Benoemingen en besluiten. Landbouw. Kunstn ie uw s, Rechtszaken. Evenwel gelooven wij ook dat door de afstem ming van het voorstel een dienst bewezen is aan het algemeen belang, niet slechts om de boven genoemde reden, maar ook omdat het opdragen der voordracht voor burgemeester aan gemeente raden in zeer veel gevallen familie- en club-re geering bevorderen, en kleingeestige partijtwisten in de gemeenteraadszittingen overbrengen of bestendigen zou. De tentoonstelling van schilderijen, ingericht dqor eene commissie uit de vereeniging Uit het volkvoor het volk alhier, werd heden middag in tegenwoordigheid van de leden van den gemeen teraad, bet bestuur der vereeniging en een klein aantal genoodigden geopend. Onder de aanwezige bezoekers merkten wij den Belgischen schilder Gabriel, van wien zeiven een stuk ten toon gesteld is, op. De voorzitter der tentoonstelling, mr. G. N. de Stoppelaar, gaf in zijne openings-toespraak een overzicht van de pogingen der vereeniging Uit het volk—voor het volk om door het houden van tentoonstellingen do liefde voor de kunst hier ter stede aan te kweeken, tot welk ideaal zij mede hoopt te geraken door het bijeen brengen dezer belangrijke verzameling. Hij bracht dank aan allen die tot het welslagen dezer zaak het hunne hadden toegebracht, bij zonder aan onzen stadgenoot den heer Van den Berghe, die door zijne persoonlijke bekendheid met vele kunstenaars de commissie van zoo grooten dienst is geweest. Met een kort woord herinnerde hij aan het overlijden van den schilder Jan Weissenbruch en verzocht aan mejuffrouw Pické, dochter van den burgemeester, alsmede, op uitdrukkelijk verlangen der commissie, aan mevrouw De Stoppelaar, door het hechten van een immortellenkrans aan de beide stukken van dien kunstenaar, zijne nagedachtenis den tol der waardeering te betalen. De burgemeester van Middelburg, mr. C. J. Pické, betuigde uit naam der aanwezigen, zijn dank aan de commissie voor hare met zoo schoonen uitslag bekroonde bemoeiingen en aan de ver- eeniging Uit het volkvoor het volk, voor haar streven om den kunstzin te bevorderen. Ziet de vereeniging door deze tentoonstelling een harer idealen verwezenlijkt, de burgemeester sprak de hoop uit dat zij ook haar algemeener ideaalde herleving van den smaak voor het schoone onder alle klassen des volks, door hare pogingen een maal werkelijkheid moge zien worden. De tentoonstelling werd daarna door de aanwe zigen bezichtigd, waarbij de aanhechting der beide immortellenkransen, door de straks genoemde dames, plaats had. De verzameling telt 102 schilderijen, waaronder zeer schoone. Natuurlijk komen wij later op haar terug. Ook hopen wij morgen de toespraak van den heer De Stoppelaar in haar geheel mede te deelen. Voor 't oogenblik slechts onze geluk- wensch aan de commissie en onze opwekking aan 't publiek om deze gelegenheid om iets wezenlijk schoons te genieten, niet ongebruikt voorbij te laten gaan. De kamer van koophandel en fabrieken alhier zal op Maandag, den 22en dezer, des namiddags te twee uren precies, een openbare vergadering houden. De heer A. Smit, burgemeester van Vlissingen, heeft den volgenden brief aan de Précurseur gericht: „Uwe artikelen van den 14™ en 16e° dezer zijn mij geworden. „Het betaamt mij niet, aeht te slaan op hetgeen in die opstellen mij persoonlijk aangaat. Het publiek heeft trouwens geen belang bij deze soort van polemiek, welke gij met zorg hebt willen lang gewacht, dat iets langer niet zooveel ver schil voor hem maakte. Hij praatte dus nog een poos, bekeek de hoeve en den tuin tot dat de dag al een eindje gevor derd was en wenschte toen zijn vriendelijke gastvrouw „Goeden dag," waarop bij met haastige schreden den weg naar het dorp insloeg. Daar