1880:
N°. 59.
123e Jaargang.
Woensdag
10 Maart.
Rijks-belastingen.
Middelburg 9 Maart.
BE PLEEGKHDEREN
mevrouw De Sainte-Tolye-
MIDDELBIIRGSCHE COURANT
Dit blad verschijnt dagelijks)
met uitzondering van Zon- en Feestdagen!
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent)
Advertentien: 20 Oent per regel)
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 'f 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte)
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G. L. Daübi en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jomis.
Be burgemeester van Middelburg maakt bekend
dat bij hem ontvangen en aan den ontvanger
der dir. belastingen ter invordering zijn verzonden
de door den provincialen inspecteur der directe
belastingen enz. te Middelburg, den 4en Maart 1880,
invorderbaar verklaarde kohieren n08. 8 en 9 der
personeele belasting, over het 3e kwartaal voor
het dienstjaar 1879/80, met uitnoodiging aan ieder
wien zulks aangaat, om, na bekomen kennisgeving
van zijnen aanslag, ten spoedigste bet door hem
verschuldigde te kwijten, met herinnering tevens,
dat de bezwaren, welke dienaangaande mochten
bestaan, binnen drie maanden na heden behooren
te worden ingediend.
Hiervan is heden afkondiging geschied waar
het behoort.
Middelburg, den 8en Maart 1880.
De burgemeester voornoemd,
PIC K
De met de jongste mail aangebrachte Javasche
courant bevat de benoeming van den luit.-gen.
K. van der Heijden en van den heer A. Pruijs
van den Hoeven, oud-resident van Palembang,
tot regeeringscommissarissen voor de zaken van
Atjeh.
Met uitzondering van het BatHandelsbladdat
in deze benoeming een toeleg ziet om „den man
van het zwaard door speldeprikken weg te
dringen," zijn de Indische bladen met den maat
regel tamelijk ingenomen.
Het Alg. Dagbl. v. N. I, schrijft zelfs dat het
besluit algemeenen bijval heeft gevonden. „Niet
omdat men in den gewezen resident van Palem
bang een bijzonder organiseerend talent ziet, maar
omdat men zich bedreigd achtte met een vervan
ging van generaal V. d. Heijden door een ander,
en men dien maatregel, zoowel met het oog op
de Atjehsche zaken als op den populairen per
soon van generaal V. d. Heijden, zeer ongaarne
zou gezien hebben. Ook financieel is nu generaal
V. d. Heijden's positie meer in overeenstemming
gekomen met de positie, door hem in de publieke
opinie bekleed, en met genoegen vernemen wij,
dat ook de militaire toelagen, hem voorshands na
zijn benoeming tot gouverneur van Atjeh'ont
vallen, alsnog zullen worden vergoed."
De Java Bode schrijft het volgende
„De benoeming was zeer onverwacht. Algemeen
verheugt men zich, dat de generaal niet terugge
roepen wordt; sommigen betreuren het dat hij,
hoewel als gouverneur en militair bevelhebber
met het bestuur van het gewest belast blijvende»
PEUILLET03ST.
VAN
II.
„Wat is dat nu weer voor een grap?" vroeg
de gravin opstuivende; want zij werd tegenwoor
dig spoedig driftig. „Als dit een nieuwe aardigheid
is, mijnheer De Beautoupet, dan waarschuw ik u
dat het u zal berouwen."
„Maar dit is volstrekt geen grap, mevrouw,"
antwoordde de onthutste secretaris.
„Deze Chinees is uw petekind, zijn naam is
Laetus, Marjorie, Tung-Tcheek en hij heeft een
brief bij zich, die u alles zal verklaren."
„Oui, moi filleul vous, bon chrétien - va a
messe, bois vin, aime France et pape" brabbelde
de jeugdige chinees in onverstaanbaar fransch, en
reikte de gravin met een grijnslach een groot
evenloppe met het zegel van het katholieke
zendeling-genootschap in China.
Mevrouw De Sainte-Tolye beefde van ontroering,
want zij verwachtte nog steeds een valstrik, maar
zij opende toch den brief en las als volgt:
iemand naast zich krijgt om de organisatie van
het gewest te regelen, en anderen weer bewonderen
de handigheid van de regeering in het vinden
van een middenweg."
