kleine kapitalen en wanhopig concnrreeren de menschen verlokt bet onmogelijke te beproeven. {Zier. Cl In het jongste nommer der Landbouw-Ct. geeft de heer J. van der Baan, te Wolfaartsdijk, eene korte levensbeschrijving van den heer J. van Hsrtum, den bekwamen veearts, wien de Zeeuw- sche veestapel, door zijne doeltreffende maatrege len tegen de longziekte, zooveel verschuldigd is. Hij werd den 4 Januari 1805 te Goes geboren, in 1830 bevorderd tot rijks-veearts le klasse, te Zierikzee, den 18 October 1839 tot provincialen veearts in Zeeland benoemd en overleed den 20 December 1849 te Middelburg. De heer D. Bauduin heeft in de Landb.-Ct. in eenige opstellen een landbouwkundige wande ling in eenige streken van Engeland beschreven. Aan hot einde daarvan schrijft hij «Langs Vlissingen terugkeerende, moest ik een dag verblijven bij den heer G. J. v. d. Bosch in den Wilhelminapolder bij Goes, en kersversch nit Engeland komende, na al het vorenstaande en nog veel meer te hebben bezichtigd, was het mij eene hoogBt aangename gewaarwording niet alleen weder eene vaderlandsche landbouw-onderneming te zien, doch vooral, omdat ik na een zeer aan genaam en nuttig tochtje door den ca. 1600 bunders grooten polder tot de overtuiging kwam, dat, mocht ik ook al in den vreemde hier en daar verspreid, enkele onderdeelen beter hebben gevon den, ik toch nergens, alles te zamengenomen, zulk een uitgebreide, wel bestuurde, prachtige land bouwonderneming had ontmoet." Naar aanleiding van een onlangs door ons opgenomen bericht omtrent het kunstmatig kleuren van radijs, schrijft de Landb. Ct. Wij hebben naar aanleiding van die opmerking roode radijsjes ontboden. Door wrijven kon de roode kleur niet verwijderd worden, zelis door afschrappen met een mes nietwel lieten de radijsjes zich schillen; wat overbleef was wit. Wij hebben toen, om te beproeven of radijs jes werkelijk te kleuren waren, met behulp van rooden inkt witte radijsjes zoo fraai rood geverfd dat zij van echte roode niet te onderscheiden waren. Wij hebben ze daarna op eene warme plaats gelegd, zoodat de roode inkt er kon intrekken. Het bleek toen, dat de radijsjes na deze zoo slechte ververij na afgewasschen te zijn, toch nog min of meer rood bleven. Een en ander brengt ons tot de overtuiging, dat het verhaal van de geverfde radijzen best waar kan zijn, in elk geval, dat radijs rood te kleuren is en men ons dus kunstmatig rood gemaakte radijs zou kunnen voorzetten. Daarvoor kan men ge bruik maken van onschadelijke of van schadelijke kleurstoffen, b. v. aniline, en dan daarmee in der menschen maag stoornis wekken. Verleden Zondagvoormiddag is teKloetinge een buitengewone plechtigheid geschied aan een ingezetene dier gemeente is namelijk de doop door onderdompeling toegediend. In een watergang in den Noordhoek weid de doopeling driemaal ondergedompeld. De eerwaarde heer, die deze kon beantwoordenwant nu ik hoop had dat er wezenlijk iets van mij terecht zou komen, verlangde ik dubbel dat mijne ouders lang in 't leven zouden blijven, opdat ik hun zou knnnen bewijzen dat ik geen ketellapper was geworden en ik hield nog veel meer van den ritmeester nu hij zoo vriendelijk over vader sprak. Juist op dit oogenblik kwam de oppasser binnen en gaf hem een visitekaartje. „Zeer aangenaam!" zei de ritmeester, legde palet en penseel neder en gaf mij een wenk dat ik in de andere kamer zou gaan, waarvan de deur, als altijd, open stond. „Welkom! Welkom te Berlijn," riep hij op vroolijken toon en reikte den binnenkomenden officier der garde-uhlanen de hand. Het was Glamor ik herkende hem terstond, ofschoon hij groot, slank en knap geworden was en ik hem sedert onze kinderjaren niet gezien had „Gij hebt goed gedaan met u naar hier te laten overplaatsen. Het leven is hier aangenamer dan te Potsdam en dat eeuwige heen en weer reizen is vervelend en buitendien hebt gij hier immers nog familie van moederszijde en