aangekomen liep hij recht op het voetpad aan, dat door het weiland van het dorp naar het kasteel leidde, doch bij het hek stond hij stil en zag met teederen blik naar het kleine huisje dat aan den overkant van den weg, recht tegenover hem lag het met klimop begroeide huisje, waar de doktersweduwe woonde. Hij deed zelfs een stap er heen, doch mompelde terstond wêer. „Neen, zij eerst. Wij zullen strak er samen heen gaan.'1 Haar hij aarzelde nog, als trachtte hij van verre door die neergelaten gor dijnen heen te zien, totdat hij op eens paardenge trappel hoorde en een rijtuig, door twee fraaie bruine paarden getrokken, den weg zag afkomen. De dorpskinderen haastten zich om uit den weg te komen, gingen ter zijde staan en zagen rol ontzag en bewondering het fraaie rijtuig aan. En het was inderdaad een prachtig schouwspel, er mankeerde niets aan het fraaie rijtuig, de prachtige paarden, V» het mooie blonden meisje dat zoo sprekend op haar nog jeugdige moeder, die naast haar zat, ij geleek en daar tegenover die twee goudgelokte inderen. Het was waarlijk een volmaakt schoone aanblik vermijden, doch waarvan gij niettemin zelf hot voorbeeld geeft. „Voor mijzelven en in mijne hoedanigheid als burgemeester van Vlissingen is het voldoende te constateeren, dat gij niet langer de overheid en de bevolking dier gemeente beschuldigt, maar op particuliere feiten het oog hebt. „De Vlissingsche kamer van koophandel, tot welke gij n schriftelijk gewend hebt, is voorne mens binnen weinige dagen hare beschouwingen mede te deelen over bedoelde feiten, hoe algemeen voor 't overige de bewoordingen ook zijn van welke gij gemeend hebt u te moeten bedienen. „Ik reken erop dat deze brief in het eerstvol gend nommer en op de eerste bladzijde van' de Précurseur zal worden opgenomen en bied u inmiddels de verzekering mijner achting aan. „De burgemeester van Vlissingen, „A. SJIIT." Rotterdam en het Botterdamsch Leeskabinet in 't bijzonder hebben een gevoelig verlies geleden door het overlijden van den bibliothecaris van genoemde inrichting, den heer D. Mulder Bos goed. Hij was, op een zeer speciaal terrein, gunstig bekend als schrijver eener Bibliotheca Ichthyologica et Piscatoria, die hij nog voor de aanstaande visscherij-tentoonstelling te Berlijn had bijgewerkt. Bovendien was hij de vervaar diger van den eersten kacrt-catalogus eener groote bibliotheek in ons land. Zijn dood, op jeugdigen leeftijd, is dus meer dan een plaatselijk verlies. In eene vergadering der liberale kiezersver- eeuiging De Grondwet te 's Graveuhage, gehouden nadat, zooals men zich herinneren zal, het voor gestelde „radicale" programma in eene vorige vergadering verworpen was, werd gisteren door den voorzitter medegedeeld dat de heeren mr. A. Hinlopen, mr. J. D. Veegens, mr. C. J. J. Wijckerheld Bisdom en mr. 8. van Houten uit de vereeniging zijn getreden. pensioenen. Pensioen verleend aan N. Steger, hoofdcommies bij het departement van financiën, ad f 1805; H. W. van Biel, essayeur van den waarborg op de gouden en zilveren werken, ad f 2000J. G-. de Bosson, ontvanger der directe belastingen enz., ad /813; M. P. C. Reigersman, wed. van A. A. de Salengre, in leven ontvanger der dir. belast, enz., ad f 2100, en A. E. van Meerlantz, zich noemende en schavende van Meerlant, wed. van P. Verdam, in leven ontvan ger der dir. belast, enz., ad f 918 'sjaars. Een blik op deD landbouw in Frankrijk. SchouwenDuiveland10 Maart 1880. II. De crisis eii liare oorzaken. Vervolg Bij de rampen die Frankrijks landbouw teiste ren, is het zeker geen wonder dat de schare, die de statistiek niet kent, om bescherming roept. Bescherming, de schrijver toont het onwederleg- baar aan, zou echter de dood zijn. Vrijheid voor allen zij het