N«: i5J
Ï23e"" Jaargang.
1880:
Maandag
19 Januari.
H E R IJ K.
Middelburg 17 Januari.
Een onontbeerlijk Wapen.
MIDDELBURGSCHE COURANT.
i s; i
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prys per 8/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent;
Advortentien; 20 Cent per regel?
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote" letters worden berekend naar plaatsruimte;
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère 6. L. Daube en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
Do burgemeester en wethouders van Middelburg,
gezien de circulaire van gedeputeerde staten
dezer provincie van den 9en Januari 11. no 5
Provinciaal blad no 5),
maken bekend:
dat, volgens beschikking van den minister van
binnenlandsche zaken van den 16en April 1872,
de verificatie van de gewichten beneden het gram
(milligram-gewichten) uithoofde der daartoe noo-
dige fijne balansen, uitsluitend aan het ijkkantoor
te Middelburg geschiedt.
Middelburg, den 16 Januari 18P0.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
PICKÉ.
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAR.
De zwaarste straf, die het ontwerp-wetboek
van strafrecht bevat, isde levenslange opsluiting
in een tuchthuis. Het zullen slechts enkele mis
drijven zijn, van bijzonder zwaren aard, aan
slagen op het organisme van den staat of op
's mensehen leven, waarhij niet de geringste
omstandigheid tot verzachting der schuld en
geen enkele aanleiding tot verlichting der straf
is waar te nemen, op welke deze uiterste be
dreiging zal worden toegepast. En voor die
betrekkelijk zeldzame gevallen zal nog, naar
in de memorie van toelichting herinnerd wordt,
de deur der koninklijke goedertierenheid ge
opend blijven om, wanneer de misdadiger ge
durende den loop zijner veeljarige opsluiting
voldoende blijken geeft van berouw en ver
betering, wanneer de omstandigheden daaren
boven voor hem van dien aard zijn dat hij
zonder gevaar voor hemzelven en voor anderen
weder tot het maatschappelijk leven kan wor
den toegelaten, de deur der gevangenis te
ontsluiten.
Het Genootschap tot zedelijke verbetering der
gevangenen heeft tegen dit behoud der levens
lange gevangenisstraf bezwaren ontwikkeld in
een adres, dat door zijn voorzitter jhr. mr.
B. de Bosch Kemper en zijn secretaris dr. E.
Laurillard aan den minister van justitie ge
richt is. Het Genootschap toont in de eerste
plaats aan dat de straf ongelijk werkt. Levens
lang is voor den bejaarde betrekkelijk kort,
voor den jeugdige zeer lang. Levenslang is
ook de uiterste grens waartoe de mensehelijke
gerechtigheid gaan kan. Begaat de voor zijn
leven veroordeelde een nieuw misdrijf, men
kan zijne straf niet verzwarentoont hij tee
kenen van beterschap, men is buiten de
mogelijkheid hem vermindering van straftijd
te schenken. Hij heeft dus van de maatschappij
niets meer te vreezen of te hopen. Hij mist
den krachtigsten prikkel tot afschrik en tot
verbeteringwanhoop en verwildering kunnen
slechts het gevolg zijn dezer straf, die geen
uitzicht meer opent op iets beters of iets
ergers en de veroordeelde zal, zelfs in de
gevangenis, een gevaar voor de maatschappij
blijven.
Het moet erkend worden dat het genoot-
Bchap, dat zich de zedelijke verbete
ring der gevangenen tot eenig doel stelt,
door het indienen van dit adres zich aan zijne
edele roeping trouw heeft getoond. Aan een
voor het geheele leven opgeslotene kunnen de
menschenvrienden, welke zieh deze taak tot
doel hebben gekozen, alleen iets doen voor zoo
ver het zijn innerlijken gemoedstoestand, zijn
zieleheil betreft; maar de hoogste wijding op
kon arbeid, die waardoor de misdadiger, ver
beterd en gelouterd, in de maatschappij terug
wordt gevoerd, om haar die hij eenmaal zoo
zwaar benadeelde, voortaan tot nut te zijn,
dat vooruitzicht is hun ontzegd. Met volkomen
recht dus en zonder dat daarin een zweem
van egoïstische voorliefde met eigen werkzaam
heid te, ontdekken is, moeht het Genootschap,
bij de naderende behandeling van het ontwerp-
strafwetboek, zijne stem in deze richting doen
hooren.
