1880: N°. 58. 123e Jaargang. Dinsdag 9 Maart. Middelburg 8 Maart, Ter Neuzen-Gent. MIDDELBIJRGSCHE COURANT. Dit blad verschijnt dagelijks! met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. "Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent, Advertenties 20 Cent per regel,' Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,60 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte! Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G. L. Daübi en Cie. te Parijs en Frankfort, direeteuren Elsbach en Joms. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL GEMEENTERAAD. "be De burgemeester van Middelburg maakt ue- kend, dat op Woensdag den 10 Maart 1880, des namiddags te 2$ uur, een openbare zit ting van den gemeenteraad zal plaats hebben. Middelburg, den 5 Maart 1880. De burgemeester voornoemd, PICKÉ. ii. De toestemming der Nederiandsche regeering tot de verlegging en verbetering van het over haar gebied loopende kanaal naar Gent, hare medewerking daartoe door het kosteloos afstaan van de benoodigde domeingronden als anders zins, dit een en ander vormt een gunstbetoon voor hetwelk, naar de regelen van internati onaal recht en wellevendheid, een aequivalent geschonken behoort te worden. Zoodanig aequivalent werd dan ook in al de achtereen volgens gesloten overeenkomsten bedongen. In die van April 1876 vond men daarvoor aangewezende terugname, door den Belgischen staat, van den LuikLimburgschen spoorweg, benevens de toepassing der Belgische spoor wegtarieven op het vervoer van goederen van en naar de haven van Ter Neuzen. Deze overeenkomst is niet door de Neder iandsche vertegenwoordiging behandeld dewijl de Belgische niet verkozen heeft haar goed te keuren. De oorzaken welke haar destijds daar toe geleid hebben, mogen thans genoemd worden als een bewijs voor de juistheid onzer voor een paar dagen gemaakte opmerking, dat eene onpartijdige behandeling van eenig vraagstuk, van welken aard ook, in eene politieke ver gadering tot de uitzonderingen behoort. De Antwerpsche afgevaardigde De Decker heeft ditmaal, zonder dat iemand hem tegensprak, kunnen verklaren„ieder verstandig Ant werpenaar begrijpt dat Ter Neuzen geen ernstig mededinger kan zijn voor de haven van Antwerpen." Vijf jaren geleden werd in courant-artikelen en brochures, in vclksbijeen- komsten en politieke vergaderingen, in optoch ten te Antwerpen en tot voor 's konings paleis te Brussel betoogd en uitgeschreeuwd dat Antwerpen te gronde zou gaan, indien voortaan het spoorwegtarief naar Ter Neuzen hetzelfde zou zijn als dat naar Antwerpen. Tengevolge van de politiek en andere vreemde bijmengsels is deze zaak van hetTerNeuzen- sche spoorwegtarief in 1875 en'76 zoodanig bedor ven, dat uit het toen voorgevallene zoo goed als niets te leeren valt tot opheldering van het punt in qnaestie. Antwerpen moest tegen het ministerie opgehitst wordenvandaar de tegenstand tegen het door de heeren Malou en D'Aspremont Lijnden gesloten tractaat. De kooplieden van Antwerpen waren bevreesd voor de mededin ging van de grootste fabriekstad van Belgie, wanneer die in onbelemmerde gemeenschap met de zee gebracht werddie vrees konden zij niet openlijk uitspreken, daarom moest een andere hefboom van verzet gevonden worden. Van daar het kabaal tegen het tarieven-artikel der conventie, dat men toenmaals de eer heeft aangedaan „het f a m e u s e artikel 11" te doopen. Al deze rook en dit geschreeuw moeten ons echter niet beletten het geval onbevooroordeeld onder de oogen te zien. Het „fameuse" artikel is uit de thans aan hangige overeenkomst verdwenen. Het komt ons echter voor dat aan deze bepaling, dewijl zij in 1875 bijna eene ministerieele crisis in België veroorzaakt