N». 62.
123e Jaargang.
1880.'
Zaterdag
13 Maart.
BRANDWEER.
VERORDENING.
Middelburg 12 Maart.
1IIDBEERURGSCHE COURANT.
Dit blad verschijnt dageljjksj
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prjjs per 3/m. franco 3,50.
"Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentien; 20 Cent per regel;
Geboorte-, Trouw-, Doodberiohten enz,: van 1—7 regels f 1,60
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte;
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de puhlicité étrangère G. L. Dadbi en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Joris.
Be burgemeester en wethouders van Middelburg,
gelet op de verordening nopens de brandweer
voor deze gemeente, maken bekend:
lo dat het kontingent van het voor dit jaar
te benoemen personeel bij de brandweer zal bestaan
uit 60 personen;
2o dat de loting voor hen, die dit jaar dienst
plichtig bij de brandweer worden, alsmede de
naloting voor diegenen, welke, vallende in de
termen van dienstplichtigheid bij de brandweer,
sedert de laatste inschrijving van elders in deze
gemeente zijn komen wonen, zal plaats hebben
ten raadhuize, Dinsdag, den 23 Maart 1880, des
voormiddags te 10 uren
3o dat niemand tot die lotingen zal worden
toegelaten dan de ingeschrevenen zelve of hunne
gevolmachtigden, ten welke einde zij voorzien
zullen moeten zijn van het hun van wege het
gemeentebestuur uit te reiken oproepiogsbiljet;
4o dat voor hen, die tij de loting afwezig
blijven, door een der leden van het bestuur over
de brandweer een nummer zal worden getrokken
5o dat zij, die voor den dienst bij de brandweer
benoemd worden, zich daarvan door plaatsver
vanging of afkoop kunnen ontslaan, mits van dat
voornemen alvorens aan het bestuur over de
brandweer kennis gevende, terwijl zij, die ver-
meenen redenen van vrijstelling te hebben, die,
binnen 14 dagen na de ontvangst der acte van
aanstelling, aan burgemeester en wethouders zullen
moeten indienen.
Hiervan is afkondiging geschied waar het be
hoort, den 11 Maart 1880.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
PICK E
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAK.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
maken bekend:
dat door den gemeenteraad, in zijne vergadering
van den 11 Februari 1880, is vastgesteld eene
wijziging in de artikelen 5 en 6 van de verorde
ning houdende eenige bepalingen van politie, bij
het gebruik van het dioge dok in de gemeente
Middelburg van den 12 Juli/23 Augustus 1876;
dat die wijziging aan gedeputeerde staten
van Zeeland, volgens hun bericht van den 20
Februari 1880, n°s. 634/684, in afschrift medege
deeld en den 26 Februari daaraanvolgende is
afgekondigd; dat zij, gedurende drie maanden op
de gemeente-secretarie voor een ieder ter lezing
nedergelegd en aldaar tegen betaling van 5 cent
verkrijgbaar is gesteld.
Middelburg, den 8 Maart 1880.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
PI CKE.
De secretaTis,
G. N. DE STOPPELAAR.
Vlisgingen, 11 Maart. Bij de kamer van koop
handel alhier is een brief ontvangen van de redactie
van de Antwerpsche Prêcurseurin antwoord op
de vra&g om de beschuldigingen, in dat blad
opgenomen tegen de inwoners van Ylissingen,
met bewijzen te staven.
Nadat de redactie het recht der kamer erkent,
om nadere inlichting dienaangaande te vragen,
verklaart de redactie dat zij steeds veel belang
stelling heeft getoond in de haven van Vlissingen;
dat zij met welwillendheid en ingenomenheid de
ontwikkeling dezer nieuwe scheepvaartinrichtingen
heeft gevolgd. Bij verschillende gelegenheden
heeft zij de verdienste daarvan, zoowel in schep
ping als in uitvoering erkend, en nog in den loop
van dezen winter heeft zij, in een opzetttelijk
daaraan gewijd opstel, de waarde doen uitkomen
van de haven van Vlissingen als voorhaven van
Antwerpen. Doch nauwelijks was dit artikel
verschenen of de redactie vernam un tel concert
de réc riminations betreffende de behandeling, welke
de Antwerpsche huizen gedurende de stremming
der vaart te Ylissingen hebben ondervonden, dat
zij het haren plicht rekende, in het belang van
Ylissingen zelf, om de eerste gelegenheid te baat
te nemen om, op de strengste wijze, de met alle
gezonde staathuishoudkunde en handel strijdige
neigingen, die zich maar al te veel geopenbaard
hadden, af te keuren.
