1880.'
iB-Liimt
lonnikken,
F»
i 1880.
123« Jaargang:
Zaterdag
17 Januari.
VERKIEZING.
iTCAlP,
N«: i4.
m MEID,
au dor Middelburg-
i courant
Ivan Advertentiën
fouitenlandsche
Dladen.
TER-SCHELDE.
|en
H E R IJ K.
feuilleton.
m.
Middelburg 16 Januari.
krachtig middel ter bevorde-
?an Vervalschingen, ia elke
de handteekening van den
DICTINE
ranger.
2^"
U. M.
nam. 1.15
1.45
n.
3.20.
3.50.
Ichte Benedictijner Likeur te
INERT,
N KOLONIËN
verlaagd, op den HUIZE
n- en linnen-naaien, en
nende omgaan.
OODltUEP benoodigdte
ekhandelaar MESTDAGH, te
ZICH VOORTDUREND
MET DE
NAAR
e aischriften en spoedige ver-
ïeeste zorg gedragen.
berekend volgens de prgs-
ichillende dagbladen, zonder
sn niet in rekening gebracht.
nbootdienst
lELBüRG EN ROTTERDAM,
vertrek in Januari.
,0: VAN BOTÏEBDAH
u. Zaterd. 17 'morg. 9,—tu
yDinsd. 20 10,—
Donderd.22 10,
Zaterd. 24 8,
I,Dinsdag27 9,
B Donderd.29 9,
Zaterd. 31 9,
H'OE.NS-I
DAG.
VRIJDAG.
|voorm.
7.45
8.15
10.30
11.—
10.30
11.—
|voorm.
7.45
8.15
10.30
11.—
10.30 en 12.1
11.- 12.30|
Ivoorm.
7.45
8.15
10.30
11.—
7.20
2.80
5.37
—r.
8.41
6.88
5
2.40
«n»
0
8.
W
0
*12.56
4.45
0
2.14
*5.59
8.
*6.40
6.50
5.1
6.20
6
6.80
7.52
7.8
•7.57
8.45
7
7.25
9.12
3
8.6
10.18
-
10.41
0
8.85
*9.6
10.50
0
8.45
*9.15
;ii.
7.15
10.55
6.50
10.40
i
8.5
11.50
8.55
12.40
9.16
1.8
9.30
1.20
3.50
6.10
7.30
8.20
8.40
8.59
ZATERr
DAG,
HIDDELBURGSCHE COURANT.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen;
Prjjs per 8/m. franco 3,50.
(Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Ad verten tien! 20 Oent per regel.'
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote" letters worden berekend naar plaatsruimte;
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de puhliejté étrangére G. L. Daubk en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Joius.
Dè burgemeester en wethouders van Middelburg,
gezien het schrijven van den ijker der maten
en gewichten alhier van den 12 Januari 1880, no.
10;
maken hekend
dat tot het verrichten van den jaarlijkschen
herijk der maten en gewichten in deze gemeente,
door den ijker zitting zal worden gehouden in
het ijk-lokaal op de noordzijde van den Dam,
wijk letter F no. 97,
voor de wijken A en B, den 19 en 20 Jannari,
des voormiddags;
voor de wijken C en D, den 21 JaDuari
voor de wi ken E en F, den 22 en 28 Januari;
voor de wijken Gr en H, den 26 en 27 Januari;
voor wijk I, den 28 en 29 Januari, des voor
middags
voor de wijken K en L, den 29 Januari, des
namiddags, en den 30 Januari en 2 Februari
voor dë wijken, M, N en O, den 3 en den 4
Februari, des voormiddags
voor de wijken P en Q, den 4 Februari, des
namiddags en den 5 Februari;
voor de wijken R, S, T, U en V, den 6 en 9
Februari:
voor de gewichten, bestemd tot fijnere wegin
gen, en alzoo die in gebruik zijn bij apothekers,
goud- en zilversmeden enz., uitsluitend den 10
en 11 Februari;
dagelijks van des voormiddags 912 en des
namiddags van 14 uur.
