êMW$i Têmtfym. naar Breda, terwijl dit kandeel de som van 6 millioen gulden niet zal kunnen overschrijden. Benoemingen en besluiten. Onderwij s, Kerkn ieu ws. Marine en leger. Rechtszaken. doch kon moeilijk anders. Het Indische leger bezit maar éen opperofficier met den rang van luit.-generaal en dat is de opperbevelhebber, chef van het departement van oorlog. Had men dus generaal V. d. H. tot dien rang willen bevorderen, dan had men hem tevens uit Atjeh moeten terug roepen en hem van het oorlogsveld, waar hij zoo uitnemend op zijn post is, achter een schrijftafel moeten verplaatsen. Of indien men, als uitzonde ring, bij deze gelegenheid aan het Indische leger twee luit.-generaals had willen geven zonder Y. d. H. uit Atjeh terug te roepen, dan zou men den uit het oogpunt der militaire hiërarchie onbestaanbaren toestand geschapen hebben, dat de luit.-generaal, die te Batavia het opperbevel voerde, van jonger anciënniteit geweest zou zijn dan zijn ranggenoot, die onder zijne bevelen te Atjeh kommandeerde. Wij gelooven dus dat het passeeren van gene raal V. d. H. zeer goed te verdedigen is en nemen de mogelijkheid aan, dat dit met zijn eigen voor kennis en goedvinden geschied kan zijn, indien hem b. v. verzekerd was dat het slechts tijdelijk zou wezen. Aan die tijdelijke achteruitstelling zou thans een eind kunnen komen, nu de oorlog afgeloopen is en generaal V. d. H. zonder schade voor het militair beleid, van den vermoeienden en gevaar lijken post geroepen kan worden, dien bij langer en met meer roem dan een zijner voorgangers bekleed heeft. Langs dezen weg zou èn het feit zijner terugroeping èn zijne vervanging door een burgerlijk ambtenaar verklaard kunnen worden. Tot verdediging dezer verwisseling van het militair in het burgerlijk gezag hebben wij in ons nommer van den 24™ November eenige redenen aangevoerd. Het is op deze gronden en omdat persoonlijke en eenzijdige beschouwingen zelfs van de best vertrouwbare zijde komen kunnen, dat wij bij het overwegen der anonyme stukken in het Ut>\ TM. op voorzichtigheid hebben aangedrongen en blijven aandringen. Dê N. Roti. CL deelt de overeenkomst mede, welke door de Belgische en de Nederlandsche regeering, onder voorbehoud van goedkeuring door de wetgevende kamers gesloten is, betreffende de uitdieping en verbetering van het kanaal van Gent naar Ter Neuzen. Voorloopig ontleenen wij daaraan de volgende artikelen, welke betrekking hebben op de naasting der spoorweglijn EoozendaalBredaMoerdijk. Art. 13. De regeering van Z. M. den koning der Belgen zal aan de naamlooze vennootschap van den spoorweg Antwerpen—Rotterdam doen aanzeggen, dat zij, gebruik makende van de be voegdheid, we ke zij zich bij 51° van het cahier des charges der concessie voor den spoorweg van Antwerpen naar de Nederlandsche grenzen in de richting van Rotterdam heeft voorbehouden, dezen spoorweg met 1 Juli 1880 zal naasten. Harerzijds zal de regeering van Z. M. den koning der Nederlanden, Groot-Hertog van Luxem burg, aan de genoemde maatschappij doen aanzeggen, dat zij, door toepassing van art. 54 der voorwaarden van concessie voor den spoorweg van de Belgische grenzen naar het Hollandsch Diep met zijtak Roosendaal naar Breda, deze lijn en zijtak met 1 Juli 1880 zal naasten. Deze dubbele aanzegging Zal geschieden binnen 10 dagen na de ratificatie dezer conventie. Art. 14. De inbezitneming van den spoorweg zal gelijktijdig in beide landen op 1 Juli 1880 plaats hebben. De door den Nederlandschen staat Volgens art. 9 (voor de werken van het kanaal op Ned. grondgebied voorgeschoten sommen, zullen ach tereenvolgens) gecompenseerd worden met het aande. 