N». 254 122® Jaargang^ mm Dinsdag 28 October. Dit blad verschijnt dagelijks, met nitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent. Advertentien: 20 Oent per regel.1 Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère 6. L. Daube en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones. Middelburg 27 October. De rechtspleging bij de zeemacht. MIDDELBUBGSCHE COURANT. II. Een oordeel over de rechtspraak der zee krijgsraden in 't algemeen, alleen gegrond op de binnengaats gewezen vonnissen, is, gelijk wij in ons vorig opstel te kennen gaven, onjuist, dewijl het op onvolledige gegevens berust. Om dit in te zien moet men de toe dracht der zaken kennen in bijzonderheden, welke den minister van justitie en den heer Godefroi onbekend waren en waarschijnlijk zelfs den minister van marine, in de kamer zitting van den 17en dezer, niet duidelijk voor den geest stonden. Binnenslands wordt het openbaar ministerie bij de zeekrijgsraden bijna uitsluitend waarge nomen door de officieren van administratie le klasse, welke, meestal voor een drietal jaren telkens, belast worden met de administratie der wachtschepen. Bij deze plaatsing wordt, misschien nog niet genoeg maar toch eenigszins, gelet op hun geschiktheid voor de rechterlijke betrekking, welke zij, nevens hun administratieve functie, te vervullen hebben. Zij zijn in ge regelde briefwisseling met den advocaat-fiskaal bij het hoog militair gerechtshof, wien zij ge woon en verplicht zijn bij alle voorkomende moeilijkheden om raad te vragen. Tengevolge dier aanhoudende gedachtenwisseling is op ieder wachtschip een archief voorhanden, waarin de uitstekende rechtsgeleerden, die achtereen volgens het ambt van advocaat-fiskaal be kleed hebben, hun advies hebben nederge- legd over de meest verschillende vraagstuk ken van militair en burgerlijk strafrecht Zoodoende bezitten deze officieren van admi nistratie, zelve behoorende tot de oudste en meest ervarene van hun corps en gesteund door deze voorlichting der hoogste rechterlijke autoriteit, in de krijgsraden een overwicht, dat in de meeste gevallen voldoende is om de minder juiste of niet rechtskundige voorstellingen der leden van de krijgsraden krachteloos te maken. Eindelijk zijn dan nog de op deze wijze gewezen vonnissen onderworpen aan de goedkeuring of het hooger beroep van het hoog militair gerechtshof. Nu wenschen wij zeer uitdrukkelijk het voorbehoud te maken, dat het ons twijfelachtig voorkomt of het overwicht, dat aldus bij deze zeekrijgsraden aan het openbaar ministerie verzekerd is, in alle opzichten in 'tbelang is van den beschuldigde, die zonder verdediger of raadsman en zonder publiciteit daar tegenover staat. Maar te verwonderen is het niet indien de op deze wijze gevoerd wordende rechtspraak de instemming wegdraagt van den advocaat- fiskaal, die haar in vele gevallen zelf geinspi- reerd of geleid heeft en dat zij geen aanlei ding geeft tot vernietiging van een grooter aantal vonnissen door het hoog militair ge rechtshof, dan bij de krijgsraden der landmacht het geval is. Leverden onze militaire wet boeken niet zulk eene nimmer uitgeputte bron van onbesliste vraagstukken op, dan zou er veel eer reden bestaan om zich te verwonderen dat er, onder deze omstandigheden, in 't geheel nog vernietigingen plaats hebben. Bij de zeekrijgsraden buitenslands is dit alles anders. Het toeval der anciënniteit beslist over de plaatsing der officieren van adminis tratie aan boord van de Indische wachtschepen. Op hun geschiktheid voor het fiskaalschap kan daarbij niet gelet worden. Daar nu de rechts wetenschap voor den officier van administratie slechts een bijvak is, tot welks practische be oefening hij dikwijls gedurende