1880.1 N#. 50. 123e Jaargang. Zaterdag 28 Februari. Verkiezing. ÏBDELRIRGSCHE COURAIVT. Dit blad vereohijnt dagelijks; met nitzonderiiig van Zon- en Feestdagen. Prijs per 8/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 6 Cent. Advertentien: 20 Cent per regel; Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groots letters worden berekend naar plaatsruimte; Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de pnblicité étrangère G. L. Daubs en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jonss. De burgemeester en wethouders van Middelburg maken bekend dat bij de op den 25en dezer maand plaats gehad hebbende opening van stembriefjes, voor de benoeming van éen lid van den gemeenteraad, is gebleken, dat daarvoor is gekozen jhr. mr. D. Gr. van Teylingen. Voorts dat de processen-verbaal van steminle- vering en stemopneming van den 24 en 25 Febru ari jl. aangeplakt en ter secretarie voor een ieder ter inzage zijn nedergelegd. Middelburg, den 26 Februari 1880. De burgemeester en wethouders voornoemd. PICKÉ De secretaris G. N. DE STOPPELAAR. Middelburg 27 Februari. De Standaard beantwoordt onze opmerkingen over haar plan tot werkstaking (4L Ct van 25 dezer) met eene handigheid. Even vóór dat zij haar strike- denkbeeld ontwikkelde, heeft de Haagsche briefschrijver der Zutf. courant geschreven, dat de antirevolutionairen eigenlijk in hun obstruc- tionisme zoo ver behoorden te gaan van dadelijk, ten aanzien der behandeling van het strafwetboek, de prealabele vraag te stellen: „of deze kamer, die zoo weinig de uitdrukking van den geest der natie is, wel meteen zoo belangrijk werk een begin kan maken vóór dat de kies wet is herzien?" En nu stelt de Standaard eenvoudig den „liberalist te Zutten" tegenover den „liberalist te Middelburg" en roept zegevie rend uit: „Maak het nu dezen heeren eens naar den zin!" Is dit eene ernstige polemiek? Voelt de schrijver van de opstellen Antirevolutionairook in uw hxdsgezin niet> dat er zoo van die kunstjes en kneepjes en handigheidjes zijn, die onder le menu freiin der publieke penvoerders opgeld doen, doch waarmede „lieden van stand" zich, op stralie hunner waardigheid, niet afgeven? Wil de antirevolutionaire partij de vergelij king aanvaarden met de obstructionisten, het is ons wèl. Wij hadden ze niet durven gebruiken. Men weet, dat deze Ieren in het Britsche parlement de min serieuse rol spelen van „sta-in-den weg." Zij beletten alle wetgevende werkzaamheid een voudig door praten. Onverschillig wat er behan deld wordt, steeds is de eene of andere Ier aan het woord, die een standje maakt of oprakelt, zich tot de orde roepen, het woord ontnemen, de zitting ontzeggen laat, alleen om andere Ieren in de gelegenheid te stellen zijn partij op te nemen en zoodoende den parlementairen tijd „vol te praten." Acht, nu de heer Elout er niet meer is, de heer Keucbenius, Van Wassenaer, Mackay zich tot iets soortgelyks klein genoeg, dan hebben wij niets meer te zeggen. Ziet de Standaard echter niet in dat zij met haar „consequent" obstructiooisme in een slop terecht komt Deze kamer mag, omdat zij niet meer „de uitdrukking van den geest der natie" is, niets meer doen. Maar wèl mag zijde kieswet herzien Over eene belastingwet mag zij niet oordeelen; maar over de regelen waarnaar de staten-generaal het geheele volk zullen verte genwoordigen, wel! Hoe men het ook keert en draait, men zal altijd, indien men geen omwente ling of staatBgreep wil, van de diensten dezer kamer gebruik moeten maken. Het ware dus beter haar niet, gelijk de Standaard doet, dagelijks „onbekwaam tot alle goeds" te verklaren. De Standaard heeft blijkbaar gisteren geeD goeden dag gehad. Is de heer Kuijper misschien weer ongesteld Omdat de Christelijke hoofdonderwijzer Wijle, te Amsterdam, zijn ambtsfeest gevierd heeft, waar „oud en jong, broeders en geestverwanten in heel het land" aan deel namen, daarom heet het dat de bijzondere onderwijzer alleen bij het volk ^zedelijk crediet" heeft. Daaruit blijkt, dat „het volk aan den openbaren onderwijzer al minder hecht." Want deze is „een hoog heer, heel wijs» die als ambtenaar goed betaald wordt en buiten den geest van 't gezin staat." Leest de Standaard nog wel eens, behalve het Zuidenhet Westen en de andere revolutionaire windstreken, eene courant? Laat zij dan eens de eerste de beste opnemen. Wij durven wedden dat zij er, onder de rubriek Onderwijsmelding in gemaakt vindt van een schoolfeest hier of daar, van een openbaren onderwijzer die zijn ambts jubileum vierde en wien de blijken van belang stelling, de stoffelijke bewijzen van dankbaar heid toevloeiden van leerlingen en oud-leer- Jingen, van stad- en dorpsgenooten, van school toezicht en gemeentebestuur. De „hooge" regeering voegt zich daar ook wel eens bij met een boek of met een medaille, zooals een militair, na 25jarigen dienst, er ook een krijgt. Maar „heusch," dit teeken van officieele goedkeuring vait in het niet bij de ongehuichelde getuigen van vriend schap en waardeericg, die op zoo'n dag tot den „ouden meester" komen. Om caricaturen van onze openbare onderwijzers te teekenen, daartoe is „heusch," de Standaard ziet dat wij haar met vrucht lezen, de tijd nog niet gekomen. Daartoe hebben wij deze nuttige mannen en trouwe volksvrienden te dagelijks onder de oogen. De Arnhemsche courant is tot eene merkwaar dige ontdekking gekomen, die echter zoo een voudig lijkt als het ei van Columbus. Zij is deze dat Pincofts en Kerdijk ten onrechte voor den hoogen raad terecht staan Art 159 der grondwet bepaalt alleen dat de leden der staten-generaal, met nog een aantal andere hooggeplaatste personen, terecht staan voor den hoogen raad, wegens ambtsmisdrijven. Art, 92 der wet op de rechterlijke organisatie, vastgesteld in 1827, gewijzigd in 1835, zegt dat de hooge raad in hoogste ressort kennis neemt van de overtredingen, door leden der staten-generaal begaan, met inachtneming van art. 177 der grondwet. Hiermede wordt bedoeld de grondwet v an 1815, en in haar artikel 177 las mendat de hooge raad bevoegd was recht te spreken over leden der staten-generaal, „wegens alle misdrijven, gedurende den tijd hunner functiën begaan." De vraag komt dus, daar er van een ambtsmisdrijf van Pincoffs natuurlijk geen sprake kan zijn, neder op eene quaes- tie van wetsverklaring. Maar 't moet erkend worden dat de Amh. Ct een duchtig argument in 't midden brengt, wanneer zij vraagt of het geoorloofd is in 1880 nog te handelen volgens de afgeschafte grondwet van 1815, terwijl alle uit leggers het erover eens zijn, dat de grondwet van 1848 met ambtsmisdrijven geen gewone misdry- ven bedoeld heeft en de memorie van toelichting op art. 157 der tegenwoordige grondwet de vol gende ondubbelzinnige toelichting bevatte: *De bevoorrechting over gemeene misdrijven uit te strekken, is niet alleen geenszins in het belang der genoemde personen zeiven, maar1 inzonderheid met een beginsel van de hoogste waarde, gelijkheid voor de wet, te zeer in tegenspraak, om aannemelijk te blijven." Het is intusschen, wat ook het gevolg der ontdekking van de ArnhCt moge zijn, een merkwaardig geval dat onze eerste kamer, onze hooge raad, de verdedigers van Kerdijk en Pin coffs, onze geheele officieele, staatsrechtelijke en rechtsgeleerde wereld met éen woord, eene les in 't staatsrecht moeten krijgen van eene courant. Dezer dagen is door de Maatschappij tot red ding van drenkelingen te Amsterdam ten tweeden male eene medaille uitgereikt aan den heer P. J. Terwoert, hulponderwijzer te Koudekerke, wegens de door hem met goeden uitslag bekroonde pogingen om een schijndooden drenkeling tot