misschien ook wel van vaders zijde Clamor ontkende dit laatste en de ritmeester vroeg hoe men het te Waldritten maakte. Clamor vertelde dat het zijne ouders goed ging, dat de generaal onlangs nog een stuk grond bijgekocht had, en steeds aan het bouwen en verbeteren was plechtigheid verrichtte, is een zekere Van Beek, naar men zegt afkomstig van WolfaartBdijk, waar hij vroeger arbeider wasthans schijnt hij zich meestal elders op te houden en hier en daar zich te beg veren in het propageeren zijner godsdienst begrippen. {Cf. Ct.) Sir Henry Bessemer werd Donderdag bekleed met het eerelidmaatschap van het Draaiersgild te Londen, een der machtige corporaties van ouden datum in de Engelsche hoofdstad. Bij eene aan spraak, waarin hij met eenige formaliteiten plechtig de rechten der draaiers van Londen deelachtig werd, deed de president uitkomen hoe sedert de invoering der methode van Bessemer de productie van gegoten staal vijftienmaal grooter ,s geworden, terwijl de kosten van 600 a 720 per ton tot f 120 waren gedaald. Door de vervanging der ijzeren door stalen spoorwegrails wordt nu reeds meer dan /13.000.000 j -arlijks be spaard, en wanneer alle ijzeren rails door stalen vervangen zijn, zal die besparing bijna f 50.000.000 jaarlijks bedragen. Denzelfden dag werd de heer Parnell begiftigd met het eereburgerschap der city van Cork. Daar had men op minder practiech werk te wijzen. Bij Europa-Point, de zuidelijkste kaap van het Spaansche schiereiland, is de Sicolo Tomaseo, een Oostenrijksche bark, met eene volle lading petroleum naar Triest bestemd, door den bliksem getroffen en geheel verbrand. Het Grand-Hotel op den Boulevard Anspach te Brussel is wegens de faillietverklaring der firma die het exploiteerde, gesloten. Curators in het faillissement hadden aan den eigenaar, de stad Brussel aangeboden om de zaak voorloopig voort te zetten, doch de gemeenteraad heeft dit voorstel verworpen. Professor Nordenskiöld is gisteren te Kopen hagen aangekomen. De Vega werd door de Sond begeleid door een aantal stoombooten en de ont vangst der reizigers wa3 zeer warm. De groot- kamerheer, graaf Holstein, bracht Nordenskiöld en Palander bij den koning die hnn de kruisen overhandigde van commandeur en ridder der Danebrogs-orde. De straten van Kopenhagen waren vol juichende menschen en een aantal Zweden waren overgekomen om hun beroemden landgenoot te verwelkomen. Volgens de Exchange Gazette znllen de heeren Kotksehild eene Russische leening uitgeven van f 180.000.000. De Schotten schijnen een voorgevoel te hebben dat het optreden van den beer Gladstone als minister niet voor langen tijd zal zijn; althans zij hebben eene inschrijving geopend om een gedenkteeken voor hem te Edinburgh op te richten, wat minstens genomen een zonderling denkbeeld is als zij hem lang als verantwoordelijk minister der koningin denken te zien. Prins Gortschakoff 's geneesheer behoudt hoop op herstel van zijn patiënt, doch de kanselier zelf is overtuigd dat zijne ziekte noodlottig zal afloopen en wacht zijn einde met kalmto af. Een eergisterenmorgen uitgegeven bulletin verklaarde dat de algemeene zwakte van den prins den ganschen nacht onveranderd bleef. Des morgens was hij zeer opgewonden en ijlende. Een gisteren ochtend publiek gemaakt bulletin spreekt van zwaarte in het hoofd en groote zwakte waarover do patiënt klaagt en bevat geene meer geruststellende berichten. De geleerden in de 17e en in het begin der vorige eeuw hadden nogal eens een hoogloopenden twist, want was eens een verschilpunt geopenbaard, dan trad door de heftigheid der behandeling dikwerf om zijn ideaal van een model-boederij nabij te komen. „En hoe maakt het uw zusje?" „Die zoudt gij, geloof ik, niet meer kennen, zij is zeer groot geworden en voor veertien jaar al een heel deftige dame." „En zeker mooi ookviel de ritmeester hem in de rede, „want het was al een mooi kind toen ik haar anderhalf jaar geleden