Voorts werden de belanghebbenden, herinnerd:
lo dat alleen behoorlijk schoon en droog ge
maakte maten en gewichten zullen worden on
derzocht en belanghebbenden bij de terugont
vangst hunner voorwerpen dienen toe .te zien, of
deze de wettige merken dragen, vermits alle latere
reclames te dezen opzichte niet dan nietig kun
nen worden verklaard
2o dat geene maten voor droge waren, bestemd
tot het meten van granen, zaden, boonen, erwten
en soortgelijke waren, mogen worden herijkt, dan
vergezeld van den daarbij behoorenden strijker;
3o dat lengtematen van éen en een hal ven
meter, voorzien van merkteekenen of aanwijzin
gen van de oude maat, in geen geval tot den
herijk zullen wordeü toegelaten.
Middelburg, den 12 Januari 1880.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
PICKÉ
De seeietaris,
G. N. DE STOPPELAAK.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
maken lekend:
dat bij de op den 14 dezer maand plaats gehad
hebbende opening van stembrieljes voor de be
noeming van een lid van de provinciale staten
van Zeeland is gebleken, dat niemand de volstrekte
meerderheid van stemmen heelt verkregen, wes
halve er eene herstemming zal moeten plaats
hebben tusschen de heer en mr. N. C. Lambrechtsen
van Ritthem en J. H. Snijders, welke de meeste
stemmen op zich vereenigd hebben
dat de dag voor deze herstemming is bepaald
Novelle van
G. ZU PUDLITZ.
Hoe stiller onze vriend was, des te spraakzamer
was zijn reisgenoot, ofschoon hij zich heel anders
voordeed dan gisteren avond in de gelagkamer
of van morgen bij het dingen. Al zijn groot
spraak zijn pralen en opgeblazenheid was
Verdwenen en wat toen den schijn van voorbe
dachte leugens en bedrog had, kreeg nu meer het
aanzien vau overspanning. Bij kreeg thans een
soort van waardigheid over zich en hoe vergenoegd
hij ook scheen, kreeg zijn jeugdige reisgenoot een
soort van medelijden met dien zonderlingen grijs
aard, dat steeds toenam naar mate hij er geen
aanspraak op scheen te maken en van lieverlede
in genegenheid overging, terwijl Hendrik zich tot
nntoe bijna aan zijne dwaasheden geërgerd
had. De oude man scheen dit te merken, ofschoon
Hendrik zeer kort van stof was en na eenigen
tijd kwam hij met een voorstel voor den dag
waarover deze zeer vreemd opkeek. Hij Btelde
fcem voor bij hem te blijven als bediende in zijn
op Dinsdag den 27'11 Jannari a., van des voor-
middags negen tot des namiddags vier uren.
Voorts dat de processen-verbaal van stemin-
levcring en stemopneming van den 13™ en 14™
Januari jl. in de beneden voorzaal van het raad
huis aangeplakt en ter' secretarie voor een ieder
ter inzage zijn nedergelegd.
Middelburg, den 16 Januari 1880.
De burgemeester en wethouders,,voornoemd,
PICKÉ,
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAR.
Prov. blad no. 6 bevat de volgende circulaire
van ged. staten aan de colleges van burgemeester
en wethouders in Zeeland.
„In den laatsten tijd zijn moeielijkheden gerezen
bij de toepassing van art. 4, alinea 4 der wet
van 10 April 1869 (Stbl. no. 65) in verband met
art. 5 der wet van 1 Jnni 1865 {Stbl. no. 60.)
„Sommige geneesheeren toch schijnen te meenen,
dat zij alléén dan tot de afgifte eener verklaring
van overlijden verplicht zijn, wanneer de overledene
binnen de gemeente hunner vestiging woonde,
terwijl zij haar weigeren af te geven bij het
overlijden van lijders buiten hunne standplaats.
„Het geval deed zich tevens voor dat, bij zoo
danige weigering van den behandelenden genees
heer, de met de doodschouw belaste geneesknndige
eveneens weigerde de doodschonw te verrichten,
daar deze zich hiertoe niet verplicht rekeude, zoo
het ontbreken der verklaring van overlijden aan
onwil van den behandelden geneesheer te wijten
was.
