1880: No. 74. 123® Jaargang.3 Zaterdag 27 Maart. Dilhoold© van hetPaasch- feest zal deze courant aan staanden Maandag niet wor den uitgegeven. bericht. Middelburg 26 Maart. MIDDELBIRGSCHE COURANT. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. PrijB per 3jm, franeo 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentlen: SO Cent per regel; Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte; Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère 6. L. Dacbï en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Joins. Sedert eenige dagen is de Prijslijst van effecten, coupons en obligatien in dit blad weder aanmerkelijk uitgebreid. Onder de verhalen, welke in het volgende kwartaal in het Feuilleton zullen worden opge nomen, verdient Helmar, een roman uit de kunstenaarswereldvan de bekende, door diepe menschenkennis, fijne gave van opmerken, zuiveren smaak en groot meesterschap over den vorm beroemde Duitsche schrijfster Fanny Lewald de bijzondere aandacht van het lezend publiek. Zij die zich met denlen April a. abonneeren, ontvangen de tot dien datum verschijnende nommers kosteloos. Het heuglijk nieuws, dat wij in de laatst gedrukte exemplaren van ons nommer van gisteren onder de Laatste berichten konden mededeelen, zal het hart van ieder rechtge aard Nederlander met vreugde vervullen. „Het heeft, zoo meldt de Staatscourant Z. M. den koning behaagd den raad van mi nisters te machtigen de blijde tijding teralge- meene kennis te brengen, dat hare majesteit onze geëerbiedigde koningin zich in gezegenden staat bevindt." Vooral aan de tegenwoordige omstandigheden ontleent het hierdoor geopende vooruitzicht een buitengewone beteekenis. De oude stam der Oranjes is arm aan jeugdige loten. De zoo gewenschte troonsopvolging in de rechte lijn hangt af van het leven van prins Alexander, tot dusverre ongehuwd, wiens vroeger zwakke gezondheid zich, naar wij hopen, in de laatste jaren eenigszins hersteld heeft, doch in wiens persoon het voortbestaan der dynastie niette min geen sterker waarborg kan vinden dan het leven van éen man, menschelijkerwijs ge sproken, in den regel oplevert. Toch twijfelt niemand, die Nederlands toe stand en geschiedenis kent, van hoe hoog gewicht de onafgebroken troonsopvolging in het huis van Oranje voor ons land en ons volk is. Met Oranje zijn wij geworden wat wij zijn; zoolang Oranje aan de spits van ons land, als de hoogste uitdrukking onzer natio nale eenheid en zelfstandigheid, geplaatst blijft* vertrouwen wij op de duurzaamheid van ons volksbestaan, dat ons dierbaar is op zich zelf en ons nog dierbaarder wordt naarmate wij ons vergelijken met vele andere volken. Het is dus als Nederlanders dat wij ons verheugen in den „gezegenden staat," waarin koningin Emma zich bevindt. Indien ook al bij hare komst op Nederlandschen bodem niet aanstonds alle harten zich geopend hebben om haar met gelijke warmte welkom te heeten, van dit oogenblik af is onze jeugdige koningin ons allen dierbaar, dewijl naast den luister der koninklijke kroon, de hoogste eeretitelder vrouw en echtgenoote haar toegezegd is* In den brief der Ylissingsche kamer van koop* handel aan de Précurseurmedegedeeld in ons nommer van gisteren, is, naar ons nader wordt medegedeeld, bij het definitief Vaststellen der ledactie, nog do volgends zinsnede opgenomen! „Voor het oplossen en op de kade of in de waggons brengen van katoen, zou vijf of zesmalen meer betaald zijn dan in Antwerpen. De kamer weet niet wat men daarvoor ginds betaalt, even min wat door vreemden aan vreemden hier betaald is. Dit weet zij dat aan Vlissingsche werklieden niet meer betaald is dan 60 