N». 67.
123e Jaargang,
1880';
Vrijdag
19 Maart.
De minnaar
BERICHT.
Middelburg 18 Maart.
HELENA CHURCHHILL.
MIDDELBURGSCHE COURANT.
Dit blad versohijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
"Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiens 20 Cent per regel!
Geboorte-, Tronw-, Doodberichten enz,: van 17 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte!
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G. L. Daubi en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jomss.
Sedert eenige dagen is de Prijslijst van
effecten, coupons en obligatien in dit blad
weder aanmerkelijk uitgebreid.
Onder de verhalen, welke in het volgende
kwartaal in het Feuilleton zullen worden opge
nomen, verdient Helmar, een roman uit de
kunstenaarswereldvan de bekende, door diepe
menschenkennis, fijne gave van opmerken,
zuiveren smaak en groot meesterschap over
den vorm beroemde Duitsche schrijfster Fanny
Lewald de bijzondere aandacht van het lezend
publiek.
Zij die zich met denlen April a. abonneeren,
ontvangen de tot dien datum verschijnende
nommers kosteloos.
De reden waarom het betoog van het Co
mité voor algemeen stemrecht door ons bestreden
wordt, is niet daarin gelegen dat wij het oog
merk, waarmede het zijn manifest tot het
Nederlandsche volk gericht heeft, zoeken te
verijdelen. Dat oogmerk is toch bijzonder
onschuldig. Het maakt zelfs een min of meer
komischen indruk, na de opsomming van al de
ellenden en kwalen waaronder wij sedert lang
gebukt gaan, terwijl zooveel andere volken
zich in den zegen van het algemeen genees
middel mogen verheugente vernemen dat
de weg, die tot verbetering leiden zal, deze
isom „te beproeven aan de verschillende
uitingen der volksovertuiging omtrent de nood
zakelijkheid van algemeen stemrecht in den
eersten tijd eenige eenheid, eenige leiding te
geven." Waarlijk het comité stelt zich te
nederig aan, of het laat zich door zijne ver
beelding naar andere oorden en andere tijden
wegsleepen, wanneer het zegt „de moeilijkheden
der aanvaarde taak zich in geenen deele te
ontveinzen." Welke zijn die moeilijkheden
Wij zijn overtuigd dat niemand aan het comité
een spierbreed in den weg zal leggen. Naast
zooveel „bonden" als er reeds bestaan, is ook
wel plaats voor een Algemeen stemrechtsbond.
Een tijdschrift bezit de „goede zaak" reeds.
Aan bekwame schrijvers en sprekers ontbreekt
het haar, wanneer wij alleen maar letten op
de leden van het comité, niet. Zn de tweede
FEUILLETOIST.
VAN
Uit het Engelsch.
De morgenschemering van den aanbrekenden
zomerdag verspreidde zich over het landschap en
hulde alle bekende voorwerpen in een nevelachtig,
onbestemd licht, waarbij het evenwel toch reeds
in het oog viel dat een eenzame wandelaar er
voor zijne jaren onnatuurlijk oud eu vervallen
uitzag.
Zijn voorhoofd was gerimpeld, zijn haar ver
grijsd en zijn rug gekromd, tengevolge van het
aanhoudende en zware werkenmaar niettegen
staande dit alles droeg hij duidelijk sporen van
er eenmaal zeer goed uitgezien te hebben, met
zijn edel voorhoofd en zijne sprekende, mooie
oogen. Hij was den vorigen avond te laat in de
naburige stad aangekomen om den trein naar dit
afgelegen dorpje te halen, zoodat hij aldaar moest
overnachtendoch het verlangen om het doel
zijner reis te bereiken was zóo sterk geweest, dat
i>Ü> fla een paar uur rust genomen ie hebben,
kamer vindt zij in den heer Van Houten een
bekwaam en welsprekend pleitbezorger. Door
de Vragen des Tijds dringt zij onder de be
schaafde, lezende en staatkundige kringen door.