1 van Nederland in den geheelen prijs, die bepaald zal zijn voor de naasting der lijnen van Antwerpen naar Moerdijk en van Roosendaal maakte hem mét hare gïoote, grijze oogen, die Bteeds op eenig teeken van toenadering schenen te wachten, vaak slechts éen greintje minder ongelukkig dan zij zelf was. Somtijds kreeg zij een gevoel alsof zij krank zinnig zou worden, ging alleen in haar kamer Zitten, hield haar hoofd met beide handen vast en trachtte na te denken over den loop van een of ander ongelukkig misverstand, om te zien in hoever zij verkeerd gehandeld had. Maar zij kon nooit een andere oplossing vinden dan deze aller treurigste dat twee menschen, die volstrekt niet bij elkaar pasten, bezig waren om elkander het leven te vergallen. Een3 zag zij hoe de oogen van sir Francis met een vreeselijken blik op haar gevestigd waren en eens hoorde zij hem op zulk een bitteren toon over zijn eigen huis spreken, dat zij beter dan ooit te voren inzag hoe onher stelbaar de verwoesting was, die haar dwaasheid teweeggebracht had. Haar lot was het ongelukkigste dat ooit een vrouw ten deel kan vallen. Zij wist dat zij schuld had en onderwierp zich aan de straf die zij zich door haar halstarrig karakter op den hals gehaald had, maar zij voelde tevens het groote ver schil dat er tusschen haar en baar meester bestond. Er is gezegd dat de liefde alles vergeeft. Dat is ook zoo: zij verdraagt alle dingen en hoopt alle dingen maar toen Helena haar heer en meester op de weegschaal legde bevond zij dat Door de Nederlandsche regeering zal aan de Belgische, in halfjaarlijksche termijnen, een rente van 4 pet. worden betaald van de sommen, welke door de eerste aan de laatste verschuldigd blijven. Onmiddellijk na de algeheele voltooiing der werken aan het kanaal van Ter Neuzen, vermeld in de art. 2 en 3, zal de afrekening tusschen beide regeeringen plaats hebben. Het verschuldigde saldo zal aan de Belgische regeering worden uitbetaald, of op dat oogenblik, of binnen 4 maanden na dien, en in het laatste geval met de renten van 4 pet. berekend over den duur dezer verdaging. Overigens wordt als vaststaande aangenomen, dat harerzijds de Belgische regeering aan de Nederlandsche zou moeten uitkeeren in kapitaal en rente a 4 pet., hetgeen de Nederlandsche regeering te veel gestort zou hebben in het geval dat het aandeel van Nederland in den geheelen prijs van naasting niet de som van 6 millioen bedragen zou. Art. 17. De beide regi eringen zullen bij latere overeenkomst alles regelen wat voor de inter nationale exploitatie van den genaasten spoorweg van belang is. De toestand van Z. K. H. prins Frederik blijft bevredigend, ofschoon de nacht van Dinsdag op Woensdag minder rustig werd doorgebracht. Volgens het Haagsche Dagblad zou aan de politieke demonstratie, welke naar het schijnt bedoeld wordt door het aanbieden van een diner aan den oud-minister Kappeyne, deel genomen worden door de volgende liberale kamerleden de heeren Van Houten, Schepel, Zijlker, Borge- sius, De Vos van Steen wijk, Van der Feltz, Hingst, Litftinck, Idzerda, Van Eysinga, Bergsma, Bluasé, Lenting, Kool, Dijckmeesier, De Beaufort, Van der Kaay, De Bruyn Kops, Froger, Rutgers van Rozenburg, Holtzman, Van Tienhoven, Van Heukelom, Vening MeineszMirandolleDe Meyier, Sehagen van Leeuwen, Van Gennep, Viruly Verbrugge, Mees, Rombach en VanStolk. Is dit bericht juist, dan zullen er gemist wor den de heeren Fransen van de Putte, Cremers, Dullert, Godefroi, Van Eek,Van Kerkwijk, Gra- tama, Moens, Wijbenga, Van Swinderen, Roëll} De Jong, Patijn, Van der Linden, Van Osen- bruggen, Bredius, Van de Werk, Sickesz, Van Delden. Naar men ons mededeelt, is door de eigenaren hier te lande van de Samarangsche Locomotief per telegraaf bericht naar Indie gezonden, om den redacteuivvan dat blad, den heer