1880.1
WATERSNOOD.
N°. 17.
133e Jaargang.
W oensdag
31 Januari.
Middelburg 20 Januari.
Benoemingen en besluiten.
Marine en leger.
Ku nstn i euws.
Landbouw.
MIDDELRIIRGSCHE COURANT.
Dit blad verschijnt dageljjks,
met nitzondering ran Zon- en Feestdagen.
Prijs per 8/m. franoo 8,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentien: 20 Oent per regel.'
Geboorte-( Trouw-, Doodberiohten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20,
Groote* letters worden berekend naar plaatsruimte;
Hoofdagenten voor het Buitehland: de Compagnie générale de publicité étrangère G. L. Djlubi en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jonk.
Bij de redactie ontvangen voor de noodlij
denden van F. 10, van B. 10, van N.
N. 5, van P. 2.S0, van S. 35, gecol
lecteerd in de Nieuwe Kerk 2.50.
Aan het bureau dezer courant is eene ge-
Bloten bus geplaatst, tot het ontvangen van
kleine giften.
De levenslange gevangenisstraf wordt thans
ook in een hoofdartikel in het Weekblad van Aet
Begt (no. 4454) bestreden. Het Weekblad v^r-
eenigt zich echter niet met al de redenen, dobr
het Genootschap tot zedelvjke verbetering der ge
vangenen of door mr. J. Domela Nienwenhuis, in
een vorig Weekblad-nommer, aangevoerd. Het
bezwaar, dat de levenslange gevangenisstraf, uit
hoofde van den ongelijken levensduur der indivi
duen, een straf is zonder vasten strafmeter, beaamt
het Weekblad niet. Hetzelfde zou aangevoerd
kunnen worden tegen elke langdurige, b. v.
twintigjarige opsluiting. Bovendien verandert
het karakter der straf niet tengevolge van den
ongelijken levensduur. Dat karakter is, dat zij
de vrijheid ontneemt gedurende het geheele leven,
en dat karakter behoudt zij, onverschillig of de
straf éen dan wel dertig jaren duurt.
Het Weekblad heeft echter andere bezwaren*
Vooreerst dit, dat den mensch levenslang zijne
vrijheid te ontnemen, eene straf is weinig minder
zwaar, ja misschien zwaarder dan hem van het
leven te berooveu. De veroordeelde, voor wien
het leven al zijne waarde, zijne bestemming, ver
loren heeft en voor wien skchts een zeer flauwe,
onmerkbare lichtstraal zich in de verte vertoont
in zijne twijfelachtige kans op gratie, zal óf in
een toestand van razernij vervallen, of dof en
onverschillig worden en van zieleleed wegkwijnen.
Een tweede bezw iar is dat de levenslange gevan
genisstraf de maatschappij niet beschermt tegen
misdaden, in de gevangenis gepleegd. Dezen zijn
wel zeldzaam, maar ze komen ..och voor. En
daar er nu geen straf bestaat, zwaarder dan de
zwaarste, zondigt het vonnis der levenslange ge
vangenis tegen dit eerste vereischte eener goede
strafwet, dat geen misdrijf, en vooral geen zwaar
misdrijf strafleloos mag blijven. Als derde bezwaar
voert het Weekblad aan dat de strat tegen het
FEUILLETOJST.
18
2 Novelle vanm gj
G. ZU PUDLITZ.
1Y.
Hij trad achteruit eu liet Hendrik binnengaan.
Deze ontwaarde een bonte mengeling van allerlei
voorwerpen, die schijnbaar verward dooreen lagen
maar toch met berekening gerangschikt waren.
Oudheden van alle landen en tijdperken lagen op
oude tafels en gesneden kasten uitgestaldop
ouderwetsche stoelen hingen eu lageu wapens,
klcedingstukken, paardentuigen, enz. In doozen
met glazen deksels waren sieraden uit alle tijden
tentoongesteld, van de groene halsketens en
oorhangers der Etrurische vrouwen af, tot een
roco coornament dat wellicht aan een Üuweelen
lint, om den hals eener hoidame, op een leest bij
Lodewijk XIV geprijkt had. De wanden waren
bedekt met lïomeinsche wapens, offe'messen en
ringen van de Druïdeneen armborst uit den
slag bij Sempach, knodsen, bogen en pijlen uit
in (lit;, de zware onhandelbare geweren uit de
middeleeuwen, naaBt de met paarlemoer en ivoor
ingelegde sierijjke buksen en kruithoorns uit de
stelsel van het ontwerp-stratwetboek indruischt.
