I
"Tée
1880:
N°. 91.
123e Jaargang^
Zaterdag
17 April.
HEXiMAB.
20 April a.,
'.aal, Groenmarkt.
ÏR-SCHELDE.
uiterlijk 2 uren op
Middelburg, 16 April.
EN gevraagd, tegen Md
Boekh. DEN BOER.
tSTBODE gevraagd.
JRFFER.
gd eene BURCrEH
G 218, Nieuwstraat.
D benoodigd, Spuibrug
Jan fatsoenlijk DIENST-
[in 15 jaren. Adres Boek*
te Vlissingen.
VEREEMGING
m
lEMUffiM l
V. A. MOZART.
|F. MENDELSSOHN BAR-
THOLDY.
IR. SCHUMANN.
|F. VON HILLER.
I T E N
Mevrouw WINTER—
PICCARDT.
I de heer
CE HALF ACHT.
'men, mits tegen betaling
loduceerd worden door het
<SO April, des namiddags
lames, alsmede voor jonge-
achttien jaren, zijn a
J den Concierge.
|ES a f O.SO bij den
4ARTEN voor de Algemeene
idag 19 April a., dos
aren, zijn a f 0.99 ver
bouw.
ibootdienst
BURQ EN ROTTERDAM.
vertrek in April.
VAN BOTTERDAM:
Vrijdag. 16 midd. 12,a
Zaterd. 17 12,
Maand. 19 12,
Dinsdag 20 12,
Woensd.21 12,
Vrijdag 23 1,—,
Zaterd. 24'morg.lO,
Maand. 26 10,
Dinsdag27 midd. 12,
Donderd.29 12,
AANDEN
Mo V. M. M
nam. 1.15 ©n 8.45
>.30 o 1.45 j 4.15
MAANDAG, WO EN SP AG en
ZATERDAG.
voorin. 7.80 nam. 3.—
8.- 3.
10-30
11- -
6.midd. 12.— I
6,30 nam. 12.30
7.20
2.30
5.87
8.41
6.88
2.40
8.
-w
•12.55
•4.45
2.14
*5.59
8.
•6.40
5.1
6.30
7.8
•7.57
7.25
8.6
8.85
•9.6
8.45
*9.16
s
0
0
0 e.fffl
6.20
7.52
8.45
9.12
10.1»
10.41
10.50
11.
7.15
10.55
6.50
10.40
8.5
11.50
8.55
12.40
9.15
1.8
9.80
1.20
MIDDELBURGSCHE C0URAIMT.
Dit blad versohijnt dagelijks,
met nitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prjjs per 3/m. franoo 3,50.
"Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Ad verten tien; 20 Cent per regel.'
Geboorte-, Trouw-, Doodberiohten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte,
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G. L. Dadbï en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jonis.
Nu de beraadslaging, die aan de aanneming
der conventie-Ter Neuzen vooraf is gegaan, in
haar geheel voor ons ligt, komt het ons
noodzakelijk voor op enkele punten daarvan
terug te komen. Dit is vooral daarom dewijl,
onder den indruk van 't oogenblik, over deze
zaak bij de belanghebbende partijen nog ge
voelens worden gekoesterd en uitgesproken,
die den toets van billijkheid en kalme
overweging kwalijk kunnen doorstaan. Wij
achten deze meenmgen in het quart it hevre,
dat aan iederen veroordeelde gegeven wordt
pour maudire ses juges, zeer verklaarbaar en
houden ons overtuigd dat die mettertijd van
zelf zullen slijtendoch willen desniettemin
reeds nu niet nalaten te wederleggen wat voor
wederlegging vatbaar schijnt.
Zoo vinden wij in de Ter Neuzensche Cou
rant van den 14 dezer een opstel, waarin het
aan den heer Van Eek zeer ten kwade geduid
wordt dat hij zijne stem vóór de conventie
heeft doen hooren. „Weet die geachte afge
vaardigde, zoo wordt gevraagd, dat
hij de belangen van tal van Nederlanders helpt
verkorten, of beteekenen ze in zijn oog niets,
die 37 gemeenten aan de overzijde der Schelde,
met hare 63.877 inwoners, waarvan Ter Neuzen
de hoofdplaats is geworden
Dit verwijt lijkt ons zeer onredelijk. Zelfs
zonder de grondwettige waarheid voorop te
stellen dat de staten-generaal „het g e h e e 1 e
Nederlandsche volk vertegenwoordigen," dat
hun leden stemmen „volgens eed en geweten,
zonder last van of ruggespraak met hen die
benoemen," toegevende dus dat in het onder
havige geval het door den heer Van Eek
voorgestane gevoelen getoetst mag worden aan
de belangen van het district dat hem ter
tweede kamer afvaardigt, heeft niemand het
recht op dien grond zijne stem en betoog ten
voordeeie der conventie af te keuren. Immers
in het onderhavige geval waren de wenschen
der verschillende deelen van het district met
elkander in strijd. Walcheren verlangde even
vurig de aanneming, als Ter Neuzen de ver
werping der overeenkomst. Wat de 36 andere
„gemeenten aan de overzijde der Schelde"
betreft, het zou ons verwonderen indien de
groote meerderheid daarvan zich veel gelegen
MO.