Cohen Stuart, te ontslaan, en wel naar aanleiding van zijn hoofd artikel in no. 244 met het opschriftEen eerde stap. Het is hetzelfde artikel, waarop wij reeds de aandacht vestigden als een zeer afkeurens waardig stuk. Vaderland.) Ylissingen, 4 Dec.. Het laatste officieele bericht omtrent den toestand der rivier de Schelde is, dat het wegens drijfijs gevaarlijk is met onge- sleepte zeilschepen op te varen. Vlfssingen, 4 December. Door de zorg van den inspecteur van politie alhier is gisteren een persoon aangehouden die verdacht wordt schuldig of medeplichtig te zijn aan een belang rijken diefstal te Antwerpen. De jonge man schijnt over Breskens naar Vlissingen gekomen te zijn, en bevond zich reeds aan boord van de mailboot Prinses Marieom naar Engeland over te steken, toen hij gevat werd. Hij is heden naar Middelburg overgebracht om later aan de Belgische justitie te worden uitgeleverd. In eene vergadering van de afdeeling Kruiningen hem het eenige wat ons waarde vo'ör elkander geeft ontbrak. Zij beminde hem nog altijd innig, maar zij zag dat hij haar niet liefhad en zij kwijnde weg onder haar hopelooze smart. Zonderling genoeg bracht de zomerwarmte weer eenige verbetering in den gezondheidstoestand der arme vrouw. Zij hoestte minder en ging de trappen op en af zonder naar haar adem te hijgen, zooals zij het geheele voorjaar gedaan had. Zou het mogelijk zijn dat zij nog kon herstellen of zou zij nog niet mogen hopen om van de zorgen van sir Francis over te gaan in de armen van Hem die weet, „van wat maaksel wij zijn, en die medelijden heeft met onze tekortkomingen Dat had haar man stellig niet. Maar wat zou hij doen Zou hij haar mede- nemen naar Dampshire, zou hij die reis wagen en zich blootstellen aan een nog meer onafge broken tête-a-têie. Zou hij haar bij zijn moeder, bij Sara, bij de Bartletts en al de babbelaars van Portquay brengen en in de nabijheid van die kleine Emilie Treberne, die zoo dikwijls met hem te paard reed cn de bosschen deed weergalmen van haar vroolijk gelach, dat zich vermengde met het getrappel van haar dartelen ponny Dat kon toch niet. Moest hij dus te Parijs bljjven, in deze heete straat zonder boomen of schaduw, waar hij niets zag dan Poolsche uitgewekenen Er bleef hem nog een derde middel over, namelijk om me1 der maatschappij tot Nut Mn H Algemeen is, met het oog op het door de regeering in te dienen wetsontwerp, besloten geen deel te nemen aan het bekende petitionnement tegen het misbruik van sterken drank. De St. Ct. bevat een mededeeling van den min. van Marine, dat bij zijn departement zijn ontvangen de aan de daarbij genoemde sche pelingen toekomende buitgelden in 1873 en 1874. Deze gelden kunnen bij het departement van Marine door de betrokken gewezen schepelingen worden ontvangen op vertoon van hun ontslag brief, pentioen-akte of ander bewijs van identi teit en tegen onderteekening van aldaar berustende quitanties. Voor overledenen geschiedt de betaling aan de erfgenamen, tegen overlegging van een verkla ring van erfrecht, afgegeven door een notaris of kantonrechter waaruit blijkt, dat zij alleen tot de ontvangst ghrechtiigd zijn. De December aflevering van de Indische Gids (uitgave J. H. de Bussy te Amsterdam) bevat o. a.: Dr. A. W. F. Juijnboll. Eene handleiding voor de studie van den Islam. P. H. van der Kemp. De overtreding van het wettelijk gebod op de afschaffing der slavernij. Een stem uit Java over het ontwerp-Millard. Schetsen uit het volksleven in Ned. Oost Indie, door R. van Eek Dr. I» H. T. Sollewijn Gelpke. De opbrengst en de verbouwingskosten van droge gewassen. W. H. Senn van Basel. Schetsen van Siam. Algemeene Rekenkamer. Benoemd tot lid van de algemeene rekenkamer jhr. mr. S. M. S. de