N®. 269. 122* 1879. Vrijdag 14 November. BLAUWE ROZEN Dit blad verschijnt dagelijks," met nitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per S/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentien: 20 Gent per regel.' Geboorte-, Tronw-, Doodberichten enz,: van 17 regels f 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de puhlicité étrangère 6. L. Daubs en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jonss. Bij deze coitrant behooren 2 BIJVOEGSELS. Middelburg 13 November. Isolement, zonder kracht. PEUILLBT03ST. het huwelijk van Hooge woorden. m w-" IHIDDELBLRGSCIE o> r J «T .Xc In de eerste dagen van dit jaar werd door de hand van prof. Buys dit portret opgehangen van een der meest in 't oog vallende figuren op ons staatkundig tooneel: „De heer Van Houten is, dunkt mij, tegelijk de meest geduchte en de minst gevaarlijke tegenstander: geducht om de gezonde kern, welke in zijne parlementaire vertoogen ligt opgesloten, om zijn ernst en zijne kracht; maar tevens onschadelijk omdat hij, eenzaam strijder, geenerlei behoefte voelt om zich met zijn audi torium te vereenzelvigen, en niets verstaat van de kunst om tot aandrang van eigen meening juist die argumenten te kiezen, welke bindend zijn niet alleen voor hem maar ook voor an deren. Voor nuances heeft de afgevaardigde uit Groningen geen oogwaar hij schetst zoekt hij de hardste kleur, waar hij spreekt de scherpste uitdrukkinghet is alsof hij twijfelt aan de waarheid van zijn eigen betoog zoolang hij nog iemand vindt die het volkomen met hem eens isalsof hij zichzelven beschul digt niet alles te hebben gezegd wat hij zeggen moet, zoolang hij bij dezen of genen onder zijne toehoorders nog een toestemmend knikken waarneemt." Het was naar aanleiding van de houding, .door den heer Van Houten tegenover het vorige ministerie aangenomen, van de harde beschul digingen door hem totden minister Kappeyne en diens ambtgenooten gericht, van zijne opzien barende scheiding uit het liberale partij-ver- band, dat deze afbeelding in het GnZs-nommer van Januari geteekend werd. Bij gelegenheid der adres-discussiën, in de kamerzitting van 23 September jl. werd de schilderij door den heer Van Eek bijgewerkt, toen hij, het woord rich tende tot de anti-revolutionairen en sprekende van het door den heer Van Houten geleverd betoog, dat de uitvoering der schoolwet be hoorde achter te staan bij kieswets- of liever grondwetsherziening, zeide 29 OF BELEHA 11 A I. I N OSSK A DOOK de schrijfster van Vera". TWEEDE DEEL. HOOFDSTUK VI. Man en vrouw. Zoo kwamen de twee neven, dus beiden vol daan, aan het station aan en wandelden naar het kasteel, onderweg de villa's reeds tellende, die weldra zouden verrijzen. Helena werd juist gekapt toen haar man aan kwam en eerst toen hij haar op de trap ont moette, ontdekte hij onraad in haar afgewend gelaat; maar hij deed alsof hij het niet zag en zijn opgewektheid aan tafel maakte Helena bijna beschaamd over haar vermoeden, of vrees, of verbeelding, dat hij in Londen kon zijn opge houden door een zaak als die, waarop Ka gezin speeld had. „Ik erken dat gij u kunt verheugen in den steun van de richting van den heer Van Hou ten, die bij zijn aanval op de onderwijswet ook heeft gesproken van wij. Doch dat wij w as alleen de heer Van Houten zelf, want die geachte afgevaardigde staat hier geheel alleen en zijne steun kan uwe kracht en uw aantal dus niet zeer vermeerderen." In deze beraadslaging stond niemand op om tegen deze afzondering van den heer Van Houten protest aan te teekenen. Men mag dus aannemen dat hij werkelijk alleen stond, gelijk hij onder de liberalen alleen had gestaan toen hij zijne stem onthield aan de schoolwet van 1878. En wanneer men prof. Buijs als bevoegd erkent om te spreken uit naam van hen die in ons land, staande buiten de vertegenwoordiging, aan het parlementaire leven feitelijk deel nemen, dan is met deze twee aanhalingen het isolement van den heer Van Houten op het gebied onzer actieve staatkunde bewezen. Eene bloemlezing uit de dagblad-artikelen der jongste dagen doet zien dat ook de open bare meening, voor zoover die in bladen van erkende politieke beteekenis zich uitspreekt, den heer Van Houten aan zichzelven overlaat. „Een ding, zoo besluit de Amh. Ct. van 10 dezer een opstel over de oppositie, door den heer V. H. tegen het tegenwoordige mi nisterie gericht, éen ding is zeker de heer V, H. zal de onverzoenlijke tegenstander en bestrijder van dit ministerie zijn. Dit was te voorzien en te hopen. Een oprecht vijand is beter dan een dubbelzinnige vriend en wij zouden op de constitutioneele gezindheid van het kabinet, op