Maar even geoorloofd is het dat zich daar
nevens opvattingen, die het vraagstuk van een
anderen kant beschouwen, doen gelden. Zede
lijke verbetering der veroordeelden is éen der
vele gezichtspunten, welke hij het beoordeelen
van strafstelsels te pas komen. Zij is ook eene
der vele strafrechts-theorieën, welke sedert meer
dan eene eeuw beurtelings om den voorrang
gestreden hebben. Git dien strijd van meenin
gen, is deze slotsom verkregen dat geen dier
stelsels op 't bezit der ongedeelde waarheid mag
bogen. Het begrip van blinde wraakoefening, dat
in de oudheid en de middeleeuwen den misda
diger deed folteren en verminken, om zijne
slechtheid door de wreedheid van den rechter
te doen boeten, werd in de 17e eeuw verdron
gen door het door Hugo de Groot ontwikkelde
stelsel van zedelijke boetedoening. Eene eeuw
later kwamen Becearia, Bentham en anderen
tot de slotsom dat de maatschappij eenvoudig
aan de noodzakelijkheid, aan haar natuurlijk
recht van zelfverdediging, den plicht ontleent
om boosdoeners onschadelijk te maken en door
't bedreigen van straf, anderen van het plegen
van misdaden terug te houden. Eene andere
theorie stelde de noodzakelijkheid der zedelijke
wedervergelding op den voorgrond. Weder eene
andere noemde zich de voorkomings theorie.
Feuerbach predikte de afschrikkings-leer, die
in Duitschland een tijd lang bijna algemeen
ingang vond, zich met Bauer's waarschuwings
theorie verzusterde, doch ten laatste, met wat
nog van andere meeningen over was gebleven,
bijna geheel verdrongen werd door het begin,
sel dat de straffen in de eerste plaats dienen
moeten tot des misdadigers zedelijke verbetering
Het behoeft geen betoog, welken gewichtigen
invloed deze verschillende denkwijzen op het
bepalen van de soort en de strengheid der
straffen hebben uitgeoefend. Om dit in te zien
neme men slechts in aanmerking dat bij de
laatstgenoemde, de verbeterings-tlieorie, de
beveiliging van den staat en zijne burgers op
den achtergrond treedt voor het zedelijk belang
van den misdadiger, die meer als ziek dan als
slecht, meer als een voorwerp van medelijden
dan als een van toorn beschouwd wordt. In
die beschouwing aan anderen gepaard,
vindt de afschaffing eerst der folter-
straffen, daarna der lichaamskastijdingen,
vervolgens der onteeringen, eindelijk die der
doodstraf hare rechtvaardiging, en van haar
standpunt kan nu ook de wegneming der le
venslange gevangenisstraf verlangd worden.
Zedelijke verbetering sluit toch in zich op de
proef stellenbehandeling van ziekte, de mo
gelijkheid van genezing. Blijft de gevangene,
de zieke, eenwig in zijne gevangenis, zijn
hospitaal, dan is de behandeling zonder doel.
Van al deze theorieën nu is iets, en geen
harer is geheel en uitsluitend waar. Met haar
allen vormen zjj het samenstel van beginselen,
waaraan onze tegenwoordige strafrechtsbegrip-
pen hun grondslag ontleenen. Wij zijn tegen
standers van lijfstraffen omdat ze onbestaanbaar
met de zeden van onzen tijd en beneden de
waardigheid van den hedendaagschen staat
zijnen ook omdat ze den boosdoener verbitteren,
maar niets tot het opwekken van zijn berouw
of zijne beterschap toebrengen en hem daaren
tegen zijn eer- en schaamtegevoel ontrooven.
Wij verhengen ons over de afschaffing van de
doodstraf en hopen die nooit terug te zien,
omdat wij den feilbaren rechter dit vreeselijke
wapen niet in handen willen geven; omdat
de praetijk geleerd heeft dat de doodstraf, in
ons land althans, evenmin van 't bedrijven van
zware misdrijven terughoudt als hare afschaf
fing dat bevorderten ook omdat aan een
gehangen man niets meer te verbeteren valt.