Een roman uit de kunstenaarswereld.
VAN
FANNY LEWALD.
ACHTSTE HOOFDSTUK.
Het werk op het kasteel zon tegen het einde
der lente aanvangen; ik had voor de reis mijn
nieuwe pak aangetrokken en voelde mij onbe
schrijfelijk trotsch met mijn vuurrooden das,
gekrolde lokken en blinkenden boogen boed,
dien ik eenigszins scheet op bet booid gezet had.
Het zou mij volstrekt niet ongepast geschenen
hebben, indien ik met dezelfde eerepoorten ont
vangen ware, als indertijd de familie van het
kasteel. Hoe meer wij naderden des te duidelijk
stelde ik mij voor hoe blij mijn ouders zonden
zijn, hoe verwonderd mijne broeders en de buren
zouden kijken, hoe goed ik mij tegenover de
groote lui zon gedragen en ik overlegde of Dora
mij nog wel zou kennen.
Maar toen wij het plein opreden was er niemand
te zienwant bet was in den hooitijd en midden
pp den dag. Alle luiken van bet kasteel waren
liet liggen aan deze zaak, die slechts voor
Ter Neuzen van belang is.
De ijver, waarmede de heer Van Eek overal
waar zulks niet met zijne overtuiging in strijd
is, voor de belangen van het in menig opzicht
verwaarloosde Staats-Vlaanderen in de bres
springt, is bij vele gelegenheden gebleken.
Hij zelf herinnerde er in de zitting van Maan
dag aan dat hij, na jaren lang pogingen aan
gewend te hebben om Ter Neuzen van den
band der vestingwerken te bevrijden, er ein
delijk bij den minister van oorlog in geslaagd
is het tot eene vesting der derde klasse te
doen verklaren, waardoor het vrijer in zijn
bewegingen gemaakt is. Even zco is het aan
zijne bemoeiingen te danken geweest dat Ter
Neuzen eene haven van in- en uitklaring ge
worden is, waardoor eene belemmering werd
opgeheven, die aan de scheepvaart soms eene
schade van 300 op eene lading, alleen door
tijdverlies, berokkende. Nu, bij de be
handeling dezer conventie, is het weder aan
zijn betoog te danken geweest dat de minister
van financien beloofd heeft een onderzoek te
zullen instellen in hoever de scheepvaarttollen
voor de haven van Ter Neuzen bezwarend zijn
en indien zulks eenigermate het geval is, die
tollen te verminderen of op te heffen. En nu
gaat het niet aan, gelijk de schrijver van het
opstel in de Ter Neuzensche Courant doet, eene
litanie van onbevredigde wenschen aan te hef
fen en de tot (jusver vruchteloos begeerde
rechtbank, hoogere burgerschool, verbeterde
gemeenschapswegen enz. in 't gelid te roepen,
wat in dit verband zou moeten bewijzen dat
de Middelburgscbe afgevaardigden van al die
kwalen de verantwoordelijkheid dragen. Een
volksvertegenwoordiger moet, wil hij invloed
uitoefenen, spaarzaam daarmede te werk gaan.
Doet hij dat niet, komt hg telkens met wat
anders aan, dan wordt zijne bemoeiing weldra
machteloos. Wanneer dus, zooals hier het geval
is, de bewijzen van ernstige en vruchtbare be
hartiging der bijzondere belangen voor de
hand liggen, dan moet niet zoodra een volks
vertegenwoordiger zich verplicht acht eene
meening voor te staan welke met eenig plaat
selijk belang in strijd geacht wordt, het voor
gesteld worden alsof het zijne gewoonte is die
over 't hoofd te zien. Daargelaten de onbillijk
heid hiervan, verlaagt men op deze wijze het
ambt van volksvertegenwoordiger tot een oogen-
dienerij, waar geen man van karakter zich toe
leenen mag of wil.
gesloten, daar de familie op een badplaats was,
en einde het werkvolk te ontgaan.
Ik ging teleurgesteld naar ons huisje, waar
de hond mij te gemoet kwam en tegen niij op
sprong. Ik nam hem in myn arm en werd
aangedaan. Hier behoorde ik thuishier
voelde ik mij op mijn plaats. Al mijn verdriet
was spoedig geweken en ik was eensklaps bigde.