Savornin Lohman, secretaris van de algemeene rekenkamer. Zie laatste berichten van gisteren. Onderwijs. Benoemd tot onderwijzer aan de rijkskweekschool voor onderwijzers te Middelburg C. J, W. Nuys, totdusverre tijdelijk onderwijzer aan die school. Den len dezer werd te Baarland op luisterrijke wijze het feest der 40jarige ambtsvervulling van den hoofdonderwijzer, den heer J. de Hond, ge vierd. Ingezetenen van allen stand en van iedere richting hadden zich daartoe aaneengeslotenmen zag ijverige deelnemers aan het volks-petitionne- ment tegen de openbare school ten vorigen jare die nu niet achterbleven in het betuigen hunner ingenomenheid met het openbaar onderwijs te Baariand en met den persoon van den hoofdonder wijzer. Onder de geschenken die den heer De Hond bij deze gelegenheid werden aangeboden behoort eene pendule met inschrift vanwege het gemeentebe stuur, een rooktafel van het onderwijzersgezel schap, een zilveren inktstel van de ingezetenen, twee karaffen van de schoolkinderen, een geschenk in zilver, met opschrift, van de ambachtsheeren, de heeren Hoboken. De schoolopziener, mr. J. H. de Laat de Kanter. betuigde in een vriendschap pelijk schrijven zijne instemming met het feest, dat in opgewekte stemming gevierd werd. Men wenschte den heer De Hond nog zooveel levenskracht en gezondheid toe, dat hij in de nu gebouwd wordende, nieuwe, fraaie school eenmaal zjjn gouden ambtsfeest mocht vieren. Te Meppel hebben dertien gezinnen uit over weging dat ter vervanging van dr. A. J. Oort geen predikant van de moderne richting wordt beroepen, bij deurwaarders-exploit hun lidmaat schap van de Ned. Herv. kerk opgezegd. Verschillende zeeofficieren hebben zich reeds aangeboden voor den derden tocht van de Willem Barents. P. R., gefailleerd winkelier te Goes, aan wien de justitie vanhier gisteren een bezoek bracht, is heden naar het huis van arrest alhier over gebracht. Hij wordt verdacht vele goederen en meubilair uit zijn faillieten boedel verduisterd en ten huize zijns zwagers geborgen te hebben. Helena naar een badplaats te gaan maar dan was hij weer geheel met haar alleen en dat schrikte hem af. Een vierde plan zou wezen om haar geheel aan de zorg van haar familie over te laten en als hij gedurfd had, zou hij dat het liefste gedaan hebben. Helena overwoog al die plannen ook in hare eenzame uren en zocht slechts naar een gelegen heid om er met haar man over te spreken. Zij voelde dat het van het grootste gewicht voor haar was, hoe, wanneer en waar dit gesprek plaats had. Wij zullen zien waartoe haar staatkunde leidde. Wordt vervolgd.) Als bijdrage tot de kennis der tegenwoordig te Amsterdam heerschende deur paneelzager spauiek," kan het volgende verhaal dienen, dat in het Handelsblad gedaan wordt onder den titel Een onbloedig drama. „In den nacht van 1 op 2 December beleefde ik iets, dat ik mijnen medeburgers wensch be kend te maken, opdat het enkelen hunner tot kalmte stemme. Ik wood op de Leidschegracht en betaal 10 cent daags extra-belasting voor de onderlinge nachtpolitie der grachtbewoners. Mijne veiligheid is dus voldoende verzekerd. Bovendien ben ik niet erg bang uitgevallen en word dan ook vol strekt niet beheerscht door de paniek, die de paneelzagers teweegbrachten. Des nachts werd ik gewekt doof mijne vrouw, die door „de baker" opmerkzaam gemaakt was op een niet-doordringend en onregelmatig geluid, dat scheen te komen van de huiskamer (beneden onze slaapkamer.) Daar 't niet de eerste keer is dat mijn vrouw verdachte geluiden meent te hooren, en uitroepen als „nu moest er toch eens een kerel in huis zijn geslopen," mij volstrekt niet vreemd zijn, was ik voor haar waarschuwing zeer ongevoelig. Maar, de aanhouder wint. DoOr