N°. 231
122e Jaargang,
1879;
Woensdag
1 October.
BLAUWE BOZEÏT
Dit blad verschijnt dagelijks,"
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.'
Prijs per 3lm. franco 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent."
Advertentiens 20 Cent per regel.1
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 17 regels f 1,50
iedere regel meer 0,20,
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère 6. L. Daubb en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jonbs.
Middelburg 30 September.
De Visseherij in 1878.
PBUILLBTON.
het huwelijk van
.7'! r. 7 n
Even als ten vorigen jare is het Verslag omtrent
den toestand der visscherijen in de Schelde en
Zeeuwsche siroomen, thans Joopende over 1878,
gedrukt en rondgezonden. Wij stellen ons weder
voor eenige hoofdpunten daaruit mede te deelen,
doch kunnen daarbij beknopter te werk gaan dan
de eerste maal (zie M. Ct. van 17 en 19 Oct. '78),
eeysdeels dewijl het opgeven van énkel cijfers,
zonder vergelijking met andere jaren, voor ons
doel minder geschikt is, anderdeels omdat het
verslag ook nu nog, gelijk het dagelijksch bestuur
erkent, in vele opzichten onvolledig is gebleven.
Het overlijden in het begin dezes jaars van den
secretaris-penningmeester jtir. S. O. de Casembroot
heeft tot die onvolledigheid zeker bijgedragen en
bet is om deze reden dat het dagelijksch bestuur
den wensch uitspreekt, dat de nog altijd bestaande
vacature spoedig en op doeltreffende wijze ver
vuld worde.
Omtrent de bot-, schar-, molenaar-, sehardijn-,
haring-, paling- en garnaal visseherij, alsmede de
kreukel- en krabbenvangst, welke wij, in vergelij
king met de gewichtiger oester- en mosselvangst,
onder de kleine visseherijen rangschikken, kun
nen eenige algemeene opmerkingen volstaan.
Het jaar 1878 was voor deze in 't algemeen
gunstiger dan 1877. Voor de ansjovis-vangst
was het zelfs een bij uitnemendheid gunstig jaar.
Bij de haring-visscherij wordt de wensch her
haald, dat de visschers zich ook op het bokking-
rooken mochten toeleggen. Tot nogtoe is van
vervulling van dien wensch nog niets te bespeu
ren. Weder werd het bezwaar ondervonden,
„van op zekere tijdstippen met viseh overstelpt
te zijn, zoodat die voor eeu spotprijs van de
hand moest gaan aan de opkoopers, die daarbij
het grootste voordeel hadden." Slechts tot zekere
hoogte werd aan dit bezwaar tegemoet gekomen
door den voorraad bij aankomst op den afslag
te brengen.
Reeds in 't vorige verslag werd deze wensche-
lykheid om het bokking-rooken aan het vissehen
te verbinden, op dezelfde gronden uitgesproken
en dé uitvoerbaarheid daarvan aangetoond. Zou
het geen overweging verdienen, - meenen wij
te mogen vragen, om, nu het blijkt, dat de
visschers daarvan afkeerig blijven, het rooken
tot een afzonderlijken tak van nijverheid, door
afzonderlijke personen uitgeoefend, te maken?
3
of
üeliena malivosska,
dook
de schrijfster van Vera
HOOFDSTUK III.
Helena.
Helena had voor haar gezondheid volstrekt
geen kur noodig en zij trotseerde alle voorscbrif
ten der hygiène, xooals die te Carlsbad gehuldigd
werden. Zij Btond op de guurste ochtenden om
vier uren op, wandelde om twaalf uren in de
brandende zon, at onrijpe kersen in het bosch,
reed op de wildste hitten, gebruikte de grootste
porties ij» bij Ruropelmayer en maakte onophou
delijk gekheid of muziek als zij thuis was.
Het scheen dat haar gestel behoefte had om
zich op die manier te uiten, tot groote verbazing
van diegenen, die haar niet van nabij kenden.
Een oude dame, die lang met de familie Mali-
jjosaka bevriend was geweest, placht met een
Misschien bevat het denkbeeld van een bokking-
rookenden visscher-scbipper twee termen, die
elkander in de praetijk uitsluiten.
Bij de paling maakt ons verslag opmerkzaam
op het nog geoorloofd bestaan van de paling-
schaar, „veeleer een moordtuig dan een vischtuig
te noemen", welke bij eene herziening der wet
geving bijzonder voor opheffing in aanmerking
komt.
