N°. 238, 122* Jaargang. 1879 Donderdag 9 October. BLAUWE ROZEN Dit blad verschijnt dagelijks," met uitzondering van Zon- en Feestdagen? Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent? Ad verten tien: 20 Gent per regel? Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 17 regels f 1,50 iedere regel meer 0,20. Oroote letters worden berekend naar plaatsruimte, Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère 6. L. Daubb en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jonks. Middelburg 8 October. Parlementaire Gritiek. in. FEXJILLETOW. het huwelijk van Beleiva II A L, I N O$ K A, MIDDELR11RGSCHE COURANT. Het tweede hoofdpunt, waaromtrent wij aan het jongste adres-debat licht vragen, is het vraagstuk der grondwetsherziening. Ook hier valt tusschen de stelling der regeering en die der partijen te onderscheiden. Om echter het eenvoudigste voorop te stellen, kan hier de orde van behandeling omgekeerd en de verhouding der partijen het eerst tot het onderwerp onzer beschouwing gemaakt worden. De stand der partijen in de tweede kamer tegenover grondwetsherziening is door het adres-debat» hoegenaamd niet duidelijker ge worden. Van den heer Van Houten vernam men 'Wij wenschen een zeer uitgebreid stemrecht. Men kan het noemen algemeen stemrecht, mits men er slechts öp lette dat daaraan belangrijke, goed gerechtvaardigde beperkingen verbonden zijn. Wij weten dat wij met dien eisch staan tegenover de bepalingen der grondwet en dat wij daarom trachten moeten de grondwet te herzien. Wij weten ook dat wij de goedkeuring noodig hebben van de kamers, die voortgesproten zijn uit het tegenwoordige kiesstelsel. Maar wij zijn zoo overtuigd van de recht vaardigheid van onzen eisch en van de politieke nood zakelijkheid om daaraan te voldoen, wij zijn zoo overtuigd dat wij met onzen eisch staan aan het hoofd van de denkbeelden van onze eeuw en van onzen tijd, dat wij niet twijfelen of de parlementaire meerderheid zal voor die denkbeelden gewonnen worden." Stelt men al deze wij's in 't enkelvoud, dan leest men niets wat uit de parlementaire en andere geschriften van den heer Van Houten niet reeds als zijn persoonlijk gevoelen bekend was. Het is echter in de kamer niet gebleken of iemand daarmede instemt. Alleen heeft de heer Van Ecks te kennen gegeven dat hij, voorstander van grondwetsherziening sinds ouden datum, zich in dit opzicht bepaaldelijk van den heer Van Houten afscheidt, dat hij de grondwetsherziening op de verbetering van het volksonderwijs, belichaamd in de jongste school wet, wil doen volgen; terwijl de afgevaardigde uit Groningen de school na de grondwet wil doen komen, ook met het uitzicht om dan eene meer afdoende verbetering te krijgen dan de wet- 8 OF BOOK de schrijfster van Vera". HOOFDSTUK VIII. Humphrey. Doch eer zij het verhinderen kon waa miss Treberne haar zacht genaderd, knielde neder en bracht de band van den doode aan hare lippen. Zij bleef lang zoo liggen, roerloos en stil, terwijl Help, Humphrey's hond, op haar japon lag te kreunen en te huilen; alleen haar mond bewoog zich een of tweemaal tot een onhoorbaar vaarwel. Eindelijk stond zij op, nam zijn moeder bij de hand en bracht haar zacht de zaal uit. Groet Francis van mij," zei miss Treberne later in de week en zoo vernam kapitein Baldwin, door de liefdevolle brieven zijner moeder en deze fijngevoelde boodschap van de verlaten bruid, dat hij welkom zou wezen in het huis, waarvan hij zoo plotseling erfgenaam was geworden, Hij Kappeijue geven kan. Niemand anders liet zich over de zaak uit. Wij weten dus niets meer dan hetgeen uit de persberichten der laatste maanden aan 't licht gekomen is, dat, even als het jongste liberale ministerie ten aanzien van grondwetsherziening zich in eene positieve meerder- en eene negatieve min derheid scheidde, zoo ook op de quasi-officieele liberale partijvergadering, tijdens de crisis groot verschil van meeningen over dit onder werp aan den dag kwam, Groote belangstelling schijnt de zaak voor alsnog niet op te wekken. Tenzij de toezegging van den heer Mirandolle waarheid bevatte en de begrootingsdebatten de parlementaire monden ontsnoerendie nu, tegenover het vrij uitdagend positie-nemen van den heer Van Houten en het zoekend rond tasten van het ministerie, gesloten bleven. Wat toch de heer Van Lijnden mededeelde omtrent de voornemens der regeering, was zoo onbestemd, dat men er gerust de Mephistophe- lische beteekenis van woorden aan hechten mag: Denn eben wo Begriffe fehlen Da stellt ein Wort zur rechten Zeit sich ein. Na eerst als doel der regeering genoemd te hebben„zich eenigermate te plaatsen hoven den strijd der partijen, en in een tijd, waarin zoo groote behoefte bestaat aan afdoening van