gedurige herhalingen wist mijn vrouw het zoover te brengen, dat ik ten bedde uittoog ('t was toen even kwartier over vieren) om, met het oor op den grond, te luisteren. Ik luisterde; inderdaad ik hoorde „iets", nl. onbestemde geluiden en daaronder duidelijk zwakke voetstappen. Ik kleedde mij half, luisterde weder en opende met den pook gewapend zachtkens de deur, liep een portaal over naar de voorkamer om de straatdeur op te nemen. Nu wil 't ongeluk dat ik door 't zwakke licht van een kaars niet de overtuiging kon bekomen dat de deur gesloten was of wel op een kier stond. Wegens afwezigheid van een huisgenoot was de ketting niet op de deur, en bleef ik dus om trent dat punt in het onzekere. Ik keek uit naar onze eigen nachtwacht, maar ont waarde niemand, en vond het daarom maar raad zaam op eigen kracht te vertrouwen. Weer luisterde ik en weer hoorde ik zachte voetstappen en met moeite onderdrukte geluiden. Mijn vrouw had inmiddels al haren moed bij eengeraapt en was naar boven gevlucht, alwaar zij door zacht spreken en herhaald tikken op een communieatiedeür erin slaagde onzen buur man en zijn huisvrouw te wekken, die zich ter stond kleedden en bij ons kwamen. Onze maatregelen waren zóo behoedzaam ge nomen, dat ik mij overtuigd mocht houden, dat niet het minste geritsel kon gehoordzijn. Ik had mijn licht verborgen gehouden en dit scheen onze vijand ook te doen, want nergens bespeurden we 't minste straaltje. Daar stonden we met ons vijven boven aan een trap van twaalf treden; mijn buur met zijn vrouw, de eerste gewapend als ik, met een pook, de tweede met een zakje pepermijne vrouw en ik en voorts de baker op den achtergrond, ge wapend met een tang. Allen half gekleed en bibberend van kou. Ik ging een paar treden af en bleef toen staan, want duidelijk hoorde ik naderende voetstappen, en na een paar seconden verschijnt eene vrouw, die onder den gillenden uitroep: „ach God!" op de trap nederstort. Tableau.' 't Was onze dienstmaagd, die, misleid door het op de sneeuw helder weerkaatste maanlicht, had gemeend dat het haar tijd was om op te staan. Zij had in de huiskamer de kachel aangemaakt, theewater opgezet en ze was dapper begonnen met het zachtkens hanteeren van stoffer en blik, toen zij, getroffen door geritsel en door licht, zich naar de trap begaf, alwaar zij hevig ont stelde op het zien van zoo'n geweldige „gewa pende macht." De lage temperatuur, die gisteren morgén tijdens het sneeuwen licerschte, gaf eene goede gelegenheid om de merkwaardige vormen der sneeuwvlokken zelfs met het bloote oog op te merken. De fijnste wiskunstige figuren waren duidelijk zichtbaar. Misschien bestaat ook later daartoe nog gelegenheid, waarom wij er de aan dacht op vestigen. (Arnh. Ct.) In het begin van 1880 zal te Amsterdam met de verbouwing van het Oude-Mannenhuis tot universiteitsgebouw een aanvang worden gemaakt. Drie en veertig brandspuitmeesters zullen te Rotterdam tegen 1 Januari hun eervol ontslag aanvragen. Er heerscht hongersnood! Gelukkig echter nog maar onder een bevolking die met zeer weinig te helpen is. De vogels nl., die onze tuinen van ongedierte vrij houden of ons met hun gezang vervroolijken, moeten van honger sterven als ze niet geholpen woiden. Als men dagelijks eenige stukjes brood strooit is in dien nood voorzien. Wij bevelen de arme vogels in aller barmhar tigheid aanmen kan deze liefdadigheid doen en tevens andere niet nalaten. Dbl Er heerscht hongersnood hier en daar ondef de Eskimo's in de buurt van Behring-straat, eene landstreek, die echter geen wanoogsten kent. Door het aanhoudend jacht maken der walvisch- vaarders in die zeeën schijnen de walvisschen meer

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1879 | | pagina 2