n»: a
123«
ang.
1880.'
Maandag
5 Januari.
:ukken
lig verstaande, voort-
fie ze overtuigd waren
|te behooren, te steu-
Gemeentebestuur,
Middelburg 3 Januari.
jen, heeft inga
at ontwerp nevens
;tl stelsel op het
id kunnen bevor.
;n en particuliere
Iig der Ned. Herv.
rzoeken, ter recti-
van 29 Dee. voor
in zake het tekort
pebben op de batige
die verbruikt zijn>
Inaakte waarheid
naken dat de Vlis-
fceteekenende batige
i daarop bouwende,
en nu eensklaps tot
vermoedelijk tekort
raar, aangezien het
ling dat in 1874 en
30 varieerde, in '76
Jen voorts in '77 en
E9 en I 350 bedroeg,
It dat van een teren
Irige jaren geen sprake
■Ift dezes jaars waren
jvragen, zich ten volle
Kk tekort.
de dekking van een
|akelijk van de kerke-
volkomen waar, tal-
lieidadigheid wordt
I was, hebben ze niet
bekend te maken.
[een tekort teleurstel-
Dat echter het tekort
en tijdperk vangroote
genoemd worden, is
|ran de rekening eener
delijké ontvangsten en
rekenen heeft, is, 't zij
d onzeker, ergo onge-
Ideeling der kerkelijke
pi ongewacht ter oore
filet bestaat in woorden
|r; dat in dezelfde gods-
•en tot dekkiDg in de
>n. Gaat de gemeente
100 of gedeelten daarvan,
t het beheer der diaconie
rin de Kerstdag collecte
en diakenen goede hoop
hun vermoedelijk tekort
voor de mij
J verblijf ik hoogachtend
Uw. Dw. Dr.
J. Loon.
Wordt vircolt/d.
zoo zijt gij daar ook, gij
Ifeers, gij eerzame burgers,
erbarmelijk nest, dat tus-
:md zit, alsof een reus nit
5 zijn hnis te bouwen,
-materialen te veel had, in
:t, waar het halverwege is
de dwergachtige menschjes
Ikneed hebben." Hij lachte
|en grap zou klinken, maar
naehtend medelijden in zijn
('gemeester aan het einde van
aten wij niet beschimpen en
n willen blijven
gebroeders abrahams
ilIPDILBORO
MIDDELRIJRGSCHE COURANT.
Dit blad verschijnt dagelijks;
met uitzondering van Zon- en Feestdagen!
Prijs per 3/m. franoo 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent.
Advertentien: 20 Oent per regel!
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1—7 regels 'f 1|50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte!
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G. L. Daubi en Cie. te Parijs en Frankfort, direeteuren Elsbach en Jönis.
De burgemeester en wethouders van Middelburg»
gezien het schrijven van den commissaris des
konings in Zeeland van den 31 Dec. 11., A n°
4925, 1 afd
brengen ter kennis van de ingezetenen, dat Z,
M. de koning, bij besluit van den 22 December
1879, n° 17, tot burgemeester dezer gemeente heeft
benoemd den heer mr. C. J. Pické, die op den len
dezer die betrekking heeft aanvaard.
Middelburg, den 2en Januari 1880.
De burgemeesters en wethouders voorn.
PICKÉ.
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAB.
ii.
