188ö: N°. 85. 128' Jaargang.1 Zaterdag 10 April. HELMAB. IIIDDELBIRGSCHE COURANT. Dit blad verschijnt dageljjks, met nitzondering van Zon- en Feestdagen, Prijs per 8/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Hoofdagenten voor bet Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G. L. Daubi en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Joras. Advertentien: 20 Oent per regel) Geboorte-, Trouw-, Doodberiohten enz,: van 1—7 regels 1,60 iedere regel meer 0,20= Groofe letters worden berekend naar plaatsruimte) Middelburg, 9 April. De onverwachte gelegenheid, die zich aanbood om met de Vega en haar wakkere bemanning persoonlijk kennis te maken, was te schoon om daarvan geen gebruik te maken. Een onzer verslaggevers begaf zich daarom heden morgen naar de reede van Vlissingen en schrijft ons van daar het volgende: „Zooals men de Vega matig op de reede ziet liggen, zou men het haar niet aanzien dat zij een van de grootste daden, die tot dusverre op het gebied der Poolvaart te vermelden zijn, op haar rekening heeft. Het is een barkschip van onge veer 500 tonnen inhoud, met eeu hulpstoomver- mogen van 70 paardenkracht, waarmede het, onder gunstige omstandigheden, eene vaart van een mijl of vijf maakt. Als zeilschip wordt zij echter geprezen als handig en niet lui: zij loopt met een bezeilde, stevige bries een 12 mijls vaart, en ieder zeeman zal zeggen ch.t dit mooi is. Het vaartuig is stevig gebouwd; 23 duimen eikenhout beschermen het tegen de aandringende ijs-massa's, en bovendien heeft de boeg eene ijzeren pant sering. „Om dit een en ander te weten te komen heb ik mij natuurlijk aan boord moeten begeven en de tocht derwaarts zou geen bijzondere vermel ding waard zijn, indien ik niet mijn oprechten dank had te betuigen voor de vriendelijkheid der officieren vau de Vega. Ofschoon het stellige verlangen van prof. Nordenskjöld en kapitein Palander was een strikt incognito te bewaren en van alle officieele bekendheid, waar zij reeds meer dan genoeg van hebben, verschoond te blijven, werd ik echter met de grootste welwil lendheid ontvangen toen ik aan boord kwam, mijne belangstelling uitsprak voor het beroemd geworden vaartuig en vergunning verzocht om mijn oogen den kost te geven. Ik ontving toen alle inlichtingen, welke gedurende een kort be zoek verlangd konden worden en van deze laat ik hier het een en ander volgen. „De Vega heeft „achteruit," dat is in het officierslogies, dat eenvoudig, maar practisch en net is ingericht, 9 personen geherbergd. Dit warenproi. Nordenskjöld, de aanvoerder van den tocht en kapitein Palander, bevelhebber van het schip, wier hutten zich alleen door wat meer ruimte van die der andere officieren onderschei den. Voorts twee DeenBche en éen Zweedsch officier, een Russitch garde-officier, die als zoöloog dienst deed, een Italiaansche en twee Deensche doctoren, aan wie de waarnemingen van weten- schappelijken aard waren opgedragen. „Deze verschillende nationaliteiten verklaren FEUILLETOKT. Een roman uit de kunstenaarswereld- VAM FANNY LEWALD. VIERDE HOOFDSTUK. „Gij hebt nu een wit voetje bij mijnheer, Kasper," zei hij op zekeren avond, „sedert de graaf n toegesproken heeftwant wat de graven Van Berkow en Van Mellow zeggen, dat is voor den generaal een evangelie. Vroeger was hij zoo niet en wilde hij wel weten dat hij een koop manszoon was, ja hij heriep er zich somtijds op, maar hier waait de wind uit een anderen hoek, hier met die oude wapens boven de deurl En dat zal wat geven als de kinderen groot zijn, die Clamor is nu al de hoogmoed in persoon. Minder als gravenkinderen zal de generaal zeker niet voor hen kiezen." V ader ergerde zich aan die taalwant hij kon niet velen dat men zoo over zijn meester sprak en hij vond het ook niet meer dan natuurlijk, dat er