56, te V.) N«. 57. 12'Se J aargangJ 88< Gill. J.NECIIT benoodigd, g, Kanaaldijk. IËDIENST. fCHELDE. II1880. T - Maandag 8 Maart. Middelburg 6 Maart, Ter Neuzen-Gent. opgeleid te worden In bij bovengenoemde pan geboorte en lengte Indant verstrekt. LEERH1HGR§- W. GODESCHALK, Dienstbode be- nkunnende goed ken; adres Bierkade, benoodigd. Adres gen v. v. I 9,15; nm. 1,3,30, 7. 10 in plaats van 1 uur. nm. 2,30, 5, 8, IbnryZierikzee. iBE SPOORWEG GOES, van Zierikxee vm. 6;30 nm. 130 10,- 430 6,30 130 6,30 6,30 3,— 3,- •tdienst EN ROTTERDAM. in Maart. yak rotterdam; kandag 8 midd. 12,n. insdag 9'smorg. 9, J oensd.10 9, Tijdag 12 10,— Iterd. 13 10,—, aand. 15 midd. 12, insdag 16 'morg.10, 'oensd.17 10, |rijdag.l9 10,— IN D. M. 1.15 1.45 tr. m en 3.45 4.15 NDAG, WOENSDAG en ZATERDAG. 7.30 nam. 3.— 8.— 3.30 10.30 -.- 11.- -.- 6.midd. 12. 6,30 nam. 12.30 •lijk 2 uren op 20 .30 *9 5.37 41 6.38 40 55 *4.45 14 *5.59 *6.40 6.50 1 30 6.20 7.52 8 7.57 8.45 25 9.12 6 10.1s - 10.41 35 9.6 10.50 (5 *9.16 11. MIDDELB11RGSCHE COURANT. Dit blad verschijnt dageliyksj met uitzondering van Zon- en Feestdagen; Prijs per 3/m. franco 3,50. "Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent; Advertenties; 20 Oent per regel? Geboorte-, Trouw-, Doodberiohten enz,: van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte? Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G. L. Daubi en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jortïs. Schuldvorderingen ten laste van bet rijk en de provincie- De burgemeester en wethouders van Middelburg, gezien de circulaire van den commissaris des konings in de provincie Zeeland, van den 28 Februari 1880, A n° 846, le afdeeling, (Provinciaal blad n° 27); berinneren bij deze de belanghebbenden aan de bepaling vervat in de wet van 8 November 1815 (Stbl, n° 51), volgens welke alle schuldvorderingen ten laste van het rijk, binnen zes maanden, vol gende op het jaar waarover zij loopen, zullen moeten zijn ingediend bij de administratiën, col- legiën, autoriteiten of ambtenaren.die de orders tot het doen van lever antiën of anderszins ge geven hebben, op straffe van by verzuim te worden gehouden voor verjaard of vernietigd, alsmede aan die van art. 125 der provinciale wet, waarbij de termijn van verjaring voor het ryk, van toepassing is verklaard op de verorde ningen ten laste van de provincie. Zij noodigen mitsdien de belanghebbenden uit, om hunne schuldvorderingen met bewijsstukken over 1879 ter plaatse waar het behoort, zoo spoedig moge lijk in te zenden en daarvoor het aangegeven tijdstip van 30 Juni a., niet af te wachten. Middelburg, den 1 Maart 1880. De burgemeester en wethouders voornoemd, P IC K De secretaris, G. N. DE STOPPELAAK. 7.15 10.55 3.50 6.50 10.40 6.10 8.5 11.50 7.jm) 8.55 12.40 8.20 9.16 1.8 8.40 9.30 1.20 8.55 V<5or den 30en April a. moet te Brussel de bekrachtiging en de uitwisseling der bekrach tigingen plaats hebben van de overeenkomst, welke zes maanden te voren tnsschen de Nederlandsche en Belgische regeeringen ge sloten werd. Zij betreft de wijze waarop thans eindelijk de van Belgische zijde zoo lang en vurig gewenschte verbetering van bet kanaal Ter NeuzenGent, en te gelijk de niet minder vurig en lang van Nederlandsche zijde ver langde naasting der op ons grondgebied gelegen gedeelten van den Grand Central Beige-spoor weg tot stand gebracht zullen worden. Over het laatste gedeelte dezer tweeledige overeenkomst in de eerste plaats eenige be schouwingen. Het is nu zeven jaren geleden dat het door de ministers GeertsemaVan DeldenGericke ingediende wetsontwerp tot aankoop der spoorweglijnen RoosendaalHollandsch Diep en RoosendaalBreda door de tweede kamer met 45 tegen 29 stemmen verworpen werd. De bezwaren der meerderheid kwamen hierop neer: lo. De voorgestelde koopsom van 7 mil- lioen gulden was te hoog; De Grand Central heeft de administratie barer verschillende lijnen zoodanig ingericht, dat de uitkomsten van het een of ander gedeelte daarvan niet, of zeer moeilijk,- afzonderlijk te berekenen zijn. De raming van 7 millioen was dus verkregen door eene benadering, tegen welke vele alge- meene bedenkingen werden ingebracht. De heer De Jong was de eenige die een cijfer noemde: hij stelde de waarde van den weg op 6 a 6.5 millioen. De koopprijs was dus hoogstens een millioen te veel. 2o. Er was geen rechtstreeksche behoefte aan den koop. Het vervoer van goederen uit Vlissingen veronderstelde men dat in de eerste jaren nog gering zon blijven en voor zoo ver er behoefte aan doorvoer zou bestaan, kon men zich bij eene andere overeenkomst het recht van libre parcours over de G. C. lijnen ver zekeren. 