n«: 54;
1880.'
123e' Jaargang.
Donderdag
4 Maart.
UIT DEN OORLOG.
Middelburg 3 Maart.
lilDÖELBUKfiSCHE COURANT.
Dit blad verschijnt dagelijks;
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 8/m. franco 3,50.
'Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent;
Advertentien: 20 Cent per regel!
Geboorte«, Trouw-, Doodberiohten enz,: van 1—7 regels 5? 1,60
iedere regel meer 0,20,
Groots letters worden berekend naar plaatsruimte!
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G. L. Daübi en Cie. te Parijs en Frankfort, direeteuren Elsbach en Joms.
Wij herinneren onze stemgerechtigde lezers, dat
morgen (Donderdag) alhier van des voormiddags
11 tot des namiddags 3 uren de inlevering moet
plaats hebben der stembriefjes voor de verkiezing
van een commissaris in het polderbestuur van
Walcheren. Vrijdag van 11 tot 2 uren bestaat
daartoe de gelegenheid te Westkapelle.
Uit de statistiek der spaarbank van het Mid-
delburgsche JVwte-departement blijkt dat in 1870
het aantal inleggers 1440 en in 1879 dat
aantal 3124 bedroeg. Het cijfer der gedurende
het jaar ingebrachte posten was 1868 in 1870 en
3150 in 1879; dat der uitgehaalde 730 in 1870 en
1515 in 1879. De inbreng nam dus in 10 jaren
toe met 230 pet. terwijl de terugbetaling daarmede
niet eens gelijken tred hield en slechts met 200
pet. vermeerderde. Het gemiddeld bedrag per
inlegger bedroeg f 114.07^ in 1870 en f 123.12§
in 1879.
„De verschillende vormen van spotternij,"
dit was het onderwerp waarmede de heer Joh.
Dyserinck gisteren zijne hoorders in de concertzaal
alhier bezig hield. Aan zijne talenten als aange
naam en onderhondend causeur, van uitgebreide
en degelijke kennis en levendige voordracht, werd
reeds vroeger door ons hulde gebracht, wij meenen
daarom thans te kunnen volstaan met de vermelding
da^de heer Dyserinck op geestige wijze, maar vaak
ook met hoogen ernst, in 't licht stelde waardoor
de edele, geooriootde spotternij zich onderscheidt
van de onedele, welke ieder mensch van gevoel en
karakter moet schuwen en verachten. Hij helderde
dit door voorbeelden uit de letterkundige geschie
denis van vroeger en later tijd op en besloot zijne
rede met de voordracht van gedeelten uit het
bekende grappige verhaal van Lodewijk Mulder:
Uit den tijd toen ik nog een lief vers maakte
als een welgekozen voorbeeld van geestige en
lachwekkende, niemand kwetsende bespotting van
de zonde der bombastische rijmelarij.
Eene opmerking in 't belang van spreker en
hoorders zal de redenaar wel van ons willen aan
nemen. Het is deze, dat in onze slecht tot
spreken geschikte concertzaal zijne stem te beter
verstaanbaar is, naarmate hij die beter binnen de
perken van den gewonen spreek-toon houdt.
Bij eenige uitzetting gingen de klanken gisteren
herhaaldelijk tot een onverstaanbaar galmen over,
dat op onaangename wijze, aan eenigszins spotzieke
gemoederen, het onderwerp der voordracht in
herinnering bracht.
FEUILLETOIST.
Door de schrijfster van »Mhs Molly."*
.Kijk, wij hebben het doel van onzen tocht
bereikt. Ik geloof niet, Jean, dat gij zoo blij kunt
zijn als ikwant gij zijt te groot om moede te
zijn, en ik zijn bleek gelaat en de blauwe kringen
om zijne oogen zeiden het overige.
„Arm kind!" zei ik medelijdend, maar hij
glimlachte.
.Neen, nu gij mij dat beloofd hebt, ben ik niet
meer te beklageD. Zweer het, wilt gij 1" sprak hij
op gejaagden toon, op het oogenblik waarin wij
in tegenwoordigheid van den officier, die de be
slissing over leven en dood in de hand had, ge
bracht werden.
Een seconde aarzelde ik, want ik geloof niet
dat ik ooit een eed gesehonden hebin die seconde
zag ik dit tengere, zwakke wezen alleen en ver
laten op de wereld, omringd van hardvochtige
vreemdelingen en vijanden, zonder mij die hem
tot nog toe altijd beschermd had en ik fluisterde:
»Ik zweer het," op hetzelfde oogenblik dat de
man die ons gevangen genomen had zei„Spionnen,
kapitein."