heeft, thans ook in Neder land meer gewicht gehecht wordt dan zij waard is. In de eersto plaats bevatte het „fameuse" artikel slechts eeue bepaling, tot welke België krachtens eene vroegere overeenkomst reeds verplicht was. Men vindt in het tractaat van 9 Nov. 1867, gesloten a l'effet de réiier la rille et le port de Neuzen avec les chemins de fer de la Belgüjue dans les stations de Gand et de St. Nicolas, een artikel 8 van den volgenden inhoud -Les parties contractante, donneront lenrs soins 1 ce que sur ces chemins de fer, pour tout transport dépassant la frontière, i! soit adopté un tarif aussi modique et aussi uniforme que possible j sur tout le parcours de ces chemins de fer il ne sera pas fait de difference entre les sujets des deur états quant au mode et au prix de transport et au temps de 1' expedition. Les voyageurs et les marehandi- ses passant de l'nn des deux états dans l'autre, ne seront pas traités sur le territoire de l'état dans lequel ils en- trent moins favorablement que les voyageurs et marchan- dises circulant a l'intérieurdechacun des deux pays." De bedoeling van dit artikel is ondubbel zinnig. Goederen, welke langs deze spoorwe gen vervoerd worden, zullen van het oogenblik af dat zij dépassent la frontière, beschouwd worden alsof zij van Vintérieur de chacun des deux pays afkomstig zijn. Desniettemin heeft men in België, door eene spitsvondige uitleg ging, middel gevonden om het artikel alleen toepasselijk te achten op de spoorwegen die in het tractaat genoemd werden en dus de goederen, zoodra ze op andere lijnen kwa men, met differentiëele surtaxes te treffen. Tegen deze oneerlijke praktijk heeft men zich, zoo in Belgie als in Nederland, herhaal delijk verzet en niet geheel zonder gevolg, gelijk blijkt uit dezen volzin, voorkomende in de memorie van toelichting, door de ministers Van Lijnden, Vissering en Klerck bij de tegen woordige conventie overgelegd: «Le Belgische regeering heeft haar stellig voornemen uitgesproken om de thans voor den spoorweg van Meche- len naar Ter Neuzen geldende tarieven in stand te houden en zelfs nog gunstiger te maken, zoolang geen groot Belgisch belang zich daartegen verzet, welk laatste geval tot de hoogst onwaarschijnlijke eventualiteiten behoort. In den hestaanden toestand zal dus te dien opzichte door deze overeenkomst geen verandering worden gebracht." Deze verklaring beteekent iets, maar niet genoeg. Wij maken er eene grief van tegen onze regeering, dat zij niet de officieele brief wisseling zelve, over dit punt gevoerd, heeft overgelegd. Men zou in dat geval niet uit eene vertaling en verkortingmaar uit de woorden zelve der Belgische ministers hebben kunnen opmaken in hoever deze zich tot eene loyale uitvoering van het tractaat van 1867 verbonden hebben. Bovendien komt het ons voor datzelfs indien de verklaringen der Belgische regeering hier juist zijn wedergege ven, onze diplomatie een stelliger verbintenis, zonder eenig voorbehoud, had kunnen en moeten verkrijgen, op het oogenblik dat er van ons land een acte de bon voisinage verlangd werd, die op wederkeerigheid aanspraak mocht doen maken. Aangezien wij van meening zijn dat zoodanige verbintenis slechts de richtige uitvoering van een ouder tractaat zou betreffen, gelooven wij dat haar gemis in het nieuwe geen reden tot afkeu ring van dit laatste kan zijn en tevens dat in de behoeften van Ter Neuzen, ook bij goed keuring der aanhangige conventie, op andere wijze voorzien kan worden. Wanneer de tweede kamer met nadruk hare zienswijze in dit op zicht kenbaar maakt, dan houden wij 't er voor dat het diplomatiek beleid van onzen minis ter van buitenlandsche zaken er wel in zal slagen om deze concessie, die eigenlijk