Wat de feiten aangaat, die zal de redactie in
haar blad mededeelendoch met zorg zal zij
alles vermijden wat persoonlijke quaesties zou
kunnen doen ontstaan. Ten slotte verklaart zij
zich bereid om, wanneer men mocht aantoon en
dat de door haar geleverde feiten niet juist zijn,
in het algemeen belang de uitgebrachte beschul
digingen te herroepen.
De openbaarmaking der Antwerpsche grieven zal
dus nu afgewacht behooren te worden. Wil de
Prêcurseur er echter in slagen daarbij personen
buiten beoordeeling te laten, dan zal zij daartoe
al hare wijsheid noodig hebben, want hare beschul
digingen moeten, willen ze kracht hebben, juist op
personen betrekking hebben. Ze tegen de
geheele bevolking van Ylissingen te richten, was
eene in 't oog loopende fout van welke de Prê
curseur moeite zal hebben, ook na hare mededee-
ling der feiten, zich vrij te pleiten.
De Prêcurseur van Woensdag schrijft, naar aan
leiding der verzoeken van den burgemeester en
de kamer van koophandel te Vlissingen, o. a.
het volgende:
"Met betrekking tot deze zaak verzamelen wij eenige
gegevens van algemeenen aard, welke wij kunnen openbaar
maken zonder eenig handelshuis in Antwerpen of in
Vlissingen in de zaak te betrekken; want wij zijn vast
besloten dit debat vrij te houden van elke personaliteit,
en indien iemand er belang bij kan hebben namen in dit
debat te mengen, dan behoeft by niet op ons te rekenen.
"Het geldt bier onzes inziens een quaestie, hoogst
gewichtig voor de toekomst van Vlissingen en hoogst
belangrijk voor Antwerpen, en zij betreft hoofdzakelijk
de onbillijke plaatselijke onkosten, de langzaamheid en
den buitensporigen prijs der geringste werkzaamheden, de
ontoereikendheid van gereedschappen en materieel, en de
fout welke men te Vlissingen beging om van de stremming
der scheepvaart te veel te willen profiteeren, met bet oog
op een tijdelijk voordeel, in plaats van eraan te denken
om voor het vervolg de sympathie en het vertrouwen van
den buitenlandscben handel te winnen.
"Op dit terrein zullen wij aan de kamer van koophandel
en aan den burgemeester van Vlissingen eenige inlichtingen
van algemeenen aard verschaffen, welke, naar onze meening»
voldoende zijn om hen, die in den toekomstigen bloei
dezer zeehaven belang stellen, te doen wensehen dat men
aldaar een anderen weg moge bewandelen.
«Indien de kamer van koophandel en de burgemeester
erin slagen aan te toonen, dat de door ons aangevoerde
feiten zich niet voordoen of een geheel exceptioneel karakter
hebben, dan zullen wij ons haasten het openlijk te erkennen
»Vaak heeft men de Prêcurseur verweten al te
gunstig over Vlissingen te spreken, en onlangs nog,
toen wij eenige beschouwingen maakten over de voor-
deelen, welke deze stad als voor-haven van Antwerpen
zou kunnen bieden, is er rondom ons een geschreeuw
van verontwaardiging opgegaan over de wijze, waarop de
Antwerpsche handelshuizen, die er hunne koopwaren
meenden te moeten lossen, gedurende de staking der
vaart op de Schelde aldaar behandeld zijn.
"Wij hebben de eerste gelegenheid aangegrepen om
daarvan openlijk onze vrienden te Vlissingen in kennis te
stellen. Wien men lief heeft, kastijdt men.
"Ziedaar de zaak."
Andermaal is bij de regeering het plan „in
overweging," om een dienst in het leven te roepen
om tegen een matig tarief, door middel van de
post, pakjes over te brengen van beperkte afme-
tiug, een gewicht van 5 KG. niet te boven gaande,
waarbij het recht van bijzondere ondernemingen
VJ.n openbare middelen van vervoer tot het over
brengen van zulke voorwerpen onaangeroerd zou
blijven.
De tweede kamer heeft tot rapporteurs over
het wetsvoorstel tot heffing eener rentebelasting
benoemd de heeren: Blussé, Van Houten, De
Bruijn Kops, Van Delden en Heydenrijck.
Het afdeelingsonderzoek van dit wetsontwerp
is gisteren nog niet afgeloopen.
De St. Ct. bevat een kon. besluit, houdende
wijziging van de vastgestelde lijst van vesting
werken voor zooveel betreft de vestingwerken op
het eiland Texel, met name de Oude Schans, de
redoute ten westen en de lunet ten oosten dier
schans.
De St. Ct. bevat een uittreksel uit het verslag
der commissie, in 1879 belast met het examineeren
van hen, die eene akte van bekwaamheid ver
langden tot het geven van middelbaar onderwijs
in wis- en natuurkundige wetenschappen, handels
wetenschappen, gymnastiek of landbouwkunde.
