3ERS, Irene. ROGGE. OMAN, Goes, -SCHELDE. terlijk 2 uren op MIDDELBURGSCHE COURANT Veeartsenijkundig Staatstoezicht, Middelburg 17 April, HELMAB. 0 Benoemingen en besluiten. Onderwijs. Kerknieuws. Marine en leger. Landbouw. sterdam, is verschenen i Sl AJST Isch bewerkt door gebonden 3.90. Iuismoeders, Modenaai- het Fransche Tijdschrift nat des Dames". or Dames- en Kinderklee- indwerken. VAN 6 NOMMEBS MET ADEN f 1.40, E MODEPLATEN ƒ2.30. is munt uit door groote >rigineele Fransche en levert voor elk seizoen De traaie afbeeldingen, auwkeurige beschrijvin- en uiterst gemakkelijk. ■de modelplaten worden te modellen geieekend. Uit len op aanvraag geleverd. in bij alle Boekliandela- tlsmede bij de Uitgevers SMIT, te Groningen. 5RSYAART merilia. geeft kosteloos rl.-Amerik- Sioomv.-Mlj. 1GED1ENST. VUssingen v. v. ,15, 9,15; nm. 1, 3,30, 7. gs 1.10 in plaats van 1 uur. 11; nm. 2,30, 5, 8. ootdienst ORG EN ROTTERDAM, irtrek in April. VAN BOTTBBDAM: Maand. 19 midd. 12,u Dinsdag 20 12, Woensd.21 12, Vrijdag 23 1,— Zaterd. 24'morg.lO, Maand. 26 10, Dinsdag 27 midd. 12,— n Donderd.29 12, Vrijdag. 30 12,— iDEN 7.20 és 2.30 5.37 8.41 6.88 2.40 f» 3. *12.55 *4.45 2.14 *5.59 8. *6.40 6.50 5.1 6.20 6.30 7.52 7.8 •7.57 8.45 7.25 9.12 8.6 10.18 10.41 8.85 *9.6 10.50 8.45 *9.15 11. V. M. JJ. M nam. 1.15 en 3.45 1.45 4.15 IAANDAG, WOENSDAG en ZATERDAG. oorm. 7.30 nam. 3.— 8.— 3.30 10.30 11— 6.midd. 12— 6,30 nam. 12.30 I BIJVOEGSB XJ VAN DE VAN Maandag 19 April 1880. N° 92. GEMEENTERAAD. De burgemeester van Middelburg maakt be kend, dat op Dinsdag den 20 April 1830, des namiddags te uren, een openbare zit- ting van den gemeenteraad zal plaats hebben. Middelburg, den 16 April 1880. De burgemeester voornoemd, PICKÉ. De burgemeester van Middelburg, gezien de circulaire van den beer commissaris des konings in deze provincie van den 10 April 1880, A no. 1412, 3'"> afdeeling brengt bij deze ter kennis van de belangheb benden dat bij koninklijk besluit van 14 Maart laatstleden Staatsblud no. 31) met intrekking van dat van 30 October 1812(SfaofoWadno. 105), nader bepaald is, welke ziekten van het vee voor besmettelijk worden gehouden en welke der in de wet van 20 Juli 1870 Staatsblad no. 1^1) genoemde maatregelen bij het heerschen of bij het dreigen van elke dier ziekten moeten toegepast worden. Behalve wijziging van enkele andere puutcu, is onder de besmettelijke ziekten van het vee thans ook genoemd het mond- en klauwzeer (besmettelijke blaaruitslag van den mond en de klauwen) bij herkauwende diereu en varkens, terwijl het kwaadaardig klauwzeer bij schapen het zoogenaamd rotkreupel niet wordt genoemd. Van het voorkomen van mond- en klauwzeer moet derhalve voortaan door de houders of hoe ders van vee onmiddellijk aangilte worden gedaan aan den burgemeester der gemeente waar het vee zich bevindt, eu tevens moet het aangetaste vee van het overige onmiddellijk worden afge zonderd, waarna het onderzoek plaats heelt, bedoeld in art. 16 der wet van 20 Juli 1870 Staatsblad no. 131). Van gevallen vau het reeds genoemde rotkreupel een ziekte die alleen bij schapen voorkomt, en wel te onderscheiden is van het gewone mond en klauwzeer behoeft niet langer aangifte te worden gedaan. Daar echter schapen, even als rundvee, bokken en geiten tot de herkauwende dieren behooren, zijn op deze dieren de bepalingen betreffende het mond- en klauwzeer (in het besluit van 14= Maart jongstleden nader omschre ven als besmettelijke blaaruitslag van den mond en de klauwen) wel toepasselijk. Verzuim van aangifte of afzondering zou tot strafvervolging van den overtreder leiden. Gedaan te Middelburg, den 16 April 1880. De burgemeester voornoemd, PICKÉ. De audiëntie van den minister van justitie zal op Dinsdag, 20 Apiil a., niet plaats hebben. Men schrijft ons uit Den Haag In de kamerzitting op Vrijdag jl. werden door den heer Lenting bij de behandeling van de con ventie met België deze woorden aangehaald van den Belgischen afgevaardigde Bertrand„In de onrustige, onzekere tijden waarin wij leven, met het oog op nog slechtere, die wellicht in de toe komst voor ons zijn weggelegd, kunnen deze twee laBden (Nederland en België) niet innig genoeg saam verbonden zijn en hun belangen niet nauw genoeg doen samengaan." Enkele dagen vroeger vond men in uw blad de meening uitgedrukt, dat een Noord Nederlander zich volstrekt niet stelselmatig van de Belgische feesten behoefde te onthouden of zijn medewerking FEUILLETCI7. li. Een roman uit de kunstenaarswereld. van FANNY LEWALD. 