N°. 337
123e Jaargang.
1879;
Woensdag
8 October.
BLAUWE ROZEN
Dit blad verschijnt dagelijks,*
met uitzondering van Zon- en
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.'
Advertentieni 20 Gent per regel.V
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20,
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte;
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de puhlicité étrangère G. L. Daub* en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jon*s.
Middelburg 7 October.
Parlementaire Critiek.
n.
FEXJILLETOIT.
het huwelijk van
Helena Halihosska,
UIDDËLBURGSGHE
Harde waarheden zijn aan de anti-revolutio
naire partij in het jongste, door haar uitge
lokte onderwijs-debat toegevoegd en in de voorste
rij van hen, die door plichtbesef, als verte
genwoordigers der liberale partij daartoe
gedrongen, dezfe taak op zich namen, vinden
wij weder den heer Van Eek. De helft der
natie, had de heer Elout gezegd, heeft zich
tegen de nieuwe schoolwet verklaard.
«"Waaruit is gebleken, vroeg de Middelburgsche afge
vaardigde, dat uwe kracht zoo groot is P Op welke
wijze zijn de onderteekeningen van de petitien tegen de
onderwijswet verkregen Heeft men het aan de burgerij
overgelaten om uit eigen aandrift, om aan den drang des
gewetens te voldoen, te komen teekenen? Of hebt gij
niet huis aan huis afgeloopen om alles machtig te worden
wat gij krijgen kondt, onderteekeningen van mannen»
vrouwen en kinderen en daardoor, zooals het op die wijze
wel moest, ook vele onderteekeningen van twijfelachtigen
aard En hoe ver hebt gij het gebracht tot 300.000
handteekeningen. En dat noemt gij de helft der natie?
«Wanneer gij dan bovendien let op de elementen, waaruit
dat aantal bestond, let gij dan ook niet op het
woord, eens door den hoog geachten, ouderen Mackay
gesproken, «dat men de stemmen niet alleen moet tellen,
maar ze ook moet wegen
«Hoe hebt gij getoond wat uwe partij voor hare school
over had Het woord is vervuld geworden van hem die
sprak «wanneer gij vraagt om onze handteekeningen, dan
kunt gij die altoos krijgen, maar kom niet om onze
dubbeltjes." "Want toen de zoogenaamde helft der natie
werd opgewekt, op eene wijs die ik ook niet zoo mooi
vond, toen men hij iedereen, van .welke richting ook, ook
hij mij, aan alle huizen is komen vragen voor de zooge
naamde «school met den hijhei," wat is. toen de som die
de door u aangezochten, en daaronder al uwe aanzienlijken
en geringen, over hadden ter voldoening van hun geweten?
Als men dat slechts over de 300.000 omslaat, is het een
stooter per hoo f d."
.De heer Van der Hoeven had, als reden
voor de regeering om de schoolwet nog niet
uit te voeren, gewezen op de overwinningen,
welke de anti-revolutionaire partij bij de jongste
verkiezingen behaald had, waaruit volgens hem
bleek, dat de meerderheid der natie neiging
toonde zich aan de anti-revolutionaire zijde te
plaatsen en misschien, over twee jaren, haar
de overmacht in handen zou geven.
OF
DOOK
de schrijfster van Vera".
HOOFDSTUK VH.
Delphine.
Nu was het zijn beurt om zich te laten hooreu
en zoo dra hij aan de piano zat boeide hij een
half uur lang de aandacht van het geheele ge
zelschap, met uitzondering van zijn mededinger.
Hij phantaseerde zonder vooraf gemaakt plan
over een thema, waarin zich zijn geheele wezen
oplostte, zijne liefde voor Delphine. Delphine,
waar zoo weinig bijzat en die bijna geen andere
bekoorlijkheid bezat dan haar stem. Maar voor
dezen overspannen jeugdigen musicus, die zulk
een goede opvoeding te Londen gehad had, was
zij op dit oogenblik het ideaal van een vrouw,
alleen omdat haar stem zijn hartstocht opwekte.