wachtwoord der boeren, de leus van allen, dien de vaderlandsche welvaart ter harte gaat. De handelswetgeving is Vreemd aan de tegen woordige landbouwcrisis en van beschermende rechten is geen herstel te wachten. Slechte oogsten kan men niet beletten, noch zich onttrek ken aan de gevolgen van ongestadig weer. Het Doch voor een der toeschouwers op den weg was het eensklaps alsof de zon verduisterd en do aarde van al haar glans beroofd werd. „Helena!" gilde hij uit op een toon van de bitterste smart, die uit een gebroken hart kan opwellen; maar zij hoorde hem niet. Zij zag hem natuurlijk, want zij keek naar den kant waar hij stond en verwonderde er zich wellicht over, een vreemdeling te Bijthorpe te zien. Maar dat was al. De stofwolk, door de wielen opgejaagd, verborg een oogenblik alles voor zijne oogen en toen die wegtrok was het gezicht verdwenen. „Wie is dat vroeg hjj, zoodra hij zijn stem weer in zijn macht had, aan een der dorpelingen die in zijn nabijheid stond. „Die dame Lady Edmeade. Zij gaat naar Londen. Zij was de dochter van den ouden baron,'* voegde hij er bij, „en is getrouwd met Lord Edmeade.'' „Is zij al lang getrouwd?" „Laat eens zien't zal nu in Augustus veertien jaar worden; ik herinner het mij nog best, want op dieuzelfden dag werd mijn jongste geboren. Zij heeft mooie kinderen, is 't niet mompelde hij nog, in 't heengaan. En daar stond Robert Sutton, alleen in den helderen zonneschijn, nauwelijks vier uur nadat hij die zon had zien opgaan over den dag, die de gelukkigste zijns levens had moeten zijn, en nu was alles reeds voorbij. Hij bleef nog een oogenblik staan en overzag zijn toevallen, die we moeten nemen als ze komen en welke met geen kwakzalfjes zijn goed te maken. De hoofdzaak is verbetering van den landbouw. Door wisselbouw, sterkere bemesting, veredeling van planten en gewassen, moet men zich meer onafhankelijk maken van de natuur en de kansen op mislukking verminderen. Om deze dingen te verkrijgen, is de eerste voorwaarde: verspreiding van landbouwkennis. Op het land ontbreken niet het meest kapitaal en arbeid, maar kennis. Ik mag echter de boeren niet alleen kapittelen ook de grondeigenaars verdienen hun bescheiden deel. Bij de toenemende moeilijkheid om geschikte pachters te vinden, is het noodig dat de grond bezitters in ernstige overweging gaan nemen om zelf hun land te bebouwen, daaraan minstens een werkzamer aandeel dan thans te nemen. Te lang hebben zij bij het laten beboeren hunner gronden een rustige rust genoten, zich alleen bezig ge houden met het ontvangen en verteren hunner pachten en het beramen van plannen om den prijs te verhoogen als de tijd om was. Die zalige dagen zijn voorbij. Daar de grondeigenaars de oude pachten niet meer kunnen beuren van de goederen hunner erflaters, wordt het tijd dat zij zich als landbouwers bekwamen, en het voorbeeld van eenige groote heeren volgen die zelf hunne gronden beheeren. Zij zullen daarbij een ongekend genot smaken, een genot dat de stad niet kan geven. Grondeigenaars, die daartoe den moed missen, zullen langzamerhand achteruitgaan en eindelijk gedwongen worden hunne eigendommen over te dragen aan hen die verstand hebben om ze te bebouwen. Geheel het land zal bij die verande ring winnen, omdat de landbouw alleen kan vooruitgaan als de grond behoort aan hem, die het bekwaamst is om er partij van te trekken. Dikwijls hoort men klagen dat het zoo moeilijk is om een postje te krijgen. Als de ouders het belang hunner kinderen begrijpen, zullen zij hen opleiden tot landbouwers, liever dan ze te laten uitdrogen op de ministerieele of de gemeentelijke bureaux. Zoodra de beschaafde klasse een werkzaam deel aan den landbouw gaat nemen, zal de vooruitgang alom baan