N°. 224. 122* Jaargang. 1879.' Dinsdag 23 September. LICIT EI DUISTERNIS. Zij die zich voor 1 October 1879 op deze courant abonneeren, ontvangen de nog in dit kwartaal verschijnende nom- mers gratis. Middelburg 22 September. FEUILLETQI7. CORDTJLA. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de puhlicité étrangère 6. L. Daube en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jonks, Dit blad verschijnt dagelijks} met nitzondering van Zon- en Feestdagen.' Prijs per 3/m. franoo 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.' Advertentien: 20 Gent per regel.' Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 17 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. MIDDËLBURGSCHE COURANT. Op eenvoudige doch gepaste wijze is Zaterdag de 3008te gedenkdag der Unie van Utrecht, ter plaatse waar zij tot stand gebracht werd, feestelijk herdacht. Het litr. Dbl. heeft bij deze gelegen heid een feest-nommer uitgegeven, waaraan de volgende bijzonderheden ontleend zijn. Het plan was door 133 personen ontworpen en werd door een volksfeest gevolgd, gegeven door de Vereeniging tot veredeling van volksvermaken. Des middags te 12 uren hebben de deelnemers zich vereenigd in het Gebouw voor kunsten en wetenschappen, tot onderteekening van de oorkonde voor den later te vermelden gedenkpenning. In hetzelfde gebouw was tevens geopend eene tentoonstelling van platen en portretten, afkom stig uit de verzameling van den heer A. J. Nij- land, betrekking hebbende op het geschiedkundig tijdvak van 1576 tot 1581. Te half twee had aldaar de onthulling plaats van een borstbeeld van graaf Jan van Nassau, in gips-afgietsel, vervaardigd door den heer Swillens. Hierbij hield de heer J. W. Schubart een toespraak en werd een kinderkoor gezongen. Te half drie begaf een optocht zich naar het stadhuis, voorafgegaan door het muziekkorps der schutteiij, en samengesteld uit de deelnemers aan het feest en de vertegenwoordigers van verschillende vereenigingen. Deze optocht had ten doel de aanbieding aan het stedelijk bestuur van een gedenkpenning, geslagen bij gelegenheid van dit feest. Van dien penning worden atslagen in goud, zilver en brons aangeboden aan Z. M. den koning, in zilver en brons aan de andere leden van het vorstelijke huis en aan het gemeente-archief van Utrecht in brons aan de deelnemers aan het feest alsmede voor de redactie der Times, die zooveel belangstel ling voor het Uniefeest aan den dag legde, aan de bibliotheken der 4 hoogescholen, aan het insti tuut voor de marine te Willemsoord en aan de militaire akademie te Breda, aan de polytechni sche school te Delft, aan de Société Humismatioue 4 Uit het Italiaansch van morgen. Weldra helderde zijn gelaat op en de uren vlogen zoo snel voorbij, dat het donker begon te worden en de jagers reeds vermoeid waren, toen het arme gejaagde hert hijgend, schuchter en angstig langs een kruispad snelde en een oogenblik bleef stilstaan met den rug naar de laan aan het einde waarvan Robert zich bevond. Het was voor hem het werk van een oogenblik om het dier te zien, zijn paard tot staan te brengen, twee schoten te lossen, de jagers en honden te roepen, vervolgens in gestrekten draf naar het hert toe te rennen, dat, in de zijde en in den kop getroffen, neergezonken was, het af te maken en er de ingewanden uit te halen, waarop men de honden onthaalde. Toen hij het be bloede mes weer in de scheede stak omringden de juichende vrienden hem reeds en wilden hem ij» zegepraal naar het slot dragen; maar hij Beige en aan het archief der stad Gent, als stad van de Pacificatie, uitgangspunt voor de Unie. De afslagen voor den koning zijn in een fraai kistje geplaatst en van een sierlijk album verge zeld. Ook die voor het gemeente-archief bevinden zich in een kistje, waarin tevens de oorkonde der aanbieding gelegen