Boe ijdel hg ook was, van avond speelde hg niet
«Men weet, antwoordde de heer Van Eek, dat de
liberale partij dezen zomerin zeer ongunstige omstandig
heden verkeerde. Het ministerie trad af, de toestand van
den staat was ook niet gunstig. De liberalen zijn daarom
bij de verkiezingen gedeeltelijk thuis gebleven en dat is
de oorzaak waarom de liberale partij in de kamer eenigs-
zins in ledental achteruit is gegaan en de anti-revolutio
naire vertegenwoordigers eenigszins in aantal hebben
gewonnen Ik heb hier voor mij de statistiek van
de stemmen, uitgebracht op anti-revolutionaire candidaten.
Niettegenstaande de groote drijfkracht, voor het petition
nement aan den dag gelegd, niettegenstaande hoofden en
harten nog warm waren door de aansporing tot den strijd
tegen de neutrale school, zijn dit jaar op de can
didaten der anti-revolutionairen slechts uitgebracht 17.700
stemmen, terwijl vier jaren geleden voor diezelfde candidaten
werden uitgebracht 17.922 stemmen. Dit is dus een
achteruitgang voor die partij van 200 stemmen, al moge
zij dan ook een paar leden van hare richting meer in
de kamer hebben gebracht. Indien dus op dit verschijnsel
gewezen wordt om aan te toonen, dat de omstandigheden
zouden zijn veranderd en de natie een anderen weg zou
opgaan, dan betwist ik dit met de cijfers."
Natuurlijk bleef dit betoog niet zonder
tegenspraak en met name de heer Lohman liet
de „tien millioen gulden," welke de vrienden der
christelijke school reeds voor deze heeten te
hebben opgebracht en de „12000 centen," die
in de bussen te Utrecht gevonden zijn, zoo
hard mogelijk klinken. Wij willen hier niets
tegen inbrengen, hoewel het tot het punt in
quaestie eigenlijk weinig afdoet, gelijk de mi.
nister Van Lijnden aantoonde, toen hij zijn
vroegeren vrienden te gemoet voerde dat hun
hoofdbezwaar, de schending der vrijheid van
het onderwijs, vervalt zoolang het genieten van
die vrijheid slechts eene quaestie is niet van
het geweten, maar van de beurs» Ook willen
wij niet beweren, dat de liberalen en andere
voorstanders der neutrale school zoo goedslag
hebben als hun Christelijk-historische tegen
partij, om huis aan huis ieder het geld uit
den zak te kloppen en arme lieden in de
tegenwoordige slechte tijden hun „eenten" te
doen offeren tot in stand houding eener school,
waarvan zij meerendeels niet in staat zijn het
verschil met eene neutrale te beseffen of te
waardeeren. Maar nu er van die zijde zoo
aanhoudend met centen en rijksdaalders ge
rammeld wordt, willen wij toch opmerken dat
indien de liberalen, tegen hun gewoonte,
eens aan 't optellen gingen van al wat door
het Nut, door V-olksonderwijs, door de vrijmet
selaars en door tal van andere vrienden van
het neutraal onderwijs sinds jaren tot zijne
om toegejuicht te worden. Hij speelde alleen om
zijn gevoel te uiten en zoodra hg geëindigd had
omhelsde Hilpert hem, een ander drukte hem de
hand, doch hij begaf zich onmiddellijk naar
Delphine.
Hoe zult gij dit noemen?" vroeg zg.
„Passie-bloemen," antwoordde hij, zóo gejaagd
dat Delphine er van schrikte.
„Na, was hast du?" riep zg uit.
„Ich weiss es nicht t" antwoordde hg op schor
ren toon.
Ach! Berr Jet van avond is er niets met u
aan te vangen," zei de prima donna en stond op
om heen te gaan.
Na haar vertrek werd er gesoupeerd en daarna
gingen de gasten uiteen. Frederlk kwam zeer
ontstemd thuis en liet zich zeer ongunstig over
zijn aangebedene uit tegen Frank, die als een
voudig toeschouwer precies wist hoe de zaak
stond.
De oude Praeger merkte heel goed dat zijn
dochter door twee heeren het hof werd gemaakt.
Er viel niet te twgfelen aan den rgkdom en aan
de zwakheid van prins Lichtensteinmaar wel
aan de eerlijkheid zijner bedoelingen. Frederik
Baldwin had reeds éénmaal het woord „huweigk"
uitgesproken en vader en dochter legden het er
beide op toe om hem dit te doen herhalen.