te Waldritten alleen voorname hnwelijken gesloten zonden worden. Vóór den generaal was zich eenigszins daardoor dat de expeditie, Zweedsch van oorsprong, door de bijdragen van den Zweedschen koopman Jackson en den bekenden Rus Sibiriakoff voor een groot deel is uitgerust. Beider portretten hangen, onder dat van Z. M. den koning van Zweden, die in belangstelling voor hen niet onderdoet, op de eereplaats in de longroom „De bemanning „vooruit" bestaat uit 21 man, meest schepelingen der Zweedsche marine. Allen zien er flink en gezond, gebaard en krachtig uit thans echter, naar een der officieren, mijn vriende lijke leidsman, meende, wat minder dan onmid dellijk na de 294 dagen lange overwintering in den oostelij ksten hoek der IJszee. Toen waren allen blozend en dik in het vleescb, wat nu, als gevolg der in meer dan een opzicht vermoeiende „kapel letjes" die men in Japan, de Middellandsche zee, Engeiand enz. heeft aangedaan, al wat vermin derd is. „Die overwintering lijkt, als men haar hoort vertellen, zoo bar niet als de verbeelding van onzen Tollens zich die voorstelde. Voegen wij er echter dadelijk bij, dat ze van die op Nova Zembla vóór drie eenwen dan ook niets gehad heeft. De Vega heelt, vlak onder den Siberischen wal, rustig vastgevroren gezeten, zelve éen ge worden met de ijsmassa's die haar omgaven en is, toen het ijs in de lente losraakte, ook weder zonder schokken of gevaar losgekomen. In de logiezen kon men behoorlijk stoken, aan brandstof en goed voedsel bestond geen gebrek, zoodat van de ontzettende koude daarbuiten niet meer gemerkt werd dan noodig was. Weer- en natuur kundige waarnemingen, tochten per slele over het ijs en het land in, waar men bij de goedaar dige en behulpzame bevolking zich spoedig ver staanbaar leerde maken, namen echter al den tijd in beslag en hebben dit tijdvak van gedwon gen stilzitten van belangrijke waarde voor de wetenschap gemaakt. lederen Zaterdag werden, in het ruim, voor de geheele bemanning voor drachten gehouden over meteorologie, natuurkunde, de Poolvaart en andere toepasselijke onderwerpen Zoodoende vloog de tijd om en de herinnering aan die maanden behoort zeker niet onder de minst aangename, welke de kloeke mannen van de Vega thuis brengen. „Verre is het dan ook van mij de beteekenis en waarde van hun werk te verkleineD. Zeiven spreken zij er eenvoudig en bescheiden overbet gewone kenmerk van zeelieden, die iets verricht hebben waarvoor meer dan gewone moed, geduld en geestkracht vereischt worden. „Hadden wij geen stoom gehad, wij hadden het nooit zoover kunnen brengen," zeide mij een der officieren en hij sprak tegelijk zijne hooge bewondering nit voor onze oud-Hollandsche zeevaarders, die met zoo gebrekkige hulpmiddelen dezelfde geva- er nooit een burgerman heer en meester hier ge weest en daar viel niets tegen te zeggen, want mijnheer zaliger had het goed gevonden; maar vader had altijd wel gedacht dat de generaal zijn best zou doen om het gepleegde onrecht weer goed te maken. „Want," zei hij „oude adel blijft toch altijd oude adel." „En nieuwe adel wordt langzamerhand ook oudzei August lachend, „ziet onze generaal er niet even voornaam nit als alle graven hier in den omtrek Het komt er slechts op aan hoe de mensch zich voordoet. Of kunt gij het soms den gouverneur, dokter Muller aanzien dat zijn vader tiuisknecbt is geweest? Hij is uit het weeshuis op het gymnasium gekomen, en heeft kosteloos de universiteit bezocht en als in het najaar de jonker cadet wordt, gaat de dokter naar een hoogeschool en wordt protessor. Let eens op als hij aan taiel met al de aanzienlijken zit te redeneeren, of gij hooren knnt dat zijn vader, zoo goed als wij, op den bok gezeten en achter tafel gestaan beeft Vader zweeg verbaasd en de ander vervolgde, hem op den