3o. De koop was onvolledig, omdat altijd nog het stuk spoorweg van Roosendaal naar èe grens in handen van den G. C. zou blijven. 4o. De aansluiting der staatsspoorwegen in jBrabant was door een ander middel te verkrijgen. Indien er, bij het vrije transit, moeilijkheden ontstonden, dan zouden die de schuld zijn van den G. C en dan zou de regeering daarin grond vinden om tot het aanleggen eener paralel-lijn over te gaan. Het 1" en 3® dezer bezwaren wordt door de thans gesloten overeenkomst opgeheven. Niet tegenstaande de opbrengst der verschillende lijnen van den G. C. sedert 1873 voortdurend gestegen en met name het vervoer van en naar Vlissingen over het stuk BredaRoosen daal belangrijk toegenomen is; niettegenstaande dus thans de waarschuwing verwezenlijkt zou worden, door de heeren Tak, Van Kerkwijk en anderen uitgesproken, dat indien men den koop van 1873 niet aannam, de latere prijs hoogstwaarschijnlijk veel hooger zou zijn, desniettegenstaande is de som, welke onze regeering aan de Belgische te betalen zal hebben voor de naasting der beide spoorweg stukken, in art. 16 der aanhangige conventie bepaald op een maximum van zes millioen. Het minimum dus der berekening van den beer De Jong. Ook het bezwaar sub. 3o is ondervangen. Van de grens van bet Nederlandsch gebied af zal de spoorweg het eigendom worden van den staat en dus aan het net dei1 Nederland sche Exploitatie-maatschappij gekoppeld worden. De in de 2' plaats genoemde tegenwerping kan thans aangehaald worden als een nieuw bewijs hoe scherpzinnige mannen, als het op voorspellingen aankomt, zich kunnen vergissen. De Expl.-maatschappij heeft reeds vdor lang erkend welk een voordeelige en belangrijke invloed op haar passagiers- en goederenvervoer wordt uitgeoefend door den stoomvaartdienst tnsschen Engeland en Vlissingen. De Expl.- maatschappij zelve, die langen tijd ten op zichte van Vlissingen ongeloovig is geweeBt, is thans de eerste om toe te geven dat voorziening in de vereischten, welke nog altijd onvervuld zijn gebleven: lage en uniforme spoorwegtarieven, doorloopende, snelle en ge regelde behandeling van goederen en passagiers, niet het minst het zoo noodzakelijk dubbel spoor, de beteekenis van Vlissingen ais in- en uitvoerhaven belangrijk zullen doen toene men. Al deze desiderata nu, zijn slechts naar behooren te verwezenlijken wanneer het geheele vervoer onder de administratie eener enkele spoorwegmaatschappij gesteld zal zijn. En de nu afgeloopen winter beeft het bewijs ge leverd hoe onvoldoende de gemeenschap met Vlissingen nog ingericht is, om het hoofd te kunnen bieden aan buitengewone om standigheden en eischen, welke het meest de waarde eener zeehaven doen uitkomen en, in dien er naar behooren aan voldaan wordt, het best in staat zijn om hare voortreffelijkheid voor de oogen der handelswereld duidelijk te maken. Wat het onder 4° genoemde denkbeeld, het aanleggen van een paralel-spoorweg aangaat, is het opmerkelijk dat er, te midden van al de klachten die in de laatste jaren over de ligging der beide stukken van den G, C. tus- schen ons spoorwegnet gerezen zijn, niets meer vernomen is van dit middel om de daar door veroorzaakte bezwaren op te heffen. Men was in 1873 in de tweede kamer eenparig van gevoelen dat de loyauteit bet aanleggen van zulk eene paralel-lijn aan oaze regeering verbood. „Men vergete niet, zeiden de minister Geertsema en de beer Van Kerkwijk, dat de Belgische maatschappij in 1852 als 'tware gedwongen is geworden om