voor het laatst gezien heb." „Als het niet wat gek stond omdat het mijn eigen zuster is, zou ik zeggen dat Dora heel mooi geworden isf Maar vervolgde hij, een etni uit zijn zak halende, „ik heb juist dit familie portret van de post gehaaid, oordeel dns zelf!" „Ja waarlijk, uitstekend, uitstekend 1 wat ziet uw moeder er nog goed uit. En hoe bevallig staat dat meisje naast haar! Dora is de bekoor lijkheid zelve. Het is alsof zij die lieve, deemoedige houding van een der Madonna's van Rafaëlheeit „Deemoedig!" riep Clamor lachend. Neen, dat is alleen een weinig verlegenheid of een aan genomen houding, want Dora is de vroolijkheid en levendigheid zelve en lijkt in het minst niet op een Madonna: zij is veel te donker. Maar zij ziet er lief uit, dat is waar!" „De kleur doet er niets toe, het ligt in haar blik!" beweerde de ritmeester, die het etui nog altijd bekeek. „Wat houdt de generaal zich de zaak op den achtergrond en bewoog de strijd zich meer om de bittere woorden welke men elkander naar bet hoofd had geworpen. De eigen liefde bewoog hen dan soms tot de koddigste middelen om gelijk te krijgen. In het jaar 1711 waren Benigne Grenan en Charles Coffin professoren te Parijs. Den eersle, een Bourgondiër, vloeide op een goeden dag eene Latijnsche ode uit do pen op den vurigon wijn van zijn land. Coffin, in Champagne geboren, nam den handschoen op en bezong, met geen mindere geestdrift bezield, den schuimenden Champagnewijn zoo verdienstelijk dat Grenan's ode in de critiek dier dagen geheel op den ach tergrond geraakte. Grenan zag dat hij geslagen was en nam zijne toevlucht tot listhij wist van Fagon, een dokter bij wiens kunst ganseh Parijs zwoer, een advies te krijgen dat, het koolzuur der Champagne zuren in de maag ontwikkelde en aanleiding gaf tot prurigo, eene lastige huidaandoening. Veel gezon der, ja een geneesmiddel tegen menige kwaal was de krachtige Bourgogne. Toch dronk Gre nan zoo zeide de booze wereld als hij alleen was liever den schuimenden Champagne, welke hij in ledige banden in zijne bibliotheek verborg. Die persoonlijke voorliefde ontnam hem echter het genot niet ganseh Parijs het advies van den knappen dokter te zien volgen. Goede raad was duur voor Coffin, die begreep dat ook hij een helper in den strijd moest brengen. Na lang beraad had hij zijne keuze gevestigd. Hij zond 50 flesschen van den besten Oeil-de Perdrix naar De Fontenelle, die een der invloed rijkste medewerkers was van het Journal dee Savants, met het verzoek den door intriges thans roemloozen wijn te beschermen en het bewijs te leveren dat de uitspraak van een Fontenelle in Frankrijk meer weerklank zou vinden dan de verdachte orakeltaal van een armzaligen pillen draaier die over Champagne zooveel kon oordeelen als een blinde over eene Madonna van Raphael. „Ik leg, zoo eindigde de brief, het lot van mijnen door rechtmatigen toorn schuimenden landsman in uwe band en aan nw voor al wat schoon is gloeiend hart, en ik geef mij over aan de zoete hoop dat gij machtiger dan Fagon den armen, miskenden Champagnewijn tot nieuwe zegepralen voeren en door de toovermacht uwer poëzie onsterfelijk zult maken." De vleierij van den professor bracht Fontenelle reeds in een halven roes. Hij trok aanstonds een der ten geschenke ontvangen flesschen open, dronk een glas en was van dat oogenblik de groo'ste vereerder en de onvermoeidste verdediger van den door Fagon belasterden wijn. In het volgende nommer van het Journal des Savants verscheen een lang artikel, waarin de twistvraag tusschen de beide professoren met geleerde termen en ellenlange aanhalingen ui* verschillende schrijvers aan alle kanten werd toe gelicht en ten Blotte werd gezegd dat na deze treffende bewijzen er geen twijfel meer kon be staan of een glas Champagne was heilzamer voor den mensch dan eene flesch Bourgogne. „De eenige wijn die onzen door verdrietelijkheden gekwelden geest den zegen der