;i 1880.
1880.
N®. 65.
123ê Jaargang.
Woensdag
17 Maart.
tudie
ntels
rten.
lage prijzen.
-SCHELDE.
Middelburg 16 Maart.
Jsverhooging,
nog aan de
ÏMEISJE benoodigd,
[ocstor
PLANTENGA Bz. te
atis verkrijgbaar de
ran
fCHEIDTDE BRÜIN
tsch, Fransch
-ukken)
ijrieksc h.
\et 10.80.
nscli, Zweedgcb,
ollandsch.
Ieet /7.20.
|aë de brhin
tsch, Franseh.
ileet f 5.
LLEMSON.
tsch, Fransch.
1.90.
jle Methode!
kmelen van inteekenaren
lel/onderricht werkzaam
/oor de voorwaarden aan
INGA Bz. to Zutphen.
|ED voor zang en piano,
BOER. Brij s JLO cent.
jotdienst
tiG EN ROTTERDAM.
ek in Maart.
VAN BOTTEND AH 2
Dinsdag 16'morg.10,—tu
I Woensd.17 10,
Vrijdag.19 10,—
Zaterd. 20midd. 12,
j Maand. 22 12,
Dinsdag 23 12,
W oensd.24 'smorg. 9,
Vrijdag 26 10,—,
Zaterd. 27 10,
OEN
C. H. V. U
lam. 1.15 en 3.45
1.45 4.15
AA.NDAG, WOENSDAG ra
ZATERDAG.
>orm. 7.30 nam.
8—
10.30
3.30
6.midd. 12.—
6,30 nam. 12.30
erlijk 2 uren op
7.20
2.80
3.41
2.40
8.
12.55
2.14
8.
5.1
6.30
7.8
7.25
8.6
8.85
8.45
5.87
6.88
*4.45
*5.59
*6.40
*7.57
*9.6
•9.11
6.50
6.20
7.52
.8.45
9.12
10.18
10.41
10.50
11.
7.15
10.65
3.50
6.50
10.40
6.JO
8.5
11.60
7.30
8.55
12.40
8.20
SUS
1.8
8.40
9.80
1.20
8.»
n
HIDDELBURGSCHE COURANT.
Dit blad verschijnt dageljjku,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Adwztentfen: 20 Oent per regeli
Geboorte-, Trouw-, Doodberiohten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G. L. D.obi en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elshach en Joims.
De oproeping Aan het Nederlandsche volk
Uitgegaan van het Comité voor algemeen stem
recht, kon door ons niet eerder opgenomen
worden, dewijl wij die niet in haar geheel
wenschten mede te deelen zonder haar verge
zeld te doen gaan van eenige onzer eigen beschou
wingen en tegenwerpingen. Wij gaan daar
thans toe over. Zij iuidt aldus:
„Sedert jaren doen zich van vele zijden
Wachten hooren over de werking van den
constitutioneelen regeeringsvorm in Nederland.
„Trots de vrije instellingen, waaronder wij
leven, blijft een gewichtig deel der taak van
den wetgever jaar op jaar onvervuld.
„Een verouderd belastingstelsel drukt de
min gegoede klassen buiten verhouding tot
hun draagvermogen, belemmert in menig op
zicht eigendomsverkrijging, voortbrenging en
verkeer, begunstigt beursspel boven eerlijken
arbeid.
„Een jaarlijksehe oorlogsbegrooting van meer
dan twintig millioen gulden vermag 's lands
weerbaarheid niet te verzekeren, terwijl het
den jongelieden uit de gegoede klassen wordt
vrijgelaten, zich aan dè oefening in het han-
teeren der wapenen te onttrekken.
„Volksontwikkeling en volksgezondheid lijden
onder gestadig uitstel van maatregelen, die de
ondervinding heeft doen kennen als geschikt
om verwaarloozing van kinderen, misbruik van
macht van sterken tegenover zwakken, volks
zonden en volksziekten te keer te gaan.