vele jaren niet geroepen wordt, kan het geen verwondering baren indien het toeval nu en dan op deze plaatsingen officieren brengt, die van dit bijvak weinig werk gemaakt hebben. Van rechts kundige voorlichting zijn zij zoo goed als ver stoken. Wel is, bij Indisch gouvernements besluit, dem ambtenaren van het O. M bij de rechterlijke lichamen voorgeschreven de fiskaals der zeekrijgsraden te dienen van hun advies zoo dikwijls deze zich daartoe tot hen wenden; doch deze ambtenaren, zelf met werk over laden en op het eigenaardig gebied der marine strafwetgeving weinig thuis, missen daartoe in den regel de opgewektheid en dikwijls ook de geschiktheid. Van deze voorlichting wordt dan ook weinig gebruik gemaakt en in elk geval is zij niet te vergelijken met de ad viezen, door den advocaat-fiskaal bij voortdu ring ex officio aan de fiskaals der zeekrijgS' raden in Nederland verstrekt. Op de officieren van administratie, die op andere schepen of stations in of buiten Indie met de waarneming van het fiskaalschap be< last worden, is hetzelfde natuurlijk in nog hooger mate van toepassing. Ook moet hier opgemerkt worden dat de Voorstelling, door den minister van marine van de rechtskundige opleiding der officieren van admin. gegeven, deze niet in het juiste licht stelt. Men zou, de woorden des ministers lezende, licht kunnen denken dat de geheele loopbaan van den scheepsklerk of den jeugdigen off. van adm. eene doorgaande voorbereiding voor zijne latere rechterlijke functie is. Dit is echter zoo niet. Rechtskundige studie is voor hem eene bijzaak, meest van liefhebberij, zoo die bestaat. Na het onderricht, dat de scheepsklerken tegenwoordig bij hun in dienst treden (op hun 17e jaar) gedurende een jaar van een off. van adm. genieten, gaan er jaren voorbij waarin drukke administratieve bezigheden hen beletten aan het „ijverig doorlezen der militaire wetten," dat hen bij de reglementen is voor geschreven, meer tijd te besteden dan onver mijdelijk noodig is voor het afleggen van het examen voor officier van admin. Dat examen loopt weder over hun administratieve kundig heden in hoofdzaak, over hun rechtskennis als bijvak. Na hun bevordering vinden som migen, als secretaris bij de zeekrijgsraden, gelegenheid iets van de praktijk te zien. Anderen blijven daarentegen jaren achtereen aan die werkzaamheid vreemd, tot het toeval hen opeens voor de noodzakelijkheid stelt om als fiskaal op te treden. Is het dan wonder indien tusschen den een en den ander, wat geschiktheid voor het fiskaalschap betreft, groot verschil bestaat, en is het getui genis van den minister van justitie, dat hij „zijne kennis van het marine-straf recht, voor een deel verschuldigd is aan twee officieren van admin." wel iets meer dan eene niets bewijzende beleefdheids-phrase Onze ruimte laat niet toe over de rechts kundige opleiding der zeeofficieren, leden van de zeekrijgsraden, in bijzonderheden te spreken. Genoeg zij de herinnering dat onder dé menigte vakken van wetenschap, aan welke de studie, tijd der adelborsten dienstbaar gemaakt moet worden, tegenwoordig ook voorkomt een uur per week onderricht in de kennis der militaire wetten, gegeven door een dier officieren van administratie wier eigen opleiding wij zoo even schetsten. Wat van deze studie in dit voor toekomstige zeelieden weinig aantrekkelijke vak hangen blijft, vormt den schat van rechtskennis, dien de zeeofficier in later jaren aan zijn ambt van militair rechter dienstbaar zal kunnen maken. Men neme voorts in aanmerking dat tot leden der zeekrijgsraden ook benoemd worden officieren van gezondheid, wien alle rechtskundige opleiding vreemd is gebleven. Men lette ook op dat onder de strafzaken, welke buitenslands