geen concessie is, van Belgische zijde te ver krijgen. In de tweede plaats zijn wij echter van ge voelen dat men zich de gevolgen van het gelijkgestelde spoorwegtarief voor Ter Neuzen gewichtiger voorstelt dan ze kunnen zijn. Men maakt een plaatsje, dat gunstig aan eene rivier gelegen is, niet tot een aanknoopingspnnt van handelsverkeer alleen door middel van een spoorwegtarief, wanneer weinige uren hooger op, aan dezelfde rivier, eene groote koopstad gelegen is, die niet slechts het centrum van een spoorwegnet, maar ook van dokken, havens, magazijnen, kapitaal en niet het minst van de menschen voorzien is, die het wezen van eene handelsstad en zeehaven uitmaken. De Gentsche handel heeft dit steeds begre pen, niettegenstaande iedere aanvoer, iedere lossing van een zeeschip, die aan den mond van het kanaal geschieden mocht, rechtstreeks de handelsbeweging van de hooger gelegene stad zou verminderen. Hij heeft echter niet alleen tegen art 11 der vroegere conventie nooit bezwaar geopperd, dit zou te ver klaren zijn uit zijn wensch om het tractaat, des noods ten koste van eenig nadeel, te zien aannemenmaar hij adres van 3 Maart 1875, aan de Belgische vertegenwoordiging, zette de Gentsche kamer van koophandel uit voerig de ongegrondheid der vrees van Ant werpen voor concurrentie van Ter Neuzen uiteen. Onder de daarin aangevoerde rede nen komt ook deze voor dat reeds toen, in 1875, vele artikelen aan het dififerentieele tarief niet onderworpen waren en niettemin Ter Neuzen, voor die artikelen, Antwerpen geen concurrentie aandeed. De eenige grondstoffen, op welke men meende dat de verandering van het tarief misschien een eenigszins beduidenden invloed zou kunnen uitoefenen, waren tin- en looderts, en van deze twee bedroeg de geheele invoer in Belgie 100.000 tonnen per jaar, d. i. een twintigste van de geheele (toenmalige) Antwerpsche scheepvaartbeweging. Laat ons daarom de Belgen niet navolgen en over de Ter Neuzensche tarieven geen grooter beweging maken dan ze waard zijn. Onze slotsom is, dat goedkeuring der aanhangige conventie door onze staten-generaal wenschelijk is. Zij ruimt eene sinds lang tusschen twee bevriende en nauw aan elkander verwante volken hangende quaestie, die eindelijk tot een twistappel zou kunnen ontaarden, uit den weg. Zij bezorgt ons een niet gering voordeel door het verkrijgen, tot een matigen prijs, der Nederiandsche stukken van den Grand Central. Zij offert daarentegen, vergeleken met de over eenkomst van 1876, alleen een voordeel op dat naar onze zienswijze meer schijn dan wezen inhield en bovendien door een goed diplomatiek beleid wel terng te krijgen zal zijn. De bovenstaande beschouwingen w ren in hoofd zaak op het papier gebracht, toen wij van den heer mr. E. Fokker een ingezonden stuk over hetzelfde onderwerp ontvingen. Als eene wederlegging van zijn betoog, dat tot eene andere slotsom dan de onze voert, gelieve men dus ons opstel niet te beschouwenniettegenstaande de in beide stukken aangevoq^de argumenten, nit den aard der zaak, elkander dikwijls raken. Alleen willen wij hier nog opmerken, dat het door den heer F. afgekeur de art. 12 der tegenwoordige conventie, betrekking hebbende op de gemeenschappelijke wij ziging der kanaalrechten,uit de vroegere eonventien woordelijk is overgenomen en daarin nooit tot bezwaar aanleiding gegeven heeft. Onze lezers vinden het artikel van den heer Fokker onder de Ingezonden Stukken in ons bijvoegsel van heden. De gemeenteraad van Middelburg zal op Woens dag 10 Maart a., des namiddags te half twee uur, eene openbare vergadering houden, ter be handeling der navolgende zakenonderzoek der geloofsbrieven van het nieuw benoemde raadslid; adres mej. Schouten, om