„Weerzin tegen de hervormingen, die de
ontwikkeling der tijden eischt, heheerseht onze
vertegenwoordiging. Geen bewindsman, die
de handen aan den ploeg wil slaan, kan ge
nade vinden in hare oogen.
„Mag dat zoo blijven
„Is het raadzaam toestanden te bestendigen,
die onze ordelievende bevolking maar al te
gemakkelijk te eeniger tijd in buitenslands
ontstane woelingen zouden medesleepen
„Zeer zeker niet.
„Het is bekend, waar het kwaad zijn oor
sprong vindt. Niet meer dan omstreeks hon
derd vijftien duizend kiezers wijzen de verte
genwoordigers van een volk van bijna vier
millioen zielen aan. Onze grondwet gaat van
het onhoudbaar beginsel uit, dat de geschikt
heid om te kiezen afhankelijk is van een
aanslag in de directe belastingen. Menig lid
van de staten-generaal dankt zijn zetel aan
een klein getal vermogende en invloedrijke
kiezers, die eischen dat hun afgevaardigde
hun eigen, eng opgevatte belangen, in plaats
van de algemeene volksbelangen zal verdedigen.
„Herziening der grondwet met betrekking
tot het kiesrecht is een dringende eisch des
tijds. De grondwet behoort niet langer te
verhinderen dat alle meerderjarige Nederlan
ders, die in het bezit zijn van hunne burger
lijke rechten, tot het kiesrecht worden geroepen.
Dit kan geschieden zonder gevaar, neen, moet
geschieden om het gevaar van revolutionaire
bewegingen te voorkomen, om onze vertegen
woordiging tot een waarheid te verheffen en
het geschokt geloof aan de deugdelijkheid van
onzen regeeringsvorm te herstellen.
„Wij ondergeteekenden, deels tot kiezen
gerechtigd, deels van kiesbevoegdheid ver-
Btoken, hebben ons vereenigd tot een comité,
dat wenscht te beproeven om aan de verschil
lende uitingen der volksovertuiging omtrent
de noodzakelijkheid van algemeen stemrecht
is den eersten tijd eenige eenheid, eenige
leiding te geven.
„Wij ontveinzen ons de moeilijkheden der
.taak, die wij aanvaardden, in geenen deele.
Slechts door den krachtigen steun van het
Nederlandsche volk kunnen onze pogingen
eenig gevolg hebben.
„Daarom doen wij een beroep op de zedelijke
en stoffelijke ondersteuning van alle Neder
landers. Bewijzen van instemming en gelde
lijke bijdragen tot het beoogde doel worden
ingewacht bij den tweeden ondergeteekende.
„Onzerzijds zijn wij volgaarne bereid, het
geen hier en ginds tot het doen veld winnen
der overtuiging van de noodzakelijkheid van
grondwetsherziening in onzen geest mocht
worden verricht, naar de mate onzer krachten
te ondersteunen. Ook deswege wende men
zich tot den tweeden ondergeteekende.
„Eendracht maakt macht.
„Zoo ergens, dan mag deze spreuk Onzer
vaderen hier worden ingeroepen, waar het er
op aankomt ons aan de overheersching van
het geld te ontworstelen.
„Het comité voor algemeen stemrecht
(Get.) Mr. J. D. Veegens, te 's Gravenhage,
president. Mr. W. Heineken, te Amsterdam,
secretaris-penningmeester. R. J. Blaauw, te
Kleinsmeer, afgevaardigde van het JProv. Gron.
Werklieden-Verband. H. Gerhard, te Amster
dam, afgev. van de Sociaal-Democratische Ver-
eeniging. Mr. J. A. van Gilse, te Rotterdam.
Mr. C. W. A. baron Van Haersolte, te Zwolle.
Mr. M. Jacques de Witt Hamer, te Middelburg.
B. H. Heldt, te Amsterdam, afgev. van het
Centraal-bestnnr van het Jlg. Werkl.-Verbond.