Dat ontwerp, al stelt het de zedelijke verbetering
van den misdadiger niet op den voorgrotfd, gaat
toch uit van deze zeer humane grondgedachte, dat
ieder misdadiger vatbaar is voor verbetering. En
nu is het noch stelselmatig noch rechtvaardig om
aan die vatbaarheid, waar het de allerzwaarste
misdadigers geldt, te twijfelen.
Het Weekblad acht de levenslange opsluiting
daarom eene onzedelijke straf en acht het onge
oorloofd haar, ter wille van het maatschappelijk
belang, te behouden. Te minder dewijl eene zeer
langdurige gevangenisstraf dezelfde voordeelen
oplevert als de levenslange, zonder hare nadeelen
te bezitten. Als maximum der gevangenisstraf
acht het weekblad een tijdperk van 20 tot 30 jaren
voldoende.
Wij hebben onze lezers van dit betoog, in het
meest gezag hebbende onzer bladen op dit gebied,,
niet onkundig willen laten. Het is in tegenspraak
methetgeen wij in ons nommer van Maandag
ontwikkelden. Wij meenen echter aan ons ge
voelen te mogen vasthouden en wel, zonder in
breedvoerige wederlegging van de hier kortelijk
opgegeven argumenten van het Weekblad te
treden, dewijllo. het maatschappelijk belang,
naar onze meening, zwaarder mag wegen-dan het
belang van enkele, buitengewoon misdadige; boos
doeners en dus het behoud dezer zware straf
rechtvaardigt2o. juist de zwaarte, het afschrik
wekkende der straf in ons oog haar voor de
zwaarste, meest afschuw-wekkende misdaden aan
beveelt 3d. bet uitzicht op gratie, geopend in
alle gevallen waarin aan de zedelijke betering
van den veroordeelde niet getwijfeld kan worden,
hare meedoogenlooze strengheid voldoende tempert
4o. tegen misdaden, door levenslaog opgealotenen
begaan, disciplinaire straften bedreigd kunnen
worden, die misschien nog meer zullen afschrikken
dan het vooruitzicht van na het doorkopen, eener
zeer langdurige straf-periode, er eeue tweede
tot boeting van een later misdrijt, te zullen intreden.
De Economiit over Januari bevat: ambachts
scholen, door dr. J. Zaaijer Azn.; eene enquête
over den arbeid der gevangenen, door Ploos van
Amstel; een uniform-recht op suiker, door G. H.
Mies. Voorts de koloniale kiomek van jhr. mr.
Quarles van Ufford, anonieme opstellen over Michel
Chevalier, ons consulaatwezen, de Pruisische re
geering over spoorweg-exploitatie, de zitting
verslagen der statcn-geueraal, en eenige oecono-
mische nalezingen en berichten.
lie aarde en haar volken vangt eene reisbe
schrijving in de diamantvelden van Zuid-Atrika
aan, waarbij eene kaart van de Kaap-kolonie
gevoegd is, alsmede eene beschrijving van de
Molukken en Nieuw Guinea, een en ander door de
Iraaie afbeeldingen opgeluisterd, waarmede dit
tijdschrift in den regel versierd is.
18e eeuw. Daaronder stonden kruiken en zand-
loopers, waarbij het veemgericht de uren telde,
aarden vaten met metalen ringen waarmede de
priesteressen van Vesta de geloovigen tot den
dienst opriepen. In éen woord alles wat sedert
eeuwen in den schoot der aardein verborgen
schatkamers of vergeten hoeken van een oud
kasteel voor verwoesting bewaard was gebleven,
was hier bijeen gebracht.
Hendrik zag met verbazing die verzameling aan>
maar de bewondering welke de grijsaard verwachtte
teekende zich niet op zijn gelaat en deze begreep
dat hij ook nu zijn toevlucht tot zijn laatste
middel zou moeten nemen. Evenals hij dien
avond in de herberg den dood van den Zwecdschen
koning ten tooneele gevoerd had, begon hij nu zijn
museum te laten spreken. Hij greep het een of
andere voorwerp en schilderde tijd en gelegenheid,
waarbij het gediend had.
Hij stond daar als een ziener, een improvisator,
die den sluier van het verledene optilt, zooals hij
reeds zoo vaak gedaan had en ofschoon hij, evenals
een tooneelspeler, ontelbare malen dezelfde rol
opzei de, was hij toch zóo doordrongen van hetgeen
hij vertelde dat de indruk niet achterwege bleef.