het leven terug te roepen op den 24en October 1879 onder de gemeente Koudekerke. Naar wij vernemen, heeft de commissaris des konings in de provincie Gelderland, de heer L. G. A. graaf van Limburg Stirum, ontslag uit die betrekking gevraagd. Vad In het afgeloopen jaar zijn door het rijks telegraaf kantoor alhier behandeld 28.967 gewone telegrammen en 4368 kaarttelegrammen. De opbrengst van het binnenlandsch verkeer was f 4353.92J, van het verkeer met België 407.29, met DuitschUnd f 170.83, met Groot Brittanje en Ierland 51.23 en van de kaarttelegrammen 419.29*te zamen ƒ5.402.57. Op grond van artikel 24 der gemeentewet, is de heer Coers door gedeputeerde staten van Gel derland vervallen verklaard van zijn lidmaatschap van den gemeenteraad van Arnhem. Het hoofd van het provinciaal bestuur in de Rijnprovincie heeft bekend gemaakt, dat, bij de werkzaamheden om het ijs in den Rijn te doen springen, eenige dynamiet-patronen, die in houten kistjes waren aangelegd, verdwenen zijn. De vinders worden verzocht, ze ongeopend aan het naaste politiebureau te bezorgen en aangemaand ze vooral zeer voorzichtig te behandelen. Een paar zulke kistjes, die aan latten waren vastgemaakt, zijn te Goarshuizen en bij Wellmich aan wal gedreven. Wegens het gevaar, zoowel voor de vinders als voor schepen, wordt ook vandaar bijzonder de aandacht daarop ge vestigd. Door de hoofdcommissie voor de algemeene verloting ten behoeve der watersnoodlijdenden is besloten de bijeen te brengen gelden te storten bij de algemeene commissie te Amsterdam, waar toe overleg is gehouden tusschen graaf Schim- melponninck en den burgemeester der hoofdstad, voorzitters der respectieve commissiën. Door den thesaurier der verlotings-commissie is 25,000 naar Amsterdam overgemaakt. Het uitgegeven lotental bedraagt omstreeks 90,000 ook de toe zending van prijzen houdt aan. Bij ministerieele beschikking is in de tweede klasse gerangschikt het vacante ontvangkantoor der directe belastingen te Arnhem, waarvan de vermoedelijke belooning kan worden geraamd op 6030 en, na af trek eener som van 1810 voor kosten van beheer, op ƒ4220 zuiver 'sjaars. Rivier-berichten. 's-Hertogenbosch, 26 Februari. Het water blijit wassende, de stand bedraagt heden ochtend 4.40 meter boven A. P. Arnhem, 26 Februari, ('s morgens 9 ure-) De Rijn ia de laatste dagen weder sterk aan het wassen. De stand is thans 11.01 M. plus A. P. Maastricht, 26 Februari. De rivier is sedert gisteren avond 20 cM. gevallen, stand 2,70 M- boven nnl. Venloo, 26 Februari, ('s namiddags ten 3$ uur.) Sedert heden ochtend is de Maas nog 20 cM. gevallen, en teekent: 15.28 -f- A. P. of 5.65 M. boven den normalen stand. Grave, 26 Februari (4 uur). Stand der rivier 10.45. Het water is vallende. Aan de Pegelbrng is de stand onveranderd. De doorbraak aan de beringingskade bij Oyen blijft onveranderd. Het overig gedeelte houdt zich goed. Men gaat voort met versterking aan te brengen. De Oyensche dijk is bij Driehuizen doorgebroken. De polder Oyen loopt onder. Benoemingen en besluiten. registratie en domeihen. Benoemd tot ontvanger der registratie en domeinen: te Beets- terzwaag, J. G. Meinesz, thans in dezelfde betrekking te Gennep; te Gennep, J. M. van Walsem, thans surnumerair der registratie en domeinen. leger. Benoemd bij bet korps ingenienrs, mineurs en sappeurstot kapitein 2de kl., de lste luit. C. W. van de Kasteele, van het korps tot lsten luit., de 2de luit. A. E. von Brucken Fock, F. A. C. A. Pels Rijcken, C. A. Cikot, Th. L. baron Quarles de Quarles, A. J. M. M. van Schevicbaven en H. W. Braakman, allen van het korps. Benoemd bij bet wapen der artillerie, bij de lste aid. vest, art., tot lsten luit., de 2de luit. C. G. Boonzftjer, van de Vide afd. vest.