„Beide opvattingen berusten op dwaling. Art.
5 der wet van 1 Juni 1865 (btbl. no. 60) ltgt
aan ieder geneeskundige zonder onderscheid de
verplichting op om bij het overlijden van elk
zijner lijders, ten behoeve van den ambtenaar
van den bnrgerlijken stand, eene verklaring van
overlijden af te geven, onverschillig ot de over
ledene al dan niet in de gemeente van den ge
neeskundige woonde. Weigert deze d,e verklaring
af te geven, dan stelt bij zich aan eene strafrech
telijke vervolging bloot.
„Even algemeen luidt de bepaling van art. 4,
alinea 4 der wet van 10 April 1869 {btbl. no.
65.) Ontbreekt de verklaring van overlijden,om
welke reden ook, dan is de aangewezen ge
neeskundige verplicht de doodschouw te verrichten
en zelf de verklaring af te geven. Blijft de
geneesheer die den overledene in zijne laatste
ziekte behandelde, in gebreke de verklaring af te
geven, zoo kan dit aan de bevoegde autoriteit
aanleiding geven eene strafvervolging tegen den
nalatige in te stellen, doch niet aan den dood-
zaak, waarvoor zijn kunstvaardigheid hem bijzonder
geschikt maakte. Daarna begon hij die zaak te
beschrijven en al kon men er veel op afdingen en
op rekening zijner zelfbegoocheling en overdrijving
stellen, bleek het toch heel iets anders te zijn dan
men oppervlakkig zon gedacht hebben. Met groote
moeite en ongelooflijke ontberingen had hij, zonder
eenig vermogen, een groote verzameling oud
heden bijeengebracht, die hij zijn museum noemde
en welke hij voor al het goud ter wereld niet
zon willen verkoopen. Daaronder moest hij
natuurlijk een massa dingen nemen, die
bijna geen waarde hadden (hij wiide het woord
valsch of nagemaakt niet uitspreken) voor de
domme merigte, terwijl hij die als handelsartikelen
kon gebrniken, waardoor hij in staat werd gesteld
om zijne eigene schatten te vermeerderen. Dat
was zijn doei, zijn levensgeluk, zijn trotsdaarvoor
leed hij honger en koude, liet zich uitlachen,
voor den gek houden en fopte en bedroog hij de
menschen. Hij zei dat wel met ronduit, maar
uit hetgeen hij Hendrik van zijn levenswijs, zijn
genot en zijne ontberingen vertelde kon deze genoeg
afleiden. Intnsschen drong hij er steeds meer op
aan dat Hendrik bij hem zou blijven, eerst om te
probeeren, als hij dat liever wilde; eindelijk ging
het net als bij het koopen eener rariteit, waarvan het
bezit hem zeer toelachte, hij werd hoe langer hoe
hardnekkiger en zon zijn ziel verpand hebben om
yn doel te bereikenhij zou met geweld zijn zin
schouwer om zich aan zijne verplichting te
onttrekken."
Ged. staten verzoeken burg. en weth. het
bovenstaande ter kennis van de geneeskundigen
in hunne gemeente te brengen en, zoo noodig, de
instructie van den voor de doodschouw aangewezen
geneeskundige in dien geest te wijzigeu.
Gedeputeerde staten van Zeeland hebben het
tijdstip waarop de herijk der maten en gewichten
in 1880 zal plaats hebben, bepaald als volgt:
voor Middelburg, ook voor St. Lanrens, 19—23
en 2630 Januari, 26 en 9—11 Februari.
Veere, ook voor Vrouwepolder, 1 Juni. Arne-
muiden, ook voor Nieuw- en St. Joosland 2 Juni.
Oost- en West-Soubnrg, ook voor Kittbem, 3 Juni.
Vlissingen 4 en 5, 712 Juni. Serooskerke
(Walcheren) 14 Jnni des voormiddags. Oostkapelle,
ook voor Grijpskerke, 14 Juni des namiddags,
Domburg, ook voor Aagtekerke, 15 Juni. West-
kapelle, ook voor Zouteiande, 16 Juni. Konde-
kerke, ook voor Meliskerke en Biggckerke 17 Juni.