Een andere tak van „moordvisschery", reeds
in 't vorig verslag gebrandmerkt, is de vangst
van z. g. n. bliek, of kleine visch, die in massa
in de weeren gevangen, meest ten voordeele der
knechts verkocht en in Noord-Brabant als mest
gebruikt wordt. „Indien, zegt het jongste
verslagaan die groote massa viseh gelegen
heid gegeven werd om tot wasdom te komen,
zou zij voorzeker als voedingsmiddel voor den
mensch een grooter waarde vertegenwoordigen
dan zij als meststof oplevert".
Een derde kwaad, waardoor de vermenigvuldi
ging der vissehen belemmerd wordtzijn de
zeehonden, die 't gebrek hebbenvolgens ons
verslag, niet alleen van een onnoembaar aantal
vissehen te verslinden, maar ook „aan de grootste
en schoonste soort de voorkeur te geven". Het
verslag noemt een plan voor een veld- of liever
zeetocht tegen deze roovers. Het vroeger gevolgde
stelsel van premiën verdient geen aanbeveling.
Daarentegen wordt het volgende aan de hand
gedaan
«Twee producten, en wellicht nog meer, levert de
zeehond voor den handel op, de huid en de traan. Eene
inrichting tot het verkrijgen dier beide zaken is niet
kostbaar. Grooter zijn betrekkelijk de kosten, van het
henoodigde vischtuig, doch in de behoefte aan een zeker
aantal zeehonden om de inrichting te doen werken, zou
ook nog op andere wijze kunnen worden voorzien.
»Ons denkbeeld is, om voor een beperkt aantal jarèn
een zeker subsidie, dat niet groot behoeft te zijn, onder
bepaalde voorwaarden uit te loven aan hem, die zich
daarvoor wil inrichten. De traankokerij vereischt weinig
omslag, de huiden, met zorg afgenomen, kunnen, althans
aanvankelijk, zonder bereiding worden afgezet.
«Hij, die er zich voor inricht, kan zelf op de zeehon
den-vangst uitgaan, doch om zijn inrichting werk te geven^
kan hij voor iederen zeehond, die hem in bruikbaren staat
door anderen wordt geleverd, een' prijs uitloven. Wellicht
geeft dit ook nog aanleiding tot eene nieuwe industrie.
Op de Wadden in de Zuiderzee houden zich ook visschers
daarmede bezig."
Omtrent een paar minder bekende takken van
visseherij, de kreukel- en krabbenvangst, zien wij
uit het verslag dat op de Westerschelde, de
Veermans- en Kabeljauwplaat en op de slikken
van Bruinisse de vangst vrij belangrijk was. Ze
bedroeg bij raming 2500 emmers kreukels, 18 tot
25 cent de emmer, 3500 emmers haantjes of
zacht te zeggen, dat hoe schoon Helena ook
ontwikkeld was, haar karakter nooit vrouwelijk
was geworden. Zij was dartel, onbesuisd en guitig
als een kind van twaalf jaar en toch was dat
meisje, dat de eene helft van den dag al stoeiende
met haar hond doorbracht en do tweede helft
besteedde om Ladislas te plagen, reeds by na
negentien jaar.
Ladislas, die Helena van kind af gekend had
en negen jaar ouder was dan zij, werd geboeid
door zooveel jeugd, vroolijkheid en schoonheid,
die hij altijd in zijne nabijheid zag, nu eens met
Tommich, haar dashond, achter zich door de
seringenbosohjes hollende, of op het terras wan
delende met een ongelukkig kreupel Engelsch
jongetje, dat in hetzelfde huis woonde, op haar
arm.
Op een anderen tijd vond hij haar op het gras
zitten, tooversprookjes vertellende aan een geheele
kolonie van Russische kindertjes, die zij de
„Hoofddeugden" gedoopt had, ofschoon zij ver
zuimde hen met den verschuldigden eerbied te
behandelen. Integendeel zij maakte dat hun En-
gelsehe bonne voortdurend in angst verkeerde
voor haar of haar hond. Zij kittelde Luboff (de
Liefde) onder de kin, zat Nadina (de Hoop) in
den tuin achterna, dat het kind buiten adem in
huis kwam en voerde Sophia (de Wijsheid) bosch
aardbeien, die haar ziek maakten.
Een week na haar aankomst in Carlsbad sloeg
haar broeder een visebpartij in het naburig ge
bergte voor en nu zat Helena onder het spelen
kokkers (eetbare zandschulp) a 15 of 20 cent, en
3000 emmers krabben, waarvan de waarde ge
middeld 25 cent de emmer is. Het grootste
gedeelte dezer waar gaat naar België.