-art. Marine en leger. De le lnit. kwartierm. P. M. Scheurleer, van het le bat. 3e reg. inf. te Vlissingen, is overgeplaatst bij het 4e bat. van genoemd reg. te Bergen op Zoom. De le lnit. kwartierm. J. C. Vanpel Kleijn, van bet 4e bat. te Bergen op Zoom, is overgeplaatst bij het le bat. te Vlissingen. Onderwijs. Door den gemeenteraad van Amsterdam is aan den heer dr. Hubrecht eervol ontslag verleend als directeur der Handelschool, op een nader in over leg met hem en burg. en weth. te bepalen tijdstip, onder dankbetuiging voor zijne aan de gemeente bewezen diensten. Kunstnieuws. De heer Tetar van Elven begint eerstdaags in het nieuw opgericht Panorama te Amsterdam het reuzendoek te schilderen, dat een voorstelling zal moeten geven van het beleg van Haarlem. Volgens de Amsterdammer zullen 20.000 figuren op dit doek voorkomen. Kerknieuws. De pastorie der doopsgezinde gemeente te Appelscha wordt sedert eenige jaren bewoond door een timmermansknecht en die der Herv. gemeente zal thans betrokken worden door een arbeider. Uitgezonderd de Chr. Geref. gemeente, is de veenkolonie Appelscha herderloos. Lage bezoldi ging, groote afstand van het spoor en zware gemeentebelastingen beschouwt men als hoofdoor zaken. Rechtszaken. Eergisteren werden voor het kantongerecht alhier weder behandeld 33 overtredingen van art. 72 der politie-verordening te Middelburg, het niet door het strooien van asch of zand bij vriezend weder of sneeuw wegnemen der gladheid voor de perceeien. De meeste beklaagden trachtten zich, evenals bij de voorgaande zitting, te verdedigen op grond dat zij wèl zand of asch gestrooid hadden, doch werden er door het O. M. en den kantonrechter telkens op gewezen dat niet alleen het strooien, maar het voortdurend en blijvend wegnemen der gladheid door de politie-verordening wordt voor- geschieven. De ambtenaar van het 0. M. merkte dan ook op dat bet kantongerecht en do politie agenten den last moesten dragen van de slechte redactie van het zoo tallooze malen overtreden artikel. (Dit artikel is in de jongste raadszitting gewijzigd Andere beklaagden, die des Zondags niet of niet voldoende gestrooid hadden, beriepen zich op de Zondagswet, die allen openbaren arbeid verbiedt. Meermalen kwam het ook voor dat de beklaagden op de meest stellige wijze verklaarden voldoende gestrooid te hebben, of ontkenden dat het vóór hun perceel glad was geweest en dit, zoo noodig, door getuigen wilden staven en deze vooral verlieten met geen opgeruimd gelaat de gerechtszaal, als zij den eisch van 't O. M,, die voor allen gelijk was, f 3 tot f5 boete, vernamen. Een der beklaagden, tegen wien binnen een tijdsverloop van weinige dagen driemaal was ge verbaliseerd, las eene vrij uitvoerige memorie voor, ten doel hebbendein de eerste plaats te be- toogen dat hot 'tegen hem opgemaakt proces-ver baal onvolledig was, dewijl er niet anders in stond vermeld, dan dat niet gezorgd is voor de naleving van bet bedoeld art. 72, doch dat er niet in het proces-verbaal was geconstateerd dat het op zijne stoep glad was, bovendien dat ook de omschrij ving der plaats aan duidelijkheid en nauwkeurigheid te wenschen overliet. In de tweede plaats werd door dezen beklaagde opgemerkt, dat wel is waar de kei- en klinker- bestrating vóór bet perceel met sneeuw was bedektdoeb dat dit niet het geval was met de onmiddellijk tegen bet perceel liggende stoep welke tengevolge der wegneming van de vroeger aanwezige keldermonden, nu sedert 4 jaren ia een trottoir is herschapen. Aangezien deze om standigheid over 't hoofd schijnt te zijn gezien, achtte beklaagde het niet overbodig mede te deelen dat de stoepen of trottoirs, zooals vrij algemeen bekend is, niet in de oppervlakte der perceeien (huizen en erven) zijn begrepen, al mogen ook de stoepsteenen aan de eigenaars der

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1880 | | pagina 1