vroolijkheid bezorgt is de Champagne. Zjj is de don Juan der wijnen, die allo vrouwenharten overwint, de talisman die ons den gouden sleutel verschaft tot de rozen- poorten der liefde, de tooverstaf die ons uit de ellende dezer wereld verplaatst in de geneugten van het paradijs. Leve Coffin en de Champagne Parijs was gewonnen. De „don Juan der wijnen" bad een onbetwistbare zegepraal behaald op de logge Bourgogne en Grenan gaf den strijd op om kort daarna in een sterkeu roes van Bourgogne den geest te geven. In Cnampagne zelf was men zoo tevreden over den afloop van den strijd, dat de stad Rheims besloot jaarlijks twee manden Champagne aan Coffin te zenden, welke ze tot zijn dood toe eerlijk met Fontenelle deelde. goed", vervolgde hij na een poos „Men heeft het toch het beste als men op zijn eigen grond woont, dat is eerst het ware levenUw vader heeft wijs gedaan met in tijds zijn ontslag te nemen. Als ik het zoover gebracht heb, doe ik het ook misschien wel vroeger en vergenoeg mij met landjonker en een beetje schilder te zijn voegde hij er lachend bij. „Apropos ik heb van daag een schilder die op uwe bezittingen thuis hoort bij mij. Kom eens hier, Kronan!" en hij begon te vertellen waarvoor hij mij gebruikt had, ten einde mijn kleedij te verklaren. Ofschoon ik het costuum nog aan had, sloeg ik aan en stelde mij in postuur, hetgeen natuurlijk heel belachelijk moet geweest zijn. Clamor begon dan ook hartelijk te lachen en riep „Wat ziet hij er mooi uitZonder mij goeden dag te zeggen, of met een woord toe te spreken. „Is hij uw oppasser Zijn manier van doen stak zoodanig af bij de vriendelijkheid van zijn neef dat deze er verstoord door scheen. „Neen!" antwoordde hij. „Ik had er wel over gedacht om Kronan bij mij te nemen maar ik laat hem liever vrij en help hem een weinig voort met zijn teekenen, omdat hij een bescher meling uwer moeder is geweeBt, waarvan zij, ge loof ik, nooit berouw zal hebben. Hij heeft veel talent en hij geeit zich alle mogehjke moeite. Kom hier, Kronan! De luitenant zal er wel niets Fontenelle was 54 jaren oud toen hij zijn artikel in het Journal des Savants schreef. Nog bijna 46 jaren dronk hij dagelijks zijn glas Champagne, en haast 100 jaren oud stierf hij in 1757 na een vroolijken maaltijd, waaraan hij het laatste glas Oeil-de-Perdrix aan de nagedachtenis van zijn vriend Coffin had gewijd. Of het aan de Cham pagne te wijten was wagen wij niet te beslissen, maar zeker was zelden de overgang van leven tot dood zachter dan bij Fontenolie. Mes amis, sprak hij, in zijn stoel gezeten en door zijno vrienden omgeven, je sens une certaine dijficulté d'etre, en hij sloot de oogen voorgoed. Mijnheer de Redacteur, Het ingezonden protest naar aanleiding van mijn wedervaren op mijn uitstapje naar do ten toonstelling te Middelburg, noodzaakt mij tot eeuige opheldering. Het ligt niet in mijn aard als geboren Fries iemand een onverdiende hulde te brengen, maar nog veel minder iemand iets onaangenaams te zeggen, met wien ik nooit een verkeerd woord heb gewisseld. Dat ik den heer baron Collot d'Escury als lid van de provinciale staten in verband met gede puteerde staten uitgenoedigd zoude hebben dit feit ter kennis te brengen waar zulks konde dienen, lag in de ijverige bemoeiing door hem betoond, tot het verkrijgen der overvaart. Dat ik door de vermelding der betrekkingen door den heer Adriaausen bekleed, aan welke eer en vertrouwen verbonden is, een hatelijkheid zou hebben gezegd, beken ik niet te vatten. Dat ik het noodeloos vond ZEd. met het ge beurde in kennis te stellen, vond zijn reden daarin dat ik eene verontschuldiging van den kapitein verwachtte uit kracht van gemeenschap pelijke belangen. Met het agentschap te Hansweerd was ik niet bekendook ben ik gewoon mij dadelijk tot het hoogste gezag te wenden. Op mijn terugreis won de overtuiging bij mij nog meer veld dat er geen controle bestond, uit het volgende feit. Het