Mr. A. Hinlópen, te 's Gravenhage. Dr. J.
Menno Huizinga, te Harlingen. J. A. Roes-
singh van Iterson, te Tilburg. Mr. S. Katz,
te Amsterdam. F. Domela Nieuwenhuis, te
's Gravenhage. Mr. B. H. Pekelharing, te Delft.
D. Pekelharing, te Surhuisterveen, afgev. van de
Prov. Friesche Wer kl.- VereenigingH. Pij ttersen
Tzn., te Sneek. Th. De Rot, te Rotterdam,
afgev. van de Rott. afd. van het Algem, Werkl.-
Verbond. J. Th. Scheepers, te Arnhem, afgev.
van de Arbeiders-Vereeniging Hoop ojg Gerech-
De uitvoerigheid van dit manifest verplicht
ons, in verband tot onze ruimte, voor heden
tot eene enkele tegenwerping. Zij is deze dat
het stuk, naast verscheiden stellingen die volgens
onze zienswijze onjuist zijn, éene feitelijke
onjuistheid bevat. Men vindt haar in de zin
snede, waarin van de vertegenwoordiging, in
verband tot haar „weerzin tegen de hervormin
gen die de ontwikkeling der tijden eischt,"
gezegd wordt:
„Geen bewindsman, die de handen aan den
ploeg wil slaan, kan genade vinden in
hare oogen."
Deze bewering is, op het standpunt van het
Comité voor algemeen stemrechteene onjuist
heid. Immers er is nog nimmer een bewinds
man opgetreden, die in den geest van het comité
de handen aan den ploeg heeft willen slaan.
Op den minister Kappeyne kan het comité
het oog niet gehad hebben, want van hem
verklaarde zijn voorzitter, mr. J. D. Veegens,
in de Vragen des Tijds van October 1879,
(bladz. 2) dat de voorstanders van grondwets
herziening dezen staatsman „niet meer tot
hun aanvoerder begeeren," alsmede (bl. 21)
dat hij, als hoofd van het kabinet, „de sym
pathie der natie verbeurd en als administrateur
en wetgever weinig lauweren geoogst heeft."
Ook schreef een lid van het comité, mr. J.
A. van Gilse, in de Vragen van Februari 1880
(bladz. 315) dat de heer Kappeyne geenszins
„de man is die de noodzakelijke hervormingen
moet tot stand brengen," alsmede: „dat diens
tweejarige werkzaamheid als minister van
binnenlandsche zaken waarlijk naar geen
herhaling doet verlangen."
Dit deze aanhalingen is bewezen dat het
comité, met de bewindslieden die geen genade
hebben kunnen vinden in de oogen der verte
genwoordiging, den heer Kappeyne niet be
doeld kan hebben. Van andere ministers,
vdor of gelijktijdig met dezen op-of afgetreden,
kan in dezen zin nog minder sprake zijn.
Dit wilden wij bewijzen, teneinde tot de gevolg
trekking te komen dat het comité, met de „hervor
mingen, die de ontwikkeling der tijden eischt."
een stelsel of programma op het oog heeft,
dat tot dusverre aan de Nederlandsche verte
genwoordiging nog niet ter beoordeeling gegeven
is geweest.
Die tegenwerping heeft deze beteekenis, dat
de verantwoordelijkheid voor de kwalen, welke
het comité in zijn manifest onder de aandacht
van het Nederlandsche volk brengt, zonder
voldoenden grond op de schouders wordt gelegd
van hen die, naar de regelen onzer tegen
woordige grond- en kieswet, het volk vertegen
woordigen. Waaruit weder volgt dat van eene
verandering in deze regelen alléén, verbetering
in hef. bestaande kwaad niet met zekerheid te
voorzien zou zijn. Hetgeen in lijnrechten
strijd is met deze verklaring van het comité:
„Het is bekend, waar het kwaad zijn oor
sprong vindt."
In een volgend opstel eenige andere beden
kingen.
