188Ö.1 ASTEN, N°: 86. 123e Jaargang! Maandag 12 April. Zeeland. S: met inbegrip en Schapen- jlsche groene a 5.75 per lerhaver f 10 70 kilo's, en -SCHELDE. I Middelburg, 10 April. Een gevaarlijk bedrijf. in alle afmetingen pclie rijk verzonden. E3JSXBO0E benoo- ii, liefst boven de 25 DIEJVSTBOBE be- bij den Boekhandelaar ^DIENST. ssingen v. V. b, 9,15; nm. 1, 3,30, 7. 1.10 in plaats van 1 unr. nm. 2,30, 5, 8. elbnrgZierikzee. :be spoorweg goes. IL. ran Zierikzee: vm. nm. 12,30 12,30 -3,45 I 3,45 10,30 3,45 6,30 3,45 6,30 (3,45 6,30, jotdienst RG EN ROTTERDAM, |trek in April. van rotterdam I Zaterd. 10 'morg. 10,u. j Maand. 12 midd. 12, Dinsdag 13 I Woensd.14 I Vrijdag. 16 Zaterd. 17 Maand. 19 Dinsdag 20 Woensd.21 Vrijdag 23 12,-. 12,-, 12,-, 12, 12,— 12,-» 12,-» l»-'n IDEN tr. ii. v. h ham. 1,15 en 3.45 I.45 4.15 lAANÖAG, WOENSDAG en ZATERDAG. orm. 7.30 nam. 3. 8.~ 3.30 10.30 II.— 6.midd. 12.— 6,30 nam. 12,30 terlyk 2 uren op HMUMIMSCttl COURANT. Kt blad verschijnt dagelijks; met uitzondering van Zon- en Feestdagen! Prijs per 8lm, franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent, Adror ten tien: 20 Cent per regel! Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: Tan 1—7 regels 'f, 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte! Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de puhlicité étrangère G. L. Daübb en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Joiws. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL. 7.15 10.55 9.50 6.50 10.40 6.10 8.5 11.50 7-30 8.55 18.40 8.20 9.15 1.8 8.40 9.80 1.20 8.s5 Het Engelsche parlementslid Jenkins heeft een wetsvoorstel ingediend om het verrichten van halsbrekende toeren en lichaamsoefeningen, bij wijze van openbare vertooning, te verbie den. Het op duizelingwekkende hoogte aan trapezes door de lucht vliegen, duikelen, hangen, springen, op de koord Ioopen, zal door de wet ongeoorloofd verklaard, aan vrouwen en kin deren zal het doen van gevaarlijke kunsten verboden en in 't algemeen deze kunstenmakerij binnen de grenzen van veiligheids-netten en andere voorzorgsmaatregelen beperkt worden. Er is in den smaak en de zeden van het Engelsche volk veel dat dit wetsvoorstel ver klaarbaar maakt. Men kan, zonder de Brit- sche natie te beleedigen, voor welke wij hooge achting koesteren, van haar zeggen dat zij wreede en, ondanks de zachter geworden zeden van onzen tijd, bloedgierige neigingen bezit. Wel zijn de bokspartijen en hanenge vechten in onbruik geraakt, maar de wreede ®n zinlooze „vermakelijkheid" van de laatste jaren, om mannen en vrouwen in een kring te laten rondloopen tot zij er bijna dood bij neer vallen, is zeker niet minder afschuwelijk. Ook wordt de beestachtige ruwheid van den Engel- schen werkman tegenover zijne vrouw in geen land ter wereld geëvenaard. Er is in dit krachtige en ondernemende volkdat zich zwaar voedt, veel gistende dranken gebruikt, geweldige lichaamsoefeningen als een even gewichtig deel der opvoeding beschouwt als de ontwikkeling van den geest, een element van woestheid en dierlijke drift, dat de opmerk zaamheid van den wetgever in hooge mate verdient, teneinde althans te voorkomen dat het door sterk prikkelend zinnelijke voorstel lingen nog aangewakkerd worde. Het is mogelijk dat de bill van den heei Jenkins, ofschoon die slechts een klein deel der gewraakte onmenschelijke en gevaarlijke kunstenmakerijen treffen zal, in dit opzicht eenig nut doen en meer uitwerking hebben zal dan de overigens door de Britten zoo hooggewaardeerde verma ningen, welke koningin Victoria over dit onder werp meer dan eens tot haar volk gericht heeft. De Gemeentestem heeft in haar nommer van 22 Maart jl. dit onderwerp ter sprake gebracht en de vraag behandeld of ook in Nederland eene regeling als de óili-Jenkins niet door een wetsvoorstel of ontwerp in 't leren moest ge roepen