7.15 10.55 6.50 10.40 8.5 11.60 8.B5 12.40 9.15 1.8 9.80 1.20 3.50 6.10 7.30 8.20 8.40 8.51 NEGENDE HOOFDSTUK. Zij antwoordde mij terstond zeer vriendelijk. Dat was goedDat had de generaal zich ook voorgesteld; maar indien ik nu inderdaad een kunstenaar wilde worden moest ik niet alleen leeren schilderen, maar trachten zooveel mogelijk ook in andere vakken, onderricht te krggen en ®ijn geest te beschaven. Dan zou zij nog vreugde aan mij beleven. Zij sloot nog een geschenk in geld in haar brief. Gij hebt mij eens gevraagd naar dat goudstuk in zilver gemonteerd dat ik aan mijn horloge droog. Dat draag ik nogDat was mijn eerste ridderordedie ik door vlijt en spaarzaamheid verdiend hadwant voor den onbemiddelde is de weg lang en moeieltjk en ik heb menigen nacht doorgebracht met kopieerwerk, somtijds zeifs met een ieege maag, om dit goud stuk te kunnen bewaren. Eensklaps werd mijn aan wedstrijden of tentoonstellingen bij die gele genheid ontzeggen. Die ineening zullen de ver standige lieden wei deelen en slechts enkelen in eene andere handelwijze majesteitsschennis of nationaliteitsverzaking zien. Juist in de week toen die woorden werden gesproken en geschreven, werd hier tussehen Noord- en Zuid-Nederlanders een hevige strijd gestreden, en evenals in 1831 op het gewichtigste oogenbiik de overwinning door de Franschen behaald. Ik spreek wellicht in raadselen; ziehier de op- Even als nog zeer onlangs de belangrijke veiling van oud porselein en aardewerk van baron Yan Heemstra groote belangstelling had verwekt, was nu de aandacht van liefhebbers, kenners (niet altijd synoniem) en handelaars gevestigd op eene kleine uitgelezen boekenverzameling, die door Martinus Nijhoff alhier op 5, 6 en 7 April onder den hamer werd gebracht. Zij was afkomstig van de weduwe van den beken den hoogleeraar en staatsman Bosscha en was voor het grootste gedeelte bijeengebracht door zekeren Elie Angely, rijk handelaar te Amsterdam, af stammende van Fransche uitgewekenen en wel in het laatst der achttiende eeuw. Men vond er dan ook van de meest bekende Fransche standaardwerken uit het laatst der vorige en het begin dezer eenw, de beste en kost baarste uitgavenvan de piaten de eerste drukken, de meeste „vóór de letter," terwijl alles uitmun tend was bewaard en voor het meerendeel de boeken in kostbare banden gebonden waren. Uit den vreemde waren verschillende lief hebbers, vooral uit Frankrijk en België, over gekomen, die met een paar Nederlandeche handelaren duchtig om het bezit van vele nommers streden. Het gewichtigste oogenbiik was toen no. 662 ter tafel kwam; dit waren: 52 gravures en 2 portretten uit de groote galerij van Versailles, door Lebrun, vervat in een prachtige portefeuille, waarvan de weerga hier wellicht niet te zien is, breed 1 M., boog 1 M. 20. Na hevigen strijd behaalden de Franschen de overwinning. Het werd toegewezen aan de Parijsche firma Morgan en Fatout voor f 2000. De catalogus had bij dit nommer dan ook vermeld dat het waarschijnlijk behoord had aan Lodewijk XV zelf, het konink lijke wapen stond op de portefeuille, die in het jaar 1793 zeker naar hier was afgedwaald. Algemeen weet men welke schatten tijdens de herroeping van het edict van Nantes en tenge volge van de groote omwenteling herwaarts werden medegenomen en afgezonden. Bij dien strijd tussehen Noord- en Zuid-Neder landers werd