S Crfavenhage, 10 Maart. Professor Alber-
dingk Thijm was zeker zoo vervuld met zijn
bewerking van Moüère's Tartuffe dat hy voor de
„sensatieschilderij" van Makart vol verontwaardi
ging uitroept:
Couvreze ce corps que je ne saurais voir
Par de pareils objets les fimes sont hlessées,
Et cela fait venir de coupahles pensees,
waarop men zou kunnen antwoorden
Vous êtes done hien tendre h la tentation
Et la chair sur vos sens fait grande impression.
Karei V intusschen spoorde regelrecht van de
Amstel naar de Rotte en stapte niet even in de
residentie af. Dat bezorgde de Hagenaars een
„diepgevoelde teleurstelling". De teekeningen
van Liezen Mayer waren hier ook niet tentoon
gesteld.
Een schadeloosstelling vond men echter in een
der zalen van het gebouw der „loge", waar
gedurende drie dagen waren tentoongesteld een
achttal doeken, bestemd voor de Parijsche ten
toonstelling, als: van Mesdag een woelende zee
met pinken en een strandgezicht bij winter met
besneeuwden voorgrond van zijne echtgenoote»
de zuster van het kamerlid Van Houten, een
kapitaal landschap met schapen gestoffeerd en
een klein boschgezicht; van Israels een flink
geschilderd binnenhuis en een prachtig manspor
tret; van Mauve een hosch v$n bladerdosch ontdaan,
waar de natuur hare slachtoffers onder de oude
gedienden koos en de hand des menschen bij
anderen „de bijl aan den wortel" heeft gelegd,
en eindelijk van Henkes een gedeelte van een kerk,
gestoffeerd met drie figuren, hetzelfde onderwerp
wat hij ten vorigen jare als teekeniag exposeerde,
doch nu in veel grooter afmeting.
Ik meen mij te herinneren juist deze vijf namen
ook gezien te hebben onder de inzenders voor de op
20 dezer te uwer plaatse te openen tentoonstelling,
en stel mij dus voor dat deze acht doeken,
alvorens naar Parijs te gaan, ook in Middelburg's
raadhuis zullen prijken.
Is die meening juist, dan vestig ik uit volle
overtuiging er de aandacht op, er bijvoegende
dat ze hier op de velen, die een kijkje kwamen
nemen, een bijzonder gunstigen indruk maakten
en men de handhaving van de eer onzer Holland-
sche schilderschool in het buitenland gaarne aan
zulke handen ziet toevertrouwd.
Het mansportret was van het kamerlid „den
heer B." Nu zijn er veel kamerleden wier fami
lienaam met een B begint, maar in de zaal
gekomen behoefde men niet lang te gissen en was
het dadelijk „da's Blussé."
De schilder Israels had geloof ik geen kamer
lid tot model kunnen kiezen, waar men zoo
algemeen over het „frappante" der gelijkenis kon
oordeelen als bij den afgevaardigde voor de stad
van „koek en onwaarheid."
De heer B. is wat men noemt nog- een „vaste
man". In de kamer trekt hij zeer de aandacht
als hij het woord voert, meer om hetgeen hij zegt
dan hoe hij het zegt.
In het vorige jaar maakte Lavater jr. van hem
een photographisch portret, waarbij ook deze
trekken hij ziet er volstrekt geen bezwaar in
om uitdrukkingen te bezigen als: „nou dan ka"
je wel op je vingers narekenen dat je te kort komt,
of „dat lijkent naar niemendal en de minister zal
me dan ook plezier doen als hij m'ris op een
stukkie papier die rekening wil voorleggen."
De heer B. bezoekt trouw onze uitspannings
plaatsen, wandelt of lijdt veel, des zomers aan
de zee, des winters in de straten; is wat de
Parij zenaars noemen in dien zin een echte
boulevardierIk behoef niet te zeggen dat dit
eenige bekendheid geeft, maar voeg er nog deze
woorden van Lavater aan toe: „hij werkt veel
en vlug en al spreekt hij niet vaak, hij onder
zoekt alles en behoudt het goede. Hij is een
man die weet wat hij wil en steeds recht op zijn
doel afgaat. Als men de 86 leden der tweede
kamer naar talent en karakter moest rangschikken,
Blussé zou in de eerste rij zijn plaats vinden.
Dezer dagen is op het gebied van publieke
werken hier ook veel en vlug gewerkt. In het
Dagblad van 21 Februari werd den volke kond
gedaan dat gedurende 30 dagen de tweede
Wagenstraat, een vrij lange en zeker een dei-
drukste straten, wegens vernieuwing van het riool
aan het publiek verkeer zou worden onttrokken,
wel te verstaan niet voor voetgangers, en zie
Zaterdag 6 dezer was alles reeds „kant en klaar".