worden. Het weekblad herinnerde daarbij aan art. 135 der gemeentewet, dat aan den gemeenteraad het maken van verordenin gen opdraagt „in 't belang der openbare orde, zedelijkheid en gezondheid," ten betooge dat de tusschenkomst van den algemeenen wetge ver niet behoeft afgewacht te worden om de gevaarlijke kunstenmakerij aan handen te leggen. Wij achten eenigen twijfel geoorloofd of het wetsvoorstel-Jenkins, aangenomen wordende, in Engeland een meer dan schijnbaar nut zal doen en houden de bemoeiing van den gemeen telijken of algemeenen wetgever met dit onder- Werp in Nederland voor overbodig en dus schadelijk. Niet dat het vertoonen van toeren, aan welke onnoodig gevaar verhonden is, ook niet bij ons beslisten tegenzin ontmoet. Meer dan eens hebben wij daartegen mede gewaar schuwd. Maar wij zjn zeer afkeerig van manie van onzen tijd om alles door wetten en regiementen te willen beheerschen -eu in te beelden dat, wanneer eenmaal een maatschappelijke verkeerdheid door een papieren regeling aan banden gelegd is, die dan ook onderdrukt en uitgeroeid is en niet in een anderen, misschien schadelijker vorm zich eene uiting zal verschaffen. Wreedaar digheid is geen karaktertrek van ons volk en de toenemende weekheid onzer zeden wischt de laatste sporen van wreedheid, die in onze volksvermaken nog te vinden zijn, langzamer hand nit. Van de meer en meer invloed krijgende publieke opinie, van den voortgang der algemeene ontwikkeling wachten wij, voor het in onbruik raken der gevaarlijke kunsten, meer dan van wetten of reglementen, die het nadeel zouden hebben van het besef te ver- dooven dat de bestrijding van ruwheid en wreedheid, onder alle vormen, een van de werken is aan welke de vrienden dermensch- heid met voortdurende zorg en opgewektheid hun krachten hebben te wijden. Er is bovendien aan eene wetgevende regeling dezer „halsbrekende" toeren menige moeilijk heid verbonden. Op den voorgrond stellen wij dat de wetgever op de persoonlijke vrijheid van ieder volwassen man en vrouw, om naar eigen goedvinden hoog in de lucht dan wel laag bij den grond zich met gymnastische en andere oefeningen bezig te houden, geen inbreuk vermag te maken Kinderen en zwak ken moge de wet beschermen, bij de volwassenen blijve de regel gelden dat ieder, binnen deperken van het algemeen belang, meester is van eigen lichaam, doen en laten. In dé tweede plaats echter is het begrip „gevaarlijk," bij deze soort van kunstenmakerijen, zeer van subjec tieve opvatting afhankelijk, of liever door geen wetgever, zelfs door geen geneeskundigen, juist te omschrijven. Men zou zich door- een jury van acrobaten dienen te laten voorlichten en wie weet of in zulk eene vergadering zich niet hetzelfde verschijnsel zou voordoen als hij andere, op veel hooger wetenschappelijken graad aanspraak makende „specialiteiten", van het namelijk nimmer onder elkaar eens te zijn. Menige toer lijkt gevaarlijk en is het niet. Zoo zijn er athleten, die zich een aanbeeld op den huik laten plaatsen en daarop, met zware voorhamers, geweldige slagen laten toebrengen. Dit maakt een groot vertoon. Maar in werkelijkheid is het zware aanbeeld oorzaak dat de slagen bijna onschadelijk wor den gemaaktverving men het door een blik ken plaatje, de kunstenmaker zou den eersten slag niet overleven. Zoo is ook het inslikken van degenklingen een walgelijke, doch naar men verzekert voor den vertooner niet recht streeks nadeelige bezigheidin Indie en Japan, waar deze degen-slikkers veelvuldig voorkomen, bereiken zij vaak een hoogen leeftijd. Daaren tegen deden wij reeds opmerken dat het afschuwelijke hardloopen in Engeland door eene bill-Jenkins niet belet zal worden en be staat er menige toer op of nabij den vlakken grond, die den oningewijde onschuldig lijkt, maar in verhand tot het gestel en den aanleg van den vertooner misschien zeer