Vele voorwerpen vertoonden zich aan zijn
hoorder in een geheel ander licht en veel wat
deze als ouden rommel beschouwd had, kreeg
waarde in zijne oogen; maar ook de grijsaard
werd iu zijn oog door deze omgeving als het ware
Eigen Baard zet in zijn jongste nommer zijn
reeks van beroemde of verdienstelijke landgenooten
voort door een portret van prof. Van Oosterzee,
met bijschrift van dr. A. W. Bronsveld. De
novelle van E. Seipers De kapelaan van Bardelo
wordt erin voortgezet en een opstel van G. Carelsen
gewijd aan „de meeuwen."
Van 12 Januari tot en met 18 Januari
zijn te Vlis9ingen aangekomen metde stoomschepen
van de maatschappij Zeeland 281 en vertrokken
Vandaar naar Engeland 395 passagiers.
Volgens het Utr. Dbl. loopt te Curaqao een
gerucht, dat de president van Venezuela, generaal
Gnzman Blanco, het plan zou beramen om Curaqao
met geweld, door een coup de main, te bemachtigen.
„Men kan zich echter niet voorstellen, zoo
wordt er bijgevoegd, dat Venezuela werkelijk
zoo iets zou wagen."
Ais die laatBte bijvoeging juist is, wat beduidt
dan het bericht? Een gerucht, waar niemand aan
gelooft, is niet eens een gerucht, maar alleen een
praatje. Dat kan evenmin tot waarschuwing als
tot inlichting strekken.
Vóór eenigen tijd kwam de loge La Persé,vérance
te Maastricht op hot denkbeeld eene volksbiblio
theek op te richten. Aan dat plan werd nitvoering
gegeven, en tegelijkertijd de meeste zorg gedragen,
dat de aangeboden lectuur zoo onschuldig moge
lijk zoude zijn. Niettegenstaande die voorzorg
deed de poging der loge om het kleine publiek
kosteloos onderhoudende lectuur te bezorgen, de
woede der strijdlustige geestelijkheid ontbranden.
Zondag ochtend daverden in alle roomsch-katho-
lieke kerken de preekstoelen van de uitbarsting
van den heiligen toorn.
Vooraf had men in het kerkelijk weekblaadje
De St. Serpatius-klok de goede gemeente tegen de
volksbibliotheek opgeruid,, die daar genoemd
wordt: „een giftige paddestoel iu een vunzigen
kelder uitgebroed." Het opruiende artikel eindigde
met de volgende woorden
-Boven de met aanstekende ziekten besmette huizen
plakt men aan: typhus, oholera; boven het
lokaal in de Statenstraat diende men tot behoud van den
godsdienstzin aan te plakkengeestelijke cholera,,
ongeloof.
-Gaat, stokebranden, volkhedervera, naar elders; daar
zullen uwe paddestoelen weliger tieren; hier is de lucht
te zuiver, te fijn, te katholiekhier leeft nog te jeugdig
en te krachtig de geest, het geloof vaa den H. Servatius
en van zjjne twintig Heilige Volgelingen; hier bidt men
nog bij zjjne H. GebeentenServatiterva fidem, H.
Bewaarder, bewaar het geloof.
-Over vele diepbetreurde dooden hebben wij jarenlang
de Servatius-klok geluidgeve God, dat wij ook over de
-Volksbibliotheek" de doodklok luiden en dan niet
treuren." (IV. B. Ct.)
veredeld en hij sprak met warmte: „Ik dank u,
meester, al kan ik. u nog niet in alles volgen;
maar breng mij thans in de werkplaats. MijD
hoofd is zwaar van alles wat ik in den laatsten
tijd beleefd en gehoord heb on daartegen bestaat
geen beter middel dan flink te werken, dat heb
ik reeds meermalen ondervonden."
De oude man glimlachte tevreden over den
indruk dien hij teweeg gebracht had, en bracht
Hendrik, over de kleine plaats, naar een gebouwtje
dat tegen den rotswand opgetrokken was en
eigenlijk niet meer dan een houtschnurtje was.