Wat wij gisteren voorzagen komt beden nit.
Alle bladen, die de ongunstige berichten over de
ontvangst van Z. M. stoomschip Atjeh te Kaap
stad opgenomen hebben, verklaren ze nn, op
grond van bekomen officieele en particuliere
inlichtingen, voor geheel ongegrond. Zelfs zegt
het Vaderland dat de officieren van de Atjeh
bijzonder aangename herinneringen van hunne
ontvangst aan de Kaap hebben medegenomen.
Het kan zijn dat wij ons vergissen, maar ons
komt bet voor dat onze groote bladen bij deze
en andere gelegenheden niet genoeg critiek ge
bruiken. De onjuistheid der voorstelling van de
Kaapsche bladen was, bij eenig nadenken, voel
en tastbaar. Met de eenvoudige tegenspraak, den
volgenden dag, wordt de nadeelige indruk, door
een onjuist bericht teweeg gebracht, niet altijd en
volledig weggenomen.
Dezelfde opmerking is van toepassing op de
Jmh. Ct., die de rechtvaardiging van generaal
Van der Heyden op de tegen het Indische leger
ingebrachte beschuldiging van moord en wreedheid,
eenvoudig opneemt onder opmerking dat die
beschuldiging niet van een harer correspondenten
atkomstig, maar aan een particulieren brief ont
leend was.
Wij zijn van meening dat wanneer zulke dingen
in 't openbaar gezegd worden, eene redactie zoo
danig vertrouwen in de persoonlijkheid van haar
zegsman behoort te hebben, dat zij zelve zich
voor de waarheid der feiten verantwoordelijk kan
stellen. Ook kan bet voldoende zijn dat die zegs
man zelf aanbiedt ze door zijn naam te staven.
Is echter noch het een noch het ander het
geval, dan doet men, naar ons bescheiden gevoe
len, beter zich de opoffering van een sensatie-
nieuwtje te getroosten.
Zonder nog te voldoen aan het verzoek van
den burgemeester van Vlissingen om diens beide
brieven in hun geheel op te nemen, heeft de
Précurseur in zijn nommer van Zondag eenige
feiten ten laste van Vlissingen medegedeeld. Wij
laten die, vertaald, hier volgen.
Een stoomboot, geiaden met 11 n 1200 ton
granen, komt te Vlissingen binnen en lost daar
200 ton. De rekening bedraagt bijna 10,000
franken, behalve eenige onkosten die de cognos
sement-houders zelve gemaakt hebben om bij
sommige werkzaamheden het toezicht te houden.
Nu is het waar dat men eerst voornemens geweest
was de geheele lading te lossen en dus de vooraf
overeengekomen pakhuishuur te betalen kan
gehad hebben, maar biervoor wordt slechts onge
veer 400 fr. in rekening gebracht, zoodat men
zich te vergeefs afvraagt op welke wijze het totaal
van 10,000 fr. verkregen is. Dit wordt duidelijk
wanneer men ziet dat het gebruik van stutten
en planken gedurende acht dagen bij het lossen
300 fr. gekost heeft; dat men 440 fr. heeft
moeten betalen aan de werklieden die deze ge
reedschappen hebben moeten vervoeren, behalve
nog de huur van een lichter voor betzelfde doel
en de kosten om de losbrug later weder af te
breken. Het wordt nog duidelijker als men ver
neemt dat de daglooneD der werklieden bij het
lossen meer dan 1500 fr. bedragen hebbendat
men voor 't gebruik van zakken 2400 fr.
betaald heeft, benevens nog ongeveer 650 fr. voor
het s 1 ij t e n dier zakken. Aannemende dat er
iets betaald moest worden voor het „gebruik"
van zakken, die niet „gebruikt", maar gereed
gemaakt waren met het oog op de geheele lossing,
hoe is het dan mogelijk dat men, na voor bet
wezenlijk of denkbeeldig gebruik dier zakken
ongeveer 650 fr. per duizend betaald te hebben,
nog eens 650 fr. heeft moeten betalen voor slijting
van zakken, die gediend hebben om 200 ton graan
te lossen? En nn moet men in aanmerking
nemen dat het herstellen der zakken nog eens
eene afzonderlijke rekening uitmaakt; dat er
350 fr. kosten voor merken en meten worden
opgebracht, benevens een menigte andere zaken,
waaronder zeer wonderlijke, welke de rekening
tot het respectabel cijfer van bijna 10,000 fr. doen
stijgen.