Het verslag zegt niet dat vele dezer kreukel-
rapers, op de dijken en dammen der polders,
arme vrouwen en kinderen zijn, die vaak worden
vervolgd wegens het uitoefenen van hun bedrijf
zonder consent of wegens het omkantelen der
steenen, in offieieele taal genoemd „het aanlichten
van schade aan de zeeweringen van een water*
keerenden dijk." Deze vervolgingen geven aan
leiding tot plagerijen in den vorm van bekeuring,
gepaard aan geld-verspilling wegens de gevan
genisstraf, welke de boete vervangt, - van een
en ander „de kosten te dragen door den staat."
Ten aanzien van de oester- en mosselvangst
volgt bier, eenigszins verkort, de woordelijke
inhoud van ons verslag.
Reeds sedert 1877 werd het beginsel losgelaten
om vischplaatsenbepaald voor oesters geschikt,
tot die visscherjj te beperken. Aan de prudentie
der pachters werd het overgelaten welke bestem
ming zij aan hunne pereeelen wilden geven, met
dien verstande altijd dat op de pereeelen, bij
uitnemendheid voor oesters geschikt, de teelt va»
mosselen verboden werd. In 1878 werd een begin
van uitvoering gegeven aan het besluit om ook
de vroeger in concessie bezeten mosselbanken
te verpachten.
Drie verpachtingen werden in 1878 gehouden:
op 10 en 11 April te Bergen op Zoom de herver
pachting van 201 pereeelen in de Ooster-Sehelde
en de Eendracht; op 27 Mei te Middelburg de
verpachting der Zandkieek in 24 pereeelen, en
op 12 Juli die van 26 pereeelen voor WemeMinge,
Gorishoek en Stavenisse en van 23 pereeelen
vroeger in concessie bezeten mosselbanken bij
IJei'seke.
Na deze verpachtingen was het terrein voorde
publieke visscherjj ingekrompen tot het deel der
Ooster Schelde tusschen Sehouwen-Duiveland en
Noord-Beveland. De vangst was er schraal, het
aantal visschers dientengevolge klein. De pry s der
hier gevangen oesters bewoog zich tusschen f 60 en
f 70. By Coiynsplaat hielden eenige lieden zich bezig
met het rapen, bij laag water, van de aanspoe
lende oesters en mosselen, welk bedryt, niette
genstaande de oesters voor een paar centen per
stuk verkocht werden, aan hen die er zich mede
bezig hielden nog een weekgeld van minstens
3 bezorgde.
Op de verpachte pereeelen was de aanslag van
het oesterbroed in 't algemeen gunstig, doch met
zoo groote verscheidenheid, dat die van 100 a
200 broedjes per pan afwisselde tot 40, tot 10,
5, ja tot niets. Wind en stroom oefenden hun
van vrooiijke walsen te overleggen, of zij het
pleizierig zou vinden indien kapitein Baldwin mede
van de party was of niet; zou het goed zijn als
hij medeging, of beter dat hij niet gevraagd
werd?
Zoo peinsde zij, terwijl haar hartje op de maat
der dansmuziek klopte, maar het lot besliste voor
haar; want zonder dat zij geraadpleegd was
werd Francis Baldwin genoodigd en hij kwam.
Die visehpartij te Schlagenwerth viel zeer naar
genoegen uit. Dat vond althans Frau Prosch, de
waardin van het hotel Sternwant zij braeht een
ongehoorde som in rekening voor hetgeen zij een
„elegante equipage voor een buitenpartij" noemde.
De postjongen vond het ook; want hy kreeg
eerst een goede fooi van prins Henry en later nog
een van den Hauptmann Baldwin. Iza vond het
ook, want zij vond alle dagen heerlijk die haar
dichter bij haar vereenigiDg met Henry brachten,
alle dagen gelukkig die haar zooveel liefde en
zonneschijn van den lieven Grod schonken. Francis
Baldwin vond het ook, want hij was veel met
Helena en zij had veel minder gelachen dan .de
eerste keeren dat hy haar ontmoette.
Helena vond dien dag bij nitstek aangenaam.
De betoovering eener eerste liefde begon zich van
haar meester te maken en deed haar de geheele
wereld in een rooskleurig licht beschouwen.