aan het oordeel der zee krijgsraden onderworpen worden, somtijds zeer ingewikkelde voorkomen, tengevolge van de verschillende nationaliteiten en omstandigheden, onder welke door ons zeevolk misdrijven ge pleegd kunnen worden. Vaak gebeurt het dat het bewijs van schuld of moedwil moet afge leid worden uit getuigenissen van Inlanders, Chineezen, Arabieren enz. Dikwijls bestaat er aanleiding om een begaan misdrijf te be- oordeelen in het licht van plaatselijke omstan digheden, zeden en gebruiken, met welke de leden en fiskaals der zeekrijgraden niet, of slechts onvolledig, bekend zijn. Eindelijk her- innere men zich dat deze lichamen vonnis vellen in eersten en hoogsten aanleg, zonder beroep of herziening van eenig hooger rech terlijk college, zonder dat den beschuldige een verdediger ter zijde staat en zonder dat de openbaarheid der debatten of uitspraken hem eenigszins voor rechterlijke dwaling of wille keur behoeden kan. Om de schriftelijke bewijzen van deze dwaling en willekeur aan te treffen, zou men het archief van het hoog militair gerechtshof moeten raadplegen, waarheen alie processtukken van door zeekrijgsraden buitenslands behan delde strafzaken worden gezonden, niet ter wille van hooger beroep of herziening, maar om in de griffie van den hove te worden bewaard en vergeten. Uit die bergen papieren zouden dingen aan 't licht komen, waarvan niet alleen ieder jurist, maar ieder mensch, met gevoelens van menschelijkheid en recht bezield, de haren te berge zouden rijzen. Enkele stukken daarvan zijn tot onze kennis gekomen. Eén voorbeeld slechts laat onze ruimte hier toe te vermelden. Het strekke tot rechtvaardiging van het woord gruwelen, in ons vorig opstel van de rechtspraak der zee krijgsraden buitenslands gebezigd. Eenige jaren geleden ontving de advocaat- fiskaal bij het hoog militair gerechtshof, des tijds de heer Van Hoytema, een particulieren brief uit Batavia. In dien brief werd zijne aandacht gevestigd op een vonnis, door een zeekrijgsraad tegen een 17jarigen lichtmatroos gewezen. Deze knaap was, zoo verhaalde de brief schrijver, door zijn kommandant veroordeeld tot de zwaarste krijgstuchtelijke straf, die van slagen met handdagen, niettegenstaande hij volstrekt niets misdreven had en de tegen hem gerichte aanklacht blijkbaar op eene vergissing rustte. Bovendien werd de strafoefening op onwettige wijze en op een geheel ongewoon uur ten uitvoer gelegd. In zijn schrik en vrees voor deze onverwachte kastijding, vloog de knaap, op 't oogenblik dat tot de executie zou worden overgegaan, den kommandant te gemoet, zonder met zijne ge boeide armen in staat te zijn om eenig feitelijk geweld te plegen. Hij werd door de toege snelde wacht dan ook zonder moeite gegrepen. Voor dit feit werd hij door den later benoem den krijgsraad schuldig verklaard aan demis daad van insubordinatie en veroordeeld tot vervallenverklaring van den militairen stand en vijf jaren kruiwagenstraf (militaire gevan- genis). De onverantwoordelijke hardheid van dit vonnis, waarbij met de gepleegde verregaande provocatie geen rekening gehouden en een jong mensch voor zijn leven ongelukkig ge maakt werd voor een feit, dat door de jeugd van den „misdadiger" en de omstandigheden, waaronder het gepleegd was, nauwelijks toere kenbaar geacht kon worden, viel zoo in 't oog, dat de advocaat-fiskaal er aanvankelijk nauwe lijks geloof aaü kon slaan. Hij liet zich echter de processtukken, zoodra die ter griffie van het hof waren aangekomen, voorleggen en kwam toen tot de ervaring, dat alles wat hem was medegedeeld de waarheid behelsde. Op zijne voordracht, met goedkeuring van het hof op gemaakt, werd toen het vonnis van den zee krijgsraad bij koninklijk