is. De gedenkpenning is vervaardigd aan 's rijks munt en gegraveerd door de beide heeren Menger, le en 2® stempelsnijder aan de munt. De voor zijde stelt het borstbeeld voor van graaf Jan van Nassau, met het omschrift„graaf Jan van Nassau, stichter der Unie van Utrecht," de keerzijde vertoont een leeuw met opgeheven zwaard en de zeven pijlen, omringd door elf sterren, het zinne beeld der tegenwoordige elf provinciën, waarboven het Alziend Oog, met het omschrift „Dankbaarheid. Eendracht, Vrijheid" en de jaartallen 15791879, Met deze drie woorden tot tekst, hield de heer Ruitenschild, predikant bij de N. H. gemeente te Utrecht, bij de aanbieding van den gedenkpenning aan het gemeentebestuur eene toespraak, welke door den oudsten wethouder, den heer De Muralt, bij afwezigheid van dea burgemeester, beantwoord werd. In de Unie-zaal op het stadhuis, waar voor drie eeuwen de onderteekening van het verbond plaats had, hield vervolgens de heer Roëll, lid der tweede kamer, eene zeer belangrijke rede, aan welke tot kenschetsing van dezen nationalen herinneringsdag, hier alleen de volgende zinsneden ontleend worden. „Wat zoude, in den ongelijken strijd tegen Spanje, van ons volk, wat van onze vrijheid, geworden zijn, indien niet in de Unie van Utrecht Ue band ware ge legd, die allengs de verschillende gewesten ver- eenigde tot een gemeenschappelijk verzetdie de pijlen tot een bundel vereenigde; en op die wijze het mogelijk maakte, dat de Nederlandsche vrij heid werd veroverd op den machtigsten staat der wereld? „Daarin uitsluitend ligt de beteekenis, ligt het karakter van de Unie van Utrecht. Wie aan de voortreffelijkheid harer bepalingen op zich zelve, als grondwet van den staat beschouwd, hare schitterende uitkomsten toeschrijft, zoude gevaar loopen, zich niet weinig te bedriegen, want het is veeleer de vraag of niet de bloei van het Neder- landsch gemeenebest werd verkregen in weer wil van, dan wel door dat staatsverband: maar als verbond tegen een gemeenschappelijken vijand, als uitdrukking der overtuiging, dat slechts onderlinge samenwerking tot zelfbehoud leiden kon, daarin lag hare onschatbare, hare niet ge noeg te waardeeren beteekenis, en daarin dus ook de grond der altijddurende erkentelijkheid van een onverbasterd nageslacht jegens hen, die trots stelde er een eer in om zich daarheen te begeven op het vurige ros, dat, terwijl hij afgestegen was, den palfrenier, wien hij het toevertrouwd had, zandruiter had gemaakt. Hjj kreeg de eereplaats aan tafel, er werd herhaaldelijk op zijne gezond heid gedronken en in zijn hart zond hij al die goede wenschen aan Adelina, saamgevat in den éenen wensch om haar gelukkig te maken. Of was hij op dat oogenblik niet de gelukkigste man dien men zich kon voorstellen? Hij was de uitverkoren minnaar der vrouw, die hij zoo lang in stilte bemind had, van die engel van deugd en schoonheid, en smaakte heden nog bovendien het voorrecht van een zegepraal tegen over zijne vrienden, die altijd zoo streelend is voor de mannelijke ijdelheid. Het ontbrak hem noch aan verstand, noch aan geld, noch aan ge zondheid; hij bezat alles waarmede de Satan boven op den berg Christus in verzoeking bracht O, driemaal gelukkige, die hij was! En toch stond achter den stoel, die voor het oogenblik zijn troon was, grijnzend een booze geest, gereed om met éen slag al zijn geluk den bodem in te slaan. Het diner had plaats gehad in een beneden- galerij, naast een groote zaal, waar de gasten later koffie en likeur werden gepresenteerd. In vroegeren tijd, toen de gewoonten onzer voorva deren zoo veel van de onzen verschilden, dat de slotheer in de keuken niet alleen zijne gasten ontving, maar ook zijne vasallen audiëntie ver leende, had die zaal zeker tot keuken gediend. Zij strekte zich wel veertien el in de lengte en gevaren en