De Oostersche quaestie heette beslist te Ber
lijn. Weinigen echter waren de dupe dier
officieele waarheid, en nu zal niemand dat
meer zijn. De ongelukkige Porte zit nog
altijd geklemd tusschen geldnood en de mach
tige vrienden, welke haar lastig vallen met
allerlei raadgevingen, die zoo weinig in haar
eigen helang bedoeld zijn. De wat kastijden
aangaat zoO vaderlijk jegens de Porte gestemde
mogendheden honden ieder oogenblik vat op
haar, en inderdaad schijnt haar voortbestaan
slechts eene vraag van opportuniteit. De
nieuwe grensregeling met Montenegro is feite
lijk nog niet tot stand gekomendie met
Griekenland nog niet eens op het papier. In Oost-
Bnmelië, in naam Turksch, zijn de zaden op
geschoten, welke prins DondoukoffKorsakoff
er heeft uitgestrooid, en het is feitelijk Bul-
gaarsch en wacht slechts op een volgenden
Oosterschen oorlog om bij het vorstendom
Bulgarije gevoegd te worden. Omtrent her
vormingen, in te voeren in Klein Azië en in
Europeesch Turkije, staan allerlei plannen
welomschreven op het papier, zonder dat men
iets waarneemt zelfs van eene poging tot uit
voering. Zoo blijft alles bij plannen en is er
voor den wedijver van Engeland en Rusland
een ruim veld geopend te Konstantinopel. De
ministeries blijven elkander afwisselen en
trachten ieder op hunne beurt niets af te doen.
Men onderscheidt ze niet in liberaal en be
houdend, hervormingsgezind en oud-Turksch,
maar enkel in Engelsch-gezind en onder Rus-
sischen invloed staande. In den naijver tnsschen
deze beide rijken gaat het Turksche staats
belang op; daardoor vallen en verrijzen mini
steries en slingert de wil des sultans heen en
weer, en het land de bevolking blijft ver
stoken van iederen maatregel om haar op te
heffen uit hare ellende.
Niet alleen Rusland en Engeland echter
houden een oog in het zeil in de nabuurschap
van den zieken man, dat oude maar toch zoo
juiste beeld van den toestand der Porte. In
derdaad zij is ziek en het is te verwachten
dat spoedig hare erfenis zal openvallen, en wie
dan het dichtst bij het vuur zit Dat
heeft Oostenrijk begrepen, en terwijl Rusland
door de territoriale veranderingen van het
Berlijnsche tractaat te land van Turkije is
gescheiden althans ten westen van de
Zwarte Zeeterwijl Engeland slechts van
Malta en Cyprus zijne groote oorlogschepen kan
loslaten op hetgeen eens de prooi der mogend
heden zal worden, heeft Oostenrijk, dat in den
laatsten oorlog geen hand uitstak, zijne troepen
staan tot in het hart van het Balkanland. De
stelling van Novi-BaZar, in het afgeloopen jaar
door de OostenrQksche troepen ingenomen,
geeft aan Oostenrijk de gelegenheid om altijd
eerder te Konstantinopel te zijn dan de Rnsseü
en om deze zoo noodig den pas door
den Balkan af te snijden. Zoo Rusland zich
dan ook in 1879 krachtiger had gevoeld, is
het te betwijfelen of deze combinatie wel tot
stand zon zijn gekomen.
Oostenrijk, dat in den volgenden Oosterschen
oorlog door de ingenomen positie eene actieve
rol zal moeten spelen, is in het najaar de
bondgenoot van Duitschland geworden en heeft
in de laatste dagen van December door zijne
volksvertegenwoordiging eene wet doen aan
nemen, tengevolge van welke het gedurende
de eerstvolgende tien jaren een kolossaal leger
kan op de heen houden zonder jaarlijks geld
te moeten vragen aan lastige en nieuwsgierige
kamers. Wij willen tusschen die feiten eenigen
samenhang zoeken en nog daarbij de aandacht
vestigen op de plannen om de Oostenrijksch-
Hongaarsche monarchie door een spoorweg
naar Saloniki in rechtstreeksche verbinding te
stellen met de Aegaeische zee. En de militaire
kracht welke de monarchie zich heeft verschaft,
en de zeker niet zonder opoffering verkregen
vriendschap met Duitschland wijzen op plannen
voor de toekomst. Zou het dan zoo vreemd
zijn als die voornemens eene uitbreiding naar
het zuiden inhielden, de verkrijging van eene
haven in de Turksche wateren, waarheen reeds
de halve afstand is afgelegd, hetzij dan het
tusschenliggende land onder rechtstreeksche
heerschappij van de monarchie zou komen of
een quasi onafhankelijk deel zou uitmaken
van dat bonte samenstel? Zou het zoo te
verwonderen zijn, als Oostenrijk, dat hij zijne
belangrijke industrie voor eenige export-haven
slechts Triest heeft; welks hoofdrivier hare
monding vindt op vreemd grondgebied en in
eene binnenzee uitstroomt, die slechts te ver
laten is door eene opvolging van twee smalle
zeeëngten, als Oostenrijk een nieuw punt
zocht, vanwaar het deel kan nemen aan het
wereldverkeer te water? Buitendien, Triest,
gelegen aan het uiteinde van een langen
smallen inham, die aan eene zijde over de ge-
heele lengte begrensd wordt door Italië, is
allerminst geschikt voor oorlogshaven, en de
omstandigheid dat de stad zelf wordt geëischt
door de radicale nationaliteitspartij in Italië
maakt dat bezwaar niet van minder gewicht.