breken. Men zal eene betere vrucht wisseling krijgen en den graanbouw beperken tot die plaatsen, waar hij werkelijk met voordeel kan worden gedreven. Naar alle waarschijnlijkheid zal echter de veestapel de grootste vlucht nemen, niet alleen omdat veefokking den minsten handen arbeid vraagt, maar ook omdat zij het voordeeligst is. Behalve deze en andere geneesmiddelen, zijn er nog die de aandacht der regeering vorderen: uitbreiding van het spoorwegnet; verlaging der tarieven voor het vervoer van landbouwgoederen 5 vermindering der lasten die den grondeigendom drukken. Van de Fransche staatslasten draagt de landbouw het grootste deel. BI ijkens de stukken, die gediend hebben bij het opmaken der begrooting van 1876j bedraagt in Frankrijk de belasting van den ge- heelen landbouw 44 pet., die van den stedelijken grondeigendom 114 pet., en die van den roerenden eigendom 4 pet. van de ontvangsten. Duidelijker kan de ongelijke drukking niet worden aangetoond. Om haar op te ruimen, worden kerels met koppen gevraagd. Eu nu nog iets. Onze tijdschriften bemoeien zich niet met den landbouw en daar doen ze slecht aan. Liever beschouwen ze de verschijning van elk boek, hoe onbeduidend ook beduidende zijn schaarsch als eene gebeurtenis, met wier bespreking ze maandelijks hun stroom van ver veling mogen verbroeden. Weet, o boekbesprekers! dat we u beu zijn dat de boeken en uwe be sprekingen altegader kaf is, dat in de leesgezel schappen verwaait. Laat aan den lezer het oordeel; maak van het uwe geen boekje, maar den afloop van zijn roman; bij dacht aan het wanhopige jonge meisje, met hare blonde lokken, dat zooveel jaren geleden aan zijn hals had gehangen, terwijl de tranen haar bij stroomen langs de wangen vloeiden. „Ik geloof in u, Robert. Wat de wereld ook moge zeggen, ik geloof in u. Zweer mij slechts dat gij niets zult gelooven van hetgeen gij ooit tegen mij hoort, want ik zal u trouw blijven. En o! Robert, zoodra gij weer vrij zijt, moet gij regelrecht naar mij toe komen. Ik zal op u wachten, al moest het nog zooveel jaren duren 1" En hij had het onder kussen gezworen. De eed was nagekomen van zijn kant althans; hij was teruggekeerd. Even daarna stapte hij den smallen weg over, langs de dorpsschool, waaruit het morgengezang eener menigte kinderstemmen hem tegenklonk en hij betrad het kleine huisje aan den overkant, waar hij met een luiden snik nederknielde aan de voeten eener blinde, oude vrouw, die haar vermagerde hand uitstrekte, hem over het welige haar, waartusschen zooveel zilveren strepen liepen, streek en prevelde; „Mijn zoon, mijn zoonl zijt gij daar eindelijk? Ach wat heb ik lang moeten wachtenmaar ik ben in het leven gebleven want ik wist dat de waarheid eenmaal aan het licht zou komen en dat gy dan zoudt teragkeeren." EINDE, geef ons we snakken er naar als een paling naar den dauw een enkele keer een beetje landbouw en maandelijks een paar bladzijden zooals Potgieter ze schreef, en gij zult onsterfelijk worden, gij, en uwe bentgenooten. Rilland, 17 Maart. Heden avond trad alhier voor een niet zeer talrijk publiek de landbouw-leoraar A. F, Marlet op. De onderwerpen zijner voordracht waren: veeteelt en zuivelberei ding, die op duidelijke wijze werden behan deld, terwijl na afloop nog verscheidene landbou wers gebruik maakten van de gelegenheid om den spreker over 'teen of ander inlichting te verzoeken. Voor de derde maal in 25 jaren worden onze openbare verzamelingen van oude kunst aanzien lijk vermeerderd tengevolge van eiflating. In 1854 vermaakte de heer A. van der Hoop zijne galerij aan de stad Amsterdam, in 1870 ontving het rijksmuseum te Amsterdam 64 schil derijen, door den heer L. Dupper te Dordrecht aan die verzameling gelegateerd, en nu weder