dus geen bloed vergoten, evenmin als bR de ontmoeting tussehen de Russen en Turken op het tooneel der Fransche opera in Fatinitza van Suppé. Dit allerliefste zangspel, men kan het Operette' of „Opéra Comiqnenoemen, werd als laatste noviteit door den heer Van Hamme het publiek aange boden en valt bijzonder in den smaak. Bij de twee eerste voorstellingen was de zaal eivol, voor de derde opvoering is geen plaats meer te krijgen. De muziek is allerliefst, opwekkend en goed geïnstrumenteerd, het publiek raakt in geestver voering wanneer het bekende trio Va, tnarche ton chemin wordt aangeheven. Deze melodie, die ook voorkomt in een veel door de kapel der grenadiers gespeelden marsch, is hier daardoor zeer populair; meu hoort ze dan ook langs 'sHeeren wegen dikwijls fluiten, doorgaans brul len, zeldzaam zingen. Het eenige waar men over zou kunnen klagen is dat de tekst wat lang is en er aan wat veel woorden de nek in wordt gebroken. Gelukkig dat het door Franschen wordt opgevoerd en de vertooners het hier met een waar diable au corps spelen. De voorstelling van Maandag woonde ik bij. Bij de ietwat mildere temperatuur heerschte er loopbaan echter gestuit, daar ik mijn eenentwin tigste jaar bereikt had en, gelijk de generaal voorspeld had, te Berlijn bg de garde-dragonders geplaatst werd. Ik ging met een beklemd gemoed naar mijn regiment, daar ik een langen diensttijd voor mij had. Maar de mensch wikt en God beschikt, zei moeder altgd, en juist dit regiment en die lange diensttijd zijn mijn grootste geluk geweest en hebben mij yrg wat meer nut gedaan dan ik in het eerst zelf begreep. Ik leerde gaan en staan maar heel anders dan bij ons op het exercitieveld. Ik leerde behoorlijk paardrijden, had van den ochtend tot den avond een menigte menschen en paarden voor mij, zoodat ik hen in al hun doen en laten kon gadeslaan en be3tudeeren zooveel ik wilde en ik kreeg een ritmeester, die eigenlgk mijn weldoener is geworden, die -<• maar ik mag niet vooruit loopen. Hij was al lang bij het escadron toen ik in dienst trad en iedereen hield van hem. Op zekeren dag kwam hg naar mg toe, terwijl ik met mijn schetsboek in een boek zat en een dragonder toekende, die bezig was een steigerend paard naar den stal te brengen. Ik wilde opstaan zoodra ik hem achter mg zag komen; maar hij wenkte en riep, terwijl hij naar mijn teekening keek: «Blijf zittenmaak dat af zoover gij kunt.'' Hij bleef nog even bij mij staan kijken en onder wijl was de dragonder zijn paard meester gewor in de zaal eene tropische hittemaar o die deed mijt zoo goed als geneesmiddel tegen gevatte koude en stramme ledematen, opgedaan 11. Vrijdag, als toeschouwer bij de snipperjacht door de Vereeni- ging tot oefening in het jachtrijden Deze keer was het een viij schraal genoegen. De lucht zwart als in November, een bries uit het N. O. als in Januari, geen enkele zonnestraal die over het landschap langs den duinkant, anders zoo eigenaardig bij die gelegenheid gestof feerd, wat licht en bruin wierp; weinige deel nemers; schier geen toeschouwers. De vos, lang zoo slim niet als de vorige keer, liet zich spoedig vangen; misschien wei om zijn paard, een fraaie vos, niet te veel te verhitten; ongeveer te twee uren begonnen, was om half vier alles afgeloopen. Wat die „snippeijacbt" is meen ik als bekend te mogen aannemen; reeds meermalen werd die hier te lande gehouden en kon men in de bladen daaromtrent het een en ander vinden. Die Zeeuwen, die het nog niet weten, moeten nu maar geduld oefenen tot in Juli, dan bezoekt Oscar Carré met zijn gezelschap de Middelburgsche kermis, en daar zulk een jacht ook tot „de meest geliefkoosde nommers" van zijn programma behoort, kan men zich eenigermate een denkbeeld ervan vormen en behoeft Diet zulk een kou te lgden als ik Vrijdag deed. Had de heer Pflaging uit Rotterdam toen hij de opvoering van Gliick's Orpheus had aangekondigd de verkoudheid van mevrouw Jaide maar als voorwendsel