Is dit inzicht van de beteekenis der gebeur
tenissen van het afgeloopen jaar juist, dan
valt er ook een nieuw licht op het verhond
tusschen Oostenrijk en Duitschland, welks be
staan, hoewel nimmer officieel erkend, wel
geen twijfel meer kan lijden. Zoo Oostenrijk
zich voor zijn plannen in het zuiden den, zij
het ook maar passieven, steun van Duitschland
heeft verzekerd, dan is er ook in de voor
waarden van dat zoo zorgvuldig geheim ge
houden verdrag eene tegenpraestatie ten bate
van Dnitschland opgenomen. Deze onderstelling
schijnt juist, want men geeft niets om niet
in de diplomatieke onderhandelingen. Het geldt
daar meestal „gelijk oversteken," wijl men
alle aanleiding heeft om in elkander geen
volledig vertrouwen te stellen. Het is ons
te gewaagd omtrent Dnitschlands bedoelingen
eene onderstelling te maken, hoezeer menige
gissing zich als van zelve aan ons opdringt.
Zoowel de buitenlandsche als de binnenland-
sehe politiek van den prins Von Bismarck is
eene opeenvolging van stoute grepen, lang te
voren met geniaien blik gezien en voorzichtig
voorbereid, en toch somtijds het publiek ver
rassende als een coup de thédtre. Hij heeft het jaar
1879 geopend op eene wijze, welke nog niet
doet denken aan het staken der uitzettings-
politiek van het Duitsehe rijk. In Februari
werd hekend dat reeds in October te voren
artikel vijf van het Prager verdrag van 1866
was opgeheven, waarbij de kans nog gelaten
was, dat Noord-Sleeswijk door eene volksstem
ming aan Denemarken zon teruggegeven worden
en de mogelijkheid is niet uilgesloten dat er,
wanneer na een volgenden Oosterschen oorlog
wederom de raad van Europa zal zijn verga
derd, aan den omtrek van het groote Duitsehe
rijk hier of daar eene grenslijn te verbeteren val
len zai. Zulk eene verbetering zal nimmer strek
ken tot inkrimping van het Duitsehe keizerrijk.