Vindt zij in mannen als Heldt, De Kot en
Scheepers hare vertegenwoordigers onder de
ontwikkelde werklieden, de samenstelling van
het comité bewijst op verrassende wijze hoezeer
de theorie van het algemeen stemrecht onder
verschillende maatschappelijke kringen en roe
pingen hare aanhangers telt. Wat wil men
meer Eene courant oprichten De Neder
landsche pers, die aan overmaat van frissche
gezichtspunten voor polemiek niet lijdt, zou
haar met vreugde inhalen. De moeilijkheden
die aan het stichten en in stand houden van
een nieuw dagblad verhonden zijn, ontveinzen
wij ons echter niet en het is ons volkomen
duidelijk waarom het comité, teneinde tot dit
middel te geraken om „ons aan de overheer-
sching van het geld te ontworstelen," een be
roep doet op de „geldelijke bijdragen" van
alle Nederlanders en op de aloude spreuk
„eendracht maakt macht." Maar in ernst, dat
zijn toch geen bezwaren, die wanneer het zulk
een belangrijk einddoel geldt, een groot ge
wicht in de schaal kunnen werpen.
De bedoeling waarmede wij tegenover het
manifest onze bedenkingen ontvouwen is, in
de eerste plaats, ons eigen standpunt ten op
zichte der theorie van het algemeen stemrecht
voor onze lezers nogmaals duidelijk te maken en
vervolgens het nadeelige, dat er gelegen is in het
koesteren en voortplanten van staatkundige
illusiën. opnieuw in het licht te stellen. Illusion
en pessimisme gaan, de „zwarte tijd," waar
aan menig man in zijn jongelingsleeftijd geleden
heeft, bewijst het, hand aan hand en beide
werken ontzenuwend. Het pessimisme doet
de bestaande toestanden in een ongunstiger
licht en in hatelijker kleuren zien dan die der
werkelijkheid, benevelt aldus den blik voor
het goede dat op te merken valt, en verlamt
den lust en het vermogen om daaraan mede
te werken. De illusie doet kostbare krachten
verspillen akn het jagen naar een onbereikbaar
doel, bereidt teleurstelling voor en daardoor
moedeloosheid en onmacht. Van beide ver
schijnselen kan men, gelijk wij getracht hebben
aan te toonen, in het manifest aan het Neder
landsche volk de kenteekenen waarnemen.
De leden van het comité zijn bekwame,
meerendeels jonge mannen, met geestdrift be
zield voor de betere toekomst die zij met de
besloten had zijn weg te voet te vervolgen. En
nu stond hij eindelijk weer op de plek die zijn
voet sedert vijftien jaar niet betreden had. Maar
die vijftien jaar, hoe vreeseiijk ook in de werke
lijkheid, waren nu voor hem als een droom, waar
hij bij het ontwaken bijna niet meer aan dacht,
zóo gelukkig gevoelde hij zieh bij het wederzien
zijner geboorteplaats.
Daar lag de ouderwetsche kerk, waar hij als
kleine jongen zoo vaak had nedergeknield naast
zijn moeder, half onbewust luisterende naar hare
zachte stem als zij de antwoorden opzei.
Hij zag ook hoe hij daar, op rijperen leeftijd,
schuchter om het gordijn zijner bank heengluurde
naar den overkant, waar onder de marmeren
schilden, die in gonden letteren de deugden van
hen die er onder rustten vermeldden, eeD meisje
met gouden lokken knielde: in de kerk scheidde hen
alleen de kleine ruimte van het schip daar buiten
echter de geheele afstand tnsschen den zoon van
den dorpsdokter en de oudste dochter van den
heer van Ohurchhil).
Met een zucht wendde de wandelaar zijne ge
dachten weer van het verledene op het tegenwoordige
en merkte dat de zon was opgegaande vogelen
zongen een vroolijk morgenlied en overal in het
rond glinsterden de dauwdroppels op de
rozenhaag, waartegen hij lennde, op de takken
der boomen, op de verder gelegen groene wei
landen, die het dorp Bjjthorpe, dat halfverwege
oogen hunner verbeelding aanschouwen, en be
reid daaraan hunne krachten te wijden. Met
zeer vele anderen in den lande zien zij veel
om zich heen dat hen met weerzin, met ver
ontwaardiging zelfs vervult en zonder zieh
nauwkeurig rekenschap ervan te geven of nu
juist dat middel voeren kan tot hetgeen zij
wensehen, heffen zij, in hun onbestemd verlangen
naar „wat anders," den wapenkreet voor alge
meen stemrecht aan.