Maar, tevens is er genoeg van de oude
noodzakelijkheids-afschrikkings-of be-
veiligings-theorieën bij ons overgebleven, om
ons te doen wenschen dat de maatschappij
niet te weerloos worde gemaakt tegenover de
booze neigingen van een deel harer leden, en
dat zij daartegen voorzien worde met al de
wapenen, welke niet met hare waardigheid, of
met de zeden van den tijd strijden en niet
indruisehen tegen de eischen, welke in naam
van het dok te eerbiedigen doel der zedelijke
verbetering gesteld worden.
De levenslange gevangenisstraf nu is eene
zware, zeer afschrikkende bedreiging. Het
woord zelf heeft iets, waarvoor de verbeelding
terugdeinst. Voor de zwaarste misdrijven komt
het ons noodig voor dat wapen te behouden.
De ongelijkheid der straf, welke het'gevolg is
van den ongelijken levensduur, vindt hare te
gemoetkoming in het recht der koninklijke
begenadiging en in de aan den rechter
toegekende bevoegdheid om haar duur tot
twintig jaren te beperkenwanneer de
omstandigheden daartoe aanleiding geven.
In het uitzicht op gratie kunnen de men
schenvrienden, die zich de zedelijke verbetering
der gevangenen tot doel stellen, den hefboom
vinden waarmede zij het berouw, het sluime
rende eergevoel, de zucht om goed te maken
wat misdreven werd, vermogen op te wekken
en levendig te houden. Geen twijfel of een
verzoek om gratie, door hen aanbevolen en door
de reeds waargenomen teekenen van verbetering
bij den gestrafte ondersteund, zal groote kans
op een gunstig gehoor vinden.
Er is nog eene reden waarom wij vreezen
zouden de levenslange opsluiting in het straf
wetboek te zien loslaten. Zij is tot plaatsver
vangster gemaakt der doodstraf, die de grens
der bevoegdheid van den feilbaren rechter
overschreed, dewijl zij na deze de zwaarste
straf is welke het in zijne macht staat op te
leggen. Laat men haar echter los, waar is
dan de grens De geheele duur van een leven
is, beweert men, te langmaar ook 20 jaren
binnen kerkermuren is een tijdvak waar dein
vrijheid levende voor huivert. Het is onmogelijk
het zedelijk en lichamelijk lijden af te meten
dat in eene straf bevat is, dewijl het voor
den een ongelijk zwaarder zal zijn dan voor den
ander. Den term „levenslang" prijs gevende,
verliest men het vaste punt op de schaal, dat
tot bepaling van al de andere graden dient.
Twee betoogen, bijna te gelijk gehouden tot
ondersteuning van het adres van het Genoot
schap tot zedelijke verbeteringdoen deze moei
lijkheid aan het licht komen. In het Week
blad van het Regt (No. 4453) neemt mr. J.
Domela Nieuwenhuis met een maximum van
30 ja zelfs van 40 jaren tot vervanging van
de levenslange opsluiting genoegen. En hoor
nu op weUe wijze de Arnhemsc!ie Courant, naar
hare gewoonte den draak stekende om heter
te bewijzen, in haar opstel tot ondersteuning
van het adres zich over deze vervanging uit
laat „De doodstraf afschaffen, maar vrijheid
laten om iemand tot 10.000 knoetslagen te
veroordeelen,is de doodstraf vermomd
behouden. Even zoo zou deze „zeer lang
durende," exceptioneel lang durende, zóo lang
durende straf dat de man lang voor het einde
ervan overleden is, slechts zijn eene vermomde
levenslange gevangenisstraf. En wij willen
deze niet, vermomd of niet vermomd."
Kedeneert men zoo, dan is ook tien, twintig
jaren misschien te langja dan dient
de rechter in ieder bijzonder geval met de
levenskansen der individuen te rade te gaan.