een zijtak naar Breda te leggen, die in de eerste jaren verlies moest geven, en dat wij ons alleen in 't vooruitzicht dat te eeniger tijd een betere toestand zou kunnen geboren worden, het recht hebben gereserveerd om de zaak van hem, die zich de eerste schade getroostte, over te ne men." Maar afgescheiden van dezen eisch van recht en billijkheid, achtte men het aan leggen van eene eigen lijn onraadzaam. „Zet de billijkheid een oogenblik op zij, voerde de heer Van Kerkwijk aanwanneer er nog een lijn gelegd wordt tusschen Roosendaal en Breda, dan zal de Grand Central de goederen van Antwerpen op hare lijn doorvoeren, terwijl de Expl. maatschappij hare goederen langs hare lijn naar Rotterdam zal vervoeren. Beide lijnen zullen slechte zaken maken en verlies lijden." De minister Gericke verklaarde: „Die paralel-lijnen zullen volstrekt het doel niet doen bereiken. De Belgische maatschappij zal hare exploitatie voortzetten en wel met zeer groote voordeelen, aangezien zij in 't be zit is van de toevoeren die het grootste voor deel moeten aanbrengen. Het eenige wat misschien verkregen zal worden, zal zijn: twee communicatiën, die beide niet genoegzaam rendeereD." Men heeft dan ook over de paralel-lijn sedert 1873 niet veel meer hooren spreken. In de verschillende adressen en betoogen tot aantooning der noodzakelijkheid om een einde te maken aan het deel dat de Grand Central in onze spoorweg-exploitatie heeft, werd immer de in 1873 begane fout betreurd en op naasting, des noods zelfs op ongunstiger voorwaarden dan toen bedongen waren, aangedrongen. Een blik op de richting waarin een „paraleT'-spoorweg zou moeten loopen, in eene streek waarvan de beste plaatsen voor het verkeer reeds aan de bestaan de lijn gelegen zijn, is dan ook voldoende om, daargelaten de deloyauteit ervan, welke in 1873 zelfs door de oppositie niet tegengespro ken werd, het bezwaarlijke van dit denk beeld te doen uitkomen. Van de in 1873 geopperde bedenkingen is dus, bij het nu ingediende wetsontwerp, niets meer overgebleven. Daarentegen is de onhoud baarheid van den tegenwoordigen toestand sedert dien tijd zooveel duidelijker aan het licht getreden, dat eenige twijfel geoorloofd is of, zelfs indien het voorstel van 1873 onver anderd weder te berde gekomen was, de op positie van toen thans nog wel in haar geheel teruggevonden zou worden. Van dien kant gezien achten wij dus de goedkeuring der conventie van 31 October jl. in het algemeen belang der lands zeer wenschelijk. Zij verbindt, om ons betoog te resumeeren, het éene deel der exploitatie van onze staatsspoorwegen aan het andereis het eenige middel om den dienst binnenslands naar onze eigen inzichten en belangen geregeld te krijgen; ontheft ons van den druk, dien de noodzakelijke inmen ging eener vreemde maatschappij op alle spoorweg-regelingen en aangelegenheden uit oefent, en dat alles tot een prijs, nog lager dan die waarvoor het onze regeering indertijd mogelijk ware geweest die lijnen te naasten. In een volgend opstel beschouwen wij de overeenkomst met het oog op de belangen van Ter Neuzen. Door de Sociétê commercials, industriellc et mari time te Antwerpen is een brief aan den minister van openbare werken gericht, waarin ernstig geklaagd wordt over de vertraging, welke de aanleg der spoorweglijn AntwerpenWoensdrecht ondergaat, en waarin zij dringend verzoekt dat deze noodzakelijke directe verbinding tusschen Antwerpen en Vlissingen met don meesten spoed tot stand gebracht worde. De Précurseur, die dit verzoek van ganseher harte ondersteunt, komt nogmaals terug op de klaehten van den Antwerpsehen handel over de behandeling, waaraan hij in den afgeloopen winter te Vlissingen blootgestaan beeft. Het blad zegt daarvan «Willen de relaties tusschen Antwerpen en Vlissingen tot algemeens tevredenheid tot stand komen, dan moet de geest der bewoners van Vlissingen en vooTal van hen, die zich met handel inlaten, zeer veel veranderen. -Wij hadden 't reeds gezegd bij gelegenheid der inwij ding van de nieuwe havenwerken en wij hebben er dezen winter het onomstootelijk