cent per ton." Vlisslngen, 26 Maart. De aanhoudende droogte doet gebrek aan drinkwater ontstaan. Overal, zelfs tot buiten de stad, ontmoet men menschen met emmers water die zoo goed mogelijk in de behoefte trachten te voorzien. Moest deze droogte nog wat aanhouden dan dreigt de behoefte nijpend te worden. Vreemd is het, dat er niet meer gedacht wordt aan de rijks-zoetwatermacbiDe Deze toch levert uitmuntend drinkwater, tot matigen prijs, indien slechts de aangevraagde hoeveelheid wat groot is. In ieder geval behoeft men geen gebrek te lijden en is het niet meer noodig water van twijfelachtige hoedanigheid van heinde en ver aan te voeren. Bath, 25 Maart. Het Belgisch gouvernement heeft weder een persoon alhier aangesteld om, even als verleden jaar, dagelijks, van 's morgens 7 tot 's avonds 7 uien, per uur aan te teekenen hoe hoog het water der rivier staat. De duur dezer opneming is bepaald van 1 April tot 30 Sept. Sprekende over het plan van dr Van Vloten met .opzicht tot een gedenkteeken voor Elisabeth Wolff, zegt de Zutfensche Courant „Mocht ooit dit plan tot verwezenlijking komen, dan hopen wij dat voor 't minst op het voetstuk uitgehouwen worde het borstbeeld van mej. Wolff's onafscheidelijke vriendin, Agatha Deken. „Toch eens aan het peinzen over standbeelden te Vlissingen zijnde, zouden wij het niet ongepast vinden wanneer men eens kon besluiten dat van De Ruyter op een andere plaats neer te zetten, zoodat de beroemde zeeheld niet langer zijn rug behoeft te wenden naar die zee, die eens zijn element was. Ongelukkiger plaats voor een standbeeld kunnen we ons bijna niet denken dan die, waar dat van De Ruyter op de Kade van Vlisaingen prijkt." De tentoonstelling van schilderijen werd heden door 194 personen bezocht. Sedert onze laatste opgave zijn verkocht: n° 35, Alpenbloemenvan mevr. Hogendorp, geb. 's Ja cob; n° 60, Een slootje tusschen de wilgenvan W. J. Oppenoortb; n° 61, De vaart langs de Boerderij, van denzelfde; n° 62, Etenstijdvan Joh. J. Paling, en n° 63, Bij moedervan denzclfde. De voorzitter van het College voor de zeevis- scherijen, de heer E. N. Rahusen, heeft naar aan leiding der medegedeelde klacht van berooving van het visschersvaartuig Syrene door Engelsche visschers, aan het Handelsblad medegedeeld: «dat de schipper of eigenaar van het beroofde schip zich slechts heeft te wenden tot genoemd college, onder mede- deeling van de bijzonderheden en van de nommers der vaartuigen die den roof hebben gepleegd, om zeker te zijn dat het feit in Engeland zal vervolgd worden. Zoo dikwijls toeh behoorlijk bewezen feiten van roof of andere gewel denarijen op de Noordzee, door Engelsche visschers ge pleegd, door bet college worden gebracht onder de aandacht der Nederlandsche regeering, heeft deze haar beklag daarover steeds medegedeeld aan de regeering van Groot- Brittannië en deze laatste heeft de feiten steeds onderzocht en de schuldigen zijn gestraft geworden. »Of er in deze vervolging zal plaats hebben, zal dus in de eerste plaats van de beroofden zeiven afhangen." Het komt ons voor dat de zaak met dezen brief niet uitgemaakt is. Eerstens zal het onze visschers dikwijls moeilijk vallen om „nommers en bijzonderheden" omtrent hun beroovers mede te deelen. Vervolgens schijnt de bestraffing, die de schuldigen in Engeland „steeds" ondervonden hebben, niet veel te baten. De wonderlijke recht- Bpraak, die de Engelsche jury's erop, nahouden, zal zich misschien ook in dit geval hebben doen kennen, en dan is de weinige schrik, dien de bestraffingen hebben nagelaten, wel te begrijpen. Eindelijk is onze visscherij niet geholpen met de wetenschap dat