zijne gezindheid om te regeeren volgens de staatsrechtelijke beginselen van de grondwet, nooit ten volle hebben durven ver trouwen, wanneer het de samenwerking ver langde en verkreeg van de hoofden en aan hangers der in de Vragen des Tijds ontwikkelde staatsrechtsleer." Het Handelsblad heeft den 8en dezer in een overzicht der geschiedenis van het ministerie- Kappeijne aangetoond hoe dit gevallen is, niet door eigen schuld, ook niet door tegenwerking van de zijde der kroon, maar alleen door het gemis van medewerking dat het ondervond, bij de schoolwet reeds van den heer Van Houten alleen, bij volgende gelegenheden her haaldelijk door diens toedoen, bij de kanalenwet eindelijk van een deel der liberale partij, dat „Zeg eens, Helena! wat scheelt u toch van avond Het is te warm in deze lage kamers en gij hebt weer die afschuwelijke wollen japon aan." „Het is al wat ik heb," was het antwoord. „OnzinDat geloof ik niet. Het is weer zulk een humlug van Poolsehen rouwmaar gij zoudt het u wel zoo gemakkelijk maken als gij dit kleed overdag droegt en aan tafel iets minder diks aandeedt." „Maar ik heb niet anders." „Waarom hebt gij mij dan niet geschreven dat ik u wat uit Londen moest medebrengen." „Gij had daar wel wat beters te doen!" „In een zeker opzicht, jawant japonnen koopen is een middel om zijn geld uit te geven en in Londen heb ik moeten werken om het te krijgen." „Zoo," was al wat Helena antwoordde; want ofschoon zij te trotsch was om haar onrecht te bekennen, voelde zij haar geweten toch knagen en begaf zich stilzwijgend naar haar kleedkamer. HOOFDSTUK VH. Dat de goden hen die zij willen verdelgen eerst met blindheid slaan is een waarheid, die even onfeilbaar als oud ismaar niemand, 't zij man of vrouw, zal ooit door een spreekwoord of door do ervaring van anderen wijs worden; somtijds voornamelijk door den heer V. H. werd aan gevoerd. Onze lezers weten dat wij met deze beschouwing van het HM.dat steeds de aanneming der kanalenwet heeft voorgesteld als de onmisbare voorwaarde voor het voort bestaan van het ministerie-Kappeijneniet instemmen. Dit verschil van inzicht heeft echter niets te maken met het betoog, ter wille waarvan wij de slotsom van het Hbl. hier volgen laten: „De diagnose van den heer Yan Houten is ten eenemale valsch; hij heeft een der ge wichtigste verschijnselen, waaruit de ziekte kan worden gekend, voorbijgezien. En geen wondergeen geneesheer erkent den invloed van zijn eigen recepten, vaak paardemid- delen, als de hoofdoorzaak van het instorten van een patient. Hij zelf heeft er het meest toe bijgedragen om het vorige ministerie, dat hij, ouder gewoonte, na den val bewierookt, te verzwakken en te doen vallen. Hem past het allerminst, de tegenwoordige regeering om het enkele feit van haar optreden af te breken en haar verantwoordelijk te stellen voor de gevolgen zijner eigen daden." Misschien wordt de opmerking gemaakt, dat in Hbl. en Amh. Ct. slechts eene voortzetting te vernemen is van de meening der parlemen taire groep, welke wij in den heer Yan Eek, of der extra-parlementaire, die wij in den hoogleeraar Buijs vertegenwoordigd zagen. Wij zoeken in ons land echter vruchteloos naar meer democratisch getinte bladen van eenige beteekenis. Bij gebrek aan beter in dezen zin, behelpen wij ons met het Vaderland. Dit gaf in zijn hoofdartikel van 7 dezer geen enkelen zoo typischen volzin, als dien wij aan de beide andere bladen ontleen den. Maar toch, het bevatte een niet minder krachtig protest tegen het betoog van den heer Van Houten in 't jongste nommer der Vragen des Tijds, dat het kabinet Kappeyne schipbreuk geleden heeft op den tegenstand des konings tegen de plannen tot kieswets- en grondwetsherziening des ministers. Het stelde den schrijver van Eene politieke diag nose schuldig aan „een ongerechtvaardigden aanval op den koning," aan het stellen „eener onjuiste praemisse," aan het daardoor maken van „geheel onjuiste gevolgtrekkingen;" het beschuldigde hem dat hij „de democratie tegen den koning verbittert;" het scheidde zich met niet eens door eigen ondervinding en daarom zien wij meestal te laat in hoe wij behouden hadden kunnen worden. Als het kalf verdronken is dempen wij de put en als de beurs verloren is naaien wij het gat in onzen zak dicht. Veel erger dan het verlies van beurs of kalf is echter het verlies der heerschappij over ons humeur, van het roer dat het levensschip besturen moet en ik zal mijne lezers niet behoeven te herinneren dat Frank en Helena reeds herhaaldelijk op het punt geweest zijn van hierdoor te gronde te gaan. Ik zal hen dus ook niet vermoeien met al de tooneelen