Het algemeen stemrecht zou hen, indien zij
het verkregen, niet brengen wat zij verlangen
en het vruchteloos najagen ervan doet krachten
verspillen, die op nuttiger wijze te gebruiken
waren. Hoe is het mogelijk dat het comité
zich een oogenblik vleien kan met „den krach-
tigen steun van het Nederlandsche volk,"
wanneer het let op het luttel opgewekte poli
tieke leven dat onze natie leidt Wil men
daarvan een sprekend bewijs uit de allerlaatste
dagen Men weet dat gisteren en heden in de
tweede kamer behandeld werd het voorstel van
den heer Van Kerkwijk, om de benoeming van
burgemeesters onder den invloed te brengen van
eene voordracht door den gemeenteraad. Zoo er
een onderwerp is, dat onder het hereik der
bevatting van raadsleden en gemeentenaren valt,
dan is het wel dit. Voor een beginsel, voor
een politieke of staathuishoudkundige waarheid,
moge het moeilijk zijn aanhangers, met kennis
van zaken toegerust, te verkrijgende betee-
kenis der benoeming van een burgemeester
begrijpt ieder. In andere landen behoort het
tot de vraagstukken, waarvan de beslissing alle
gemoederen in beweging brengt. Welnu, van
de r uim 1100 gemeenten die Nederland telt,
is er niet éene, waarvan de inwoners het de
moeite waard hebben geacht door een adres
van instemming of bestrijding hun zienswijze
ten aanzien van het voorstel-Van Kerkwijk te
doen blijken Den naam van „moedigen volks
tribuun" heeft de Standaard, dien van „eminent
staatsman" een zijner collega's in het parle
ment hem moeten geven. Het volk van Ne
derland bekommert zich evenmin om het opat aan
van volkstribunen in zijne vertegenwoordiging,
als om de al of niet „eminentheid" zijner
staatslieden. Ziedaar den steen, waaruit men
het algemeen stemrecht te beitelen heeftEn
men stelt zich voor dat het beeld, hetwelk
men in 't leven zal roepen, in eenig opzicht
beantwoorden zal aan de trekken, die de ver
beelding der mannen, aan wier hoofd de heer
Veegens zich gesteld heeft, zich vormt!
de helling van een boschrijken heuvel tegenover
hem lag, scheidden.
„Eindelijk ben ik weer thuis," mompelde hij,
„eindelijk," strekte zijn, door het ruwe werk
vereelte hand, als tot een begroeting uit en sprak
met blijmoedig opgeheven hoofd, „eindelijk zijn die
lange jaren voorbij, bet werk is volbracht
de straf ondergaan en ik keer terug om mijn
loon te vorderenHa 1" riep hij eensklaps uit,
hevig ontsteld door een stem die hem „goeden
morgen 1" wenschte.
„Goeden morgen mijnheer." Een zeker iets
in het uiterlijk van den vreemdeling noopte blijk
baar tot de bijvoeging van dat woordje „mijnheer"
zoodra deze zijn hoofd omkeerde om te zien wie
hem aansprak.
„Gij ztjt er al vroeg op uit", vervolgde de man.
„Het gebeurt niet (lil; wij Is dat de heeren zich de
moeite getroosten van naar het opgaan der zon te
komen kijken."
„Dan missen zij veel", antwoordde de vreemdeling
kortaf. „Ofschoon bet voor ons, die het misschien
eiken morgen zien, een vrij alledaagsche zaak is
De boer zag den spreker met eenige verbazing
aan en deze voegde er onmiddellijk bij„Ik heb
het zelf in jaren niet gezien niet tenminste in
Engeland.. Gij woont zeker te Bijthorpe ver
volgde hij, als verlangde hij het gesprek van zijn
persoonlijke gewaarwordingen af te leiden.