gebruikt om de voorstelling niet te laten doorgaan. Het talrijke publiek was nu zeer teleurgesteld en moest de bekende „strophe" Ich habe sie verloren nu maar toepassen, niet op de Eurydice maar op de stem van Orpheus. Het Duitsche operagezelschap gaf als laatste voorstelling Die Zauberflote tevens tot afscheid van Fischer. De heer Van Hamme voert de meest geliefde zangspelen achtereenvolgens nog éénmaal op, daaronder bekleedt Carmen de eerste plaatsbij de beide laatste opvoeringen werden zoovele aanvragen om plaats geweigerd, dat om die lie den te troosten nog een voorstelling ervan wordt gegeven en wel Zondag e. k. in het „gebouw". De schouwburg is dan niet vrijhet zou mij niet verwonderen als bij de lage prijzen die groote zaal nog te klein zal zijn om allen te bevatten. Terwijl wij met de kat van den heer Schim mel kennis maakten in Maart, vertoonde zij zich nog eenmaal in April, maar werd toen zoo weinig aangehaald en gestreeld dat het beest nu wel voorgoed in den kelder zal worden gesloten. Even weinig voordeelig als De hat van den tower zich voldeed voor het voetlicht, even on gunstig deed zich hier Makart's sensatieschilderij bij daglicht voor. Het stuk was zoo slecht ge plaatst en verlicht, misschien beter belicht, dat men om er iets van te zien er voor moest heea en weer loopen als een schildwacht op post, wel gezond wellicht, maar niet bijzonder geschikt om zulk een fraai doek naar waarde te kunnen schatten. Toch heeft de tentoonstelling ervan talrijke bezoekers gelokt. Dit zal ook wel het geval zijn met de ten toonstelling der voorwerpen voor de watersnood loterij. Dit is ook wel niet juist uitgedrukt, maar men zal bet toch zeker meer hooren dan „rijks postspaarbank." In de Gothiache galerij is heel wat bijeenge bracht, even als in Jan Holland's laatste penne- vrucht. Het zijn zeer heterogene bestanddeelen die daar zijn vereenigd, men doet het best de fraaie zaken, die er in menigte zijn, voor oogen te houden en de pakjes meel, sigaren, fleschjes bier of likeur, vruchten v m penseel of pen, die men even als een hui3dier dat over de band is, ean goed onderkomen wil bezorgen, maar met den mantel der liefde te bedekken en bg de wandeling door de buide zalen, die men in een aangegeven richting moet doen, de woorden niet te vergeten „een gegeven paard ziet men niet in den bek". den en ermede verdwenen. Ik stond op en stelde mij in postuur. „Zijt gij schilder vroeg hij. „Ik hoop het eenmaal te worden, ritmeester." «Wie was uw meester Ik vertelde dat ik te Koningsberg op de teeken- school had gegaan en daarna als knecht gewerkt en een jaar op de academie te Dusseldort onder wijs genoten had. „Dan hebt gij het al heel ver gebracht. Gij moet morgen eens bij mij komen en mg uwe teekeningen laten zien Ik voldeed aan zijn bevel, eu vond hem voor zijn schildersezel; want graaf Von Berkow dien naam had ik als kind zoo vaak gehoord, daar de Berkows hunne familiegoederen bij ons in de buurt hadden en hij en zijn vader waren dikwijls op het slot geweest en altijd even vrien delijk tegen vader, was zelf een zeer kundig landschapschilder. Daar hij echter de oudste zoon en erfgenaam was, had hij zich uit liefhebberij aan de kunst gewijd en was even als zijn vader en de geheele familie in dienst gegaan, ofschoon hij een degelijk schilder was. Hij bekeek mijn werk nauwkeurig, prees enkele dingen, maar maakte nog meer aanmerkingen, die meestal zeer juist waren en met militaire soberheid uitgesproken werden. Gij kunt hier veel vorderingen maken," zei hij. „Hier is leven en beweging genoeg om u heen. Een woord van hulde aan allen die medewerkten om uit dien chaos van voorwerpen zulk een goed geheel samen te stellen. Als het bier ook geldt „liefdadigheid naar ver mogen" dan schijnt „bonjean" wat platzak te zijn; althans Zaterdag, toen de toegangsprijs op 1 was gesteld, waren slechts 197 personen diligent om het eerste snufje te hebben. Den vorigen dag