Gedurende 1879 hebben 20 sehepen van het
droge dok Prins Hendrik alhier gebruik gemaakt.
Vlissingen, 15 Januari. Van 1 Januari tot
31 December 1879, zijn aan het rijkstelegraaf
kantoor verzonden 28838, ontvangen 13159, op
genomen en verder geseind 10597 telegrammen,
zoodat in het geheel 52594 telegrammen behandeld
werden.
Zwolle, 15 Januari. De groote algemeene
vergadering der vereeniging Schuttevaer zal alhiei
den 28en Januari a. s. in de Nieuwe Stads-herberg
gehouden worden. De grijze stichter dezer ver
eeniging, die den 17e dezer zijnen 83 verjaardag
herdenkt, hoopt die vergadering als eerevoorzitter
by te wonen.
Gelijk wij gisteren reeds gemeld hebben, is
dé goederendienst op de spoorweg-sectie Den
BoschHedel heden hervat. Do personentreinen
hervatten morgen (Zaterdag) den dienst.
De heer Pescatore heeft in de Luxemburgsche
kamer eene interpellatie tot de regeering gericht,
naar aanleiding van de benoeming van een
Engelschen vertegenwoordiger bij den koning
groothertog. Hij vroeg of men daaruit moest
afleiden, dat de buitenlandsche betrekkingen van
Luxemburg voortaan zouden opgaan in de ver
tegenwoordiging bij den koning der Nederlanden.
In deze vraag ligt eene andere opgeslotenof het
stadhouderschap is opgeheven en of Luxemburg
voortaan rechtstreeks uit Den Haag zal bestuurd
worden. De heer De Blochansen verklaarde nog
geen uitsluitsel op deze vraag te kunnen geven.
hebben zoeken te krijgen en werd hoe langer hoe
meer geprikkeld omdat het hem eerst geweigerd
werd; want Hendrik was begonnen met ronduit
te zeggen dat hij dien voorslag niet kon aannemen.
Doch behalve dat de grijBaard hem meer en meer
aantrok was er nog een omstandigheid die hem
aan het wankelen bracht: zijn afkeer om, vooral
in de stemming waarin hij thans verkeerde, in
een groote werkplaats met vele kameraden te
werken en om te gaan, 't geen hem toch altijd
zoo moeieiyk viel. Dan wilde hij nog liever met
dien zonderlingen ouden man te doen hebben, die
hem ten minste een vrije werkplaats en geheele
afzondering beloofde, te meer daar het mnsenm in
een stad gelegen was die alleen 's zomers door
reizigers bezocht werd en hij dus den heelen winter
besteedde aan het uitbreiden, schikken en op
knappen der verzameling en aan reizen om nieuwe
in koopen te doen. Eer zij hun nachtkwartier
bereikten waren zij reeds overeengekomen om
althans voorloopig bij elkaar te blijven. Het was
vroeg duister geworden, want er hingen zware
donkere wolkon en de lucht was koud en vochtig,
daarom gaven zij hun plan om de stad nog te
bereiken op en bleven in eene kleine herberg aan
den weg overnachten. Hendrik drong hierop aan,
daar hij niet gaarne de tooneelen van den vorigen
avond wilde herhaald zien, te meer daar hij nn
niet had kunnen vermijden er althans een lijdelijke
rol bij te spelen, waartoe hij volstrekt geen lust
Men schrijft ons:
Toen, gernimen tyd geleden, eene eerste opmer
king betrekkelijk de opruiming van wrakken in
zee in de Jltddelburgiehe courant was opgenomen,
werd dit al spoedig gevolgd door ernstige
betoogen van verschillende kamers van koophan
del, en dacht iedereen dat in werkelijkheid nu al
het gevaar, dat deze voorwerpen voor de scheep
vaart opleveren, spoedig na het ontstaan zou
worden weggenomen en men vóortaan, dank zij
het initiatief dier kamers, voor geen enkel wrak
meer bezorgd zon behoeven te - zijn.