Wat is tot dat alles de stelling van Rusland,
vroeger der Dritte im Bunde Zeker zijn er wei
nig vragen in de geschiedenis van den dag die
moeilijker te beantwoorden zijn, misschien ook
wel voor de Russische staatslieden zelf. Wij
hebben onlangs erop gewezen hoe in 1864
Pruisen steunde op Oostenrijk, hoe twee jaren
later Oostenrijk de vijand en Frankrijk de
vriend van Pruisen was, hoe in 1870 Frankrijk
werd verslagen, voor een deel dank zij den
ruggesteun door Rusland aan Pruisen verleend,
en hoe de logica der feiten scheen mede te
brengen dat thans Rusland aan de beurt was
om getuchtigd te worden. Wellicht ligt hierin
eenige waarheid, maar de verwezenlijking yan
die onderstelling schijnt tóch niet in de naaste
toekomst te verwachten te zijn. Wij kunnen
het moeilijk gelooven, dat prins Von Bismarck,
die uit overtuiging in beschermende rechten het
geneesmiddel heeft gezien voor de kwijning der
Duitsehe industrie, deze nieuwe economische po
litiek zou ingevoerd hebben om hare rustige wer
king aanstonds te verstoren door een oorlog. HQ
deed nog nimmer iels ten halve en zal oók
dit werk, nog te voltooien door de naasting
der spoorwegen, eenigen tijd van ontwikkeling
willen laten. Is dan eens de middenklasse,
zijn de fabrikanten en kooplieden weder rijk
geworden, dan zal zijn rustelooze geest zich
wenden tot andere plannen. Vóór dien tijd
is dat onwaarschijnlijk, en daarin zien wij een
grooten waarborg voor den vrede vanÊnropa.
Het zou anders een gunstig oogenblik zijn
om Rusland aan te tasten. De toestand van
dat groote rQk is uitermate kritiek. Het heeft
ook nog in dit jaar geene leening aan de
markt kunnen brengen om de oorlogskosten
van 1876/78 in vaste schuld te consolideeren.
Dat had men tien jaar geleden niet ge
droomd, dat Rusland daarmede ooit moeite zou
hebben, en waarschijnlijk zou de beurs aan
de Russische regeering den roekeloozen ver
overingsoorlog vergeven hebben, indien niet
zoo bedroevende en onrustbarende binnenland-
sche toestanden zich hadden geopenbaard. Wij
hebben dikwerf de gelegenheid gehad om daarop
te wijzen. De Russen zijn voor hooge ontwik
keling vatbaar, menig voorbeeld kan dat be
wijzen. Toch verkeert, door gebrek aan plichts
vervulling bij den staat, bQna de gansche natie
in een toestand Van doffe onwetendheid, door
de staatskerk aangemoedigd. De numeriek
geringe kern welke zich aan dien toestand
heeft weten te ontworstelen, ziet rond zich
niets dan wat ergernis of onverschilligheid
baart. De staat kan geene gehechtheid wekken
en staat beneden het peil van ieder beschaafd
land in Europa. Geen spoor van verbetering
doet zich optegen de herhaalde uitingen
van een op verkeerden weg geleid haken naar
verbetering vindt men slechts repressieve maat
regelen. De staat wapent zich tot de tanden
tegen zijne leden, die voor een deel zich ver
zetten met dolk en dynamiet. En dat zal
zoolang duren, tot niet een enkele mijn onder
eene spoorbaan springt, maar totdat de ont
plofbare- stoffen zich zoo hebben opgehoopt
onder den troon en de maatschappij in Rus
land, dat er slechts een vonk noodig is om
alles om te keeren en een verwarden chaos te
scheppen, waaruit nieuwe vormen zullen ver
rijzen om, als de oude, zekeren tijd te dienen
en op hunnen tijd weer plaats te maken voor
andere.
De heden gehouden zitting van den gemeente
raad van Middelburg werd door alle leden, uit
genomen de heer Lambreehtsen van Ritthem, die
door ziekte verhinderd was, bijgewoond.
Het voorzitterschap werd bekleed door deu
nieuwbenoemden burgemeester, mr. O. J.' ï'ickë,
die, na de vergadering geopend te hebben, den
secretaris nitnoodigde voorlezing te doen van de
ingekomen missive van den commissaris des ko-
nings, houdende bericht zijner benoeming tot
burgemeester van Middelburg, alsmede van het
proces-verbaal der eedsaflegging. Aan die uit-
noodiging door den secretaris voldaan zijnde,
hield de voorzitter de volgende toespraak:
„Alvorens u voor te stellen om de voorgelezene
missive voor kennisgeving aan te nemen, wensch
ik tot u, mijne heeren, leden van deu gemeenteraad,
vertegenwoordigers van de burgerij van Middelburg,
een enkel woord te richten, hier waar ook de
Middelburgsche pers vertegenwoordigd is, en waar
ik mij dan ook reken te spreken ten aanhoore
van de geheele burgerij.