Bij het heoren van die woorden keerden mijne
Uit het veertiende jaarverslag der Werlcmns-
vereeniging alhier blijkt dat deze vereeniging zich
in voortdurenden bloei mag verheugen. Zij telt
152 leden en 86 begunstigers. Omtrent de werk
zaamheden der vereeniging teekenen wij uit het
verslag het volgende aan.
Vele leden maakten gebruik van de gelegenheid
om gedurende de zomermaanden eene wekelijksehe
contributie te storten teneinde zich in den winter
van steenkolen te voorzien.
De vereeniging is in het bezit eener bihliotheek
van 260 doelen. Aan 61 personen werden 364
boeken ter lezing gegeven. Eenentwintig leden
vereeuigden zich tot zangoefeningen; terwijl een
gelijk aantal personen de teekenschool volgden.
Tien personen namen deel aan de rekenoefeningen,
eene nieuwe rubriek onder de werkzaamheden.
De vereeniging bezit een fonds tot genees-
en heelkundige behandeling, waaruit 33 patiënten
werden behandeld; een fonds tot geldelijke
ondersteuning bij ziekte, waaruit geldelijke steun
aan 21 leden werd verstrekt, en een fonds tot
ondersteuning bij overlijden, waaruit niet behoefde
geput te worden.
Bij al dit nuttige streefde de vereeniging naar het
bevorderen der gezelligheid onder hare leden door
het honden van verschillende bijeenkomsten.
Zterikzee, 2 Maart. De noodige opmeting
voor het leggen van den stoomtramweg Brouwers
havenRozendaal, aspirant concessionarissen de
heeren J. de Menlemeester C°., is gisteren reeds
van Bronwershaven tot aan het Zijpe geëindigd.
Vandaag begint die op St. Philipsland.
De aanlegkos'en van den geheelen weg, daar
onder begrepen een stoomboot voor den overtocht
van Zijpe naar St. Philipsland, worden begroot
op f 1,200,000.
De jaarlijksche exploitatie-uitgaven zijn geraamd
op nagenoeg f 130,000.
De trein als hij er is zal drie of vier
ritten per dag doen, aansluitende aan den staats
spoorweg.
Bovendien zullen er locaaltreinen loopen op de
te Zijpe aanleggende stoombooten.
Als met Juli de aanleg kan worden begonnen,
rekent men dat van 't'najaar de weg naar
Brouwershaven tot Zijpe, ter lengte van 26 kilo
meters, zal gereed zijn en bereden worden.
lout cela vous dit: Nous verronsschrijf ik
Chateaubriand na.
Het is bekend, dat de regeering de goedkeuring
beeft geweigerd op de wijziging in de statuten
der Nederl. handelmaatschappij, waarbij aan de
commissarissen is opgedragen de tractementen
van directeuren te regelen.
gedachten tot de aarde tehig en voor het eerst
wendde Louis de oogen van mijn gelaat, dat hem
moed scheen in te boezemen, af en richtte ze op
den kapitein. Het was een jong mensch, niet
onder dan dertig jaar, met een schoon, edel gelaat
dat zon men altijd gezegd hebben wanneer
het geen oorlogstijd en hij onze vijand niet ware
geweest.
Hij vroeg ons niets, doch ondervroeg de mannen,
waar zij ons gevonden hadden, wat wij deden,
enz. Daarop zei hij in 't Pransch tot mij„Gij
weet welk lot u wacht, er is geen genade voor
spionnen." Er lag zulk een hoon in dat woord,
dat ik den knaap naast mij voelde huiveren;
zooveel hoon dat ik het hoofd ophief en zei:
„Spionnen, zoo gij wilt. De naam doet er weinig
toe. Eon soldaat heeft slechts te gehoorzamen."
Hij antwoordde niet; doch keerde zich weer
tot de soldaten, met wie hij Duitsch sprak. Daarna
zei hij in het Fransch:
,Om acht uur doodgeschoten," dat waren althans
de eenige woorden die ik opving, want ik deed
mijn uiterste best om mijn kameraad, die bijna
ineenzakte door mijn bedaardheid te bemoedigen.
Maar het was niet noodig,
„Ik ben niet bang," fluisterde hij, „maar mijn
heer," zei hij zeer zacht tot den officier. „Ik ben
zoo moede een glas water" en daarop gaf hij
zooveel blijken van zijn bewustzijn te verliezen,
dat de kapitein met een halt medelijdenden blik
bevel gaf om de keten, waarmede wij geboeid
waren, los te maken.