bewijs van gezien: men maakt zich te Vlissingen geen gezond en verstandig denkbeeld van de toekomst, welke aan deze zeehaven door hare relaties met Antwerpen zou kunnen beschoren zijn. De treurigste gepst heerscht er, een bekrompen, kleingeestige, roofzieke geest, welke den vreemdeling, die er voor zijne zaken moet zijn, niet beschouwt als een belangrijke hulp 'voor de ontwikkeling der algemeene welvaart, maar als een wezen, dat geëxploiteerd en uitgezogen moet worden. jMen handelt tegenover hem alsof hij er nooit moe't terug- komen, en zijne aanwezigheid wordt beschouwd als èen buitenkansje, waarvan zooveel mogelijk geprofiteerd-moet worden. -Allen die in dezen winter, tengevolge van de strem ming der vaart op de Schelde, zich van de hhlp-der bevolking van Vlissingen hebben moeten bedienen, weten dat hetgeen wij zeggen de zuivere waarheid is, en zij hebben een zeer treurige herinnering behouden aan de behandeling, waarvan zij de slachtoffers waren. «De opzettelijke langzaamheid in de behandeling der zaken en de buitensporige prijzen voor de geringste werkzaamheden gevoegd bij het gerioge practisch overleg waarvan blijk is gegeven ondanks de prach tige inrichtingen welke het aan de regeering te danken hoeft, zijn oorzaak dat Vlissingen een allertreurigste reputatie te Antwerpen heeft verkregen, die eerst na langen tijd en na heel wat bewijzen van heter inzicht voor een hetere zal kunnen plaats maken. «Zullen de plaatselijke autoriteiten, 'zal de'hevolking in dien zin werkzaam zijn Wij wenschten het, maar durven het niet hopen." Wij nemen dit bericht over uit de ,V. Bott. ct., dewijl het noodig is dat men wetehoe er over den toestand en de behandeling van zaken te Vlissingen elders geoordeeld worden. Wij twijfelen ook niet of er zal in de Antwerpsche klachten wel een en ander voorkomen, dat men wel zon doen zich te Vlissingen ernstig aan te trekken. Wij willen echter niet verzwijgen dat de klach ten van de Précurseur ons minst genomen eenzijdig voorkomen. Er moge in den afgeloopen winter, bij de plotselinge drukte, waarop nietB en niemand voorbereid was, reden tot ontevredenheid geweest zijn, wij kunnen de verzekering geven dat er; behalve klagers, ook Antwerpenaars geweest zijn die volmondig hnn tevredenheid betuigd hebben over de behandeling welke zjj ondervonden en over de wijze waarop men er in geslaagd was, met de beschikbare middelen, aan de bestaande moeilijkheden het hoofd te bieden. Heden morgen had in het polderhuis in de Abdij alhier de opening plaats van de op 4 en 5 dezer te Middelburg en te Westkapelle ingele verde stembiljetten voor de verkiezing, bij her- stemming, van een commissaris in het polderbe stuur van Walcheren. Te Middelburg waren ingeleverd 202 stembiljetten, te Westkapelle 32, zijnde éen meer dan er volgons de lijst personen gestemd hadden; zoodat in 't geheel 234 biljetten waren ingeleverd. De heer L. Cijsouw Pz. te Westkapelle verkreeg 118 stemmen; de heer J. C. Lantsheer te Middel burg 115, terwijl een biljet van onwaarde was. Aangezien het in de bqs van Westkapelle te veel aanwezige stembiljet op den uitslag der verkiezing van geen invloed kan zijn, is de heer Cijsouw tot commissaris van Walcheren gekozen. De kamer van koophandel en fabrieken alhier zal op Maandag den 8en dezer te twee uren precies, eene openbare vergadering houden. In de gisteren gehouden zitting van den ge meenteraad van Goes werd medegedeeld dat door burg. en weth. als geagreëerde ten kantore van den gemeente-ontvanger is toegelaten de heer C. Kisseenw, in plaats van den heer F. van Oampen, die naar Indie is vertrokken. Het kohier van den hoofdelijken omslag werd voorloopig vastgesteld en de factor bepaald op 1.005. Tot hulponderwijzers bij het lager onderwijs werden benoemd de heeren Jacob Dekker en Joban Hendrik Goor, terwijl in de vacature van een leeraar bij het middelbaar onderwijs werd voorzien door de benoeming van den heer P. C. F. Frowein, doctorandus in de wis- en natuur kunde, leeraar te Amsterdam.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 1