eervol ontslag als hulp- onderwijzeres op de school D; onderhandsehe verkoop van gemeentegrond buiten de voormalige Dampoort aan Vreke c. s.; idem aan M. A. Mes Gz. in het Kerspel; adres J. M. Zietse, aannemer van het uitdiepen der Heerengracht enz.; rapport van den burgemeester over het adres der buiteü- gewone agenten van politie om verhooging van jaarwedden; wijzigiug der gemeeute-begrooting voor 1880 beslniten cn veroideningen betreffende de openbare middelbare school voor meisjes. In de heden gehouden vergadering van de kamer van koophandel en fabrieken alhier, waar van wij in een volgend nommer het gewone verslag geven, werd de voorzitter, mr. W. C. Borsius, namens de leden door dén heer De Stoppelaar geluk gewenscht met de hem dezer dagen ten deel gevallen onderscheiding door zijne benoeming tot ridder van de Nederiandsche Leeuw. Het verzoek der Middelburgsche afdeeling van Schuttevaer tot ondersteuning van het door haar aan den min. van waterstaat gericht adres, ten einde te verkrijgen dat bij vriezend weder het kanaal door Walcheren bevaarbaar worde gehou den, is ingewilligd en besloten dat de kamer zich daartoe tot ged. staten zal wenden. Naar aanleiding van eene mededeeling van den heer B. A. Fokker, omtrent den toestand van het kanaal bij Veere, zal aan het waterstaatsbe stuur verzocht worden om, even als in 1878 is geschied, opgave te mogen ontvangen van de uitkomsten der plaats gehad hebbende peilingen. De statuten der Exportmaalschappij voor Zeeland zijn, naar. wij vernemen, goedgekeurd bij konink lijk besluit van den den dezer no 27. In de jongste zitting der arrondissements rechtbank alhier is de eed als advocaat afgelegd door den heer mr. A. A. J. van den Broecke, van Aardenburg. De heer W. H. Keun, ingenieur te Londen, die >n hooger beroep bij vonnis der rechtbank te Middelburg wegens het zich bevinden in een trein van de staatsspoorwegen, zonder voorzien te zijn van een behoorlijk plaatsbewijs en zonder bijbe taling van den verschulaigden vracütpnjs en ver booging, veroordee.d is tot subsidiaire gevange- nisstrat van 1 dag, wordt thans in het Folitieblad gesignaleerd, teneinde die strat te ondergaan. Ter Neuzen, 6 Maart. Aan den Nieuwe Neuzenpolder heett weder eene oeverafschuiving plaats gehad, aisnu aan den Brakman, ter lengte van ongeveer 120 en breedte van 20 meter, voorloopig echter zonder gevaar 'voor den dijk, Vlissingcn, 7 Maart. Door de kamer van koophandel te Vussingen is aan de redactie van den Frécurseur een schrijven gericht, naar aanleiding van de ernstige beschuldigingen in dat blad op genomen, tegen Vlissingen en zijn bewoners; en haar verzocht de uitgebrachte beschuldigingen met feiten te staven. Zlerlhzee, 7 Maart. Door burg. en weth. zijn op de aanbevelingslijst voor de betrekking van gemeente ontvanger aimer geplaatst de neereu: P. O. van de Velde Olivier, leeraar aandehoogere burgerschool en O. Boom JNZn. lie benoeming zal Woensdag a. plaats hebben. De hoofdcommissie voor de verloting, ten be hoeve van de noodlijdenden door den watersnood, ontving, na de overmaking van het eerste gelde lijk bedrag waarin begrepen was ..e verzegelde gelUrol, inhoudende 20u0 irauks door deu paus geschonken vau de algemeeue commissie te Amsterdam een brief waarin o. a. het navolgende voorkomt: „De krachtige steun uwer oommissie is ons in deze dagen, nu üet veracliaffon van vee voeder belangrijke sommen gaat eischen, dubbel welkom." Hit deze betuiging blijkt, hoe ge- uktig de gedachte des konings was om eeue ver loting le doen °'6aniseeren. Reeds tot voorziening in oogenblikkelijke behoeften toch, worden zeer belangrijke geldelijke offers gevorderd.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 1