zij, beroofd wordende, door een vonnis van een Britschen rechter missehien gewroken zal worden. Het zou de taak van onze diplomatie wezen om door onderhandeling en zoo noodig door een tractaat, en die van onze marine om door haar toezicht aan deze zeeroo- verijen paal eu perk te stellep. Het bericht bevestigt zich, dat Z. M. de koning in het voorjaar niet naar Amsterdam komen zal. Men meent te kunnen verzekeren, dat het bezoek aan de hoofdstad tot September is uitgesteld. Van generaal Van der Heyden is, in antwoord op een tot hem gericht adres door de te 's Gra- venhage gevestigde Vereeniging ter beoefening van de krijgswetenschaphet volgende schrijven ont vangen „Kotta-Radja, 7 Feb. 1880. „Hoogst dankbaar ben ik voor de betuigingen van sympathie, welke ik bij uwen brief van i5 Dec. 1879, no 70, mocht ontvangen. „Ik stel dat schrijven op hoogen prijs, vooral omdat het komt van de Vereeniging ter beoefe ning van de krijgswetenschapdie een zoo groot aantal met eere bekende mannen onder hare leden telt, en gepresideerd wordt door den zoo om zijn kennis als om zijn karakter algemeen geëerdeD generaal Knoop. „De goedkeuring, door uwe vereeniging gehecht aan de krijgsverrichtingen van land- en zeemacht in den laats ten tijdwas mij dubbel aangenaam, omdat daaruit blijkt dat door u geen geloof is geslagen aan de door enkele dagbladen verspreide insinuatie, als zouden zij zich hebben schuldig gemaakt aan wreedheden en noodelooze verwoes ting. „Die insinuatiën, welke zelfs in de volksver tegenwoordiging eenigen weerklank vordeu, heboen mij gegriefd, omdat zij een onverdienden blaam trachten te werpen op de troepen, welke onder mijne bevelen den oorlog ter Noordkust van Sumatra, naar ik mij vlei voorgoed, tot een einde hebben gebracht, en evenzeer hebben uitge blonken door dapperheid als door krijgstucht. Die troepen, welke mij in staat hebben gesteld mijne plannen ten uitvoer te brengen, hebben, ik geef uwe vereeniging hiervan de verzekering, niets gedaan waarover zij zich zouden behooren te schamen, zij verdienen slechts lof over de wijze, waarop zij den oorlog hebben gevoerd. „Zij hebben het bewijs geleverd, zoo van de voortdurende plichtsbetrachting van de zeemacht, als van de deugdelijkheid van het Indisch leger dat, na een bijna onafgebroken strijd van een zestal jaren tegen een dapperen vijand en onder dikwijls zeer ongunstige omstandigheden, nog kracht genoeg bezat om dien vijand beslissende slagen toe te brengen, en daardoor op schitte rende wijze de sombere beschouwingen wisten te weerleggen van hen, die het leger voorstelden als uitgeput en gedesorganiseerd. „Gelief, mijne heeren, de verzekering te aan vaarden van mijne bijzondere hoogachting voor uwe vereeniging. „De luitenant-generaal, adjudant des konings in buitengewonen dienstgouverneur, tevens militaire bevelhebber van Atjeh en onderhoorigheden. van der Heijden." Bergen op Zoom, 25 Maart. Uit het jaar verslag van het district Eigen Hulp alhier, uitgebracht op de gewone voorjaarsvergadering op den 23 dezer, bleek, dat even als het vorige jaar ook thans weder 2 pet over het bestede bedrag aan de leden kon worden uitgekeerd. Daar zonder bedrijfskapitaal gewerkt wordt, acht men de uitkomsten gunstig en op den bestaanden voet voortwerkende, zal de vereeniging kunnen blijven bestaan. Samenwerking en steun der leden daartoe is echter noodig. Hoezeer het district op 1 Januari 1880 118 leden telde, waarvan 102 te Bergen op Zoom, werd de vergadering slechts door 15 bijgewoond. Tot bestuurlid en afgevaardigde werd gekozen de heer Klasing. Het bestuur der afdeeling Amsterdam van Eigen Hulp heeft, wegens