Voor de veroordeelden zou dat misschien ook
wenschelijk zijn. Maar zooveel sympathie heb
ben wij niet voor de misdadigers dat wij aan
hunne belangen meer hechten dan aan die
van ons allen. En dezen zouden, naar onze
meening, benadeeld worden door aan de straf
wet het scherpste wapen dat zij nog bezit,
aan den rechter het vaste punt tot bepaling
van zijn oordeel te ontnemen.
De commissie tot het honden eener algemeene
verloting van voorwerpen van kunst en smaak
ten behoeve der noodlijdenden door den waters
nood is thans gevormd.
Met goedkeuring des konings zal zij bestaan
uit de hecren mr. E. J. graaf Schimmelperninck
van Nijenhuis, den luitenant-generaal G. M. Ver-
spijek, O. baron Van Wassenaar van Catwijck,
mr. M. W. baron Du Tour van Bellinchave, J.
Stam (directeur der staatsloterij), Herman Ten
Kate, D. Boer, H. L. Van Hoogstraten, J. Van
Lith Jr.; alsmede nit de volgende leden der ver-
lotings-commissie van 1861, zijnde de heerenmr.
A. Q. Kraijenhoff van de Leur, L. J. H. Eidder
de van der Schueren, mr. D. Polak Daniëls (the
saurier), J. Visser Jzn. (secretaris),T. Jos (adjunct-
thesaurier), J. G. Smits en W. P. Van Stockum.
Verschillende blijken van belangstelling werden
reeds ontvangen en onderscheiden toezeggingen
reeds gedaan, die het vooruitzicht geveD, dat de
goede gedachte des konings, opgevat met het oog
op den btstaanden en op een eventueelen lateren
watersnood, op alleszins bevredigende wijze door
de offervaardigheid der natie zal worden verwe
zenlijkt. Wad.)
VHssingcn, 18 Januari. Heden morgen ia
alhier per mailboot Prinses Marte uit Engeland
aangekomen en per spoor naar Wiesbaden door
gereisd, prins Christian van Sleeswijk-Holsiein,
vergezeld van kolonel Duplat en verder gevolg,
teneinde tegenwoordig te zijn bij de ter aarde
bestelling van zijn overleden broeder, den ex-
pretendent op den Sleeswijk-Holsteinschen troon.
In de jongste raadszitting te Oostburg heeft
de heer 0. Eisseeuw klachten ingebracht tegen
den wethouder Mazure, als zou deze, ten eigen
bate en ten nadeele van de gemeente, eigendun
kelijk een servituut hebben opgebeveu.
De raad heeft besloten, dien wethouder gerech
telijk te vervolgen. (Dagblad.)
De minister van binnenlandsche zaken heeft de
heeren Van den Bergh, Cuijpers, Gosschalk en
Gugel, die vroeger leden waren van de opgehe
ven commissie van adviseurs, opgedragen de re
geering voor te lichten omtrent het onderhoud
van monumenten enz. Zij zullen daartoe verslag
uit moeten brengen over de deugdelijkheid der
uitgevoerde herstellingswerken, telkens voor dat
de toegestane subsidiën worden uitbetaald.
De Proo. Gron. Ct. stelt voor, om goed te
maken wat de heer J. J. A. Goeverneur van twee
onzer grootste uitgevers ondervonden heeft, eene
inteekeningslijst te openen op Goeverneur's Huis
vriend. Komen er veel inieekenaron, dan zal er
zeker wel een uitgever voor te vinden zijn.
Zeker heeft de oude „huisvriend" niet slechts
het blad, maar hier vooral de schrijver, wel
zulk een bewijs van genegenheid vau zijne tal
rijke en veeljarige lezers vordiend.
De St.-Ct bevat het kon. besluit waarbij da
benoeming van surnumerairs bij het bureau der
dir. bel., invoerrechten en accjjnsen nader geregeld
wordt.
Do minister van waterstaat enz., heeft goedge
vonden: te bepalen dat in het jaar 1880 door de
commissie van examen ter verkrijging van een
diploma als stuurman aan boord van koopvaar
dijschepen, zullen gehóuden wordenvier zittingen
te Amsterdamdrie te Botterdamen eene zit
ting te Dordrecht
Tijd en plaats van elke zitting worden telkens
drie weken te voren door den voorzitter ln da
Staatscourant bekend gemaakt.