Delphine had een prachtige stemmaar het was
toch altijd een angstige Bchat, die haar door de
eerste de beste ziekte kon ontnomen worden en
daarenboven was zg haar stiefmoeder tot last,
verheffing en verspreiding wordt bijeengebracht,
zij dan oök Zegevierend de vaak gehoorde
beschuldiging zouden kunnen weerleggen, van
voor hun school „niets" over te hebben.
Heeren wij echter naar de kamer terug. Ous
"bestek dwingt ons tot kortheidhet ware an
ders de moeite overwaard de rede in te las-
schen, waarmede de heer Moens opkwam tegen
de overdreven voorstelling, die van antirevolu
tionaire zgde van het verzet tegen de school
wet gegeven wordt en hoe men daar, sprekende
van een „burgeroorlog", eenvoudig toont den
toestand op het platteland, noch de verhouding
der burgerg in de steden te kennen. Toch
moei een gedeelte ervan hier plaats vinden.
Vooral de heer Lohman was in dit roeren van
de groote trom sterk geweest en had, nog on
bekend met de gewoonten en manieren der
tweede kamer, zijn best gedaan om de heftig
heid der antirevolutionaire dagbladpers in deze
vergadering over te brengen. Van deze onbe
kendheid met en verkeerde voorstelling van
de werkelgkheid sprekende, zeide de heer
Moens
«Het geeft mij aanleiding om ook nn weer in de bres
te springen, zoo als ik meer deed, voor geestverwanten
van dien spreker, die met den toestand volkomen tevreden,
zedelijk gedwongen worden (zoo maar dikt alleen) om hun
kinderen van de openbare school af te nemen, waar zij
die liever hadden dan op éene, die tot stand gebracht is
door hulp van vreemden somsdie «dagelijks hadden op
gewekt" tot ontevredenheid en- verzet. Voorstellingen
als van den heer Lohman maken van meet af een ernstig
debat onmogelijk. Maar wat helaas erger is, zoo hij tijd
en wijle herhaald, elders, maar hier vooral, werken ze
mee om zoo lang mogelijk dien kwijnenden toestand van
het lager onderwijs, waarvan de heer Elout sprak, te
bestendigen. En onder dat kwijnen lijden velen, ook de
geestverwanten van den anti-revolutionairen spreker, op
zeer vele plaatsen. Ook om hunnentwil kom ik daartegen
in ernstig verzet".
De zwaarste slag echter, die aan de anti-re
volutionairen werd toegebracht, kwam van den
minister Yan Lijnden. Wij hebben reeds
vroeger de merkwaardige woorden medegedeeld,
waarin deze staatsman, te midden der volks
vertegenwoordiging verklarende te belijden
„het Evangelie van Christus, waarop wij te
zamen het anker onzer hope hebben gevestigd",
tevens betuigde het niet eens te zijn met zgne
geloofsverwanten in hun strijd tegen de open
bare school. Hg voegde erbij dat men „ook
van positief-christelijke zijde doen moest wat
men kon, om de openbare school te verheffen,
die niet het minste gevoel voor kunst had. Del
phine was een goed, gehoorzaam kind en haar
gedrag dien avond, dat Frederik hield voor een
gevolg van de grootste onverschilligheid, was in
werkelijkheid zorgvuldig door haar ouders bedacht
en even plichtmatig door haar bestudeerd, alsof
het een rol voor het tooneel ware geweest.
„Ik zou wel eens willen weten wat de oude
pennelikker hiervan zou zeggen?" dacht kapitein
Baldwin bg zichzelf. „Zgn dierbare zoon speelt
hem hier een mooie poets en zal zich waarschijnlijk
een strop om den hals halen, al was het alleen
om dien uil van een Lichtenstein de loef af te
steken. Het zal mg benieuwen hoe dat zal af-
loopen Het zal natunrigk geen klein standje
geven als de oude heer een Roomsche schoon
dochter krijgt. Ik zou voor de grap zijn gezicht
wel eens willen zien als hij het voor het eerst
hoort."
HOOFDSTUK VIII.
Humphrey.