Wanneer men alleen op de lossing let, zooals
die werkelijk" geschied is, dan zou zij volgens
contract slechts éen derde gekost moeten hebben
van betgeen in rekening is gebracht.
Eene andere rekening, welke door een Vlis-
siDgBch huis werd ingezonden, is tengevolge der
klachten van den Autwerpschen cognossement-,
houder met 40 pet. verminderd.
De pakhuiskosten zijn verbazend geweest. Men
heeft soms 8 cent per dag voor 1000 kilo
grammen, soms 3 cent per dag voor éen vierk.
meter moeten betalen, terwijl te Antwerpen eenige
centimes per maand (5.cent. voor granen) en
per 100 kilo gerekend wordt. Voor hei ontvangen
alleen, voor het op de kade lossen en op een
waggon laden, van sommige goederen, katoen b. v.,
heeft men het vijf- tot zesdubbele moeten betalen
van hetgeen zulks te Antwerpen kost. De
arbeidaloouen waren zoo hoog, dat verscheidene
Antwerpsche huizen het goedkooper vonden om
hun eigen gereedschappen en Werklieden naar
Vlissingen te zenden, wat weer tot vele twisten
aanleiding gaf.
De Précurseur betwist niet dat zij, die deze
hoogo rekeningen maakten, in hun recht waren
zij beweert slechts dat hun rekeningen buitensporig
zijn geweest. De particulieren hadden ongetwijfeld
het recht om te Bpecnleeren; zij konden, toen de
Schelde gesloten was, al hun keldeiB en zolders
verhuren en de vreemdelingen, die naief genoeg
waren om hun goed te willen lossen, het vel over
de oorea halen; maar de Précurseur vraagt o
op deze manier do ontwikkeling van Vlissingen
als zeehaven en haar toekomstige bloei bevorderd
werden.
„Het gebrek aan de noodige hulpmiddelen, zie
daar de tweede tout van Vlissingen. De Neder
landsche regeering heett aan deze stad inderdaad
bewonderenswaardige havenwerken geschonken,
maar de geachte burgemeester moge ons zeggen
wat er daar ter plaatse gedaan is om van dit
voordeel partij te trekken Heelt men dezen
winter getoond dat men op de hoogte van den
toestand was? Het materieel is grooiendeels van
Antwerpen moeten komende espeditie heett met
wanhopige langzaamheid plaats gehadom een
waggon te krijgen, moest men zich langen tijd van
te voren laten inschrijven, en dan nog kreeg men
dien door eene soort van hooge gratie, waarvan
wij de redenen niet doorgrondendeze langzaam
heid verlengde den duur van den opslag, en alleen
de vreemdeling kon zien daarover beklagen.
Vracht- en sleperswagens kent men te 'V lissingen
niet en daarom wee hun die zolders moesten huren
buiten het haveustation. De kraangelden zijn zeer
boogwerklieden ontbreken er, en zoo men er
met veel moeite eenige bijeenbrengt, dan eischen
zij, nog afgescheiden daarvan dat zij in liet werk
weinig geoefend zijn, buitensporige prijzen van
den vreemdoliDg, die hen noodig heeftin éen
woord, er is niets goed georganiseerd om het ver
keer te vergemakkelijken en te bevorderen. Men
gaat zelfs zóo ver, dat men van hem, die waggons
vraagt, eischt dat hij te VlisBingen gepatenteerd