Door dit een werkplaats te noemen overdreef hij
weer, evenals bij alles waaraan hij schoonklinkende
namen gaf. Er stond wel is waar een oude draai
en schaal bank, waar eenige spaanders omheen
lagen, terwijl er een hoop kapotte stoelen en
taiels in een hoek lagen. De kleine haard was wel
door middel van een hoogst eenvoudigen blaas
balg tot oven ingericht, maar dit alles was zoo
primitief dat Hendrik hem lachend en vragend
aanzag. Hij verstond dien blik weldoch riep
op schertsenden toon uit
„Zoo en niet anders zagen de werkplaatsen er
uit waar men groot kunstenaar uit den ouden
tijd, dingen vervaardigde die wij heden ten dage
nog bewonderen. Nu heeft men stoommachines,
groote lokalen waar honderde handen den arbeid
vordeelen; maar wat brengen zij daar tot stand?
Fabriekswerk, maar geen kunstgewrochten; en
Den heer Hendrik de Veer, hoofdredacteur
van 'tNteutos van den Dag en schrijver van
den Trouringh voor 'tjonge Bolland en van zoo
menig ander werk, dat zijn naam tot een beken
den en geliefden in gansch Nederland maakt)
werd Zondag, bij gelegenheid van zijn 25jarig
huwelijksfeest, door zijne vrienden en vereer
ders eene verrassing bereid. Aan 't hoofd eener
commissie kwam de heer Van Gorkum, De Veer 's
academievriend, het echtpaar een pracht-album
aanbieden, vervaardigd naar eene teekening van
den heer Cuypers met eene ealligraphisehe op
dracht van den heer A. Grevenstuk, bevattende
een honderdtal handteekeningen uit alle deelen des
lands. De jnbilaris maakte er in zijn antwoord
vol gevoel en humor geen geheim van, dat de
sympathie van zooveien zijner landgenooten hem
innig roerde en een bron zou blijven van moed
en kracht.
De audiëntie van den minister van marine zal
op Vrijdag, 23 dezer, niet plaats hebben.
In de St. Ct., is opgenomen bet aan den minister
van binnenlandsche zaken uitgebracht verslag der
commissie, van.l Augustus 1879 tot 1 Augustus
1880 belast met het afnemen der practisch-
geneeskundigeen tandheelkundige examina, volgens
artikel 2 en 8 der wet van 25 December 1878
{St. U. no. 222).
leger. De majoor P. C. Badon Ghijben,
magazijnmeester der artillerie van de lste klasse
te 's Hertogenboscb, is in rang en betrekking
verplaatst bij de artillerie-magazijnen teHeusden.
Art. 7 van het reglement op de discipline en
den dienst der maréchaussée is zoodanig gewijzigd
dat voortaan aan alle onderofficieren van dat
wapen de toestemming tot het aangaan van een
huwelijk kan worden verleend, terwijl van het
overige personeel het een vijfde gedeelte gehuwd
mag zijn.
Op het zesde Gurzenich-concert te Keulen zong
onze landdeuoote mej. W. Gips de sopraan-partij
in bet Requiem van Brahms, dat onder leiding
van den componist werd uitgevoerd, en behaalde
daarmede grooten bijval.
Oostburg, 19 Jan. Op Vrijdag 16 dezer werd
alhier, door den heer A. F. Marlet van Houte
die zijn hier wel ontstaan, al waren het geen
oorspronkelijke, toch werden het waardige navol
gingen der groote voorbeelden. Hier is weer
stevig en nieuw geworden, wat de tand des tijds
en de domheid der menschen bedorven had hier
is menige phenix uit zijne asch verrezen en menig
nieuw stuk gemaakt naar de modellen mijner
bibliotheek. Hier is het heiligdom dat alleen mijn
alles geheim houdende helper met mij betreden mag,
want hier ie niet alleen de plaats waar het eer
waardige hnisraad en de kostbaarste wapenen
door vuur en ijzer hersteld worden, hier is, en
dat mag alleen mijn trouwe schildknaap weten,
hier is ook de plaats waar zij ontstaan. Ik zelf
werk aan deze draaibank, ginds is uw oven, daar
brandt de louterende vlam, die uw werk in gloeiende
vonken zal hullen."
Hendrik probeerde den blaasbalg en de gereed
schappen en hoe gebrekkig alles ook was, hoopte
hij er toch mede terecht te kunnen; maar als de
persoonlijkheid van den meester en de afzonde
ring hem niet zoo zeer hadden aangetrokken,
zou hij toch zeker zijn zoo haastig gegeven woord
teruggenomen hebben. Jobst scheen dittevreezen
en deed wat hij kon om het te voorkomen. Hij
had te veel met allerlei slag van menBChen om
gegaan om niet te voelen dat hij met een man te
doen had, zooals hij er geen voortreffelijker voor
zijn duel kon vinden en hij verlangde ook te zeer
naar iemand met wien bij op een vriendschappe-