Men leest in het Handelsblad
„Naar wij vernemen zal H. M. de koningin dit
jaar Z. M. den koning niet vergezellen bij zijn
verblijf in Amsterdam. De reden, die van deze
teleurstelling voor onze stadgenooten wordt opge
geven, is voor het overige wel geschikt om-met
vreugde door het Nederlandsche volk te worden
vernomen."
Aan de leden der tweede kamer is een vlug
schrift rondgedeeld niet in den handel waarin
de conventie van Ter Neuzen, tusschen Nederland
en België den 31sten October 1879 gesloten, aan
een onderzoek wordt onderworpen.
De schrijver beschouwt deze overeenkomst van
het standpunt der belangen van Ter Neuzen en
komt tot deze slotsom:
„Zonder noodzakelijkheid zijn de belangen van
Ter Neuzen prijs gegeven, en is daardoor de ont
wikkeling dier gemeente als handelsplaats feitelijk
onmogelijk gemaakt. Yan deze conventie kan
ieder welgeaard Nederlander en met meer recht,
dan Frère-Orban zeggen, wat het toenmalige
kamerlid Frère-Orban in de zitting van 20 Mei
1376 van de vorige conventie zeide„Cette
convention froisse le sentiment national
Jhr. W. A. Röell, vroeger 1ste luit. bij het
regiment grenadiers en jagers, doch onlangs ter
zake zijner in Atjeh bekomen wonden op pensioen
gesteld, is benoemd tot rentmeester van het
kroondomein te Tholen, voor d6 vacature, ontstaan
door het overlijden van jhr. De Casembroot.
Breskens, 9 Maart. Gisteren morgen kwam
alhier met de stoomboot van Vlissingen, onder
geleide van politie, een troep Zigeuners aan, be
staande uit twee mannen, drie vrouwen en vier
kinderenmet zich voerende een wagen en twee
paarden. Allen schenen in onreinheid met elkander
te wedijveren.
Door de brigade marechaussée en den gemeente
veldwachter alhier ter overbrenging over de gren
zen begeleid, was men den tol op het gehucht
Kruisdijk genaderd, toen van hen tolgeld gevorderd
werd, wat zij weigerden te betalen onder voorgeven
dat zij geen geld hadden. De brigadier beval
toen den tolboom te sluiten en een der paarden
uit te spannen, welk middel hen tot betalen
dwong; doch hunne woede dermate deed toe
nemen dat zij tot handtastelijkheden dreigden
over te gaan. De politie-beambten wisten dit
echter te voorkomen en nu ging het verder
voorwaarts.
Oeuvre des pelits ChinoiSy
Cantony Chine
De eerwaarde vader-superieur van het zende
ling genootschap, aan mevrouw de gravin De
Sainte-Tolye.
„Mevrouw,
Gij herinnert u voorzeker den dag, waarop gij,,
bij gelegenheid uwer eerste communie, zoo edel
moedig waart vijfhonderd franken van uw
speldegeld af te staan, ten behoeve van V Oeuvre
despetits chinoisy ten doel hebbende om Chineeache
kinderen, die anders verdronken zouden worden,
te redden en als goede Christenen op te voeden.
^Brenger dezes zou zonder uw goedheid verdronken
zijn, evenals zoo vele kinderen uit groote gezinnen
want dat is hier de manier om de overbevolking
tegen te gaandoch dank zij uwe edelmoedigheid is
hij in 't leven gebleven en thans op den besten
weg om een bruikbaar lid van de maatschappij te
worden.. Hij is gedoopt met de namen welke
gij hem gegeven hebt, daar,gij bij volmacht zijn
peet zijt geweest. Hij spreekt Fransch, zegt zijne
gebeden in het latijn opspeelt viool en is zeer'
ervaren in het ivoor of been snijden. Vernomen
hebbende, lieve en geachte mevrouw, dat gij een
kind wenscht aan te nemen, heeft het zendeling
genootschap gemeend dat het u aangenaam zou
zijn, kennis te maken, met Laetus, Marjorie
Tung-Tcheek, die zooveel aan u verplicht is en:
dat verzekeren wij u, ook naar behooren dankbaar
daarvoor is.
Tusschen Schoondijke en IJzendijke, by het
ontmoeten der brigade marechaussée van IJzen
dijke, die per telegraaf was gewaarschuwd, had
andermaal een hevige schermutseling plaats, zoo
dat een der belhamels de boeien moesten worden
aangedaan. Hierdoor bedaarde de opgewonden
heid der anderen een weinig, waarna de reis naar
IJzendijke werd voortgezet.