den kwijnenden toestand van dat district, zijn ontslag willen nemen doch is door de algemeene vergadering, niet zonder moeite, bewogen nog zes maanden aan te blijven» teneinde met eene commissie van drie leden maatregelen tot verbetering te beramen. Daarna zal het bestuur beslissen over zijn al of niet altreden. Uit eene mededeeling van prof. Van Pesch bleek dat de afdeeling Levensverzekering zeer gunstig werkt. Ook het Haagsche district gaat niet vooruit. In 1879 traden 78 nieuwe leden toe, terwijl 148, voor een groot deel lagere ambtenaren, de ver eeniging verlieten. De fVinketvereeniging leverde niettemin goede uitkomsten. Voor de levering van brandstoffen en aardappelen werden eenige contracten gesloten. De pogingen tot oprichting eener coöperatieve apotheek stuitten at op de weigering van alle geneesheeren eu apothekers om in de commissie van voorbereiding zitting te nemen. Er is nu met 53 tegen 19 stemmen be sloten een contract te sluiten met een apotheker die zich in Den Haag gaat vestigen, tot het leveren van geneesmiddelen tegen verminderd tarief en met korting. De St. Ct. bevat een kon. besluit, waarbij, met intrekking van het kon. besluit van 30 October 1872 (St. bi. no. 105), nader wordt bepaald, welke ziekten van het vee voor besmettelijk worden gehouden en welke der in de wet van 20 Juli 1870 (St. bt. no. 131) genoemde maatregelen bij het heerschen of bij het dreigen van elke dier ziekten moeten toegepast worden. In de St. Ct. is opgenomen een kon. besluit, houdende goedkeuring van een reglement voor den dienst van de rijkstelegraaf en intrekking van twee daarmede in verband staande besluiten. De spoorbreedte voor de tramwegen. (Boor een spoor weg* ambtenaar.) Vervólg. Welke spoorbreedte zal nu voor de wegen met smal spoor gekozen worden? In Frankrijk heeft men in het algemeen de spoorwijdte voor de straat-spoorwegen op éen meter gesteld, maar op verscheidene kleinere lijnen, die voornamelijk voor iudustrieele inrich tingen zijn aangelegd, heeft men zelfs eene breedte van 0 m. 76, ja somtijds van Om 60aangenomen. Voor de stoomtramwegen in Noord-Brabant werd door den hoofdingenieur van den provincialen waterstaat de spoorbreedte van éen meter aanbe volen. „Men heeft in het algemeen aangenomen zegt Morandière, een Fransch ingenieur, die zich bij zonder op de studie dezer wegen heeft toegelegd, dat de rijtuigen van den smallen weg 2§ maal zoo breed kunnen zijn als de weg; dus bij een weg met éen meter spoorwijdte kunnen de rij tuigen 2£ meter breed zijn. „Maar indien enkel reizigers vervoerd worden, dan is eene spoorwijdte van 0 m 75 voldoende, omdat de rijtuigen dan toch nog altijd 1 m 80 breed kunnen zijn." Op den zoo bekenden buurtspoorweg van Festinoy naar Port-Madoc heeft men eene helling van 1: 68: De spoorbreedte bedraagt 23 Engel sche duimen (58,5 centimeter), men treft er boohten van 35 meter straal aan. De spooi staven wegen 24 kilogrammen. Op dezen miniatuurspoorweg loopen met eene snelheid van 20 kilometers per uur treinen van 94 ton, welke reizigers vervoeten. Dit voorbeeld toont dus aan, dat men zonder gevaar bochten van 35 meter straal met eene sneiheid van 20 kilometers per uur kan passeeren, hetgeen niet mogelijk is, als men normale spoorbreedte heeft. Met deze snelheid, welke door de Fransche regeering als maximum is aangenomen (hier te lande is het maximum 15 ki'ocneter) kan het vervoer van reizig3rs even veilig op een kleinen spoorweg, dus op een stoomtramweg, plaats hebben. Het spreekt van zelf, dat in de bebouwde kom der gemeenten eene snelheid van 15 kjlomotof

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 1