weder was prachtig, dood stil, de Schelde geleek een spiegel. Nauwelijks buiten de sluis, of we bemerkten een zwaar geladen beurtman van Rotterdam, voor anker liggende, en ik kon mij voorstellen hoe de kapitein hoopte op sleep touw te worden genomen en alzoo vroeg thuis te zijn, vooral omdat het den volgenden dag goede Vrijdag was, een dag die door de geheele Christenheid diende herdaebt te worden. Ik zag dus met genoegen, dat onze kapitein aanstalten maakte om een dienst te bewijzen en liefde tot den naaste in practijk te brengen, zoodat hij mijn hart gewonnen had. Maar daar de gang der boot door den zwaren last zeer vertraagd werd dacht ik onwillekeurig aan die passagiers, die in tijds te Walsoorde hoopten te zijn, om via Hulst per spoor hun reis te vervolgen en die zeer mogelijk gedupeerd konden worden, evenals iu gisteren; nu deed zich de vraag aan mij op of de kapitein, hoewel ik zijn daad roemde, wei vrijheid had zoo op eigen gezag te handelen, wellicht tegen het belang van sommige passagiers. Zelf reeder geweest zijnde van de stoomboot HarlingenAmsterdam, gingen de belangen der reizigers ons boven alles ter harte omdat zulks in het nauwste verband staat met den bloei der onderneming. Hiermede acht ik mijn uitstapje met de enclave van dien tot het verledene te behooreu. U dank zeggende enz. W. Hamstra. Hontenisse, 16 April 1880. tegen hebben dat ik u de portretten der familie van Waldritten laat zien." „Zeker nietzei Clamor, denzelfden toon aanslaande. „Kom hierkijk eens, zijn zij niet goed gelijkend vroeg hij en hield mij zelf do etui voor. Ik had in de andere kamer het heele gesprek gehoord en vurig verlangd slechts een blik op die portretten te mogen slaan. De graaf vermoedde niet hoe gelukkig hij mij maakte. Ja dat waren zij mijnheer, mevrouw en Dora Maar het ronde kinderkopje was in een schoon ovaal overgegaan. Hare groote oogen keken zoo zacht en kalm, als die van een jong reetje, dat nog nooit door een schot verschrikt is. Ik gaf Clamor het etui met een dankbetuiging terug, maar de graaf nam het hem weer af en bekeek het stilzwijgendeensklaps herinnerde hij zich dat ik nog voor hem stond en gelastte mij mij te verklceden en heeu te gaan. Ik kreeg echter geen bevel om, terwijl ik mij verkleedde, de deur te sluiten en dus liet ik haar open staanniemand lette op mij. De graaf vroeg of Clamor al veel kennissen te Berlijn gemaakt had, waarop deze ontkennend antwoordde. (Wordt vervolgd.) gedrukt dij de gebroeders abrahams te middelburg. MI Hoofl De minister van gedeputeerde state wet gezonden, strl bepalingen der gen ling der kohieren j andere directe plaa zoek, daarover hun Het ontweip luid Art. 1. De artt. Juni 1851 {StaalsllaA "Art. 264. De kol andere directe plaatsJ door burgemeester keuring van gedeputei kunnen erlangen." «Art. 265. Het aal der goedkeuring van I na de goedkeuring kai| bij den raad bezwaren "De raad beslist daf beslissing terstond aa| kan binnen 30 fltaten in beroep koine» "Gedeputeerde statef deelen die aan burgq belanghebbende mede.l zigen het kohier ovJ raad of van gedeputeel "Art. 266. De t aanslag wordt door instellen van beroep, I geschorst. Heeft de belasting! aanslag geheel of gedJ te veel betaalde zoo sjf "Het indienen van geschiedt op ongezegel "Art. 2. Voor del op het dienstjaar, dat I blijven de thans bestaa Een manwien| hoogachting en herdacht zal wordd uit ons midden gl Krnseman, rector Middelburg, overll weinige dagen, am btswerkzaamhecl Den 15 Juni 18 gepromoveerd alsl kelijk praeceptor t| der Latijnsche schj 31 October 1839 A. Schneither i| Middelburg, heeft FEU] iï. Een roman ui fanI NEGEfi „Ik ben slec| dam geweest en over. Dat wilde de familie ben ik cn op een paar onzen bankier." De graaf vroeg De heer Woll| koophandel." „Het is zond moet hebdie do| wel eens bij hen fatsoenlijk man. Men ontmoet er i en ïr jlk vind haa

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 6