die er na zijn terugkeer tusschen dit slecht bij elkaar passend paar voorvielen. Helena was voornemens om hare gesprekken met Ka Kolar voor haar man te verzwijgen; maar daar het begin van een twist gelijk staat met het loslaten van stroomend water, zal dat water in zijn loop ook al het vuilnis, dat op de oppervlakte drijft, medevoeren en zoo verpraatte Helena zich ten slotte zelf. De toorn van Frankhierover was zoo hevig dat zij er van ontstelde en hij had er alle reden voorwant ofschoon jaloezie voor den ijverzuch tige zelf slechts de keer- of schaduwzijde zijner liefde is, staat zij voor den beschuldigde altijd gelijk met een beleediging, een lage verdenking, gebrek aan vertrouwen en iemand met Frank's karakter, waarvan eigenliefde de hoofdtrek was, zou zulk een hoon niet licht vergeten. Helena van haar kant herkreeg ook niet ter stond, nadat alle vermoedens aangaande die vrouw éen woord zoo nadrukkelijk mogelijk van hem af en liet hem in zijn isolement. De heer Van Houten staat dus alleen, want de enkele teekenen van overeenstemming, welke, meer bepaald wat het algemeen stemrecht betreft, zijn waar te nemen tusschen hem en een deel der anti-revolutionairen en katholie ken, meer nog in hunne dagbladen dan in hun parlementaire kringen, zijn te onbe stemd en bezitten te weinig politieke betee kenis om voor alsnog in aanmerking te komen. In zulk een isolement nu, kan kracht gelegen zijn. Toen Groen zich uit den parlementairen strijd terugtrok, of de heer Kuijper na zijne ziekte zich voor geen mandaat als volksver tegenwoordiger meer beschikbaar stelde, ge schiedde het met het bewustzijn, dat zij buiten het parlement nog meer gelegenheid vonden dan daarbinnen om staatkundigen invloed uit te oefenen en dat, wanneer het hun dienstig mocht voorkomen om de tijdelijk nedergelegde taak weder op te vatten, er kiesdistricten ge noeg te vinden zouden zijn, bereid om hen daarvoor in de gelegenheid te stellen. Buiten de kamer bood schier iedere kerk hun een kansel, schier iedere gemeente hun een kring van geestverwanten, tot verkondiging, zoo niet van hun staatkundige gevoelens, dan toch van eene levens- en wereldbeschouwing, welke van die gevoelens onafscheidelijk was. Met den heer Van Houten is dit zoo niet. De groep, welke met hem in de Vragen des Tijds de uitdrukking harer politieke gevoelens zoekt, stemt geenszins met al zijne wijsgeerige en maatschappelijke denkbeelden in. Enkelen onder de meest ontwikkelden onzer werklieden mogen waardig zijn als geestverwanten door hem erkend te worden, omtrent het oordeel en het doorzicht van de groote meerderheid van dat gedeelte der bevolking maakt hijzelf zich geen illusien. Hij schijnt er dan ook nog nooit aan gedacht te hebben om zich uit het parlementaire leven terug te trekken. Wel heeft hij zeer pathetische oproepingen gericht tot de kiezers Vragen des Tijds van Maart 1879) om „eene krachtige liberale impulsie van de natie te doen uitgaan, of anders hem van zijne staatkundige plichten en verant woordelijkheid te ontheffenmaar slechts enkele honderden van de kiezers, die te Gro ningen zich met het ontheffen of opdragen dier plichten en verantwoordelijkheid inlaten, heb- uit den wég geruimd waren, het vertrouwen of haar blijmoedigheid terug. Delphine mocht dan inderdaad niets met kapitein Baldwin uitstaande hebben, dat nam niet weg dat haar echtverbintenis met hem ongelukkig was. Het was maar al te waar dat hij thans in zijn rechtmatigen toorn geen acht sloeg op haar zwakke gezondheid, haar aangeboren bijgeloovigheid en haar bezorgdheid voor haar familie. Helena had zichzelve in het ongelijk gesteld door haar dwaze jaloezie en zij moest er de gevolgen van dragen de eerste keer dat er weder een botsing tusschen hen plaats had. Het was natuurlijk weer over het oude onder werp haar familie te Parijs, hun armoede en haar vurige wensch om hen te helpen. Toen zij hoorde van het hout dat gekapt en de rente die er getrokken zou worden van het terrein bij het station, verheugde zij zich zeer, ofschoon haar man volstrekt niet de noodzakelijk heid inzag van onmiddellijk hulp naar Parijs te zenden. Hij trachtte integendeel hare gedachten af te leiden door te spreken van zijn hoop op een zetel in het parlement en te doen doorsche meren dat zij dan minstens vijf maanden van het jaar te Londen zouden doorbrengen en in de wereld gaan. „Maar men kan niet uitgaan zonder kleêren en zonder juweelen. Neen, als gij mijnheer Frampton opvolgt moet gij maar alleen naar Londen gaan en dan zal ik hier te Dampshire nog treuriger zitten."

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1879 | | pagina 1