Het was nog al vreemd dat de zoon van den
advocaat Baldwin, die zoo big was toen hg zijn
neef aan zich verplichtte door hem in aanraking
te brengen met Silberring, zich min of meer in de
macht stelde van dien bloedverwant, die wellicht
zijn vader kennis zou geven van de onge-
wenschte verbintenissen die zgn zoon bij zgne
musicale studiën aanknoopte.
beter te maken". In andere woorden, volkomen
hetzelfde wat de hoogleeraar Buijs in zijn
érjds-artikel van Januari jl., betoogde, toen hg
zijn verbazing uitsprak dat de anti-revolutio
naire partij, in plaats van haren invloed te
gebruiken om de openbare school met haren
geest en haar geloof te doordringen, zich uit
put in vruchtelooze pogingen om die school
van de baan te dringenwaardoor zij in bot
sing komt met al wat naar den geest en de
behoeften van onzen tijd vooruit wil. Ware
van al het geld en de moeite, die men zich
sedert jaren geeft, slechts een gedeelte aange
wend tot verbetering en uitbreiding van het
godsdienst-onderwijs, hoeveel verder zou men
dan in onzenaar men erkent, nog altijd
godsdienstig gezinde natie wezen dan nu!
Het merkwaardigste wat de heer Van Lijnden
aan 't licht bracht, was echter dat hij reeds
sedert 1871 zgne gevoelens omtrent den
schoolstrijd te midden zijner anti-revolutionaire
vrienden uitgesproken had, met vrijheid om
die, des verkiezende, van de daken te verkon
digen. In die bgeenkomst waren twee t h a n s
nog zitting hebbende leden der kamer
tegenwoordig.
Wat volgt hier nu uit? Dat men sedert
jaren geweten heeft hoe men met den heer
Van Lgnden stond en niettemin steeds voort
gegaan is hem als een geestverwant aan het
„Christenvolk" voor te stellen. Hijzelf liet zich
bij de verkiezing te Goes voor twee jaren als
anti-revolutionair candidaat stellen. Wel is
waar werd hg door de Standaard als een
„ontrouwe broeder" bestreden, maar de heeren
Saaymans Vader en Pompe van Meerdervoort,
hun orgaan de N. Goesche courantalsmede
het Zuiden, door hen op een dwaalspoor gebracht,
bevalen hem als „zuiver in de leer" aan. En
heeft de Standaard-\>sxt§ deze heeren daarom
genegeerd? Integendeel. De heer Vader werd
met gejuich ingehaald toen hij de anti-revolu
tionaire nota tegen de schoolwet mede-ondertee-
kende en den heer Pompe nam men onder
de zuiverste vertegenwoordigers der partg op,
toen men met hem, onder Elout's aanvoering,
naar den koning trok ter aanbieding van het
volkspetitionnement.
Uit dit alles blijkt zonneklaar wat wij reeds
zoo dikwijls betoogden, dat tusschen al deze
anti-revolutionaire heeren en de volkspartij,
die hen in de vertegenwoordiging brengt, geen
Ik weet niet waarom Frederik dit deed; mis
schien was het louter gdelheid om te toonen dat
hg in de gunst stond van een zeer mooi meisje, dat
opgang maakte; dat hg in staat was om te
wedijveren met de schoone gestalte en het
kolossale fortuin van prins Lichtenstein. In alle
geval bleven de jonge lieden goede vrienden en
toen zg op zekeren namiddag over het Prater
naar de woning van Frank wandelden, noodigde
deze zijn neef uit om met hem te gaan dineeren.
„Ik zou wel gaarne willen, maar ik kan niet;
ik moet om vijf uur op de repetitie zgn en ik
weet niet wat er daarna zijn zal."
„Dat zal ik u wel zeggen, beste jongen, als
gij niet heel goed oppast, zult gij zoo zeker als ik
leef, ingepakt worden."
Frederik gaf een ontwijkend antwoord, dat
hoofdzakelijk neerkwam op de verdiensten van
Delphine Praeger.
„Malligheid 1 Ik zeg u dat zij zoo dom is als
een gans. Over drie maanden zult gij genoeg van
haar hebben."
„Ik vêrfoei geestige vrouwen. Een geleerde
vrouw is het onuitstaanbaarste wezen dat ik ken."
„Wel mogelijk, maar gij zult zien dat dit nooit
goed gaat en zeg dan niet dat ik u niet gewaar
schuwd heb." Hier namen de vrienden afscheid.
De kapitein klopte zijn pijp uit en nam zijne
brieven van den portier aan.
Hoe weinig hg ook voelde voor zijn ouderlijk
huiB, zat Frank Baldwin den geheelen avond toeh
als door den donder getroffen, na het lezen van