ernstige zaken, te trachten die zaken tot af doening te brengen," na voorts, tot bepaling van den omvang dier „zaken," herinnerd te hebben aan „de belangrijke agenda van werk zaamheden," die de heer Elout in zijn mani fest aan de Leidsche kiezers heeft opgenoemd, liet de minister nog in zijn laatste repliek volgen „Waar ik vóór eenige dagen in de eerste kamer heb gezegd, dat de regeering niet zou terugdeinzen voor wat naar de voortgaande ontwikkeling der tijden hervorming of nieuwe regeling vereischt, sluit dit van zelf iu zich dat waar eene behoorlijke regeling van een onderwerp, zoo gewichtig als het kiesrecht, niet mogelijk is zonder herziening van de grondwet, en hetzelfde plaats kan hebben met andere onderwerpen, de regeering zelfs niet zou terugdeinzen ook daartoe over te gaan." Veilig mag men voorspellen, dat alvorens het zoo ver komen mocht dat het kabinet „zelfs daarvoor niet zou terugdeinzen," wel een van de duizend kansen van vernietiging, die een begaf zich terstond op reis; doch ditmaal met meer weerzin dan ooit. Sir Vicary stond hem dadelijk een veel hooger inkomen toe, waardoor hij van alle financieele zorgen ontheven was; maar aan den anderen kant drukte de somberheid der plaats, het akelige weder, (een regenachtige Februari-maand) de gemelijke droefheid van zijn vader, en de zicht bare afkeer van Sara voor den opvolger van den armen Humphrey, hem zoo terneer dat al de liefde en teederheid, die zijn moeder hem bewees, er niet tegen opwogen. Daarenboven verstond lady Baldwin haar zoon niet en wist zij niet op welke wijze hem bezig te houden. Zijne gewoonten, liefhebberijen en eigen aardigheden waren haar geheel vreemd en nadat zij veel met hem over haar verdriet had gesproken, met hem gewandeld was naar het kerkhof waar haar eerstgeborene begraven lag, zijn portret bekeken had en dat van miss Treberne, 't welk in het begin van haar engagement gemaakt was, en daarna zijn raad ingewonnen over de oude paarden, had zij niets meer met hem te praten. Zij ging zelfs zoo ver dat zij sir Vicary trot seerde en mijnheer Bartlett, den dominé, ten eten vroeg, ter eere van Frank. Arme vrouw Haar hart klopte van aandoening wanneer zij den luiden voetstap en de harde stem van een jong mensch weer in den gang hooide weerklinken en zij weende en beefde als zij haar eenigen zoon door de glazen deur den tuin uit zag komen, en toch durfde zij niet wenBcben dat Frank bij haar zou Nederiandsch ministerie, al dan niet „eeniger mate boven de partijen" staande, bedreigen tegenover zijne enkele levenskansen, aan alle aarzeling of plannenmakerij een einde gemaakt zal hebben. Als slotsom van het debat meenen wij dus te mogen stellen dat het kabinet-Van Lijnden niet is een ministerie van grondwetsherziening. Is het ministerie daarmede de uitdrukking van het gevoelen des konings? Inconstitutioneel als de vraag klinkt, is het niettemin door den loop der omstandigheden in den jongsten zomer onvermijdelijk geworden haar te stellen. De heer J. D. Veegens heeft in zijn opstel Een Grafschriftin de October-aflevering der Vragen des Tijds, reeds de aandacht gevestigd op de zonderlinge verschijnselen, welke zich gedurende de ministerieele crisis op staatkun dig gebied vertoond hebben. „Er zijn, schrijft hij, ministers, die zich, buiten offi- cieele voorkennis hunner ambtgenooten, zelf standig met de belangrijkste voorstellen tot den koning wenden; er is een ministerraad, die van de voordrachten van zijn eigen leden aan den vorst schriftelijk mededeeling ontvangt, daarover in de afwezigheid dier leden beraad slaagt en afzonderlijke adviezen van zijne meer derheid en zijne minderheid aan het hoofd van den staat opzendt; er is een koning met een eigen kabinet, geheel afgescheiden van zijne natuurlijke en constitutioneele raadslieden, die zich schriftelijk tot dat kabinet hebben te wenden en daarvan schriftelijke „rescripten" en beschikkingen ontvangen." Aan dezen ingewikkelden en inoonstitutio- neelen toestand is het te wijten, wanneer wij genoodzaakt zijn, even als de heer Van Houten in het adres-debat niet zonder bedoeling tel kens deed, in onze beschouwing het persoonlijk gevoelen des konings ter sprake te brengen. Gelukkig rekenen wij ons echter, dat wij het Noorman in zijne Geschiedenis van den Dag der October-aflevering van den Tijdspiegel mogen nazeggen„Koning Willem III heeft steeds getoond een uitstekenden tact te hebben om zich te gedragen als constitutioneel vorst." De beschikking, door M. den koning ge nomen nadat het gevoelen der andere ministers over het voorstel, heter de schets, - tot grondwetsherziening van den heer Kappeijne gebleken was, laat ons toe het tegenwoordige blijven. Sir Vicary scheen wel is waar te vinden