Het blijkt thans, dat de weigering gegrond is
op een uitlegging, door de ministers van justitie
en van koloniën aan art. 52 van het wetb. van
kooph. gegeven. Die ministers zijn namelijk van
oordeel, dat de aan commissarissen opgedragen
werkzaamheid, bestaande in de opneming en
goedkeuring der rekening of balans, rechtens niet
kan sameDgaan met de opdracht, om de tracte
menten van de leden der directie te regelen.
Commissarissen hebben tevergeefs getracht de
regeering van dat gevoelen terug te brengen,
ofschoon zij zich konden beroepen op gelijken
toestand bij de Ned. banlc en op de adviezen van
de rechtsgeleerden mrs. A. Philips, M. J. Pijn
appel, prof. Asser, J. A. Molster, E. N. Eahnsen,
J. Pinner, J. C. de Vries, P. A. Brngmans, te
Amsterdam; W. Wintgens, te 'sHage; J. C.
Reepmaker, te Rotterdam, en prof. Frnin, te
Utrecht.
Zij konden echter de regeering niet overtuigen
en hebben daarom de aandeelhouders bijeenge
roepen tot een vergadering op 30 dezer, ter
behandeling van het voorstel om art. 39 der
overeenkomst (statuten) aldus te wijzigen
„De leden der directie genieten als vast jaar-
lijksch tractement: de president f 20,000, ieder
directeur ƒ16,000, de secretaris 8000 en boven-
dien de bij art. 65 vermelde uitkeering."
Commissarissen verklaren, dat zij de keus hadden
om 6f de balans door de algemeene vergadering of
een commissie nit haar midden te doen opnemen en
goedkeuren, óf de vaststelling der jaarwedden
aan de deelhebbers over te laten. Na rijp beraad
kwamen zij tot het laatste. {HU.)
De vergadering der Vereeniging voor statistiek
wordt op Zaterdag 3 April e. k. te half elf geopend
in het gebouw voor kunsten en wetenschappen
in Den Haag. Na de huishoudelijke bezigheden
komen aan de orde:
1. Verslag over het statistisch instituut.
2. Brief van den minister van binn. zaken met
verzoek om een voorstel over het gebruik van
het rijkssubsidie aan de vereeniging toegestaan.
3. De naasting en exploitatie van spoorwegen
(in te leiden door prof. Pekelharing).
4. Staatsexploitatie der Ombiiiën-kolenvelden
op Sumatra (in te leiden door de heer A. Huët.)
De opbrengst van de Exploitatie maatschappij
bedroeg sinds I Jan. jl. per dag en per kilometer
24.15, tegen f 19.34 in gelijk tijdvak van 1879.
Ten einde gegevens te verzamelen omtrent de
onweders, die boven eenig gedeelte van Nederland
losbarsten en waarvan tot dusverre het aantal
waarnemingsplaatsen nog te gering was voor het
„Hij is nog heel jong, mijnheer," zei ik, „en hij
had al zoover geloopen voordat wij gevangen
genomen werden."
„Zeer ongeschikt voor den dienst," mompelde
de kapitein, onder het spreken papieren naziende,
terwijl ik naast den knaap geknield lag en zijne
lippen nat maakte. „Zeer ongeschikt," zei ik, den
kende aan de reden waarom hij zich hier bevond.
„Zoo 1 voelt gij n wat beter," vroeg ik, toen hij
met een zucht de oogen opende.
„Ja, veel beter." Hij ging zitten en sprak met
bevende lippen „Mijnheer, gij moet niet denken
dat ik bang ben, volstrekt niet; maar ik ben
moede, o zoo moede." De officier zei niets.
Misschien wist hij niet wat hij zeggen zon, maar
hij keerde zich om, als kon hij de uitdrukking
dier groote, bruine oogen niet goed verdragen.
„Zij kunnen buiten gaan zitten," zei hij, „ontwa
pen hen en hond ben in 't oog, maar gij behoeft
hen niet meer te boeien." Zoo gingen wij zitten,
de vier soldaten liepen op en neder in afwachting
van den dageraad die onze laatste zou zijn. Maar
wij waren toch gelukkig, wij spraken fluisterend
over hetgeen wij gedaan hadden en hadden willen
doen in de dagen toen wij nog meenden dat het
soldatenleven de weg was tot roem en grootheid.
En nu welnu het zon spoedig gedaan zijn en
wij waren toch bij elkaar.
„Ach! verbeeld u eens dat gij hier alleen
waart en dat ik mij dit alles later zon moeten
voorstellen, als ik hoorde dat gij dood waart!"