De buitengewone gezant van den vorst van
Rumenië, vergezeld van twee secretarissen, ia te
's-Hage aangekomen, ter bekendmaking aanZ. M-
den koning, van Rumenië 's optreden als souve-
reine en onafhankelijke mogendheid.
Een onzer oudste letterkundigen en dichters,
die in spijt van zijne hooge jaren nog altijd
onvermoeid werkzaam was, dr. J. J. F. Wap, is
Zondag ochtend op vier-en-zeventigjarigen leeftijd
overleden.
Dr. Wap was oud-leeraar aan de kon. militaire
academie te Breda, waar hij, om zijn warme
vaderlandsliefde, aangename herinneringen heeft
achtergelaten.
Bij beschikking van den minister van koloniën,
is de heer M. E. Scheurleer, thans chef van de
werkplaatsen der fabriek van stoom- en andere
werktuigen der maatschappij de Atlas te Amster
dam, gesteld ter beschikking van den gouv.-Gen.
van N.-I., om tijdelijk te worden benoemd tot
tweeden werktuigkundige bij de Bataviasche
havenwerken.
Bij beschikking van den minister van water
staat, enz., is bepaald, dat de navolgende ambte
naren bij de administratie der posterijen hunne
functiën zullen uitoefenen als volgt, te weten
de commies 2e kl. K. A. F. J. Pliester in de
bureaux van de afdeeling posterijen bij het depar
tement van waterstaat, handel en nijverheid; de
commiesen 3e kl. J. P. Th. van der Kemp ten
postkantore te Nijmegen, en W. J. Borgerhoff
Mulder te Leeuwardende commiesen 4e kl. H. B.
Nieuwenhuis te 's Hertogenbosch, en A. G. Boek
wijt op het spoorwegpostkantoor no 2; de sur
numerair jhr. P. F. A. J. von Bönninghausen ten
postkantore te Steenwijk.
No 10 van Eigen Haard bevat, behalve de
voortgezette novelle Eenig zoontjevan M. Kalff,
eenige belangwekkende teekeningen van het leven
en werken aan boord van de Willem Barents y
met beschrijvingen door den luit. ter zee Cal-
meijer, benevens een opstel van onzen stadgenoot
den heer F. Nagtglas: Zeeuivsch- Vlaanderen,
een achterhoek aan den overkantHet eerste
bezoek geldt Ter Neuzen. Het verleden dezer
„Ik heb de eer, mevrouw, mij te noemen uw
gehoorzame dienaar,
„Balbus, vader superieur."
Toen de gravin dezen brief gelezen had, bekeek
zij hem nog een poos, zonder de oogen tot den
jongeling, dien wij voortaan Tung-Tcheek zullen
noemen, op te heffen. Zij bevoelde het papier
en merkte dat het echt Chineesch fabricaat was,
zoo zacht als zijde; zij onderzocht het zegel en
bevond dat dat onmiskenbaar echt was. Daarna
zag zij den heer De Beautoupet aan en ziende
hoe die in gespannen verwachting stond, kon zij
niet nalaten even te glimlachen en, alsof de
jeugdige Chinees slechts op dit teeken gewacht
had, stoof hij eensklaps naar voren als een jonge
hond, greep het kleed der gravin en bracht den
zoom ervan aan zijne lippen.
„Houd op! Wat doet gij daar?" zei mevrouw
De Sainte-Tolye, hem lachend afwijzende. „Hier
geven wij elkaar de hand, dat is voldoende. Hoe
oud zijt gij
„Twee honderd zestien," antwoordde Tung-
Tcheek, vroolijk met het hoofd knikkende.
„Hij rekent zeker bij maanden," merkte mijn
heer De Beautoupet aan. «Dus zal hij achttien
jaar zijn."
„Laat hem voor zich zelf antwoorden," sprak de
gravin, den secretaris het zwijgen opleggende-
alk wil weten wat er in dien jongen zit. Wie is
de keizer van uw land, mynheer?"