wordt ons nationaal bezit vermeerderd door de beschikking van wijlen jhr. Yan de Poli. Wat we daardoor rijker zijn geworden, is den liefhebbers onzer oude school bekend. Het museum- Van der Hoop bevat van eiken onzer groote meesters een meesterstuk; de collectie-Dupper bestaat uit uitnemende, soms geheel unieke proe ven van de Hollandsche school; d-j verzameling- Van de Poll brengt in ons museum een parel, het portret door Rembrandt, een der volmaaktste portretten, die hij ooit geschilderd heeft, en bo vendien nog een aantal hoogstbelangrijke stukken. De geldswaarde van dat alles laten wij er geheel buiten. Het is te hopen en te verwachten bij de meer dere belangstelling, die de landsregeering aan onze musea schenkt, dat men een middel zal vinden om het nieuwe legaat goed te plaatsen. Wij eeren mannen als de Six'en, Steengrachten en anderen, die voor ons land bewaren, terwijl iedereen verkooptwij houden de namen van Van der Hoop, Dupper, Van de Poll, Fodor in dankbaar aandenken, omdat die burgers voor hun vaderland behouden hebben, wat anders verloren zou zijn gegaan. Laat het meer en meer blijken, dat we door belangstelling in onze open bare verzamelingen toonen dat we hun schenkin gen waardeeren. In ons land wordt oude kunst niet meer verzameldhet ontbreekt niet aan geld maar aan kennis en liefde. Onze musea worden er dus te belangrijker om, als nagenoeg de eenige plaatsen waar men onze roemrijke school kan bestudeeren en bewonderen. Maar al waren onze muBea rijker dan eenige ter wereld, als er geen levendige belangstelling is, zijn ze dood. übl Het gerechtshof, kamer van correctioneele zaken te 's Gravenhage, heeft gisteren het vonnis door de arrondissements rechtbank van 's Gra venhage tegen G. F. C. Rose gewezen, op grond dat, bij het op Zaterdag jl. in deze zaak opnieuw gehouden getuigenverhoor, de schuld des bekl. aan de hem bij dagvaarding ten laste gelegde feiten, voorzien bij art. 834 W. van Strafrecht, niet is gebleken, vernietigd en hem daarvan vrijgesproken. {Zie laatste berichten van gisteren.) Vlissingen, 19 Maart. Gisteren is alhier aangehouden zekere J. de J., verpleegde in een der gestichten, verdacht van zich een horloge te hebben toegeeigend dat aan anderen behoort. Hij is voorloopig in hechtenis genomen totdat nadere bijzonderheden onderzocht zullen zijn. Het is een oud, sufferig man, die niet hoog timmert, maar wiens daad toch veler verwondering zal wekken. De beschuldigde is heden naar Middelburg overgebracht. Voor de algemeene watersnoodloterij zijn te Parijs, door tusschenkomst van do barones Van Znylen, echtgenoote van den Nederlandschen gezant, 1260 loten geplaatst en eene menigte prijzen ontvangen. Het geheel aantal genomen loten bedraagt tot dusver 142,000. Omtrent het geval van vergiftiging te Win schoten worden de volgende juistere bijzonderheden medegedeeld Eene vrouw van Beerta, die voor haar zieken man een drank had gehaald op een recept van dr. Meyer, kwam met den drank bij den dokter, bewerende dat de zieke zich na het gebruik ervan veel erger bevond. Dr. M., om haar gerust te stellen, goot eene aanmerkelijke hoeveelheid van het vocht in een glas wijn en dronk dit leeg. Na het vertrek der vrouw gevoelde hij zich wel dra ongesteld en eenige oogenblikken later gaf hij don geest; een tegengift, op last van dr. T. hem toegediend, kon niet meer baten. De justitie heeft het restant van den drank laten onderzoeken door eenige scheikundigen, ton einde te weten of de drank is bereid overeenkom stig het recept dan wel of de apotheker eene vergissing heeft begaan. Het gerucht, dat aanvankelijk liep, als zou de patient te Beerta zijn overleden, wordt tegenge sproken.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 2