Mijne ouders en broeders zaten aan tafel toen
ik binnen kwam.
„Zoo!" zei vader en gaf mij een hand.
„Wat is die lang geworden!" zei een der
broers.
„En dat mooie pak op reis!" riep moeder
en bevoelde het laken.
De groote blijdschap waarmede ik binnenge
komen was werd gedempt. Ik voelde my bedrukt
en om dit te verzetten, zei ik openhartig
„Ik wilde mij toch eens laten kijken."
„Dat is geen kunst, als men alles present
krijgt," zei de tweede broeder lachend.
„Ik hoop dat ik eenmaal mijn eigen kleeren
zal kunnen koopen en toonen dat mijn leertijd
niet verloren isantwoordde ik gemelyk, omdat
het my ergerde dat niemand my prees.
„Spreek toch uw moedertaal!" riep de
oudste, daar ik mg in de stad aangewend had
om Hoogduitsch te spreken. Maar vader vond
dat dit geen kwaad kon; dit was het eerste
goedkeurende woord 't welk ik hoorde en zyn
Overigens zijn bij deze beraadslaging nog
eenige redenen aangevoerd, welke ons versterkt
hebben in het gevoelen dat Ter Neuzen zich
heeft laten verleiden om sommige zaken te zien
door het vergrootglas der Antwerpsche bewe
ging van 1874 en van zijn eigen begeerte
om bij de conventie niet slechts te houden wat
het had, maar zoo mogelijk wat te winnen. Zoo
gaf de minister van waterstaat eenige beteekenis-
voile cijfers op omtrent de schepen, die te
Ter Neuzen laden of lossen. In 187879 zijn
aan de sluizen doorgevaren 3230 zeeschepen,
metende 2.249.098 kub. meters, of gemiddeld
per schip een inhoud van 696 M3. Hiervan
voeren op naar Gent 2799 schepen, metende
1.986.048 H!, of gemiddeld per schip 709 M3.
Te Ter Neuzen hebben geladen en gelost 629
schepen, metende 225.414 M1, of gemiddeld
358 M3 per schip. De schepen die te Ter
Neuzen lostten of laadden, hadden dus gemid
deld slechts de halve grootte van die welke
opvoeren. Hieruit volgt dat de eersten niet
door de afmetingen van 't kanaal belet werden
naar Gent op te varen, maar te Ter Neuzen
bleven om andere redenen. Hierop kan dus
de verdieping en verbreeding van den vaar
weg in de toekomst geen invloed uitoefenen.
Ook omtrent de spoorwegen gaf dezelfde
minister eenige cijfers. Op dien naar Gent
bedroeg in 1878 het goederenvervoer 76.921
ton, tot een bedrag van 43.380. Naar Mechelen
was het 180.995 ton, ten bedrage van 156.049.
Het grootste vervoer had dus plaats langs de
lyn, op welke de verbetering van het kanaal
buiten invloed blijft.
Nog een woord eindelijk uit de inlichtingen
van den minister van financiën betreffende de
kanaalrechten. De sluis- en havengelden, welke
te Ter Neuzen worden geheven, brachten in
1879 op 5598. Slaat men deze som over
het getal schepen om die haar betaald hebben,
dan komt men tot de gevolgtrekking dat het
recht niet zeer bezwarend kan wezen. De
minister erkende echter dat het den schijn
heeft eener terugzetting van Ter Neuzen,
wanneer de schepen, die binnenvallen om aldaar
te laden en te lossen, rechten hebben te be
talen, terwijl die welke voor Gent bestemd
zijn, daarvan worden vrygesteld. In verband
tot deze erkentenis vooral heeft 's ministers
belofte, om een onderzoek in te stellen of de
rechten voor vermindering of opheffing vatbaar
zijn, waarde. Terecht sprak de minister even
wel zijne verwondering erover uit dat Ter
trouw, ernstig gelaat werd er mij des te dierbaar
der door.
Moeder had voor mij gedekt en ik ging op mijn
oude plaats zitten, maar ofschoon ik den heelen
dag niet gegeten had, voelde ik geen honger;
ik at echter toch, opdat zij niet zonden denken
dat het mij niet smaakte en wij raakten juist
goed met elkaar op streek toen moeder op eens
vroeg wat ik met de kleeren gedaan had, die ik
van huis meegenomen had.
„Daar was ik al lang uitgegroeid en zij waren
niets meer waard!" zei ik, „ik heb ze aan den
jongsten leerlingeen armen stumpert ge
geven."
Daar stoof vader op.