moeielijkheden, trots tegenwerkingen miskenning, door de Unie van Utrecht, door het „Eendracht maakt macht," na tachtigjarigen strijd óns onafhankelijk volksbestaan hebben gevestigd en tot stand gebracht. „Wanneer wij de schijnbaar zoo efien oppervlakte van ons tegenwoordig volksbestaan eens doorzien, hoeveel verslappende tweedracht, hoeveel elemen ten van ontbinding wellicht zelfs, zouden wij aantreffen, die ons den blos der schaamte tegen over ons*voorgeslacht naar de kaken joegen! „Geen doodsche eenstemmigheid voorwaar, die alle uitingen van individualisme onderdrukt, past een vrijheid-lievend volk; strijd van meeningen is een voorwaarde voor levenskracht; gewettigde naijver in de bevordering van hetgeen men goed denkt en edel, een onmisbaar vereischte voor vooruitgang op elk gebied; maar wanneer zich weder eens donkere wolken over ons vaderland samenpakten en het leven van kleine natiën is inderdaad niet geheel onbezorgd zouden wij dan weder geneigd zijn om ter handhaving van vrijheid en onafhankelijkheid onze verschillen op zijde te zetten, en van onze vaderlandsliefde op andere wijze dan door klanken te getuigen „Ik stel deze vraag, haar beantwoorden doe ik nietieder kan zelf het antwoord daarop vinden, door de hand in eigen boezem te stekenmaar dit weet ik welindien wij de geschiedenis juist die, welke wij op dit oogenblik herdachten niet bij onze thuiskomst als een gesloten boek weder ter zijde stellen, indien wij daarin een spiegel willen zien voor de toekomst, dan zal de spreuk, waarvan de Unie van Utrecht de uit drukking was, steeds met blinkende letteren in ons verstand en ons hart beiden zijn gegrift: „Eendracht maakt macht." Op het Lucas-bolwerb had des middags eene muziek-uitvoering plaats. Een feestmaal werd door de deelnemers gehou den, waar niet alleen vele toosten werden inge steld, maar ook het besluit genomen werd om te beraadslagen over de middelen tot oprichting van een standbeeld van graaf Jan van Nassau. De heer Nijland bood daarvoor dadelijk f 100 aan. Des avonds had in Tivoli het volksfeest plaats, voor eene dichte menigte en door fraai weder begunstigd. Het bestond uit eene muziek-uitvoe ring, gedeeltelijk in den tuin en in de groote zaal, benevens voorstelling van de volgende ge schiedkundige beelden a. De Unie. b. Kunsten en Wetenschappen, c. Handel en Zeevaart, d. De vijf werelddeelen. e. De Oorlog, f. De Vrede. Brieven verzonden van het postkantoor te Middelburg, gedurende de 2de helft der maand tien el in de breedte uitmet drie vensters tot op den grond, die toegang tot het park verleen den. Aan den eenen wand tusschentwee deuren, die door den tijd en den rook de kleur van ebbenhout hadden gekregen, verhief zich de schoorsteen, die zoover vooruit stak als het dak van een hut, waaronder gemakkelijk zes personen naast elkander konden staan. Het plafond en de wanden waren beschilderd en met gothische ornamenten versierd en tegenover den haard bevonden zich ouderwetsche stoelen met lederen zittingen. Midden in stonden twee lange massieve tafels met groene kleeden, waarop meer dan éen akte gepasseerd, meer dan een proces-verbaal geteekend was. Op een daarvan had men voor deze gelegenheid al de merkwaardigste voorwerpen uit de rijke bibliotheek neergelegdhandschriften, boekwerken en platen over de jacht, over wapen- en rijkunst. Op de andere lag een volledige verzameling spelen, van het eenvoudigste lotto tot het inge wikkelde schaakspel en het onschuldige damspel naast de verderfelijke kaarten. Op elke tafel stonden vier bronzen kandelabers met verscheiden lichten en hier en daar prijkten er nog op de kleine tafeltjes; maar met dat al was het nog donker in de zaal met die sombere muren en zwarte deuren. Evenals 's morgens op de jacht hadden ook nu de gasten zich in twee partijen verdeeld de spelers hadden