gevaarlijk of nadeeiig wezen kan. Er zijn nog meer redenen, die ons afkeerig maken van de liniaal van den wetgever, zich leggende op het grillige en veelbewogen leven onzer kunstenmakerswereld. Wij schromen bijna hiervoor uit te komen, want er bestaat voor een deel der menschen van onzen tijd geen schooner ideaal dan eene netjes geregle menteerde, geen enkele oneffenheid of afwij king vertoonende maatschappij, eene vereeni- ging van ionter brave Hendrikken, een type dat vele goede hoedanigheden, maar ook eene bedenkelijke neiging bezit om naar het ras der „gluiperts" en „nagelaars" over te hellen. Er is nu eenmaal een element van Bohémiens in onze maatschappij, een soort van lieden dat niet alleen den kost ver dient langs 'sHeeren straten en wegen met muziek maken, dansen, springen, kunsten vertoonen en potsenmaken, maar dat zich ook tot die levenswijze met eene onweerstaanbare en geheimzinnige kracht voelt aangetrokken, ja met geweld zijn banden verbreekt als men het kunstmatig in een anderen levenskring zoekt te verplaatsen. Leg den methodischen en theoretischen band der wet om dat wereldje, schrijf den kunstenmaker voor koe hij kun sten moet maken en gij zult zien dat zijn beroep de grootste aantrekkelijkheid, die der vrijheid, die van het gevaar te trotseeren en te overwinnen, die van zich de toejuichingen der menigte te verwerven door zijne koenheid en levensverachting, voor hem verliezen zal. Gelooft men nu dat, wanneer men op die wijze deze lieden afkeerig maakt van het zwervende en vrije leven dat zij leiden en dat toch reeds door de al nauwer sluitende boeien onzer beschaafde samenleving hoe langer hoe moei lijker gemaakt wordt, men daarmede ook de neigingen zal uitgeroeid hebben, welke hen dit leven doen verkiezen Wij vreezen eer dat men de reeds zoo talrijke klasse onzer dèclassés op bedenkelijke wijze zal doen toe nemen. De acrobaten-wereld bezit minstens êen aanspraak op eerbiedwaardigheidhaar ouder dom. Keeds Terentius klaagde dat het Ro- meinsche volk liever naar de vertooningeu van kunstenmakers liep dan naar de opvoering zijner blijspelen. Mareus Aurelius, de wijsgeer op den keizerstroon, verordende dat geen koord danser hoog in de lucht zijn toeren mocht vertoonen zonder dat er een net beneden hem uitgespannen was. Zelfs vindt men onder de spelen van het Romeinsche volk gewag ge maakt van kourd-dansendeolifanten en hebben de geleerden nog niet kunnen uitma ken of deze toer op éen, dan wel op twee koorden plaats hadDe kerkvader Chryso- stomus verhaalt dat in zijn tijd de kunsten makers zich op het koord uit- en aankleedden, „met even veel gemak, zegt hij, als andeie menschen in hun bed." Onder Lode- wijk XIII wandelde een acrobaat, over een gespannen koord, van een der torens van Notre Dame te Parijs naar het portaal van het Palais de Justice. In 1599 verscheen over de kunst van het koord-dansen te Parijs een hoek, bevattende: „drie samenspraken over de kunst van luchtsprongen, op de koord en in de lucht te maken, met teekeningen tot verduidelijking en leering van deze kunst." Dit boek werd in 1616 te Tours herdrukt. Geen hooger aanzien bereikte de acrobaten-knnst echter dan in de persoon van de vermaarde madame Saqui, die de onden van dagen in ons midden zich misschien nog uit haar bloeitijd, in het begin dezer eeuw, zullen herinneren. Door hare geboorte behoorde zij tot het echte vie de Bohbne. Haar ouders wilden haar tot ballet danseres opleiden, maar een verloopen student in de geneeskunde ontdekte „hooger" talenten in "haar. Napoleon I, die blijkens de belang wekkende gedenkschriften van mevrouw De Rémusat, geen slag had om musicale of drama tische soirees in te richten waarop niet ieder, en hijzelf het meest, zich doodelijk verveelde, was vol bewondering voor het talent van mad. Saqui. Bij alle openbare feesten welke hij gaf, had zij een rol