„Al sedert vijftig jaar. Daar is mijn boerderij",
„Herziening der grondwet met betrekking
tot het kiesrecht is een dringende eisch des
tijds." Deze zinsnede in het manifest onder
schrijven wij. Ook door ons wordt uitbreiding
der kiesbevoegdheid, op zeer ruime schaal,
noodzakelijk geacht. Niet omdat wij ons
daarvan groote verbeteringen in de vruchten
van den wetgevenden arbeid voorstellen.
Deze zijn, gelijk wij getracht hebben aan te
toonen, afhankelijk niet van de volks-v e r t e-
genwoordiging maar van het volk, en
dit laatste is niet door grondwetsherziening te
veranderen. Maar wij wensehen uitbreiding
der kiesbevoegdheid, omdat duizenden die
door hun ontwikkeling en aanleg bevoegd zijn
om zich over de publieke zaak een oordeel
te vormen, door ons kiesstelsel van de stembus
worden uitgesloten en wij niet zonder onge
rustheid overwegen dat op deze wijze de
wetgeving en de volksvertegenwoordiging tot
stand gebracht worden en werkzaam zijn,
zonder dat een aanzienlijk deel van het ont
wikkelde volk ertoe medewerkt. Het ontbreekt
onze wetgeving aan het gezag, dat de deel
neming van alle intellectneele krachten der natie
haar zou verleenen. Onder alledaagsche om
standigheden dommelen wij in dien toestand
rustig voort. Maar hij een mogelijken samen
loop van buitengewone gebeurtenissen zien wij
daarin een ernstig gevaar voor onze binnen-
landsche rust en onze buitenlandsehe veiligheid.
Men kan, als de nood dreigt, de beste krachten
des volks niet oproepen tot verdediging van
datgene waaraan zij part noch deel hebben.
Daarom wensehen wij uitbreiding van het
stemrecht in dien zin dat allen, die het mini
mum van den vereischten waarborg van ont
wikkeling en oordeel bezitten, daartoe worden
toegelaten. De plannen van den minister
Vissering om dit doel te hereiken langs den
langen weg der belasting- en census-her-
vorming, hebben wij vernomen zonder er veel
vertrouwen in te stellen. Grondwetsherziening
is dus ons doel en onze wensch. Voor zoo ver
het manifest van het Comité voor algemeen
stemrecht er iets toe bij kan dragen om daar
toe te geraken, hopen wij dat het „de zedelijke
en stoffelijke ondersteuning" vinden moge die
het vraagt. Maar van algemeen stemrecht zijn
wij aikeerig en het manifest heeft er ons niet
toe kunnen bekeeren.
zei de ander en wees met een trotsch gebaar in
de riebting van waar hij gekomen was „Groot-
Hoeve."
„Dan zijt gij ontsnapte bijna aan de lippen
van den vreemden man doch dit ontging den boer.
„Ik ben Dirk Stisted vau de Groot-Hoeve",
herhaalde hij. „Zij behoort nu aan mij, evenals
vroeger aan mijn vader en zal hoop ik eenmaal
het eigendom van mijn zoon worden."
„Gij zijt gelukkig, Stisted. Een huis, een vrouw
en kinderen. Wat wil men meer?"
„Hebt gij dat alles dau niet vroeg de boer,
verwonderd opziende bij de warmte die in de
stem van den vreemdeling lag.
„Ik ben niet gehuwd", was het korte antwoord.
„Maar", baaste hij zich er bij te voegen, vreezende
dat hij onvriendelijk was geweest, „gij zijt hier
goed bekend, zegt gij misschien kunt gij mij
dus wel zeggen aan wien dat huis daar ginds
behoort", dit zeggende wees hij naar de torens
van het kasteel Bijthorpe. „Maar houd ik u niet op?"
„Volstrekt niet", antwoordde Stisted beleefd
„Ik heb geen baast. Dat huis behoort aan den
baron Churehhill. Den jongen heer, zooals wij hem
hier meestal noemen, daar zijn vader nog niet
zoo lang geleden gestorven is."
„Is die dood?"
„Ja zeker, en mijnheer Edward heeft het goed
geërfd en hij is met een lieve vrouw getrouwd ook".
„De oude baron had immers een dochter?"