„Dat woord zal echter eenvoudig eu kort zijn.
„Omtrent de redenen, die mij bewogen hebben,
om deze voor mij vereerende benoeming, op
voordracht der regeering door den koning gedaan,
aan te nemen omtrent die redenen zal ik
het stilzwijgen bewaren. Ik acht het toch ge
noegzaam bekend, dat ik de zeker begeerlijke,
doch door mij niet begeerde betrekking slechts
tengevolge van den zeer vereerenden aandrang van
velen heb aangenomen. Ik zal ook niet spreken
van hetgeen het mij kosten zal, om banden, die
mij dierbaar geworden waren, dientengevolge te
verbreken. Maar verzwijgen kan en mag ik niet,
dat de hoofdreden, waarom ik aarzelde deze be
trekking aan te nemen, gelegen was in don twijfel
of ik de noodige kennis en geschiktheid voor dit
mij vreemde en zoo gewichtig ambt wel bezat.
Maar genoeg daarvan; na laDgen en ernstigen
tweestrijd ben ik gezwicht, en nu, in deze nre,
geef ik de verzekering, dat ik mij van harte aan
die taak wijden zal.
„En zoo sta ik dan heden voor het eerst als
hoofd des bestuurs ia deze achtbare vergadering.
Is bet wonder dat groote schroom mij vervult?
Zou hot geen gebrek aan zelfkennis verraden,
indien ik niet tegen het aanvaarden van eene mij
geheel vreemde betrekking opzag
Is het ambt van burgemeester van Middelburg
reeds gewichtig en zwaar, moeilijk bovenal is
het om een man op te volgen, die gelijk mijn
geachte voorganger terecht door u zoo boog
gewaardeerd werdl
„Neen het zal niemand verwonderen, dat ik
een ernstig beroep doe op de welwillende mede
werking en ondersteuning van de geheele bnrgerij
en van u, mijne heeren, de vertegenwoordigers
daarvan, in het bijzonder. En dat dit beroep niet
vergeefsch zal zijn, daarmede meen ik mij te
mogen vleien; zoowel na de pogingen door velen
der geachlste ingezetenen, waaronder onderschei
denen uwer, aangewend, om mij tot aanvaarding
dezer betrekking over te halen, als na het ont
vangen gedurende de laatste dagen van zoo vele
bewijzen van belangstelling van u allen, mijne
heeren, en van een groot deel der bnrgerij van
Middelburg, waarvoor ik hier nogmaals openlijk
dank betuig.
„Maar een zacht oordeel over mQne daden
behoef en vraag ik tevens. Wellicht laat ik
liever zeggen waarschijnlijk - zal ik fouten be
gaan. Een ieder nu die daarover een oordeel
velt, gelieve zich telkens te herinneren in welke
eigenaardige en moeilijke positie ik ondanks
mij zeiven geplaatst ben.
„Van den gemeenteraad ben ik geen lid en zal
dit vermoedelijk ook niet worden. Sedert jaren
is de overtuiging bij mij gerijpt en die over
tuiging is nog niet geschokt dat bet niet
wenschelijk, niet verkiesiQk is, dat de burge
meester eener groote gemeente, zooals Middelburg,
tevens 'lid van den raad zij. Maar boewei ik dan
ook hier slechts de onpartijdige leider en de ver
dediger van de voorstellen van het dagelijkscb be
stuur zal zijn, verzeker ik u, mijne heeren, dat ik do
belangen van Middelburg als de mijne zal behar
tigen en aan de bevordering van den bloei van
Middelburg mijne zij bet dan ook zwakke
krachten zal wQden en bet verlies zal trachten te
doen vergeten, dat Middelburg in wjju geachtsi»
voorganger heeft geleden.