In het nommer van Donderdag van genoemde
courant komt niettemin alweder eene verzuchting
voor om een in zee dry vend wrak te doen ver
dwijnen.
Het opruimen van wrakken in zee kan evenwel
veel gemakkelijker worden bepraat den behandeld.
De waarheid omtrent deze vaak overwogen
zaak is dus: dat niettegenstaande al het geschrijf
en allo klachten, wij op den hnidigen dag nog
even ver zijn als voor eene eeuw ot wat. De
wrakken drijven nog steeds ruBtig in zee rond,
tot zij vast raken of op de eene of andere manier
verdwijnen. De sohipper die er een ontmoet,
haast zich om het te mijden, en die ze niet ziet
en er boven op loopt ondervindt er de onaan
gename gevolgen van.
Men leest omtrent den watersnood van Grave
tot 's Bosch in de Prut. Nbr. Ct. o. a.
Nn door den spoedigen en grooten val der
rivieren verder gevaar voorshands geweken is,
komt men ertoe, den toestand kalmer en nauw
lettender te overziende vreeselijke verwoestingen,
langs de geheele Maasstreek en in den Bomme-
lerwaard aangericht, overtreffen wat de tijdingen
die daarvan in den aanvang tot ons kwamen
deden verwachten.
In de nabijheid der doorbraken heerscht natuur
lijk de meeste ellende. Aan alles is daar behoefte,
zoodat de groote toezendingen in levensmiddelen,
brandstol en dekking geenszins overbodig zijn.
De ingevallen vorst, die den onafzieubaren
waterplas reeds met een gekorst bedekt, verergert
natuurlijk den ongelukkigen toestand van de
talrijke vluchtelingen, die, uit hunne woningen
verdreven, in schuren of onder tenten, bange dagen
en nachten moeten doorbrengen.
Ook de gemeenschap lijdt ernstig door 't harde
weder. Vaartuigen moeten den dienst staken,
terwijl voor voertuigen 't ijs niet sterk genoeg is
en de meeste straatwegen veel geleden hebben,
zoodat het verkeer naar alle zijden aanmerkelijk
wordt belemmerd en bet herstellen van dijken en
wegen zeer wordt vertraagd.
Thans is do nitkomst bekend van den dienst
1879, wat betreft de inkomsten uit de gewone
middelen.
gevoelde. Do onde man had er wel veel tegen in
te brengen, maar er was hem te veel aangelegen
om den pas verworven metgezel niet weer te
verliezendus gaf hij toe en zij bleven nog een
poos alleen in de slecht verlichte gelagkamer
zitten. Het gesprek vlotte niet, want de grijsaard
was moede en zat doodsbleek in een hoek bij de
kachel. Na al die kunstmatige opwinding deden
zijne jaren zieh gevoelen en Hendrik, die dit zeer
goed zag, zorgde als een zoon voor hem. Hij
wilde daar eerst niet van weten en trachtte zijn
uitputting achter een laffe grap ot uitbundig gelach
te verbergen, maar weldra gaf hij dit tegenover
de bedaarde manier van Hendrik geheel op. Den
anderen morgen was hij weer heel flink, spraak
zaam en inschikkelijk voor den jongen man, by
wien hij zijne gewone manier van praten en
geheimzinnig zijn niet te pas kon brengen. Hij
sloeg nu zelfs een heel eeuvoudigeo toon aan,
en maakte met een wcemoedigen trek op zijn
gerimpeld gelaat eenige onsamenhangende toespe
lingen op zijn verleden. „Hendrik, mijn jongen,
gij schijnt ook betere dagen gekend te hebben
en daar kan ik eveneens van medepraten. Er
bing boven myn wieg een oud familiewapen en
eenmaal telde ik onder mijne vroolijkste makkers
de telgen onzer edelste geslachten. Ik spreek
daar niet gaarne over, want men zon kunnen
denken dat ik bluite, of mij schaamde te zijn wie
ik beo. Dat is bet niet, dat zweer ik by het