plaats genomen aan de vier hoeken der eene tafel; terwijl de lief hebbers van boeken en platen zich om de andere Augustus 1879, geadresseerd aan onbekende per sonen J. de Vries, AmsterdamBehage, BredaJ. Sonius, Grijpskerke D. Stoffels, KralingenB. Schuit, LeidenJ. Geluk, OudvosmeerW. Dalman, Breskens; J. Butheimer, Andernach. De minister van waterstaat enz., verwittigt in de St. Ct. de belanghebbenden dat, tengevolge eener vertraging, welke de op 12 dezer uit Nederland verzonden brievenmaal naar N. L, buiten den dienst der Nederl. posterijen heeft ondervonden, die brievenmaal de aansluiting op de Britsche pakketboot te Brindisi heeft gemist. De bedoelde brievenmaal zal alsnu worden ver voerd met de Fransche pakketboot, welke den 23en -ezer uit Napels vertrekt. Naar het Vaderland verneemt, heeft de heer jhr. G. F. van Tets voor de betrekking van commissaris des konings in de provincie Noord- Holland bedankt. In het Utr. Dagblad wordt door een geleerde verzekerd, dat de verkiezings-quaestie van den heer Du Tour van Bellinchave, eigenlijk dood eenvoudig kan worden opgelost. Die geleerde verhaalt namelijk, dat hij op 10 Juni door onge steldheid verhinderd was te stemmen, doch wel aan de herstemming deel nam. „Zijn er," vraagt hij, „wellicht nog vier andere kiezers in deze of eene andere gemeente te vinden, die, om eene of andere reden bij de eerste ver kiezing belet of nalatig, maar bij de herstemming uit plichtbesef opgekomen, hunne stem evenals ik op den heer Du Tour hebben uitgebracht, zoo is de meerderheid van vijf stemmen geheel onafhankelijk van de onregelmatigheid te Har- melen voldoende geconstateerd en de toelating van den gekozen afgevaardigde niet te betwisten." De geleerde, die aldus schrijft zonder er aan te denken dat zijn stem evenmin als die der vier (eigenlijk vijf) andere kiezers dubbel telt, en dat bovendien hetzelfde op den anderen candi- daat, den heer Bastert, kan toepasselijk zijn is de oud-hoogleeraar Vreede. {Hbl.) VEBBETEKIHG. In de meeste nommers der oplaag van ons vorig nommer is eene fout begaan in den 4en regel van de noot onder den staat der gasprijzen, in 30 gemeente-gasfabrieken. Bij de correctie is namelyk het woord deelingen uitgevallen waardoor de zin onverstaanbaar wordt. Men leze dus „De in de laatste kolom vermelde sommen zijn de quotiënten van 27 deelingen." schaarden en naar hartelust al die schatten be wonderden. Drie of vier gasten waren met den slotheer voor den haard blijven zitten met de voeten op de vooruitstekende ijzers, waarachter een vroolijk haardvuur knetterde. Daaronder bevond zich ook Robert en hij was de eenige die niet nog een groot gedeelte van den volgendendag bleef om het kasteel en de omstreken te bezich tigen gedachtig aan zijne belofte aan Adelina, had hij zich verontschuldigd, onder voorwendsel dat dringende bezigheden hem naar de stad terug riepen en hij dus vroeg in den ochtend moest vertrekken. Daar deelde de gastheer hem het een en ander over de geschiedenis van het slot mede. Eerst sprak hij van een zekeren graaf Guido die gehuwd was geweest met eene prinses uit het huis d'Este en vertelde dat het huis te haren behoeve vergroot en verfraaid was, daarna liet hij den platten grond van het gebouw zien en legde hem uit hoe de kamers gelegen waren, waarop Robert vroeg „En wat ia hierboven?" „Boven deze zaal is er nog zoo een, even lang en breed, maar veel hooger, die ik altijd de „portrettenzaal" heb hooren noemen. Daar zijn er wel vierhonderd, van de geharnaste ridders uit de middeleeuwen af tot de saletjonkers uit de vorige eeuw van de deftige en stijve burcht vrouwen met lange vlechten of loshangende haren, waarop de feodale kroon rust, tot mijn gepoederde grootmoeder met zwarte moesjes op het gelaat

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1879 | | pagina 1