„Zondt gij dat zoo naar gevonden hebben?"
beoogde doel, heeft de hoofddirecteur van het
kon. Ned. meteor, instituut aan heeren burge
meesters in ons vaderland eene circulaire gericht,
met verzoek hem in zooverre de behulpzame hand
te bieden, dat aan iemand, daartoe geschikt
geoordeeld en tot medewerking genegen, een
daarbij gevoegd formulier worde ter hand gesteld,
met nitnoodiging, het zoo spoedig mogelijk na
het onweder ingevuld in de naastbij gelegen
postbus te bezorgen. De porto's komen natuurlijk
ten laste van het institnnt. Het is te hopen, dat
heeren burgemeesters in 't belang der wetensohap
aan dit verzoek zullen willen voldoen en daartoe
geschikte personen zullen vinden, zoo zij zelve
niet geneigd mochten wezen, de behulpzame hand
in deze te bieden. (U. D.)
De bemoeiingen van de barones Van Zuijlen
van Nyevelt, echtgenoote van den Nederiandschen
gezant te Parijs, in het belang der algemeene
verloting voor den watersnood, worden dank
zij vooral ook de ijvervolle medewerking van den
kanselier en vice-consul aldaar, den heer M. J.
H. van Lier bij voortduring met den besten
nitslag bekroond. Zoo ontving zij door tnsschen-
komst van den heer Ch. Arnanld, een zeer fraaie
collectie van de groote Cristallerie Baccarat,
bestaande in een paar groote vazen van lichtblauw
kristal, twee coupes, twee paar kleine vazen, en
een rose geschilderde cachepot, terwijl het aantal
door haar reeds geplaatste loten zeer aanzienlijk
mag worden genoemd.
Door de firma Landrê en Glinderman, eigenaren
der kon. magazijnen van werktuigen te Amsterdam,
werd als prijs bij de hoofdcommissie ingezonden
een wasch-, mangel- en wringmschine; een prach
tige groep in pleister werd nit Cuijk en St. Agatha
ontvangen; een vis a vis stoel van den heer J.
C. Smit te Arnhem; een microsphore en een
beweegbaar photographie-album van den heer
M. M. Couvéevier paar keurige manchetknoopen
(in étui's) met busten van HH. MM. den koning
en de koningin, van den heer Mansvelt Beek;
een ingelegd byouteriekistje van den heer J.
Wortmaneen zeer fraaie thermometer, van den
heer J. Pohl, eenige muzikale compositiën van en
door den heer Ch. Hüner100 exemplaren van
een dichtwerk van en door den heer H. J. Gil
lissen, en eenige smaakvolle handwerken, waar
onder van de dames Qneysen en Verhoeven,
allen te 's Hage.
Subcommissiën werden nog gevestigd te Haring-
carspel, Brummen, Renkum, Waarde, Dunge,
Heemskerk, Steenbergen, Epe, Ambij, Arcen en
Velden en Vierlingsbeek.
Het huldeblijk van het leger, hetwelk op 25
vroeg ik, alleen om die twee oogen tot mij te zien
opheffen en die stem te hooren zeggen.
„Het zou mij gedood hebben, evenals de kogel
van dien soldaatdns is het veel beter dat ik
bij n sterf."
Daar kwam de kapitein naar buiten hij gaf een
bevel en een van de manschappen ging heen en
keerde blijkbaar met een bevredigend antwoord
terug, waarop de officier tot mij zei„Gij waart
ongetwijfeld uitgezonden om uit te vinden wat
wij hier deden. Als gij uw last hadt kunnen
volbrengen, zondt gij geen goed gedaan en alleen
uw bevelhebber gerust gesteld hebben; want
daar," op een stolwolk in de verte wijzende, „daar
is het leger dat dit punt bezet hield het is
reeds opgebroken en op weg naar Parijs."
Naar ParijsMijn hoofd duizelde bij het ver
nemen van die woorden. Dus waren wij verslagen
en ons regimentdat dit bericht naar het hoofd
korps moest brengen, zag zijn poging verijdeld.
Wie weet, als ik veilig ware teruggekeerd
Maar de woorden, die nn mijn oor troffen, gaven
eensklaps een anderen loop aan mijne gedachten.
„De knaap eerst."
Louis richtte zich op, maar ik stond eveneens
op. Wat een klein tenger ventje was het toch,
zooals hij daar stond 1
„Vaarwel Jean," sprak hij, heel bedaard zijne
armen naar mij uitstrekkende. „Wilt gij mij
omhelzen Gij veroorlooft het immershet is om
hem vaarwel te zeggen," zeide hij, tot de soldaten
gewend. Hij sloeg zijne magere armen om mijn