Hiervoor zijn we het gemeentebestuur dank
verschuldigd. Inzonderheid was die afsluiting een
groot ongerief voor de Haagsche tramway maat-
schappij) die de directe verbinding van het Holl.
spoorstation met het badhuis staakte, de wagens
voor den dienst Delft moest doen aankomen en
afgaan op het HuygenspJein, terwijl de passagiers
die van den Vijverberg kwamen, door de gezegde
straat moesten kuieren door een kleine ruimte
over hoopen zand, modder, plassen en wat niet ah
Gezegde maatschappij heeft, met een kleine
wijziging in de plannen, eindelijk vergunning de
rails te leggen voor de verbinding van boven
genoemd station met den ouden Scheveniugschen
weg door het Westelijken Noordoostelijk gedeelte
der stad. Dat kwartier is zeer bevolkt en breidt
zich nog steeds uithet kan dus wel een produc
tief lijntje worden. Dit gedeelte der stad is voor
de lieden, die des zomers „een daggie" in het
Haagje komen, al even onbekend als de binnen
landen van Afrika.
Met de demping van het grootste gedeelte der
Prinsengracht wordt ook een aanvang gemaakt.
Maandag werden de eerste planken daarvoor
aangedragen; moge dit werk even vlug van de
hand gaan als in de Wagenstraat.
Als om de bewoners van het te dempen ge
deelte opmerkzaam te maken op het groote hen
te beurt gevallen voorrecht, stijgen er dezer
dagen bij oostenwind en laagwater zulke geuren
uit op, dat men eeu Zola moet zijn om daarbij
de indrukken te beschrijven van des residentie
bewoners reukorgaan.
Het standbeeld van Spinoza wordt geplaatst
aan het einde van de Paviljoensgracht, ook
vroeger water doch reeds sinds geruimen0 tijd
gedempt, en wel aan het einde daarvan tegen de
leuning. Het beeld is met den rug naar de
leuning gekeerd, men zou het anders aanzien voor
een herinnering aan een Leidschen peueraar.
Het eenige wat voor die plaatsing pleit is dat
Spinoza op de Paviljoensgracht heeft gewoond.
Kort na elkander hadden hier twee bals plaats,
beide bij inteekeninghet een in de zalen van
het hotel De Oude Doelenwaar ook de Casino-bals
plaats hebben; daar waren vereenigd een 200tal
personen, .volgens de geijkte uitdrukking „uit de
hoogadellijke krtogen der hofstad." Men amu
seerde zich goed, men was en pays de connaissance.
Het andere bal had plaats in de zaal Diligentia
Het had een meer hybridisch karakter, ik maak
er melding van omdat het iets was, wat navolging
verdient.
Het was op touw gezet door de jongelieden
van het stedelijk gymnasium en de hoogere
burgerschool.
Het ware te wensehen dat de gelegenheid meer
werd aangegrepen door jongelingen van dien
leeftijd, om met fatsoenlijke meisjesin aanraking
te komen, zoodat niet al hun vrije tijd in een
onoogelijke hneip of verdacht café chantant werd
doorgebracht. De omgang zou aan heide zijden
in ongedwongenheid winnen en onze spes patrio,
behoefde niet, zooals tegenwoordig vaak gebeurt,
„met den mond vol tanden te zitten", omdat zij
zich in gezegde omgevingen een argot hebben
aangewend, dat in beschaafde kringen misplaatst
is en tegenover fatsoenlijke vrouwen of meisjes
eerst recht niet te pas komt.
Ons Manusje van alles, die uit zijn vroeger
paradijs, de Lange Pooten, door het zwaard der
vroedschap werd verjaagd en slechts als trekvogel
de Spuistraat bezocht, verplaatste zijn huisgoden nu
voorgoed naar de Veenestraat, hoek Kettingstraat,
in een ruim huis. Hij hield er rekening mede dat
tegenwoordig het oog ook wat wil hebben en daarom
zijn magazijn ziet er dan ook net uit; maar het
uiterlijke is bij hem niet „alles", het is dan ook
nog een van den ouden stempel, die niet door
onderhandsche accoordjes er weer bovenop moet
komen. Mij is verzekerd dat een winkelier, die
nog zeer onlangs dat middel te baat nam, nu
voor zeer hoogen prijs een der nieuwe pcrceelen
in de verbreede Pooten heeft aangekocht.
Het vertrek der Czarine is voorloopig vastge
steld op 20 Maart. Ik vrees dat zij ook een
slachtoffer zal worden van het nihilisme. Is zij
eenmaal vertrokken, de door haar achtergelaten
indrukken zullen wel „nihil" zijn»