schouder kloppend. „Ja Kasper, zoo gaat het nu eenmaal in de wereld. Het is niet meer zooals in uw tijd; sedert de spoorwegen is de heele wereld mobiel geworden. Al hebben wij die hier nog niet, wij merken er toch den invloed van. Niemand heeft ren getrotseerd hebben. Ook de Willem Barents en zijn tocht naar Frans Jozefsland was hun goed bekend en toen ik hun vertelde welk een kleine schoener het is, waarmede deze reis vol bracht is, toen sprak uit woord en gebaar hun ongeveinsde hoogachting voor de mannen die dat gedaan hebben. „In Japan heeft men op hot dek van de Vega eene hut gebouwd, waar de natuuronderzoekers en teekeDaars gelegenheid vonden hnn ontzaglijke verzameling van voorwerpen, uit do fauna en de flora te land en te water in de Pool-landen, te ordenen en hunne bydrographische waarnemingen in schets te brengen. Het ruim zit vol kisten, welke de medegebrachte schatten voor deze verschillende takken van wetenschap herbergen. De Zweedsche geleerden zullen dus de handen vol werk krijgen en voor de aardrijkskundige kennis der Poolstreken is deze reis de aanvang van een nieuw tijdvak. Een groot stuk liet men mij op de kaart zien, dat tot dusverre als laud staat aangeteekend, waar de rood gekleurde koershjn van de Vega dwars overheen liep. „Voor de rechtstreeksche vaart tnsschen Europa en Azië, dit was de meening van de otBcieren, is de volbrachte doorvaart van geen beteeke nis. Men kan hetzelfde doel te gemakkelijk en Bpoedig door het Suez-kanaal bereiken, om de reis „dwars door 't ijs" te verkiezen, die in minstens 30 van de 100 gevallen door eeue overwintering afgebroken zal worden. Maar voor de verbinding van Siberië, Westelijk met Europa en Oostelijk met Japan, is de verkregen kennis wel degelijk van gewicht en langs de groote rivieren, de Ob, de Jenisseï, de Lena, welke zeer diep in dit land dringen en een gedeelte des jaars zeker en veilig bereikbaar zijn, ban zich een handelsweg vormen, die van groote beteekenis voor het wereldverkeer belooft te worden. „Onder deze en andere belangwekkende mede- deeiingen vloog de tijd van mijn bezoek om. Toen ik mij bij de aankomst van den treiu van 12 n. 50 m. aan het station bevond, ontmoette ik daar den commandant Falander, die van Parijs kwam. Of en wanneer Nordenskjöld nog ver wacht wordt, heeft men mij niet willen zeggen, of liever, ik wilde geen moeite doen om de bescheidenheid, welke men in acht wenschte te nemen, te overschrijen. Blijkbaar is men de offi cieele receptiën, toespraken en feesten meer dan beu en verlangt ieder naar huis, waar Nordens kjöld zijn vrouw en vier kinderen, en menig ander gezin met ongeduld de mannen van de Vega wachten. Ook het uur van hun vertrek uit Vlissingen is daarom een geheim. „Eene behouden thuiskomst wenschte ik hun nit grond van mijn hart en wanneer ik de eenige misschien geweest ben, die uit naam van een deei mijner iandgenooten hen op meer lust om een familiestuk te worden. Iedereen wil vooruit 1 En ik zeg ook niet dat ik mijn heeie leven zilver zal poetsen." „Gij wilt zeker ook een edelman worden zei vader spottend. „Dat nn juist niet; maar ik schrijf een goede hand en ben niet heel dom; wanneer ik dus zooveel bij elkaar kan krijgen dat ik wat beginnen kan, zult gij nog eens zien wat ik doe." „Dan schaft gij zeker zelf paard en rijtuig aan en neemt knecht en koetsier?" „Niet zoo dadelijk. Niet alles in eens, maar ik ben nog jong en wie weet wat er gebeurt I" Dit zeggende nam hij zijn pet en ging heen. „Die dwaas, die zot 1" riep vader nit, juist terwijl August zich voor de deur omkeerde en terugkwam. „Voor ik het vergeet, Helmar moet morgen na kerktijd op het kastetl komen. Zij willen zien of hij aanleg heeft om schilder te worden." En met zijn gewone vroolijkheid voegde hij er bijalsof iemand die iets