te vervullen. Hij schonk haai den titel van première acrobate de France, dien zij met groote letters op haar reiswagen liet schilderen. Op het voorbeeld van den meester, maakten alle prinsen en maarschalken van het eerste keizerrijk haar tot hun lievelings-speel- goed. Zij werd schatrijk, maar het geld ging bij haar den weg, dien het bij al haar reisge- nooten door het „Bohemenland" neemt: het smolt weg onder hare vingers. In 1851 en '52 moest zij weder in Frankrijk optreden en deed op het Champ de Mars een huiveringwek kende lucht-wandeling. In 1861, op haar zesenzeventigste jaar, gaf zij ander maal eene reeks voorstellingen in het Hippo drome, die alle toeschouwers met verbazing ver vulde. Zij stierf op haar 80® jaar, rustig op haar bed, een uiteinde dat aan sleehtB weinige harer vermaarde kunstbroeders en zusters beschoren is. De acrobaten-knnst heeft dus haar tijdperken van grandeur en décadence gekend. Vergissen wij ons niet, dan is zij in onzen tijd in verval en begint zij al minder en minder beoefenaars te tellen. Misschien zijn de vormen onzer heden- daagsche samenleving voor de vrije ontwikkeling van la vie de Bohème op den duur doodelijk. Is dit zoo, dan zal een geslacht dat na ons komt misschien een pittoresk en vreemdsoortig bestanddeel der maatschappij slechts bij over levering kennen. Wij durven niet beweren dat het zich daardoor armer zal voelen, maar in de „evolutie", welke de „strijd om het be staan" aldus misschien bezig is te veroorzaken, behoeft, naar het ons voorkomt, de hand van den wetgever niet helpend of storend in te grijpen. Professor Nordenskjö'd heeft den secretaris van het Aardrijkskundig Genootschap te Brussel schriftelijk bedankt voor de eer van het hem aangeboden banket. De beroemde Poolreiziger is heden per middag trein te Vlisaingen aangekomen, heeft zich eenigen tijd op het Zweedsch consulaat opgehouden en ia daarna aan boord van de Vega gegaan, die mor gen vroeg naar zee vertrekt. De gemeenteraad van Ter Nenzen heeft gisteren het volgende telegram verzonden: „Den heer voorzitter van de tweede kamer der staten-generaal te 'sGravei.hage. „De raad der gemeente Ter Neuzen, heden in openbare vergadering bijeen en onder den indrnk van het hooge gewicht van dezen dag voor de gemeente, beveelt ook neg langs dezen weg de levensbelangen dezer haven zeer eerbiedig aan uwe kamer aan." Vervolg van het Binnenland, zie het Bijvoegsel.) Onderwijs. Akte examens in Zeeland. Van de 12 aspiranten voor hoofdonderwijzer zijn 8 toegelaten, zijnde de heeren J. van den Ende, H. Jongepier, A. M. Romijn, C. Schuerveld, al.en van Middelburg; H. Dieho, van Aardenburg; W. Meerman, van Hoek; P. J. van de Sande en C. Staal, beiden van Ter Neuzen. Voor de Fransche taal werden 5 candidateu geëxamineerd, toegelaten 2, de heeren W. A. Kuyper Boone, van Zierikzee en J. Verhage, van Woifaartsdyk. Kerknieuws. [Ingezonden.) Te Amsterdam werd den 6"° en 7«n dezer da jaarlijksche vergadering van moderne theologen Zeer opgewekt was de gedachtenwisseling over een vijftal belangrijke onderwerpen, betrekking hebbende op het godsdienstig gelootde waarde van godsdienstscholende godsdienstige behoeften van onzen tijd; de christelijke waardeering van het individu; hel al of niet wenschelijke om nieuwe grondslagen te leggen voor het godsdien- atig gemeenschapsleven. Gaven de debatten blijk dat groot verschil van gevoelen onder de moderne theologen omtrent vele punten bestaat, het samenzijn getuigde van den heiligen ernst, die allen in hun streven ver vult en die ook bij verschil van inzicht tot onderlinge waardeering dringt. De vergaderden gingen uiteen, versterkt in de overtuiging dat de moderne godgeleerden blijvend eei_e roeping hebben te vervullen op godsdieuatig gebied, waaraan zij zieh, ook bij allen tegenstand

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 1