dat zijn erfgenaam thuis en onder zijne oogen moest zijn doch de zaak was eigenlijk, dat het geheugen van den ouden man zwakker werd en als Frank naar Duitschland terugkeerde, zou het voor hem zijn alsof hij in het geheel geen zoon meer had en alsof, zoodra hij zelf tot zijne vaderen vergaderd was, de „ploertige" Baldwins bezit zouden nemen ran het erfgoed dat hij zoo vast besloten had hun niet te gunnen. Van den anderen kant leed Frank aan al de kwalen van iemand die niets te doen heeft en lady Baldwin voelde dat het wezenlijk veel beter was zoo hij weer heenging en zij alleen bleef, met haar groot leed en het pas gedolven graf van haar lieveling. Eindelijk kwamen zij tot een vergelijk, waarbij besloten werd dat kapitein Baldwin over een jaar den Oostenrijkschen dienst zou verlaten en nu voorloopig naar zijn regiment terugbeeren. Zoo verliet hij Engeland tegen het einde van Mei en werd met zijn bataljon naar Carlsbad gekom- mandeerd. Dat was een prettig garnizoen en daar werd zijn lot beslistwant daar vroeg hij in de maand Juli prinses Helena Maliuosska ten huwelijk. Al kon deze jonge dame zich beroemen opjeugd; schoonheid en voorname afkomst, stelde Frank daar tegenover zijne nieuwe vooruitzichten en een goeden naam, om niet te spreken van een stam boom, zoo lang als de beste in de Almanac de Gotha. Maar het was tooh nog de vraag of hare voogden ministerie te beschouwen als homogeen met het hoofd van den staat, zoowel wanneer het zich geen grondwetsherziening tot onmiddellijk doel stelt, als wanneer het zich in beginsel niet daartegen verklaart. De koning heeft het voorstel van den heer Kappeijne afgewezen, omdat het in het ministerie en in de vertegen woordiging op geen voldoenden steun kon rekenen; doch zich in beginsel noch tegen het denkbeeld der herziening zelve, noch tegen de strekking, welke door den heer Kappeijne was aangegeven, verklaard. Noch de koning, noch zijne tegenwoordige ministers hebben zich dus met de grondwet, zooals zij thans is, ver eenzelvigd, of de lijnen dier grondwet als de onoverkomelijke grenzen aangewezen, waar binnen zich de werkzaamheid der regeering behoort te bepalen. Dank zij den tact des konings, bevinden wij ons dus weder op zuiver constitutioneel terrein en hebben wij voortaan alleen met de verantwoordelijke ministers te doen. Moge dit zoo blijven! De vraag is nu alleen of het ministerie binnen deze grenzen, welke het zich, naar wij uit de woorden van den heer Van Lijnden meenen op te maken, zelf gesteld heeft, iets van beteekenis tot stand zal kunnen brengen. Hoe gaarne wij een ander antwoord op de vraag zouden geven, meenen wij het echter zeer te moeten betwijfelen. Wij kunnen namelijk niet zien waar de regeering de kracht daartoe van daan zou moeten halen. De meerderheid, welke zij in de vertegenwoordiging bezit, is eene meerderheid niet van medewerken, maar van toelaten. Van geestdrift, van warmte voor een kabinet-Van Lijnden, zal binnen de „lijn", er is in de adres-discussie veel over „lijnen" gesproken, welke hij den heer Van Houten begint en in de buurt van den heer Godefroi eindigt, niet veel te bespeuren zijn. Aan aanvallen en ondergravingen van den anderen kant zal het daarentegen niet ontbreken, En men herinnert zich het woord van Louis Philippe over zijn laatste ministerie Le maf ce n'est pas d'etre attaquéc'est de ne pas être défendu. Ook is, ondanks alles wat daarover in den laatsten tijd geschreven is, het beeld eener nieuw te vormen centrum-partij, welke dan de kracht van het tegenwoordige kabinet zou moeten uitmaken, ons te onduidelijk om hem met dat al een goede partij zouden vinden voor de dochter van een Poolschen paltsgraaf. HQ vreesde dat zij hooger eischen voor haar zouden stellendoch hoopte tevens dat zij zouden bezwijken voor de weelde van een Engelsch landgoed, op een oogenblik dat haar eigen land bedreigd werd door revolutie en de wreedste maatregelen van Kussische onderdrukking en dwingelandij. HOOFDSTUK IX. Familieraad. Prinses Wanda Malinosska hield in haar saioii in het Kaiser-Haus familieraad met haar zoon. Hij hield een open brief in de hand en zij een werkmandje op haar schoot, waar zij haar werk in liet vallen, terwijl zij sprak en telkens de hand aan haar hoofd bracht, als iemand die be kommerd en bezwaard is. „Niets kan openhartiger en fatsoenlijker zijn dan deze brief van den Engelschman," zei zij. „Het fortuin schijnt voldoende, de familie is goed en ik geef niet om het gemis van titels, wg hechten daar zoo weinig aan in Polen, waar men den titel van Poolsch edelman boven alle anderen verkiest," hervatte haar zoon. Prinses Wanda stak hem glimlachend io hand toe.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1879 | | pagina 1