degelijks kan en goed geleerd heeft, hier op het dorp zou blijven zitten, om schuttingen te schilderen en oude rijtuigen op te lakken. Dus morgen na de kerk!" „Zoo zijn zij! Niets dan inbeelding en dwaasheid in het hoofd en vergeten wat zij eigenlijk komen doen. De een is net als de ander Maar gekapte hooiden en kneveltjes en witte Nederland's bodem welkom heb mogen heeten, toch heb ik, met de warmte die eene stellige overtuiging geeft, hen mogen verzekeren dat nergens ter wereld hun daad, hun werk en hun streven met meer belangstelling en waardeering worden gadegeslagen dan in het land, dat in zijn Heemskerk, Barents, Tasman, Lemaire en zooveel anderen aan de zeevaarders van alle tijden en natiën een voorbeeld gegeven heeft." Hare majesteit de koningin van Engeland zal zich Vrijdag 16 April a. van Brussel, via Roosen daalVlissingen, naar Engeland begeven. Het vertrek van den extra-trein nit Roosendaal is op 5 u. 1 m. en de aankomst Vlissingen op 6 u. 28 m. bepaald. Volgens een Reuter-telegram uit Parijs heeft de heer Cochéry, minister voor het post- en tele- graafwezen, met de regeeriug der Nederlanden eene telegraaf-overeenkomst geteekend, die in hoofdzaak overeenkomt met de overeenkomsten, onlangs door Frankrijk met Engeland, Italië en andere staten gesloten. In de maanden Mei en Juni a. zal gelegenheid worden gegeven tot het leveren van voldoende bewijzen van genoegzame voorbereiding tot de beoefening der natuurkundige wetenschappen, om te kunnen worden toegelaten tot het eerste natnurknndige examen, vermeld in art. 4 der wet van 25 Dec. 1878, en in de maand Jnni of Juli e. k. tot het afleggen van de practische examens van apotheker, vermeld in art. 11 der wet van 25 Dee. 1878. Voor nadere inlichtingen verwijzen wij naar de Staats-courant. In de St. Ct. zijn opgenomen de statuten van de vereeniging Zondagsschoolvereeniging Ebtn Haëzer, te Yerseke. Zlerikzee, 8 April. Tot dijkbaas van het waterschap de Vier bannen van Duiveland is benoemd L. Vijverberg Cz., aannemer van aard- en dijkwerken te Sir-Jansland. In de laatst verschenen aflevering van het Tijdschrift ran het koninklijk instituut ran ingenieurt vindt men een brief van den inspecteur jhr. Ortt, te Haarlem, over de „onderzeesche oeververdedi ging van den Oudelaudscheu zeedijk." Dit belangrijk schrijven van dien waterbouwkundige zal gewis met belangstelling in de provincie Zuid-Holland worden gelezen, evenzeer in Zeeland, daar de grondbeginselen van oeververdediging door den Raad van de Oeverdefensie in dat gewest door jhr. Ortt met warmte zijn voorgestaan. Ter vervulling der opengevallen plaats van handschoenen hebben ze allemaal I" bromde vader en stopte zijn pijp. Ik vond August van daag aardiger dan ooiten ik had geen woord gemist van hetgeen hij ge zegd had. Ik dacht voortdurend aan hem en aan dokter Muller, die er evenzoo nitzag als de andere heeren, die met hen nit rijden ging, aan taiel at en den jonker mocht bevelen, ofschoon zijn vader slechts bediende was geweest, zooals de mijne. Dien avond vergat ik voor het eerst in mijn leven te bidden; want ik dacht totdat ik insiiep aan dokter Muller. VIJFDE HOOFDSTUK. „Ga den tuin maar in, rechts naar het groote priëel 1" zei Angnst, toen ik mij den anderen dag naar het slot wilde begeven. Ik 3tak dus het plein over naar den tnin en vond mevrouw, de gouvernante en de kleine Dora in het priëel. „Hebt gij nog meer konijntjes?" riep deze mij toe, zoodra zij mij zag. „Nog zes," antwoordde ik, „de anderen zijn verkocht." „Ga ze dadelijk halen! hoor, dadelijk! Wacht, ik ga mee!" zei zij, klouterde van de bank en vatte mij bij de hand, 'tgeen mij van daag niet zoo verlegen mankte, daar ik mij zoo goed gewaischen had dat ik mij gerust durfde

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 1