werd van de^ uitnoodigiDg aan velen om kosteloos de tentoonstelling te komen zien, zeer gretig gebruik gemaakt. hoooeb onderwijs. Benoemd tot lector aan de rijke universiteit te Utrecht, om onderwijs te geven in de ontleedkunde, dr. Max Weber, assistent bij de ontleedkunde aan de gemeentelijke univer siteit te Amsterdam. belastingen. Benoemd tot ontvanger der dir. bel. te Arnhem J. J. Westenberg, controleur dor dir. belast., invoerr. en aec. te Haarlem. pensioenen. Op pensioen gesteld, ten bedrage van 1517 's jaars, de kapitein J. R. de Plön- nies, van bet 3e reg. inf. Met 1 September e. k. kan aan de Kon. Mil. academie te Breda, een leeraar in de Franscho en de Hoogdnitsebe taal worden geplaatst, op een traktement van 2000 's jaars, dat tot f 2800 's jaars kan worden verhoogd. Aspiranten naar gemelde betrekking behooren zich, onder overlegging van de noodige stukken, vóór 15 Mei a. tot den luitenant-kolonel, gouver neur van genoemde academie te vervoegen. Wcstkapellc, 16 April. Ds. van Selms, predikant te Nisse, heeft voor het beroep alhier bedankt. De treurige toestand van de pastorie der gemeente is voor haar ter verkrijging van een predikant een groot struikelblok. Tot bouwing van een nieuwe kreeg zij van de synode f 3000, het rijk gaf een toezegging van 2500 en f 2000 bracht zij zelve op. Wijl echter het rijk aan zijne subsidie de voorwaarde verbond, dat het gebouw moet worden gesticht naar een teekeniog en volgens een bestek door de regeering goedgekeurd, waarvan de begrooting f 9000 bedraagt, bestaat er een tekort, dat door deze arme gemeenteniet zoo licht gedekt zal kunnen worden. De off. van ad. 3e kl. S. J. A. Deyll, behoo- rende tot de rol van Zr. Ms. waehtsehip te Willemsoord, wordt op nonactiviteit gesteld. Tot dusver laat zich nog geen algemeen oordeel uitspreken over de vraagzijn de pachtwaarden der landerijen door het allengs opdrijven der koopwaarde van den grond, en omgekeerd, tot het maximum gestegen of kan de boog nog meer spanning velen zonder gevaar van te breken f Wat men waarneemt is geschikt om 't eene zoowel ais het andere te doen vermoeden. Men hoort van tal van pachters, die het hebben moeten opgeven en uitgespannen zijn, van tal van verkochte hofsteden, die de sommen waarvoor ze betrekkelijk weinig jaren geleden gekocht waren, thans niet konden halenmen boort klachten bij de vleet en toch verneemt men daarnevens ook onderscheidene gevallen van groote verhooging van pachtsommen. Onder Numansdorp is dezer dagen, op een openbare verhuring voor zeven jaar van acht hofsteden met pi. m. 500 bunders De hoofdzaak bij iedere kunst is dat men zich zelf door onvermoeid pogen vooruit brengt. Probeer maar altijd weer hetzelfde totdat het u gelukt. De ingeving is een quaestie van talent, maar de uitvoering hangt van vlijt en geduld af. Gij hebt tijd genoeg. Ik zal u nog eens terug laten komen en kan u misschien ook wel gebruiken in een mijner landschappen." Dat bleef ook niet lang uit en eens poseerde ik voor hem in groot tenue en een andermaal in een ridderoostuum dat hij had laten komen. Hij betaalde mij daarvoor niet in klinkende munt, maar hij deed meer. Hij gaf mij mijn eersten behoorlijken veridoos met penseelen en palet, waar naar ik al zooveel jaren gesnakt had en ik was als een ander mensch toen ik die doos mee naar mijn kamer nam. Terwijl ik voor hem poseerde, had de graaf mij heel vriendelijk naar mijn afkomst gevraagd. „Meu hoort terstond dat gij uit Oost Pruisen zijt. Waar zijt gij geboren?" Ik noemde Waldntten en voegde er bij dat mevrouw mijn peet en weldoenster was, omdat ik do zoon van haar ouden bodiende was. „Mevrouw Von Marville?" zei hij, „dan zijt gij om zoo te zeggen in de familie gebleven. Ik ken haar zeer goed en ben er voor een paar jaar nog geweest. Leeft de onde Kasper nog? Die heeft mij altijd bediend." Ik was wat blij dat ik die vraag bevestigend

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 5