Alleen Ladislas Ossolinski was niet voldaan. Hy
deed niets dan forellen vangen voor het souper
zijner wreede prinses, die eerst van biydschap in
de handen klapte over die mooie vischjes, maar
invloed hierop uitook het gebrek aan moer-
oesters was op sommige pereeelen oorzaak van
het uitblijven van aanslag; terwyl eindeiyk de
ruwe wyze, waarop in 1876 door sommige
visschers, op plaatsen waar zij vrij spel hadden,
alles werd weggeroofd, zich gevoelig deed be
speuren.
De aanslag was in den regel gunstiger op de
schelpen dan op de pannen. Waar de grondslag
het gebruik van schelpen toelaat, zijn deze dan
ook te verkiezen, als meer overeenkomstig de
natuur. Het totaal der voor den aanslag uitge
brachte pannen wordt geraamd op negen millioen.
Weder bleek de nadeelige werking van de af
damming der Wester-Schelde op de mossel-
visschery. Ieder jaar valt er minder mosselzaad.
Door de felle winden, den sterken stroom en niet
minder door de vyfhoeken werd zoo daar als
in de Ooster-Scbelde, waar het zaad in ruime
mate valt, veel vernield.
Te Philippine werden ongeveer 50.000 hecto
liters mosselen aangebracht. De le soort braeht
in de Wester-Schelde f 2.50, de mindere soorten
f 1.40 per heet. op. Voor het mosselzaad werd
50 a 75 cent de ton bedongen voor zaad van
diepe plaatsen, en 0.80 tot f 1.30 voor dat op
minder diepte verzameld. Dit laatste is meer
waard omdat het na uitzaaiing beter groeit, beter
soort van visch oplevert en minder zaad van
vythoeken bevat.
In boedanigheid waren de mosselen dit jaar
niet groot, maar mooi van visch. De prys aan
de haven te Bergen op Zoom bedroeg f 1.50 a
f 1.70 per baal van 90 kilo, of op de markt in
Be'gie gemiddeld 2 per ton.
Omtrent het weghalen vaD mosselzaad aan de
hoofden en kribben of parabollen aan den mond
der rivier wordt het volgende bericht
»De hoofden en dijken van de Noord-Watering (West-
kapelle, Domburg) zijn door het polderbestuur van Wal
cheren verpacht tot het afhalen van mosselzaad voor
f405 's jaars.
«Die handelwijze heeft geenerlei rooeielijkheid verwekt,
terwijl van voorspeld misbruik en beschadiging geen spraak
was.
"Wenschelijk ware het, dat ook andere polderbesturen
door de verpachting hunner vooruitspringende werken
zich een niet onaanzienlijk voordeel verschaften, en het
talrijke mosselzaad zoo aan de publieke visseherij ten goede
lieten komen."
Bij de verloting van mosselbanken voor de
Hoofdplaat en in het Sloe werd de retributie
voor de mosselbanken in den Brakman op f 30
en voor het overige deel der Wester-Schelde op
f 20 bepaald. Het gevolg der verhooging was,
dat de mededinging zich meer dan vroeger be
paalde tot de visschers.
meer dan eens zyn prooi weer in de rivier liet
springen. Hy was ongelukkig en prinses Wanda
werd ongelukkig als zy hem aanzagwant zyn
vereering voor haar dochter was haar sedert lang
geen geheim meer.
Ladislas was reeds twee jaren een aanbidder
van Helena; maar op dezen dag begon hij te
gevoelen dat hy misschien geen kans van slagen
had. Die lieve glimlachjes waren niet voor hein
geweest, dat uitgezochte toilet, waarin zij er
van daag nog bekoorlijker uitzag dan anders, was
niet voor hem gekozen, en zeker had die nauw
merkbare blos niet hem gegolden, toen by het
afscheid nemen de onvermoeide leden van bet
gezelschap blij waren van naar hup kamer te
•kunnen gaan, doch Helena den tuin inliep. Daar
danste zij met de kinderen op bet gras, zong
liedjes, en maakte allerlei grappige sprongen, liet
haar hond blaffen dat hij er heesch van werd, en
beloofde den kreupelen jongen den volgenden dag
een verhaal van beren en roovers, nog langer en
ontzettender dan zij hem ooit verteld had.
„Ja, ziet gij, ik leer Engelsch van die kinderen
en buitendien zyn zy een afleiding voor mijn
dwaasheid," verklaarde zij kapitein Baldwin, toen
by op zekeren dag een visite kwam maken en
baar op het gras met de kinderen aan het stoeien
vond.
Én zij schenen waarlijk een „afleiding voor
haar dwaasheid" te zijn, want eens op een avond,
een dag of veertien later, liep zjj, van haar gewone
wandeling terugkeerende, den tuin in om hen te