besluit eenvoudig vernietigd, de uitgesproken vervallenver klaring van den militairen stand opgeheven en den veroordeelde, bij zijne aankomst als gevangene in Nederland, het riog onvervulde gedeelte zijner straf kwijtgescholden. De brief, waarin de advocaat-fiskaal den hem vroeger onbekenden briefschrijver zijn dank betuigt voor de gelegenheid, waarin hij hem gesteld had tot gedeeltelijk herstel „eener hoogst ongelukkige zaak", ligt voor ons. Hij spreekt daarin over de rechtspraak van zee krijgsraden in Indië in 't algemeen op eene wijze, die aan 't vleiend getuigenis onzer mi nisters wel iets van zijne waarde ontneemt en den heer Godefroi misschien aanleiding geven zou om zich over de geschiktheid onzer mili taire rechters wat minder „parlementair" uit te laten. Wij moeten 't hierbij laten en onze slotsom tot een volgend opstel bewaren. Een enkel woord dus nog slechts om te herinneren, dat dergelijk herstel van onrecht vaardigheid of dwaling alleen plaats kan hebben bij toeval, wanneer de aandacht bijzonder ge vestigd wordt, op de ingediende processtukken die in den regel, ter griffie van het hof, den rustigen slaap der vergetelheid sluimeren. Als directeur der naamlooze vennootschap Stoombootmaatschappij de Wester-Schelde is op getreden de heer C. van der Bent, te Middelburg. Met het oog op de meer dan gewone behoeften der armen in den naderenden winter, werd Zater dag te Heinkenszand eene vergadering belegd van belangstellenden, om van gedachten te wisselen op welke wijze daarin het best kon worden voorzien. Ofschoon aan een 60tal van de meest gegoede ingezetenen de uitnoodiging was gedaan, kwamen slechts 15 personen op. Het voorstel, om ge durende de hardste wintermaanden warme spijs te verstrekken, werd met zoo geringe meerderheid aangenomen, dat men ervan afzag een bepaald besluit te nemen. Het denkbeeld evenwel om, op welke manier dan ook, meer dan gewoonlijk bij te springen, vond algemeen bijval. De samen- spreking zal in elk geval andere corporatiën kunnen opwekken om het voorgestelde doel te helpen bevorderen, en desnoods zelve een plan aan de hand te doen, dat meer de algemeene goedkeuring wegdraagt. 'NB. Ct.) Uit Edam wordt bericht, dat de schutter P. Groot, die vroeger wegens gemoedsbezwaren niet op Zondag deel wilde nemen aan de oefe ningen, Zondag jl. zijn schutterplicht getrouw vervuld en beloofd heeft ze in het vervolg te zullen Waarnemen. (J5W). Op de gisteren te zamen geroepen vergadering van houders van inlegboekjes der Amsterdam- sche spaarbank bleek, dat er een geschil gerezen was tusschen het bestuur der spaarbank en een inbrenger, over het bedrag van diens ie goed. Deze quaestie, voortspruitende uit een verschil tusschen de kasboeken der bank en het spaar bankboekje, moest volgens de statuten beslist worden door drie scheidsrechters, te benoemen éen door het bestuur der bank, éen door den houder van het boekje en een door deze twee aldus benoemden gezamenlijk. Aan hunne uit spraak moeten beide partijen zich onderwerpen. Deze zaak wordt door Ris, den sociaal-demo- cratischen volksdiijver, gebruikt om wantrou wen tegen de spaarbank te zaaien. In opgewonden bewoordingen, zette hij gisteren de aanwezigen op om hun saldo 's bij de bank op te vorderen teneinde te zien of deze met de boekjes overeen stemmen. Wat hiervan komen zal moet later blijken. t Bij de mededeeling, dat zich een comiié voor algemeen stemrecht had gevormd, voegde de Friesche Ct. den wensch, dat het doel van het comité niet moge zijn om, met terzijdestelling van de groote, bijna onoverkomelijke moeilijkheden der practijk, op doctrinaire wijze te hameren op het

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1879 | | pagina 1