„Wathebt gij die weggegeven Dat mooie
goed? Vesten konden er altijd nog uitgemaakt
worden 1 Dat dure zware laken maar jawel
gij moet in de hoogto! Een knappe dienstknecht
of een schrijver hebt gij niet willen worden. Bij
uw ambacht wilt ge ook niet blijven, zooals de
generaal zeide. Portretschilder moet ge worden
Gy zult het er ver mee brengen. Kamers zijn er
altgd te schilderen; maar een mensch laat zich
maar eens in de tien jaren uitschilderen. Ik
verlang niets van mijn kinderen, maar ik laat hen
niet zonder beroep ais ketellappers rondioopen
onthoud dat wel! Dan had ik nog liever dat gij
gemeen soldaat werd en het eenmaal, zooais de
generaal zegt, tot den rang van sergeant-majoor
Neuzen eerst nu over deze achteruitzetting
klaagt, zich daarin vroeger steeds geschikt
heeft en thans daaraan zoo groote beteekenis
hecht dat het, ter wille daarvan, verlangen
zou dat de geheele, voor het algemeen en
internationaal belang overigens zoo aanneme
lijke conventie, verworpen zou worden.
Wij bevelen de lezing der over deze zaak
gevoerde, gelukkig niet al te wydloopige,
debatten aan in de aandacht van allen die
zich een volledig oordeel willen vormen en
twijfelen niet of bij kalme en onpartijdige
overweging daarvan zal de ongunstige meening,
welke nu nog omtrent de conventie mocht be
staan, grootendeels verdwijnen, gelijk wij ons
overtuigd houden dat deze overeenkomst voor
de welvaart van Ter Neuzen ook niet de na-
deelige gevolgen hebben zal, welke men
ervan vreest.
Yzendijke, 15 April. Omtrent den hier
gepleegden moord valt nog het volgende te
melden.
Het onderzoek der deskundigen heeft doen
blijken dat de verwonding is toegebracht juist
onder de onderkaak het mes heeft het strotten
hoofd en het tongbei n doorsneden en is gedrongen
tot in den derden halswervel.
Het slachtoffer schijnt bezig geweest te zijn
kousen te stoppen en werd gedood met het
broodmes, waarmede zij de draden afsneed, tijdens
haar vader in den boomgaard werkte.
De vermoedelijke dader, die indertijd naar de
hand van zijn slachtoffer moet gedongen hebben,
is nog niet opgespoord en waarschijnlijk naar
België gevlucht.
Op eene vergadering der te Parys gevestigde
Nederlanders is eenparig besloten onze regeering
te verzoeken het aldaar gevestigde consulaat-
generaal niet op te heffen.
Y olgens de Zaanlandsdie Ct. is het advies van
den raad van state op het aangekondigde wets
ontwerp tot verzekering van de uitvoering der
schoolwet, zeer ongunstig.
Uit Indië wordt gemeld dat dc commissaris
des konings in Friesland, de heer Van Harinxma,
geweigerd heeft eene commissie te benoemen tot
bevordering van het voorbereidend onderwijs
onder de minvermogende Europeanen op Java,
ea zulks uit ontevredenheid over de houding der
Europeanen op Java tegenover de nieuwe belas
tingen.
Het bericht draagt alle kenmerken van onjuist
heid in zich. Men schijnt niet bedacht te hebben
of zoo iets bracht. Maar schilder! Nooit of
nimmer zal ik het gedoogen!"
Had ik mij nu daarop al dien tyd zoo verheugd
Op eens voelde ik alles wat men gedurende mijne
afwezigheid over mij gedacht, maar niet ge
schreven had, omdat niemand in de familie het
in de kunst ver gebracht had. Vader kon geen
tegenspraak velen en ik wilde hem niet kwetBen
maar deed te vergeefs mijn best om hem de uit
voerbaarheid van mijn plan te doen inzien. Hij
begreep volstrekt niet wat ik bedoelde en de
anderen nog minder.
Vader bleef erby dat August en de dokter
mij al die dwaasheden in het hoofd gezet hadden
en dat ik zelf niet wist wat ik wilde. Ik was
een luilak, een doenietik wilde niet behoorlijk
werken en dat was schande. Hy stelde my mijne
broeders tot voorbeeld, die de een als rijknecht
en de ander in de branderij goed hun brood
verdienden en, ondanks mijn mooie kleeren, uit de
hoogte op my neder zagen. Zij lachten my uit
en daar de ontvangst zoo geheel anders uitviel
dan ik mij voorgesteld had, en ik mij volstrekt
geen kwaad bewust was maar niets kon zeggen
van hetgeen ik op het hart had, was ik bly toen
het middagmaal was afgeloopen en ik naar mijne
gezellen op het kasteel kon gaan om de toebe
reidselen voor ons werk te maken.
De volgende dagen, nadat het afmeten en
passen afgeloopen was, maakte vader dikwijls dat