„De duivel," antwoordde Tung-Tcheek en
plaats wordt geschetst, aan Petrus Hondius en
zijn dichtwerk de Moufetchans herinnerd, alsmede
aan de wederwaardigheden welke de plaats in
den Spaanschen tijd ondervond. Na 1830 werd
Ter Neuzen tot „onneembare vesting" bevorderd,
wat, gelijk de schrijver opmerkt, de qualificatie
van alle nieuw aangelegde versterkingen schijnt
te zijn. Later verdween de militaire toestel en
de daaraan verbonden levendigheid, maar Ter
Neuzen bleef in het dwangbuis van vestingwerken
gehuld, waardoor het nu belet wordt zich als
handels- en zeehaven te ontwikkelen. Plaats
nemende op den trein naar Gent, breekt de
schrijver voor ditmaal zijn verhaal af.
Ter bevordering der waardeering van den
arbeid der vrouwen-vereeniging Tesselschadelaten
wij hier eenige mededeelingen uit het jongste
nommer van het blaadje dier vereeniging volgen.
„Door ons bestuur te Gouda werd onlangs
voorgesteld dat Tesselschade zich als commissie
voor de watersnood-loterij zou constitueeren.
Hiertoe vonden wij toen echter geen vrijheid,
daar wij onze krachten niet anders mogen ge
bruiken dan tot hetgeen met het doel onjser
vereeniging in verband staat. Een voorstel onzer
correspondente te Almelo echter nemen wij over,
hopende dat het de sympathie onzer dames vinden
zal. Op de tentoonstelling te Arnhem, dezen
zomer, is door haar een tafeltje ingezonden van
bois antique, versierd met een geschilderd bouquet
vioolen, dat algemeen bewonderd werd. Het
heeft meer dan f 36 waarde, doch zal door de
correspondente te Almelo voor f 24 afgestaan
worden. Wij stellen nu voor, dat het tafeltje
worde aangekocht en als geschenk van Tessel
schade aan de watersnood-verloting aangeboden.
Het is een geschenk dat de vereeniging waardig
is. Iedere bestuurderes die iets hiervoor afzon
deren wil, zende dit binnen eene week aan. mevrouw
SalomonsonAsser, te Almelo. Mochten de
bijeengebrachte giften iets meer dan f 24 bedragjen,
dan zal dit natuurlijk ten bate der dame kqmeu
die het tafeltje schilderde, tenzij de gelden meer
dan de waarde mochten vertegenwoordigen, in
welk geval zij zullen worden teruggezonden. Wij
twijfelen niet of de gevraagde 24, wij hopen
zelfs de volle 36, zullen spoedig in Almelo en
het tafeltje onmiddellijk daarna in Den Haag
aankomen."
„Voor de onderwijzeresin het handteokenen,
tot wier verdere opleiding nog dl 25 ontbraken,
zijn ingekomen 25 van de afdeeling Leiden, en
5 van de correspondente te Vorden. Hiennede
is in de behoefte voorzien. De afdeeling te
Middelburg en de correspondente te Kapelle
boden ook ieder 25 voor het doel aan, die nu
echter niet noodig zijn. Voor de groote bereid-
schudde meewarig het hoofd, alsof het hem aan
het hart ging iets zoo treurigs te moeten be
kennen.
„De duivel, hoe meent gij dat?"
„De duivel, hij heerscht in de harten van alle
menschen, niet Christenen zijnen de meeste
Chineezen niet Christenen zijn dus, duivel
heerscht in China," dit zeggende knipte Tung-
Tcheek met de oogen, ten bewijze dat hij heel
goed wist wat hij gezegd had.
„O, nu begrijp ik het, en hoe denkt gij nu ala
Christen uw leven te besteden?"
„Ik zondig twee en zeventig maal daags,"
antwoordde hij, „lieg en verbreek tien geboden.
Dat zal ik doen zoolaDg ik leef."
„Nu, dat is in alle geval een gulle bekentenis."
1 Ja, ik tracht te verbeterenmaar, helpt niet,"
hervatte hij, blijkbaar voldaan over den indruk
dien hij maakte. „Mensch in zonde geboren, zon
digt zijn leven lang, kan er niet aan doen. Maar
als ik sterf, ga regelrecht in den hemelniemand
mij kan tegenhouden."
„Dat is een troostrijk soort van geloof; ik zou
wel lust hebben het te omhelzen," m^nde
mijnheer De Beautoupet.
„Die knaap is veel godsdienstiger dan gij want
hij kent geen bedrog," zei de gravin, „maar nu nog
een vraag, Laetus. Welke meening heeft men u
leeren opvatten van ons Frankenzoo noemt gij
ons immers?"
„Franken hebben beschaving doen alles